Kruiwagens en elektrische fietsen
Vzr. Rechtbank Roermond 5 januari 2012, KG ZA 11-250 (Van Cranenbroek tegen Itek)
Met dank aan Laurens Thissen, Adelmeijer Hoyng Advocaten.
Misleidende mededeling. Van Cranenbroek houdt zich bezig met de verkoop van een divers assortiment voor tuininrichting en -onderhoud en sindskort ook elektrische fietsen. Itek biedt fietsen en sindskort tuin- en sportartikelen aan in Nederland en België.
In dit kort geding over misleidende mededelingen is de vraag aan de orde of gedaagde ITEK (voldoende) kruiwagens en electrische fietsen in voorraad had waarmee ITEK in haar folder had geadverteerd. Vorderingen tot o.a. verbod en rectificatie worden afgewezen.
Kruiwagens:
4.7 De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van het vorenstaande vooreerst dat Itek niet heeft aangeboden een Fort maïskruiwagen, maar een mäiskruiwagen van 170 liter met een polyethyleen bak en een gegalvaniseerd onderstel. Het mag zo zijn dat de bij de advertentie geplaatste foto identiek is aan de (eerder door Van Cranenbroek aangeboden) maïskruiwagen van het merk Fort, maar uit dat enkele feit kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet afgeleid worden dat de aanbieding enkel om die reden betrekking had op een Fort kruiwagen: niet aannemelijk is dat bij het publiek door de foto in de folder de indruk werd gewekt dat de advertentie betrekking had op een kruiwagen van dat specifieke merk. Dit klemt te meer nu er geen (herkenbare) merktekens op de foto van de kruiwagen zichtbaar zijn. Dat er sprake zou zijn van een zogenaamd "lokkertje", waarbij wordt geadverteerd met een merkproduct dat niet in voorraad is, zoals Van Cranenbroek lijkt te suggeren, acht de voorzieningenrechter dan ook niet aannemelijk. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de stelling van Van Cranenbroek, die erop neerkomt dat Itek heeft geadverteerd met een (hoogwaardig) product zonder dat product op voorraad te hebben of zelfs te kunnen leveren.
4.8. Door Itek is verder, met stukken onderbouwd, gesteld dat zij de kruiwagen waarmee zij heeft geadverteerd ook op voorraad had. (...) Dat aan de door Van Cranenbroek ingeschakelde proefaankopers, waaronder een deurwaarder, kennelijk kruiwagens zijn verkocht die niet voldeden aan de in de advertentie genoemde specififcaties doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan het vorenstaand niets af: uit de proefaankopen volgt immers niet dat, indien de kopers daar uitdrukkelijk op gestaan hadden, aan hen (zo nodig met een leveringstermijn) geen maïskruiwagen met een gegalvaniseerd onderstel geleverd had kunnen worden.
Elektrische fietsen
4.9. Ten aanzien van de elektrische fietsen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Uit de door Van Cranenbroek in het geding gebrachte reclamefolders van Itek volgt dat door Itek elektrische fietsen van specifieke merken en types worden aangeboden voor een daarbij expliciet vermelde prijs. Verder staat in de eerste advertentie vermeld: "we hebben al 28 inch elektrische fietsen met Shimano Nexave 7 versnellingen vanaf €550,-" en in de tweede advertentie "Er is al een 28 inch elektrische fiets vanaf €50,=". Bi jdeze aanbieding wordt, afgezien van de maat van de fiets en in de eerste advertentie het merk en type van de versnelling, geen enkele nadere specificatie vermeld. Deze advertenties kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument tot wie de advertentie zich richt of die zij bereikt weinig anders opgevat worden als een - algemene - mededeling van Itek dat de allergoedkoopste nieuwe elektrische fiets van 28 insch die zij in vestigingen verkoopt, €550,= kost. uit hetgeen door Van Cranenbroek is aangevoerd, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet afgeleid worden dat deze mededeling onjuist en derhalve misleidend is, mede gelet op de - onweersproken - stelling van Itek dat zij niet alleen de nieuwste modellen, maar ook overjarige modellen verkoopt. Dat Itek, indien klanten haar vragen om een fiets van €50,=, die fiets niet aanprijst maar uitdrukkelijk wijst op nieuwere - en waarschijnlijk betere maar in elk geval duurdere - fietsen maakt het vorenstaande niet anders, nu daaruit niet volgt dat Itek geen nieuwe fiets voor €550,= zou kunnen leveren. Dit klemt te meer nu uit de op initiatief van Van Cranenbroek plaatsgehad hebbende proefaankopen blijkt dat een dergelijke fiets - zij het met inachtneming van een levertijd - ook daadwerkelijk aan een der proefaankopers gelever kon worden.
Windkrachtkorting kansspel?
Er wordt een korting aangeboden die volledig afhankelijk is van zaken die buiten eenieders invloed liggen. Daarmee is in feite sprake van een kansspel. Klager is van mening dat een energierekening en een kansspel ‘niet passen’. Voorts wordt in de uiting niet meegedeeld dat sprake is van een kansspel, waarover wellicht kansspelbelasting zal zijn verschuldigd.
Adverteerder heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de Commissie niet bevoegd is om een oordeel te geven met betrekking tot de onderhavige klacht nu het buiten haar taakstelling zou vallen te oordelen of een uiting al dan niet strijdig is met de Wet op de Kansspelen. Naar het oordeel van de Commissie kan de onderhavige actie, waarbij iedere klant een ‘windkrachtkorting’ krijgt waarbij de hoogte van die korting afhankelijk is van de windkracht, niet worden beschouwd als een kansspel in de zin van de Wet op de kansspelen.
