Inderdaad de waarschuwingszin
Beantwoording Kamervragen over voorschotje.nl, brief 2011Z20251 / 2011Z20257
7 Aangezien bij reclame over leningen de slogan “ Geld lenen kost geld” verplicht is, deelt u de mening dat ook deze waarschuwing op shirtreclame zichtbaar moet zijn?
Antwoord vraag 7. Bij reclames voor krediet is het verplicht om de waarschuwingszin „Let op! Geld lenen kost geld.‟ op te nemen. Reclame voor de (merk)naam van een onderneming, zoals een bank, zal in de regel geen reclame voor krediet zijn. Dan hoeft in de reclame niet de waarschuwingszin opgenomen te worden. Wanneer een sponsor op een shirt een wervende of aanprijzende tekst plaatst ten aanzien van een krediet zou inderdaad de waarschuwingszin opgenomen moeten worden.
Waarvoor wordt dit preparaat gebruikt?
RCC 4 oktober 2011, Dossiernr. 2011/00766 (Menocool)
Update 5 maart 2012: compliance formulier KOAG/KAG, ingezonden door directeur StandbyVital B.V.. De website is nu "compliant".
Warenwet. Geneesmiddel, handelsvergunning. Onjuiste mededeling. Geen bewijs.
Op de website van menocool staat op 30 juli 2011 waarvoor het preparaat wordt gebruikt als volgt:
Waarvoor wordt dit preparaat gebruikt?
Bij overgangsverschijnselen, zoals opvliegers en prikkelbare gevoelens.
Na de overgang, voor zowel een goede botaanmaak en sterke botten, als een verantwoord cholesterolgehalte.
Bij mannen stopt het middel haaruitval.
Bij mannen is het preparaat inzetbaar ter bescherming van de prostaat tegen negatieve invloeden veroorzaakt door een te hoge testosteronspiegel
De klacht, zo vat de commissie samen, is dat de uiting in strijd is met de waarheid en de huidige wetenschappelijke inzichten. Gedegen wetenschappelijk bewijs ontbreekt voor de claims genoemd in de uiting. Getuigenissen van patiënten zijn onbetrouwbaar. Klacht wordt weersproken, maar treft niet.
Commissie doet aanbeveling omdat
1) een art. 20 lid 2 onder a Warenwet verboden medische claim wordt gedaan,
2) omdat het als Geneesmiddel wordt gepresenteerd en er geen zulke vergunning is, strijd met 1 onder b jo. 84 Geneesmiddelenwet jo. 2 NRC
3) niet bewezen mededelingen ex 8.2 aanhef en 7 NRC
2) Op het in de bestreden uiting aangeprezen product MenoCool, dat in de vorm van tabletten in de handel wordt gebracht en om die reden kan worden aangemerkt als een voor orale nuttiging door de mens bestemd middel, is de Warenwet van toepassing. Ingevolge artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet is het verboden eet- en drinkwaar aan te prijzen met gebruikmaking van vermeldingen of voorstellingen, die aan de waar eigenschappen toeschrijven inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziekte van de mens, of die toespelingen maken op zodanige eigenschappen. De mededelingen “Bij mannen stopt het middel haaruitval. Bij mannen is het preparaat inzetbaar ter bescherming van de prostaat tegen negatieve invloeden veroorzaakt door een te hoge testosteronspiegel” en “Waarvoor wordt dit preparaat gebruikt? […] Na de overgang, voor zowel een goede botaanmaak en sterke botten, als een verantwoord cholesterolgehalte”, dienen naar het oordeel van de Commissie te worden opgevat als een verboden medische claim in de zin van artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet. De uiting is daarom in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
3) Voorts is de Commissie ten aanzien van de mededelingen die in de uiting onder de kop “Waarvoor wordt dit preparaat gebruikt?” staan van oordeel dat het product MenoCool op zodanige wijze wordt aanbevolen, dat het dient te worden aangemerkt als een geneesmiddel in de zin van artikel 1, onder b, van de Geneesmiddelenwet. Op grond van artikel 84 van de Geneesmiddelenwet is het verboden om reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Niet is gesteld of gebleken dat ten aanzien van MenoCool een dergelijke vergunning is verleend. Ook om deze reden is de uiting in strijd met artikel 2 NRC.
