RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 1238

Bijlage Transactiebesluit 1994/Besluit OM-afdoening

Bijlage Transactiebesluit 1994/Besluit OM-afdoening, Stcrt. 2011, nr. 23 549.

De Wet OM-afdoening stelt voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging. Hieronder nieuwe (wellicht) relevante vaststelling het transactiebesluit die relevant kunnen zijn voor de reclamerechtpraktijk.  

het tentoonstellen van voorwerpen, maken van reclame of propaganda

lid 1g Besluit personenvervoer 2000

€85

het verspreiden van drukwerken (uitsluitend handelsreclame)

lid 1g Bp 2000

€85

als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids voor publiek optreden op of aan door de burgemeester aangewezen (gedeelte van een) weg, waar dit niet is toegestaan

Plaatselijk geldende verordening

€170

zonder vergunning of anders dan de daarin gestelde voorwaarden, de weg of een weggedeelte gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan (bijv.: terrasverbod, reclameborden)

Plaatselijk geldende verordening

€220

Plaatselijke geldende verordening een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken 

Plaatselijk geldende verordening

€170

 

RB 1237

Reclamecampagne gewoon doen!

Rechtbank Rotterdam 23 november 2011, LJN BU9597 (My Dream Music B.. tegen Nederlandse Energie Maatschappij)

Contractrecht. Exhibitieplicht, rechtmatig belang, afschrift niet-bestaande stukken? Afspraken over reclamecampagne waarin de dubbele betekenis van de pay off "Gewoon doen!" maximaal uit te nutten door gebruik te maken van twee personages ("HET symbool van het 'gewone' Nederlandse volk en vrouwelijke medewerkster van NLEnergie in de Frans Bauer-spots). Er is een duurovereenkomst van 24 maanden met een escapeclausule. De mediakosten mogen niet boven de €100 per huishouden komen.

Ex artikel 843a Rv wordt gevorderd opgave te doen van wijze van berekenen van de mediakosten. My Dream Music wil inzicht krijgen in de mediakosten en de ontwikkeling daarvan gedurende de looptijd van de overeenkomst om de rechtmatigheid van de opzegging van deze overeenkomst door de Nederlandse Energie Maatschappij te toetsen. My Dream Music wil voorts inzicht krijgen in de mediakosten en de ontwikkeling daarvan gedurende een periode van een jaar voorafgaand aan de overeenkomst, omdat uit de thans door de Nederlandse Energie Maatschappij aan My Dream Music overgelegde overzichten blijkt dat de mediakosten per nieuw geworven huishouden gedurende die periode niet, zoals in het dealmemo is vermeld, € 60,00 bedroegen maar veel meer. Dat brengt mee, aldus My Dream Music, dat de Nederlandse Energie Maatschappij haar bij het aangaan van de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Samenvattend zal de rechtbank een comparitie van partijen gelasten.

4.11.  Samenvattend zal de rechtbank een comparitie van partijen gelasten, waarbij de volgende onderwerpen ter sprake zullen komen:
1. Welke stukken behoeft My Dream Music om haar rechtspositie te bepalen in de onder 4.5 bedoelde zin en – in het verlengde daarvan – in hoeverre heeft My Dream Music daarbij een rechtmatig belang? Meer in het bijzonder zal daarbij aan de orde komen of My Dream Music een rechtmatig belang heeft bij het opvragen van de adresspecificaties van de nieuw geworven huishoudens.
2. Betekent het verweer van de Nederlandse Energie Maatschappij dat zij niet is gehouden een opgave van de mediakosten en een overzicht van de nieuw geworven huishoudens te verstrekken dat meer dan de thans gevraagde stukken moeten worden overgelegd, opdat My Dream Music zelf die opgave resp. dat overzicht kan opstellen?
3. Op welke wijze moet inzage worden verschaft in de gevraagde stukken en/of welke alternatieven zijn er ten opzichte van inzage? 

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

RB 1236

Kwader trouw: terwijl het een receptgeneesmiddel is

WIPO 2 december 2011, zaaknr. D2011-1792 (Hoffman-La Roche AG tegen Flee Ventures)

Receptgeneesmiddelen en domeinnamen.