De bevoegdheid van de Commissie berust op haar vrijheid haar oordeel te geven over iedere openbare aanprijzing van goederen, diensten of denkbeelden. Eenieder die meent dat een uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code, kan bij de Commissie een klacht indienen. De Commissie is derhalve bevoegd om de reclame-uitingen van adverteerder te beoordelen, op basis van de bezwaren van klager, ook voor zover de klacht impliceert dat de uiting aan de wet moet worden getoetst, waarbij de Commissie verwijst naar artikel 2 NRC.
De inhoud van de klacht vat de Commissie aldus op dat klager van mening is dat sprake is van strijd met artikel 1 sub a van de Wet op de kansspelen, waarin is bepaald dat het verboden is om gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend.
Naar het oordeel van de Commissie kan de onderhavige actie, waarbij iedere klant een ‘windkrachtkorting’ krijgt waarbij de hoogte van die korting afhankelijk is van de windkracht, niet worden beschouwd als een kansspel in de zin van de Wet op de kansspelen. Meer in het bijzonder doet zich niet de situatie voor dat sprake is van het meedingen naar een prijs of premie. Derhalve kan de klacht niet slagen.
Proefstuderen met oud lesmateriaal
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/01024 (LOI Proefstuderen oud lesmateriaal)
Klager voert aan dat, in tegenspraak met bovenstaande zinsneden in de brochure, het lesmateriaal gedateerd is en - voor de doorsnee cursist niet duidelijke - fouten bevat, de persoonlijke begeleiding louter via internet geschiedt en de kennis van de docenten niet up-to-date is.
Naar het oordeel van de Commissie leidt het gegeven dat het lesmateriaal van deze cursus niet geheel up-to-date is er echter niet toe dat de brochure die betrekking heeft op het gehele cursusaanbod van LOI om die reden als misleidend moet worden beschouwd. De Commissie overweegt daartoe, aan de hand van de onder “De klacht” weergegeven bestreden tekstgedeeltes, het navolgende.
Waar in de brochure wordt gesproken over de kwaliteit van het lesmateriaal en de opleidingen wordt de overtuiging van LOI over de kwaliteit in algemene zin van het cursusaanbod weergegeven, wat niet ontoelaatbaar is. Niet is gesteld of gebleken dat de kwaliteit van het LOI cursusmateriaal in het algemeen onvoldoende is.
Met betrekking tot de bestreden zinsnede dat LOI “meer dan enig ander instituut tijd en moeite (steekt) in de ontwikkeling van het lesmateriaal”, in de brochure gevolgd door de tekst “en de digitale leeromgeving”, overweegt de Commissie dat zij de juistheid van deze mededeling, mede gelet op de context, voldoende aannemelijk acht geworden.
De klacht dat LOI ten onrechte stelt “de beste docenten” te selecteren treft geen doel, nu bij de aanduiding “beste” kennelijk sprake is van enige in reclame gebruikelijke overdrijving. Daarbij speelt een rol dat “de beste docenten” geen concreet en meetbaar gegeven is.
De Commissie acht het niet onjuist de begeleiding door docenten die via internet plaatsvindt aan te duiden als “persoonlijke begeleiding”.
Ten slotte geeft de mededeling “…een boeiende opleiding, waar u ook na afloop veel aan zult hebben” naar het oordeel van de Commissie de verwachting van LOI weer en bevat deze geen “garantie”.
Overzicht december 2011
Faits divers. Het afgelopen jaar is er veel gepubliceerd, een aantal uitspraken hebben geen individuele vermelding op deze website gekregen en worden in een overzicht weergegeven: vandaag december 2011:
Vz toewijzing (VT) 14 december 2011, dossiernr. 2011/01029 (Clubkappers prijs)
Klaagster heeft op 20 oktober 2011 gebruik willen maken van de actie “Haarkleuren: € 11,50 all-in”. Adverteerder heeft meegedeeld dat “vanaf september 2011 de actievoorwaarden verscherpt zijn”, zodat klaagster in oktober niet van deze actie gebruik heeft kunnen maken. Als erkend is echter komen vast te staan dat op de bestreden flyer betreffende de actie “Haarkleuren: € 11,50 all-in” geen einddatum van de actie is vermeld. Bovendien is niet weersproken dat deze actie op het moment dat klaagster daarvan gebruik wilde maken nog op de website van adverteerder werd vermeld. Klaagster mocht er daarom op vertrouwen dat de actieprijs voor haarkleuren € 11,50 all-in bedroeg.
Naar het oordeel van de Commissie wekt de bestreden uiting door de afbeelding van enkele kenmerkende bezienswaardigheden die zich in het centrum van Londen bevinden bij de gemiddelde reiziger de indruk dat met “the fastest way between Stansted Airport & London” wordt gedoeld op een treinverbinding met het centrum van Londen. In werkelijkheid betreft de aanbieding een treinreis tot Tottenham Hale, een station buiten het centrum van Londen. Dit valt uit de uiting niet op te maken. Als erkend is komen vast te staan dat de reisduur van Stansted Airport naar het centrum van Londen minimaal 46 minuten bedraagt. De mededeling “Journey time from 35 minutes” is daarom niet juist, nu deze reistijd in geen geval mogelijk is gerekend tot het centrum van Londen.
Gelet op het vorenstaande wordt in de bestreden uiting onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de bestreden uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
1. een uiting betreffende de Opel Ampera op de website www.opel-ampera.com, met als kop “Het pure genot van elektrische aandrijving”.
2. een (aankondiging van een) persbericht betreffende de concept-car RAK e op de website www.opel.nl, met als kop “Elektrische lichtgewicht, de ‘One Euro Car’”.
Ad uiting 1.
Naar het oordeel van de Commissie betreft deze uiting niet een louter informatief artikel, maar heeft de uiting door vormgeving en woordgebruik een onmiskenbaar aanprijzend karakter voor de Opel Ampera, zodat sprake is van reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Krachtens artikel 1 CVP is het niet toegestaan in reclame-uitingen snelheid, acceleratie en motorvermogen als verkoopbevorderend argument te gebruiken. Nu in de onder “De klacht” aangehaalde tekstgedeelten de snelheid en het acceleratie- en motorvermogen van de Opel Ampera wel als aanprijzende en verkoopbevorderende argumenten zijn gebruikt, heeft adverteerder bij deze uiting in strijd met het bepaalde in artikel 1 CVP gehandeld.
De Commissie beschouwt klagers verzoek om een “openbare aanbeveling” als een verzoek om de uitspraak bekend te maken onder een breed publiek, waartoe zij de mogelijkheid heeft op grond van artikel 17 onder h van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep. De Commissie ziet hiervoor in het onderhavige geval echter geen aanleiding.
Ad uiting 2.
De Commissie is van oordeel dat deze uiting aangemerkt dient te worden als reclame in de zin van artikel 1 NRC, nu het persbericht betreffende de concept-car kan worden beschouwd als een openbare aanprijzing door of ten behoeve van adverteerder voor Opel in het algemeen en de technologische ontwikkelingen bij Opel. Nu de uiting betrekking heeft op een prototype auto dat niet op de markt is, kan niet worden geoordeeld dat de mededelingen “100 kilometer voor één euro” en “een topsnelheid van 120 km/u” als verkoopbevorderend argument worden gebruikt als bedoeld in artikel 1 CVP.
Anders dan klager meent de Commissie dat 16-jarigen niet de specifieke doelgroep van dit persbericht zijn of dat de uiting voor hen onduidelijk is.
Gelet op het vorenstaande wordt de tegen uiting 2 gerichte klacht afgewezen.
1. Het betreft een aan klager geadresseerde e-mail van adverteerder.
2. Voorts maakt klager bezwaar tegen een telefonische benadering door of namens adverteerder.
Vernietigt de bestreden beslissing voor zover de Commissie de klacht met betrekking tot de Code Telemarketing heeft afgewezen. Het College acht het feit dat appellant in 2011 door of namens Yarden is gebeld in strijd met artikel 10 lid 1 CTM en beveelt Yarden aan om niet meer op een dergelijke wijze appellant te benaderen.
VT 8 december 2011, 2011/01121 (Tele2; Blackberry Bold 300 belminuten)
Het betreft de website www.tele2.nl voor zover het betreft de aanbieding van een BlackBerry Bold 9780 Zwart in combinatie met onder meer de mededeling “300 belminuten”.
Klager stelt, kort samengevat, dat bij het bestellen van het in de uiting bedoelde toestel bleek dat hij geen 300 maar slechts 200 belminuten kreeg. Adverteerder weigert het toestel conform de uiting te leveren.
Er is sprake van een zetfout. Adverteerder heeft deze fout direct na constatering hersteld.
Adverteerder stelt op zichzelf genomen terecht dat in het bestelproces wel de juiste informatie over het aantal belminuten wordt gegeven, te weten dat het om 200 belminuten gaat. De voorzitter acht het evenwel aannemelijk dat de gemiddelde consument door de tegenstrijdige informatie op de website over het aantal belminuten in verwarring kan worden gebracht, nu niet zonder meer duidelijk is van welke informatie dient te worden uitgaan.
Blijkens het voorgaande is geen duidelijke en ondubbelzinnige informatie verstrekt over een van de voornaamste kenmerken van het product, te weten de uitvoering, als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Vast is komen te staan dat één van de voorwaarden voor de aanschaf van de MyPeugeot Card een technische inspectie van de auto is. Dit betekent dat alleen in het geval dat de card direct na het uitvoeren van een gratis technische controle wordt aangevraagd, de card voor het in de uiting genoemde bedrag van € 39,- verkregen kan worden. Er zal derhalve altijd sprake zijn van meer kosten indien voor de verplichte controle voorafgaand aan de aanvraag van de card moet worden betaald.
Gelet op het vorenstaande wordt in de bestreden uiting te laat essentiële informatie verstrekt die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit te nemen over een transactie, in dit geval de aanschaf van de MyPeugeot Card, als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie van oordeel is dat de uiting de gemiddelde consument ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht zij de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00944 (Team Alert "Hoe berijd jij haar", goede smaak en fatsoen)
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00944A (Team Alert (met eronder de logo's van ANWB rijopleiding en Yamaha) "Hoe berijd jij haar", goede smaak en fatsoen)
Het betreft een uiting in de vorm van een poster op (middelbare) scholen en op de website www.berijdmezacht.nl waarin onder de foto’s van 2 scooters met als bestuurder een jongen en achterop een meisje en daaronder de aan te vinken hokjes “Wel relaxt” respectievelijk “Niet relaxt” het silhouet van een meisje is te zien met daarnaast de tekst: “HOE BERIJD JIJ HAAR?” en onder het silhouet “BERIJD ME ZACHT…”, gevolgd door WWW.BERIJDMEZACHT.NL.
In de uiting worden meisjes afgeschilderd als “domme seks objecten”. Natuurlijk is “Hoe berijd jij haar?” een taalgrapje dat ook kan slaan op het gebruik van je scooter, maar “de seksistische onderlaag van de slogan” wordt zeer benadrukt.
De uiting is in strijd met de goede smaak en het fatsoen.
Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. In de onderhavige uiting wordt onder meer het denkbeeld tot uitdrukking gebracht dat men er goed aan doet voorzichtig te rijden met een scooter. Daarbij is het woord “berijden” -mede gezien het silhouet van een naakt meisje- duidelijk op dubbelzinnige wijze gebruikt, maar dat betekent niet dat de Commissie de uiting in haar geheel beschouwd van dien aard acht, dat de Nederlandse Reclame Code wordt overtreden. Dat niet iedereen de uiting zal waarderen, leidt niet tot een ander oordeel.