In't kort: inzake cheapvaliumforsale.com doet de merkenrechthouder een beroep op haar registratie van het merk VALIUM en de bekendheid van haar merk (if not notorious). Miljoenen mensen gebruiken dit medicijn en het is verslavend, zoals ook op de website wordt vermeld. Met name omdat er sprake is van een heel sterk kwade trouw-element, omdat het medicijn zou worden aangeboden zonder recept, terwijl het een receptgeneesmiddel is, wordt de domeinnaam overgedragen.

In light of the large amount of domain dispute cases where the disputed domain name consists of a pharmaceutical product only to be sold with prescription, the Panel concurs with the following statement by the Panel in F. Hoffmann-La Roche AG v. Private Whois buyvaliumdiazepam.org, WIPO Case No. D2011-1463:

Lastly, in the Panel’s opinion, the fact that supposedly authentic VALIUM drugs are offered for sale online without prescription is to be regarded as an additional factor revealing bad faith in the use of the disputed domain name…

RB 1235

Noot Essent/NLEnergie

Noot CVB 25 maart 2011, dossiernr. 2011/00075 (Essent/NLEnergie) m.nt. EHH in IER november 2011-5, p. 475-480.

Met dank aan Ebba Hoogenraad, Hoogenraad & Haak advertising + IP advocaten
In navolging van RB 765. Misleidende vergelijkende reclame over prijzen. Geen bewijssuggestie dat Essen ten gevolge van de overname de prijzen heeft verhoogd. Geen strijd met art. 8.2 aanhef en onder d want geen onjuiste informatie over eigen product. Wel strijd vereisten professionele toewijzing ex art. 7 NRC. De term ´de goedkoopste´ is een vergelijking ter opzicht van alle concurrenten, niet slechts ten opzicht van Essent, mede door overtreffende trap (goedkoopste) in plaats van vergrotende trap (goedkoper). Printreclame: op zichzelf toelaatbaar dat adverteerder goedkope aanvangsprijzen. Vereisten voor objectieve prijsvergelijking art. 13 aanhef en onder c NRC. Duidelijk maken klanten over beperkingen in tarief. Strijd met art. 13 aanhef en onder c. Tevens misleiding. Geen discriminatie. Uitspraak onder aandacht breed publiek gebracht.

RB 1234

Onduidelijk aanbod: Bierviltje of kleurplatengids?

Kantonrechter Rechtbank Groningen 23 november 2011, LJN BU9268 (Firma Q tegen Easycom b.v.)

Advertentieplaatsing, telefonisch geen overeenkomst, geen voldoende duidelijk aanbod.

Firma Q. heeft pas negen maanden na dato haar beklag gedaan. Die klacht is daarmee tardief. Er is geen sprake van agressieve verkooptechnieken, de advertentiecampagne heeft natuurlijk wel commerciële waarde. Het ging echter over een advertentie in een kleurplatengids ten behoeve van een goed doel voor in een ziekenhuis opgenomen kinderen. Medewerker was niet bevoegd om alleen overeenkomste met waarde hoger dan €2.268,90 aan te gaan die Firma Q kunnen binden. Subsidiair: de overeenkomst is nietig wegens strijd met de goede zeden of openbare orde. Meer subsidiair: er is geen rechtsgeldige overeenkomst vanwege een discrepantie tussen wil en verklaring:  Zou zij hebben geweten dat het ging om advertentieplaatsingen op bierviltjes dan zou zij die fax ook nimmer hebben geretourneerd.

5..3 Het meest verstrekkende verweer is dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen nu noch over de inhoud van de prestatie, advertentieteksten op bierviltjes, noch over de wijze van invulling van de verspreiding tevoren voldoende duidelijkheid is verstrekt. Uit de "Plaatsingsopdracht" is naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans niet voldoende duidelijk, op te maken dat Firma Q. zich hiermee verbindt tot het in haar opdracht door Easycom laten vervaardigen van bierviltjes met daarop advertentieteksten.
Uit de verklaring van X. is evenmin op te maken dat in het telefoongesprek voldoende duidelijk is doorgenomen waartoe Firma Q. zich verbond en wat Easycom precies zou doen. Niet gesteld is dat die medewerker ter zake van het telefoongesprek nog meer of andere mededelingen zou kunnen doen dan in die verklaring is opgenomen. Al om die reden wordt ook niet aan bewijslevering toegekomen.
Firma Q. vindt dat de enkele vermelding "Verspreiding: regionaal" evenmin voldoende duidelijkheid geeft. De kantonrechter onderschrijft dat Easycom met die omschrijving eveneens onvoldoende duidelijkheid heeft geboden omtrent de aard en omvang van de door haar uit te voeren prestatie.