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00980 (Lancia Belastingvrij BTW BPM)
Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument begrijpen dat in de onderhavige reclame-uiting met een ‘belastingvrije’ auto wordt bedoeld dat over de auto geen BPM (Belasting van personenauto's en motorrijwielen) wordt geheven. Inmiddels moet het begrip ‘belastingvrij’ in reclame-uitingen voor auto’s aldus worden opgevat dat dit gebruikt wordt om aan te duiden dat geen BPM is verschuldigd. Aldus zal het besluit van de gemiddelde consument om de bewuste auto te kopen niet worden beïnvloed door het feit dat in de uiting niet met zoveel woorden wordt gezegd dat wel een andere belasting, te weten BTW, wordt berekend. Gelet op het voorgaande is geen sprake van misleidende reclame in de zin van de Nederlandse Reclame Code en beslist de Commissie als volgt.
RCC 5 december 2011, dossiernr. 2011/00972 (ATP toeslagen inclusief optionele kosten creditcard)
Uit het door adverteerder aangevoerde en de daarbij overgelegde stukken blijkt dat, zoals in de uiting wordt gesteld, na het tonen van de totaalprijs daarbovenop geen toeslagen in rekening worden gebracht. De door klager genoemde reserveringskosten zijn bij deze totaalprijs inbegrepen.
Voor wat betreft de kosten voor het betalen per creditcard kan naar het oordeel van de Commissie, nu het optionele kosten betreffen, worden volstaan met het noemen daarvan onder het getoonde betaalbedrag, zoals in deze uiting het geval is.
Gelet op het voorgaande treft de klacht geen doel.
RCC 5 december 2011, dossiernr. 2011/00964 (Ziggo tv gemist geen suggestie gratis)
Met TV Gemist bekijk je gemiste programma’s van onder andere de 10 best bekeken Nederlandse zenders. Sinds 1 september 2011 heeft klager ‘Interactieve Televisie’ van Ziggo. Sinds 1 oktober 2011 moet men voor bijna alle programma’s van RTL betalen. Om uitzending gemist te kunnen bekijken dient men een interactieve recorder aan te schaffen van € 199,-.
In de bestreden uiting worden de pluspunten genoemd van ‘TV gemist’, waaronder het voordeel dat men ‘niet meer achter de computer hoeft te kruipen’ om gemiste programma’s te bekijken. Niet wordt in de uiting gesteld dat het bekijken van de gemiste programma’s gratis is. Dat, naar uit informatie elders op de website blijkt, aan het terugkijken van sommige programma’s - naast de kosten van de aangeschafte decoder - kosten zijn verbonden, heeft derhalve niet tot gevolg dat de reclame misleidend is.
RCC 5 december 2011, dossiernr. 2011/00981 (Mazda Nederland extra inruilvoordeel aangetoond)
Adverteerder heeft, tegenover het door klager aangevoerde, voldoende aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk sprake is van € 3000,- extra inruilpremie, zoals in de uiting wordt beloofd.
In de actievoorwaarden, die in de uiting staan, staat duidelijk dat de inruilpremie is gebaseerd op de ‘Autotelex koerslijst handelswaarde’. In de door adverteerder overgelegde koerslijst staat dat de ‘Handelswaarde’ van de door klager in te ruilen auto € 15.283 bedraagt. Uit de overgelegde offerte blijkt dat, naast een inruilbedrag van € 16.500,-, tevens
€ 3000,- (extra) van de totaalprijs van de nieuwe auto in aftrek is genomen.
Gelet op het voorgaande acht de Commissie de klacht ongegrond.
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00906 (Ere Divisie Live "ik heb het")
Slogan. Auteursrecht. Kunst. Het betreft het gebruik van de woorden “Ik heb het” door Eredivisie Live, die te zien zijn op billboards in voetbalstadions en tijdens uitzendingen van NOS Studio Sport en die gezegd worden door bekende voetballers in het filmpje “The making of…Ik heb het!” op You Tube.
Eredivisie Live maakt zonder toestemming en vergoeding gebruik van de slogan “Ik heb het”, welke woorden al jaren op klagers website www.pauluskunstje.nl staan en de naam vormen van een door klager gemaakt schilderij. De voorzitter heeft de klacht niet in behandeling genomen omdat het niet duidelijk is welke rechten zijn geschonden. Klacht wordt afgewezen
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/01001 (t-mobile bestaande klant duurder rekenfout)
Klager stelt dat hij, indien hij ingaat op de aanbieding voor nieuwe klanten, aldus ruim
€ 30,- meer betaalt dan wanneer hij gebruik maakt van de standaard aanbieding.
Echter nu adverteerder heeft aangetoond dat de abonnementskosten voor een nieuwe klant in het tweede jaar € 37,50 per maand zijn en niet, zoals in de berekening van klager, € 25,- per maand, is niet gebleken dat nieuwe klanten voor wat betreft de onderhavige actie meer voordeel genieten dan vaste T-Mobile klanten. In plaats daarvan dient te worden aangenomen dat nieuwe klanten per saldo meer betalen dan vaste klanten. Gelet hierop treft de klacht geen doel.
Namens adverteerder heeft A. Verhoeven bij e-mail van 17 november 2011 op de klacht gereageerd en daarbij onder meer gesteld dat klager het doet voorkomen de klacht te hebben ingediend als particulier, maar blijkens de extensie van zijn e-mailadres (spoedpost.nu) werkzaam is in de gezondheidszorg en daarom tot een concurrerende partij gerekend moet worden.
Klager heeft meegedeeld werkzaam te zijn als directeur van een huisartsenpost. De voorzitter ziet hierin voldoende aanleiding om klager, wiens klacht is gericht tegen de mededeling in de reclame-uiting van SOS-arts dat de huisarts weer aan huis komt, niet als particulier te zien. Het gegeven dat klager werkzaam is in het zuiden van het land, terwijl de SOS-arts op dit moment alleen werkzaam is in de regio Amsterdam, doet hieraan niet af.
Op grond van het voorgaande is de klacht ingediend in het belang van de uitoefening van een bedrijf of beroep als bedoeld in artikel 9 lid 1 onder b van het Reglement, en dat het bepaalde in artikel 28 lid 2 van het Reglement van toepassing is. Dit brengt mee dat klager klachtengeld verschuldigd is.
De voorzitter bepaalt dat klachtengeld ad € 1.000 verschuldigd is. Het klachtengeld dient binnen 14 dagen na dagtekening van deze beslissing in het bezit te zijn van de Stichting Reclame Code.
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00921 (rtl 7 Promo schatjes - Nicam na 20.00 uur)
Bezwaar tegen beelden waarin -naar klaagster stelt- “de dochter des huizes onder de douche staat met een man achter haar die haar borsten betast”.
De Commissie vat de klacht op in die zin dat de uiting in strijd is met de goede smaak, het fatsoen en/of de goede zeden. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) die criteria, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan.
De onderhavige promo toont kort de beelden van een meisje onder de douche, waarbij een hand onder haar rechterborst wordt gehouden. De Commissie acht deze beelden niet van dien aard, dat de bestreden promo, in haar geheel beschouwd, in strijd met de Nederlandse Reclame Code is. Dat niet iedereen de uiting zal waarderen, leidt niet tot een ander oordeel.
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00882 (Renault Nederland condoom getoond aardbeiensmaak tijdstip)
Gelet op het subjectieve karakter van deze criteria, stelt de Commissie zich, bij de beoordeling of een uiting daarmee in strijd is, terughoudend op. Met inachtneming van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de grenzen van het toelaatbare in dit geval niet zijn overschreden, ook niet voor zover de tv-commercial is uitgezonden op tijdstippen dat kinderen naar de televisie kijken.
De commercial is kennelijk humoristisch bedoeld. Er worden geen expliciet seksueel getinte beelden getoond en voor de (zeer) jeugdige kijker zal niet duidelijk zijn dat hiernaar een toespeling wordt gemaakt.
Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de commercial de grenzen van het toelaatbare niet te buiten gaat. Dat een commercial van deze aard niet door een ieder zal worden gewaardeerd, leidt niet tot een ander oordeel.
De Commissie is van oordeel dat de uiting evenmin in strijd is met de waarheid, nu de zinsnede ‘houd je jong’ niet letterlijk opgevat moet worden. Ook is de uiting niet strijdig met artikel 1 CVP is, nu de snelheid niet als verkoopbevorderend argument wordt gebruikt.
Up to 3 home PC's
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00969(Best2Serve Protection for up to 3 home PC's)
Volgens de uiting biedt Norton Internet Security 2011 “Protection for up to 3 home PC’s”. Klager kon het programma echter op slechts één computer downloaden. De uiting is daarom misleidend. Per abuis een foutieve NIS-code toegezonden, dit is met een gepast oplossing verholpen (aankoopbedrag overmaken).
Het verweer
Klager heeft op 24 mei 2010 via het Portugese call center van HP een bestelling geplaatst voor Norton Internet Security (NIS) 2011. Via Best2Serve worden alleen NIS-codes verkocht die voor drie verschillende computers gebruikt kunnen worden. Klager is per abuis een NIS-code toegezonden die slechts op één computer gebruikt kan worden omdat Best2Serve van de leverancier ten onrechte een aantal van dergelijke NIS-codes heeft ontvangen. Zodra klager heeft gemeld een verkeerde NIS-code te hebben ontvangen, is besloten hem het aankoopbedrag terug te betalen. Helaas blijkt een en ander niet goed te zijn gegaan en is de klacht gesloten zonder dat klager daadwerkelijk een gepaste oplossing is geboden. Adverteerder zal het aankoopbedrag alsnog naar de rekening van klager overmaken en klager daarover informeren.
Overigens stelt Best2Serve zich op het standpunt dat het toezenden aan klager van een NIS-code die slechts op één computer te gebruiken is op een incidentele fout berust. De bestreden advertentie is niet misleidend.
Het oordeel van de Commissie
Niet is weersproken dat adverteerder in het algemeen de in de reclame-uiting beloofde NIS-codes verkoopt die geschikt zijn voor gebruik op drie computers en dat klager - mede als gevolg van een fout van de leverancier - per abuis een NIS-code is toegestuurd die slechts op één computer gebruikt kan worden. De Commissie acht voldoende aannemelijk geworden dat hierbij sprake is van een incidentele fout, die niet leidt tot het oordeel dat de bestreden uiting misleidend is. De klacht wordt daarom afgewezen.
HEMA Altijd-prijzen
Twee weken tevoren stond bij hetzelfde brood: “altijd 1.00”. Ondanks de belofte dat de prijs gelijk zou blijven, is deze met 25% gestegen. Klager wijst er nog op dat de “altijd ….. aanduidingen” zijn te vinden door de hele winkel, niet alleen bij het brood.
Het oordeel van het College
1. Grief 1 is gebaseerd op de stelling dat de klacht en de reclame-uitingen zijn uitgebreid en dat de Commissie bij haar beslissing ten onrechte aanvullende informatie heeft betrokken. Dienaangaande is van belang dat de klacht specifiek betrekking heeft op het gebruik van het woord “altijd” in combinatie met de prijs van brood en het feit dat die prijs in de loop van de tijd kan wijzigen. Anders dan HEMA veronderstelt, is deze klacht niet uitgebreid. Evenmin heeft de Commissie de reclame-uitingen “uitgebreid”. Hetgeen door geïntimeerde in eerste aanleg ter vergadering is aangevoerd, te weten dat ook vanwege de mogelijkheid van een tijdelijke prijsverlaging niet kan worden gezegd dat het brood “altijd” voor de vermelde prijs wordt verkocht, kan slechts worden aangemerkt als een nadere onderbouwing van de klacht. Dat voor brood geen sprake is geweest van een tijdelijke prijsverlaging, doet in dit verband niet ter zake. Nu HEMA ter vergadering op de nadere onderbouwing door geïntimeerde heeft kunnen reageren, was er voor de Commissie ook geen aanleiding om deze onderbouwing bij haar beslissing buiten beschouwing te laten. Grief 1 treft derhalve geen doel.