5.4 Nu aard en inhoud van de kennelijk door Easycom beoogde overeenkomst zich bepaald niet zonder meer niet uit de plaatsingsopdracht laten vaststellen, is er geen sprake van een voldoende duidelijk omschreven en bepaald aanbod. Easycom heeft ook zelf gesteld dat zij schriftelijk contracteert. Easycom benadert ongevraagd telefonisch klanten. Zij zal hebben te staan voor onduidelijkheden en eventuele misverstanden die daardoor kunnen ontstaan en daarvan het risico hebben te dragen.
Weliswaar dient ervan te worden uitgegaan dat opposante sub 5 de fax heeft ondertekend en geretourneerd maar gelet op dat onvoldoende duidelijke aanbod, kan niet worden geconcludeerd dat wilsovereenstemming tussen partijen bestond en dat daarmee tussen partijen een overeenkomst is ontstaan.

RB 1233
RB 1232

De beste scheerbeurt

Rechtbank 's-Gravenhage 22 december 2011, KG ZA 11-1312 (The Gillette Company tegen Energize Group/Wilkinson Sword GmbH)

Met gelijktijdige dank aan Tobias Cohen Jehoram, Thomas Conijn en Maurits Jan Voogt , De Brauw Blackstone Westbroek

Reclamerecht. Merkenrecht. Vergelijkende reclame. Claims. Zowel Gillette (MACH en MACH3) als Enigizer Group / Wilkinson (HYDRO3 en HYDRO 5) zijn producenten van scheersystemen voor natscheren. Wilkinson gebruikt de tekst "scheert BETER dan MACH 3" en "de BESTE SCHEERBEURT voor je HUID" op haar producten [zie afbeelding].

Uit marktonderzoek blijkt nog niet dat de claim "de BESTE SCHEERBEURT voor je Huid" door respondenten wordt opgevat als een daadwerkelijk op waarheid gebaseerde vergelijking en ook niet als een – niet serieus te nemen – overdrijving. Omdat dit niet als productclaim, maar als de puffery claim c.q. slogan wordt aangemerkt, is vermelding van deze tekst geen vergelijkende reclame en dus evenmin misleidend. De claim "scheert BETER dan MACH 3" wordt niet op een voor de consument inzichtelijke wijze kenbaar gemaakt en dus is de vordering inzake deze claim toewijsbaar. De vordering merkinbreuk wordt toegewezen voor wat betreft ongeoorloofde vergelijkende reclame.

Wilkinson staat op de verpakking en daarom zijn de vorderingen ten opzichte van haar ook toewijsbaar. Het verbod beperkt zich tot Nederland.

4.3. Nu voorshands niet aannemelijk is geworden dat de tekst “de BESTE SCHEERBEURT voor je HUID” door het publiek wordt opgevat als een productclaim, is deze tekst aan te merken als puffery claim c.q. een slogan. De vermelding daarvan op haar verpakking, dan wel in haar point-of-sale reclame, is Wilkinson toegestaan nu deze niet is aan te merken als vorm van vergelijkende reclame. Om dezelfde reden is de reclame evenmin misleidend in de zin van artikel 6:193b lid 1 en 3 jo. 6:193c en 6:194 BW, zodat de vorderingen van Gillette ten aanzien van deze reclamezin zullen worden afgewezen.

4.6 *(...) Er wordt op de verpakking nergens duidelijk gemaakt dat het deze punten zouden zijn waarop de HYDRO 3 beter scoort dan de MACH 3 en de gemiddelde consument zou dit er dan ook niet uit afleiden.

4.7 (...) De onderbouwing van de claim moet bovendien zien op de prestaties van de vergeleken producten in de praktijk omdat dit ook de wijze is waarop de claim door de gemiddelde consument zal worden opgevat. Voorshands oordelend is Wilkinson daarin met voornamelijk verwijzingen naar de theoretische voordelen, zoals die zouden blijken uit de door haar overgelegde onderzoeken, in aanmerking genomen de resultaten van de onderzoeken van de onafhankelijke consumentenorganisaties StiWa en Que Choisir, niet geslaagd.