2. Grief 2 betreft de vraag of de vermelding in de bestreden uitingen van het woord “altijd” in combinatie met de prijs van een heel bruin brood meebrengt dat deze uitingen in strijd met de waarheid zijn. HEMA heeft toegelicht dat zij ernaar streeft een prijs met de vermelding “altijd” zo lang mogelijk te hanteren, en in ieder geval een aantal jaren. Deze vermelding wordt alleen gebruikt voor basisartikelen met een groot volume. Het betreffende soort brood is, naar HEMA onweersproken heeft gesteld, gedurende vier jaar voor € 1,-- verkocht en kost nu € 1,25.
3. Blijkens het voorgaande geeft HEMA een specifieke invulling aan het woord “altijd” in combinatie met de prijs van het brood, te weten dat die prijs zo lang mogelijk gehandhaafd wordt maar wel kan worden gewijzigd indien zij dat nodig acht. Deze invulling wijkt af van de letterlijke betekenis van het woord “altijd”, nu dit woord een situatie weergeeft die nooit verandert. Op zichzelf genomen is het toelaatbaar in reclame-uitingen aan woorden of begrippen een specifieke invulling te geven die afwijkt van de gebruikelijke betekenis, maar de consument dient in dat geval wel duidelijk over die bijzondere invulling te worden geïnformeerd. Niet gesteld of gebleken is echter dat in de gewraakte reclame-uitingen enige uitleg over die invulling staat. Evenmin kan, anders dan HEMA stelt, de consument bij voorbaat met die specifieke invulling bekend worden verondersteld. Weliswaar ligt het niet voor de hand dat de prijs van een product nooit zou kunnen veranderen, maar HEMA geeft de consument geen informatie over de omstandigheden waaronder zij de prijs kan aanpassen en de frequentie waarin dat gebeurt.
4. Niet gezegd kan worden dat sprake is van kennelijke overdrijving. De consument kan immers niet weten dat de vermelding “altijd” in combinatie met de prijs van het brood slechts is bedoeld om op overdreven wijze aan te geven dat het brood “zo lang mogelijk” dezelfde prijs houdt. Wel ziet het College in hetgeen HEMA heeft aangevoerd aanleiding de uitingen niet in strijd met de waarheid te achten. HEMA heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met de uitingen niet heeft bedoeld te zeggen dat de prijs van het brood nooit zal kunnen stijgen.
5. Nu in de uitingen, waarin sprake is van een uitnodiging tot aankoop, geen enkele invulling aan het begrip “altijd” wordt gegeven, en de consument niet bekend kan worden verondersteld met de bijzondere betekenis die HEMA daaraan toekent, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Door het ontbreken van een toelichting over die invulling mist de gemiddelde consument essentiële informatie die hij nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Het College acht het in dit verband aannemelijk dat door het ontbreken van die informatie bij de consument de indruk wordt gewekt dat bij HEMA de prijs van het desbetreffende brood lager is dan elders, omdat de prijs “altijd” hetzelfde blijft, ook als elders de prijzen stijgen. In werkelijkheid echter is er voor HEMA geen beletsel om de prijs aan te passen indien zij dat noodzakelijk acht. Aldus kan de gemiddelde consument ertoe worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
6. Derhalve wordt beslist als volgt.
De beslissing
Bevestigt de bestreden beslissing met wijziging van gronden en met dien verstande dat de gewraakte uitingen in strijd met artikel 7 NRC zijn.
Vuelling "alles inbegrepen"
Het betreft een uiting op de website www.vueling.com/NL/.
Daarin staat onder het kopje “Prijzen kalender” onder meer:
“Om de goedkoopste vluchten te vinden, die je het beste uitkomen, geven we je een overzicht van de huidige prijzen voor de gekozen maanden. Prijs per traject. ALLES INBEGREPEN”.
Extra bijkomende kosten onvermeld:toeslag reis 9,50 p/p (tarieven creditcard betaling)
Het oordeel van het College
1. Het College stelt ten aanzien van de omvang van het beroep voorop dat de Commissie de klacht gegrond heeft geacht op basis van de primaire grondslag daarvan. Deze grondslag is specifiek gebaseerd op hetgeen onder III sub 1 RR is bepaald, en dan meer in het bijzonder op de verplichting voor een aanbieder (Vueling) om prijzen te publiceren inclusief de op het moment van publicatie bekende vaste onvermijdbare (dat wil zeggen: bijkomende, onlosmakelijk aan de dienst verbonden) kosten die voor de aangeboden diensten moeten worden betaald. Omdat de Commissie de primaire grondslag van de klacht gegrond heeft bevonden, is zij, zoals ook in de beslissing staat, niet meer toegekomen aan hetgeen Vueling subsidiair en tertiair in eerste aanleg heeft aangevoerd.
2. Het voorgaande brengt mee dat in beroep dient te worden beoordeeld of de Commissie terecht op basis van de primaire grondslag van de klacht aan Vueling een aanbeveling heeft gedaan. Indien dat het geval is, kan hetgeen Vueling in beroep aanvoert met betrekking tot de subsidiaire en tertiaire grondslagen van de klacht in deze procedure niet meer aan de orde zijn. Nu grief 1 kennelijk specifiek op die grondslagen ziet, zal het College in de eerste plaats beoordelen of grief 2 doel treft.