4.8 4.8. Een en ander leidt tot de voorlopige conclusie dat Wilkinson de producten HYDRO 3 en MACH 3 niet op objectieve en controleerbare wijze met elkaar vergelijkt, zodat de vergelijkende reclame die zij met de claim maakt alleen al daarom ongeoorloofd is. Daarnaast geldt dat zij, gelet op de daartegen ingebrachte rapporten van Gillette, voorshands haar claim onvoldoende kan onderbouwen. In ieder geval zijn de gronden van haar claim naar voorlopig oordeel niet op een voor de consument inzichtelijke wijze kenbaar gemaakt, ook niet door de informatie op de achterkant van de verpakking. De vordering van Gillette ten aanzien van de claim “scheert BETER dan MACH 3” zal derhalve worden toegewezen zoals in het dictum bepaald.

4.9. Nu voorshands vaststaat dat Wilkinson op ongeoorloofde wijze vergelijkende reclame maakt, is het gebruik van de aanduiding ‘MACH (3)’ eveneens merkgebruik dat in strijd is met het verbod geformuleerd in artikel 9 lid 1 sub a GMVo. Of het merkgebruik ook in strijd is met artikel 9 lid 1 sub c GMVo kan bij deze stand van zaken in het midden worden gelaten. De vordering tot een verbod op merkinbreuk zal derhalve eveneens worden toegewezen, doch nadrukkelijk beperkt tot gebruik van het merk in de ongeoorloofde vergelijkende reclame als in dit geding door Gillette bestreden. 4.10. De vorderingen zijn, anders dan Wilkinson heeft aangevoerd, eveneens toewijsbaar ten opzichte van Wilkinson Sword. Op de verpakking staat (uitsluitend) Wilkinson Sword als verantwoordelijke fabrikant genoemd zoals blijkt uit de rood omkaderde tekst in onderstaande foto van de zijkant van de verpakking.

4.11. Het verbod tot onrechtmatig handelen zal worden beperkt tot Nederland, zoals door Wilkinson aangevoerd nu deze een nationaal rechtelijke grondslag heeft. Het merkinbreukverbod zal daarentegen, zoals gevorderd, jegens beide gedaagden pan-Europees worden toegekend. In dit kader stelt de voorzieningenrechter voorop dat zijn bevoegdheid niet is betwist, zodat er ingevolge HvJ EU in DHL/Chronopost1 in beginsel is uit te gaan van een pan-Europees verbod. Er is namens Wilkinson niet gesteld noch is anderszins gebleken dat de merkinbreuk zich beperkt tot het grondgebied van Nederland of dat één van de uitzonderingsituaties als voorzien door het HvJ EU in DHL/Chronopost zich voordoet. Teneinde executiegeschillen te voorkomen wordt overwogen dat het merkinbreukverbod zich niet uit zal strekken tot gebruik in de ongeoorloofde vergelijke reclame in andere talen dan het Nederlands. In de procedure zijn door Gillette immers uitsluitend de Nederlandse teksten aan de orde gesteld, terwijl er over sommige andere taalversies in andere Europese landen procedures zijn of worden gevoerd, waaronder Frankrijk en Duitsland, zodat ervan uit is te gaan dat het gevraagde verbod als beperkt tot de in het Nederlands gestelde tekst moet worden opgevat.

RB 1231

Puzzelvertier advertentie-overeenkomst

Kantonrechter Rechtbank Zwolle-Lelystad 29 november 2011, LJN BU8826 (gemachtigde Direct Incasso B.V. tegen museumbeheerder)

Civiel overig. Advertentie-overeenkomst. Geen op het sluiten van een tweede overeenkomst gerichte wil aangenomen. Geen bescherming van vertrouwen bij advertentieverkoper, gelet op de kennelijk bewuste handelwijze om in de eerste opdrachtbevestiging een fout te verwerken en na reactie daarop een tweede opdrachtbevestiging te zenden die op een andere advertentie ziet.