3. Vast staat dat Vueling voor elke wijze van betaling kosten in rekening brengt, met uitzondering van de betaling die plaatsvindt met een Visa Vueling credit card. Het College begrijpt het standpunt van Vueling aldus, dat nu niet in alle gevallen voor de betaling kosten in rekening worden gebracht, deze kosten geen vaste onvermijdbare kosten zijn als bedoeld in het bepaalde onder III sub 1 RR. Geïntimeerde stelt echter dat de toeslag die Vueling voor de betaling in rekening brengt, vrijwel niet te vermijden is, nu de Visa Vueling credit card een betaalmethode is waarover men in Nederland niet beschikt. In dit verband is van belang dat de Visa Vueling credit card door de Spaanse bank La Caixa wordt verstrekt. Gelet op de naam daarvan gaat het College ervan uit dat de Visa Vueling credit card een bijzonder soort credit card is, die vooral is bedoeld om daarmee vluchten met Vueling te betalen. Deze credit card kan bij La Caixa of via internet kan worden aangevraagd.
4. Niet gesteld of gebleken is dat de Visa Vueling credit card inmiddels voor de Nederlandse consument een gangbaar betaalmiddel betreft. Het gaat om een credit card van een Spaanse bank die blijkbaar met een Spaanse luchtvaartmaatschappij verband houdt. Niet aannemelijk is dat de Nederlandse consument aan een dergelijke credit card de voorkeur geeft boven de in Nederland gebruikelijke credit cards. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de Nederlandse consument deze kaart aanschaft en daarmee bij Vueling betalingen doet. Uitgangspunt is daarom dat, indien de Nederlandse consument bij Vueling een reis boekt, dat gebeurt met de in Nederland gebruikelijke betaalmiddelen. Voor die betalingen zijn krachtens de voorwaarden van Vueling altijd de hiervoor bedoelde boekingstoeslagen verschuldigd.
5. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van het College de wijze waarop Vueling in de gewraakte reclame-uiting informatie over de prijs geeft, niet correct en duidelijk. De in die uiting bedoelde uitzondering waarbij geen betalingstoeslag hoeft te worden betaald, is voor de Nederlandse consument immers niet relevant en wekt bij deze consument ten onrechte de indruk dat die toeslag optioneel is. Nu de verplichting tot betaling van die toeslag niet direct uit de uiting blijkt, heeft de Commissie deze terecht in strijd met het bepaalde onder III RR geacht.
6. Blijkens het voorgaande treft grief 2 geen doel. Dit impliceert tevens dat niet meer hoeft te worden ingegaan op grief 1. Derhalve dient te worden beslist als volgt.
De beslissing
Bevestigt de beslissing van de Commissie.
Regeling: RRA III. sub 1.
Laagste prijsgarantie alleen beperkt aantal concurrenten
In't kort: het oordeel van het College: bevestigd de aanbeveling van de commissie. Ook verwijzing naar algemene voorwaarden in het Burgerlijk Wetboek leidt niet tot een ander oordeel.
1.
Grief 1 is gebaseerd op de stelling dat de consument door de televisiecommercial er niet toe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen. Het College verwerpt deze stelling. In de televisiecommercial garandeert BCC met zoveel woorden dat zij de “aller-, allerlaagste” prijzen heeft en dat als de consument binnen een bepaalde termijn een bij BCC gekocht product elders goedkoper vindt, het prijsverschil wordt vergoed. In de televisiecommercial laat de BCC-verkoper zelfs weten dat BCC zelf bij een lagere prijs de koper zal weten te vinden. De gemiddelde consument zal deze mededelingen zo opvatten dat alle producten behorend tot het assortiment van BCC bij laatstgenoemde het goedkoopst zijn dan wel vallen onder het systeem van “low pricing” of “beste prijs garantie” (hierna: laagste prijsgarantie). In vertrouwen hierop zal de consument kunnen besluiten een bepaald product bij BCC te kopen zonder zich vooraf te oriënteren op de prijzen die andere aanbieders voor dat product hanteren.
2.
In het laatste geval zal de consument evenwel niet altijd aanspraak kunnen maken op de laagste prijsgarantie van BCC. Deze garantie is namelijk beperkt tot de door BCC geselecteerde aanbieders. Het betreft een gelimiteerd aantal winkel(keten)s die volgens BCC met haar organisatie vergelijkbaar zijn. Het College onderschrijft het oordeel van de Commissie dat het hier om een belangrijke beperking gaat. Als feit van algemene bekendheid geldt dat de consument steeds vaker producten via internet koopt. In veel gevallen zullen door voornoemde beperking deze aankopen zijn uitgesloten van de laagste prijsgarantie. Hetzelfde geldt voor aankopen bij aanbieders die niet behoren tot de groep van door BCC geselecteerde winkelketens. Deze beperking blijkt niet uit de televisiecommercial. De commercial heeft immers een absolute en algemene strekking en zal daarom door de gemiddelde consument zo worden opgevat, dat de laagste prijsgarantie voor willekeurig welke aanbieder geldt, derhalve ook voor bedrijven buiten de groep van winkel(keten)s waartoe de laagste prijsgarantie is beperkt. Niet aannemelijk is geworden dat deze consument
uit eigen wetenschap op de hoogte is van het feit dat er aanzienlijke beperkingen
gelden voor een beroep op de laagste prijsgarantie van BCC, laat staan dat hij weet wat deze inhouden.
3.