8. Op basis van de stukken en het ter comparitie tussen partijen gevoerde debat is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat ten aanzien van het plaatsen van een advertentie in ‘PuzzelVertier’ bij [GEDAAGDE PARTIJ] geen sprake was van een op het sluiten van een overeenkomst gerichte wil. Daartoe is het volgende van belang.

8.1. [GEDAAGDE PARTIJ] heeft ter comparitie onweersproken gesteld dat [EISENDE PARTIJ] haar, in de persoon van [S], telefonisch heeft voorgesteld om vier keer een advertentie te plaatsen in ‘een boekje voor een goed doel’ voor een bedrag van € 999,00 en dat [S] daarop te kennen heeft gegeven dat [GEDAAGDE PARTIJ] nooit advertenties plaatst voor een bedrag van meer dan € 250,00. Onweersproken heeft [S] ook aangevoerd dat hij niet gemachtigd is om voor [GEDAAGDE PARTIJ] verplichtingen aan te gaan voor bedragen groter dan € 300,00. Partijen hebben uiteindelijk afgesproken dat de betreffende advertentie eenmalig geplaatst zou worden. Vast staat dat [EISENDE PARTIJ] naar aanleiding van dit telefoongesprek op 2 april 2010 een opdrachtbevestiging aan [GEDAAGDE PARTIJ] heeft gezonden voor ‘plaatsing van een advertentie in ‘KleurVertier’ (kleurwedstrijd voor kinderen)’. In het afgedrukte voorbeeld van de advertentie zoals die door [EISENDE PARTIJ] zou worden geplaatst, stond een foute postcode vermeld. [GEDAAGDE PARTIJ] heeft toegelicht dat zij de opdracht heeft geaccordeerd en teruggestuurd, met daarbij de vermelding dat de postcode onjuist was. Voldoende aannemelijk is geworden dat [GEDAAGDE PARTIJ], toen zij op 14 april 2010 wederom een opdrachtbevestiging toegestuurd kreeg met daarin de juiste postcode, in de veronderstelling verkeerde dat de inhoud daarvan dezelfde was als die haar op 2 april 2010 was toegestuurd, namelijk plaatsing van een advertentie in ‘KleurVertier’, alleen nu voorzien van de juiste postcode. Daarbij is van belang dat, zoals tijdens de comparitie onweersproken is gesteld, voorafgaand aan deze toezending niet opnieuw telefonisch contact tussen [EISENDE PARTIJ] en [GEDAAGDE PARTIJ] heeft plaatsgevonden en dat [EISENDE PARTIJ] evenmin op andere wijze aan haar duidelijk heeft gemaakt dat het om een andere opdracht, namelijk plaatsing van een advertentie in ‘PuzzelVertier’, ging. Het voorgaande brengt de kantonrechter tot het oordeel dat [GEDAAGDE PARTIJ] door de handelwijze van [EISENDE PARTIJ] in de waan is gebracht dat zij, door ondertekening van de opdracht voor ‘PuzzelVertier’ alsnog tekende voor advertentieplaatsing in ‘KleurVertier’. Waar het gaat om ‘PuzzelVertier’ is dan ook geen sprake geweest van een op het sluiten van een overeenkomst gerichte wil.

9. De vraag of [EISENDE PARTIJ] de ondertekening van de tweede opdrachtbevestiging onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht opvatten als instemming met advertentieplaatsing in ‘PuzzelVertier’ moet ontkennend worden beantwoord. [EISENDE PARTIJ] heeft ter zitting niet weersproken dat tijdens het eerste telefoongesprek is afgesproken dat één advertentie geplaatst zou worden, namelijk een advertentie in ‘KleurVertier’, en dat zij [GEDAAGDE PARTIJ] na dat eerste gesprek niet opnieuw heeft benaderd voor het plaatsen van een advertentie in ‘PuzzelVertier’. Als [EISENDE PARTIJ] vervolgens een verbeterde advertentie toestuurt, afgedrukt op een opdrachtbevestiging die identiek lijkt aan de eerste, maar waarop enkele gegevens zijn gewijzigd, dan kan zij de ondertekening daarvan redelijkerwijs niet opvatten als een uiting van de wil van [GEDAAGDE PARTIJ] gericht op advertentieplaatsing in ‘PuzzelVertier’. De kantonrechter kan zich ook niet aan de indruk onttrekken dat [EISENDE PARTIJ] opzettelijk de werkwijze hanteert van het sturen van twee afzonderlijke opdrachtbevestigingen met een tussenpoos van minder dan twee weken, waarbij in de eerste opdrachtbevestiging een fout in de advertentie zit en dat [EISENDE PARTIJ] met deze handelwijze probeert te bewerkstelligen dat de opdrachtgever met de bevestiging voor de tweede opdracht in de veronderstelling verkeert akkoord te verlenen voor de eerste gecorrigeerde opdracht. Opvallend is in elk geval dat [EISENDE PARTIJ] vaker een identieke handelwijze blijkt te volgen (zie het vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden d.d. 9 september 2011, LJN BT2369).