Dat er sprake is van een beperking in de aanbieders waar het product moet zijn gekocht om aanspraak te kunnen maken op de laagste prijsgarantie van BCC, blijkt ook niet uit de enkele verwijzing in de televisiecommercial naar de voorwaarden op www.bcc.nl. Op zichzelf genomen kan, zoals BCC terecht aanvoert, de gemiddelde consument niet verwachten dat in een televisiecommercial alle voorwaarden volledig worden vermeld, maar dat neemt niet weg dat die consument wel tijdig moet worden geïnformeerd over het feit dat er een belangrijke beperkende voorwaarde van toepassing is, teneinde te voorkomen dat bij hem onjuiste verwachtingen worden gewekt en hij als gevolg daarvan een besluit tot een transactie kan nemen dat hij niet zou hebben genomen indien deze essentiële informatie tijdig aan hem zou zijn verstrekt. Het voor de reclame gebruikte medium televisie biedt weliswaar in beperkte mate ruimte voor het verstrekken van deze informatie, maar het College acht het desondanks zeer wel mogelijk in de televisiecommercial de consument voldoende te informeren over het bestaan van bedoelde beperking.
4.
Aan het voorgaande doet niet af dat, zoals BCC stelt, in haar winkels folders liggen waarin informatie over de laagste prijsgarantie staat. De televisiecommercial is immers een zelfstandige reclame-uiting die, los van de in de winkels te verstrekken informatie, aan de bepalingen van de Nederlandse Reclame Code dient te voldoen.
Ook de verwijzing door BCC naar de regeling van de algemene voorwaarden in het Burgerlijk Wetboek leidt niet tot een ander oordeel. Deze regeling betreft immers de contractuele relatie tussen partijen, welke regeling los staat van de in deze procedure te beantwoorden vraag of sprake is van oneerlijke reclame. Met de Commissie is het College van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Het College zal daarom het oordeel van de Commissie bekrachtigen, ook voor zover het betreft het onder de aandacht van een breed publiek brengen van de beslissing.
5.
Derhalve wordt beslist als volgt.
De beslissing
Bevestigt de beslissing van de Commissie.
Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.3 aanhef
NRc (nieuw) art. 8.3 onder c.
Direct uitverkocht
Klager heeft onweersproken gesteld dat de aangeboden Samsung smartphone 5 minuten na aanvang van de eerste actiedag in het door hem bezochte filiaal van Aldi niet meer te verkrijgen was, en dat aan dit filiaal slechts drie exemplaren van de smartphone ter beschikking waren gesteld. Gelet hierop is naar het oordeel van de Commissie onvoldoende aannemelijk gemaakt dat adverteerder in het kader van de onderhavige actie, gelet op de gevoerde landelijke reclame en de populariteit van smartphones - op welke markt Samsung een belangrijke speler is - heeft gezorgd voor een toereikende voorraad van de aangeboden smartphone.
Nu niet is gebleken dat de Samsung Galaxy Y smartphone beschikbaar was in een mate die gezien de omstandigheden redelijk is, is in de bestreden uiting geen duidelijke informatie verstrekt over de beschikbaarheid van het aangeboden product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Hieraan doet niet af dat op de webpagina “Informatie over Aldi Actueel”, die via de startpagina “Aldi actueel” kan worden bereikt, wordt toegelicht dat de voorraad van Aldi Actueel-artikelen in het algemeen beperkt is. Omdat de uiting de gemiddelde consument bovendien ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Wettelijke status van de “elektronische sigaret”
De e-sigaret is in Nederland in 2007 aangemerkt als geneesmiddel op basis van het toedieningscriterium. Hiervoor zijn inhoudelijke redenen aangedragen die door de rechter zijn getoetst en niet ongegrond zijn geacht. Er zijn nadien geen nieuwe inzichten opgekomen die zouden kunnen leiden tot een andere argumentatie of een andere waardering van de status van de e-sigaret. Ik acht het om redenen van consistentie en rechtszekerheid dan ook redelijk om de nicotinehoudende e-sigaret definitief aan te merken als geneesmiddel in de zin van de Nederlandse Geneesmiddelenwet. Dit betekent dat de e-sigaret slechts in de handel mag zijn met een vergunning van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Zolang geen vergunning is verleend is de handel in de e-sigaret dus verboden. Ook handel via het internet is niet toegestaan, evenmin als reclame voor de nicotinehoudende e-sigaret.
Over de stand van zaken in de andere Europese lidstaten kan ik inmiddels het volgende berichten. De Europese Commissie heeft in mei 2008 een oriënterende nota uitgebracht over de e-sigaret en de Europese wetgeving. In de systematiek van de Europese wetgeving heeft de geneesmiddelenrichtlijn altijd voorrang boven andere richtlijnen. De Commissie kan zich voorstellen dat het uit overwegingen van productveiligheid en eerlijke concurrentie in de rede ligt de e-sigaret te zien als nicotine-vervangende therapie. Het standpunt van de Commissie is overigens dat het aan de nationale autoriteiten van de lidstaten is om, van geval tot geval, te bezien of een product aan het zogenaamde toedieningscriterium voldoet.
Uit een inventarisatie van de Europese Commissie van 5 oktober 2011 komt naar voren dat enerzijds een deel van de lidstaten nog geen (definitief) standpunt heeft ingenomen of de e-sigaret laat vallen onder algemene productveiligheids-regelgeving, en dat een ander deel van de lidstaten de esigaret als geneesmiddel beschouwt, hetzij door de presentatie, hetzij door de werking. De lidstaten die, naast Nederland, de e-sigaret als geneesmiddel beschouwen zijn België, Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Engeland, Oostenrijk, Finland, Slovenië en Zweden. Enkele lidstaten beschouwen de esigaret als tabaksproduct. De Europese Commissie heeft in haar oriënterende nota wel aangegeven dat e-sigaretten die geen tabak bevatten niet vallen onder de Tabaksrichtlijn. Voorzover bekend bevatten de e-sigaretten die in Nederland verhandeld worden geen tabak (maar uitsluitend al dan niet nicotine). Om die reden valt de e-sigaret in Nederland niet onder de Tabakswet. De nicotineloze e-sigaret valt onder de Warenwet.