10. Gelet op het bovenstaande moet worden geoordeeld dat ten aanzien van het plaatsen van een advertentie in ‘PuzzelVertier’ geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.

RB 1230

100% groene energie

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00872 (GreenChoice 100% groene energie)

Een advertentie in De Telegraaf van 2 september 2011 met als kop: “Greenchoice de enige energieleverancier van 100% groene energie”. Echter de claim “100% groen” kan niet worden waargemaakt. Greenchoice zegt op haar website de CO2-uitstoot te compenseren, maar dat is niet 100% groen. De Commissie wijst klacht af voor wat betreft groene stroom, maar doet aanbeveling voor wat betreft de gaslevering op basis van art. 2 en 3 Milieu Reclame Code.

De mededeling “100% groene energie” moet worden aangemerkt als een milieuclaim in de zin van artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC). Krachtens artikel 2 MRC mogen milieuclaims geen mededelingen bevatten waardoor de consument misleid kan worden over milieuaspecten van het aangeprezen product. In artikel 3 MRC is bepaald dat een milieuclaim aantoonbaar juist dient te zijn, waarbij de bewijslast op de adverteerder rust en zwaardere eisen aan het bewijsmateriaal worden gesteld naarmate de milieuclaim absoluter is geformuleerd.

 
Stroom wordt gekwalificeerd als groene stroom indien bij het opwekken ervan gebruik wordt gemaakt van duurzame bronnen zoals wind, waterkracht, zon en biomassa. Blijkens het bij het verweer overgelegde stroometiket levert Greenchoice uitsluitend groene stroom. Met betrekking tot de geleverde stroom is de claim “100% groen” derhalve juist.
 
Naar het oordeel van de Commissie is dat niet het geval voor zover de claim “100% groen” betrekking heeft op het door Greenchoice geleverde gas. Voor gas bestaat nog geen formele, als zodanig gecertificeerde, groene variant. Greenchoice noemt het gas groen omdat – blijkens het overgelegde stroometiket 2010 – 0,03% bestaat uit biogas en 99,97% uit gas waarvan de CO2-uitstoot, die wordt veroorzaakt door het gebruik van aardgas, wordt gecompenseerd. Naar het oordeel van de Commissie is het gebruik van de absolute claim “100% groen” voor een situatie waarin sprake is van CO2-gecompenseerd aardgas met, aldus Greenchoice in de bijlage bij het verweer, als “Resultaat: minimale impact op klimaat, nl geen nadelige invloed op balans aan broeikasgassen”, niet juist. Hieruit kan immers worden afgeleid dat CO2-gecompenseerd gas niet geheel onschadelijk is voor het milieu en met name het klimaat. 
 
Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de absolute claim “100% groene energie”
in strijd met het bepaalde in de artikelen 2 en 3 MRC.

RB 1229

Imperial Tobacco Blauw

College van Beroep 15 december 2011, dossiernummer 2011/00784 (Imperial Tobacco uiting voor Drum Blauw)

Met samenvatting van Carja Mastenbroek, DLA Piper. 

Aanbeveling bevestigd met wijziging van gronden.

De bestreden reclame-uiting betreft de verpakking van Drum Blauw waarop de tekst voorkomt: "Je hebt nu originele Drum in handen. Puur en vers! Je ruikt 't al bij het openmaken, voelt 't bij het rollen en proeft 't bij het opsteken. Geef je eigen draai aan de excellente blende van goudgele Virginia-, diepbruine Kentucky-, en kruidige Orient tabak. Geniet van het enige echte origineel."

Volgens klaagster is reclame voor tabak verboden, en wordt de verplichte gezondheidswaarschuwing op de verpakking ondermijnd door deze aanprijzende tekst. Imperial stelt dat het reclameverbod uit artikel 5 Tabakswet niet geldt voor de verpakking van het product, en dat de tekst pas zichtbaar is nadat een consument het pakje heeft aangeschaft en geopend. Voorts zou de tekst betrekking hebben op (de kwaliteit van) het product Drum zelf, en wordt niet gesuggereerd dat Imperial roken aanmoedigt. 

De Commissie begrijpt uit de Nota van wijziging bij de Tabakswet is bedoeld om verpakkingen van tabaksproducten uitgezonderd is van het verbod om reclame te maken, en dat dit betekent dat verpakkingen (die op zichzelf voldoen aan de ruime definitie van reclame in de Tabakswet) niet geheel verboden konden worden, en niet dat het toegelaten zou zijn om de pas na opening van het pakje zichtbare achterzijde van de verpakking te gebruiken als zelfstandige drager van een reclame-uiting als de onderhavige.

Voor zover de reclame toch toegelaten zou zijn, overweegt de Commissie nog (ten overvloede) dat artikel 5.1 van de in dat geval van toepassing zijnde Reclamecode voor Tabaksproducten ("RvT") bepaalt dat reclame het gebruik van tabaksproducten of het beginnen met dit gebruik niet mag stimuleren, noch het matig gebruik ervan tot voorbeeld stellen of bagatelliseren. Volgens de Commissie houdt de bestreden uiting een zodanige aanprijzing van het product in, dat deze het gebruik van dit product of het beginnen met dit product stimuleert. Indien de CvT van toepassing was, dan zou de reclame daarmee in strijd zijn.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC (jo artikel 5 Tabakswet). Aanbeveling om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Imperial meent dat de Commissie niet tot dit oordeel had kunnen komen. De bestreden uiting gaat het kader, om rokers in staat te stellen onderscheid te maken tussen de verschillende tabaksproducten, niet te buiten. De uiting is niet bedoeld om niet-rokers over te halen om te gaan roken, maar om de merkwaarden te communiceren naar klanten. Andere fabrikanten gebruiken vergelijkbare teksten. Uitingen op de verpakkingen zijn op grond van artikel 5 Tabakswet vrijgesteld; het maakt daarom ook niet uit waar de tekst staat. Juist het feit dat de tekst pas zichtbaar is na het kopen, stimuleert de tekst niet-rokers niet om te gaan roken, en bovendien is de tekst zo opgesteld dat een roker hooguit blijft kiezen voor Drum Blauw in plaats van een concurrerend product. De uiting is dus ook niet in strijd met 5.1 RvT.

Volgens het College is elke presentatie die verder gaat dan de reguliere presentatie van een tabaksproduct verboden. Dit betreft echter wel gesloten verpakkingen. De verpakking van Drum Blauw valt niet onder het verbod uit de Tabakswet, omdat de tekst pas leesbaar is na kopen van het product, en na opening van de sluiting (dit besluit zij na lezing van het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2011, LJN BS8874, "Agio vs. de Staat").

Echter, op grond van artikel 5.1 RvT mag reclame gebruik of het beginnen met gebruik van tabaksproducten niet stimuleren. De tekst zelf is volgens het College echter wel stimulerend, en verdergaand dan het onderscheiden van het product Drum Blauw van andere producten. Gezien de ruime definitie van reclame, vallen ook mededelingen op een dergelijke plek onder deze definitie. De roker ziet de tekst elke keer dat hij de verpakking opent, en niet-rokers kunnen er ook kennis van nemen.

Daarom luidt de conclusie dat de beslissing van de Commissie wordt bekrachtigd, voor zover zij de uiting in strijd met artikel 5.1 RvT heeft geoordeeld. Zij beveelt Imperial alsnog aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het College komt dus tot hetzelfde oordeel als de Commissie, maar dan op andere gronden. Hoewel de uitkomst acceptabel is, is het de vraag of uit het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2011 volgt dat het verbod om verder te gaan dan de reguliere presentatie, de binnenkant van de verpakking niet raakt.