4) Klaagster heeft voorts gesteld dat niet wetenschappelijk is bewezen dat MenoCool de onder de kop “Waarvoor wordt dit preparaat gebruikt?” aan dit product toegeschreven werking heeft. De Commissie is van oordeel dat adverteerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat MenoCool wel werkzaam is op de hier bedoelde punten. Dit impliceert dat de uiting onjuiste informatie bevat over de van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
5) Dat de consument het product gratis kan bestellen teneinde dit enige tijd te proberen, neemt de strijdigheid met de hiervoor genoemde artikelen van de Nederlandse Reclame Code niet weg.
Infofilter vervangen door het BMNR
RCC 18 oktober 2011, Dossiernr. 2011/00842 (Eneco bel-me-niet)
Klager staat geregistreerd in het Bel-me-niet register (BMNR), maar is toch gebeld, consument is echter klant geweest van een bedrijf en contact gegevens verstrekt. Daarom mag het bedrijf voor gelijksoortig aanbod benaderen. Klacht wordt afgewezen.
Commissie: Nu de klacht is gericht tegen een telemarketinggesprek, dient getoetst te worden aan de Code Telemarketing (CTM). In artikel 4 lid 1 CTM is bepaald dat telemarketinggesprekken zijn toegestaan tenzij de consument, niet zijnde een bestaande relatie van adverteerder, via het Infofilter of rechtstreeks aan de adverteerder heeft aangegeven hierop geen prijs te stellen. Met ingang van 1 oktober 2009 is het Infofilter vervangen door het BMNR.
Deze bepaling is gebaseerd op artikel 11.7 lid 11 van de Telecommunicatiewet, waarin is bepaald – voor zover hier van belang – dat consumenten ondanks inschrijving in het BMNR kunnen worden gebeld indien contactgegevens zijn verkregen in het kader van een product of dienst en deze worden gebruikt voor het overbrengen van ongevraagde communicatie met betrekking tot eigen gelijksoortige producten of diensten.
Het vorenstaande betekent dat een consument die klant is geweest van een bedrijf en contactgegevens heeft verstrekt, door dit bedrijf gebeld mag worden met een gelijksoortig aanbod, ondanks inschrijving in het BMNR. De consument kan in dat geval bij de betrokken adverteerder rechtstreeks melden geen prijs te stellen op telefonische benadering. Nu in het onderhavige geval niet is weersproken dat klager klant is geweest van Eneco en zijn contactgegevens heeft verstrekt, wordt de klacht tegen het telemarketinggesprek afgewezen.
Bewijsstukken van uw discutabele werkwijze
Vzr. Rechtbank Groningen 4 november 2011, LJN BU3475 (Pagecentrum B.V.)
Als randvermelding: Mediarecht. Sociale media. Conflict tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van eer en goede naam.
Pagecentrum heeft gedeelte van sportcentrum verhuurd aan gedaagde. Met harde bewoordingen in een e-mail dreigt gedaagde met publicatie van bewijsstukken van discutabele werkwijze rondom het organiseren van beurzen in het sportcentrum die zal worden gestuurd aan gemeente, bedrijfsleven, week- en dagbladen en sociale media. Eiser wil voorkomen dat woorden als diefstal, onrechtmatig, zelfverrijking zullen worden gebezigd; Vzr.voorgenomen uitspraken zullen de grenzen van de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid overschrijden. Rechter verbiedt uitlatingen. Compensatie van de proceskosten.
4.2. Het belang van [gedaagde] is er in gelegen dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over zijn ervaringen met Pagecentrum. Het belang van Pagecentrum is erin gelegen dat zij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en/of voor haar ongewenste publiciteit omtrent (kort gezegd) de wijze waarop zij zich in het economische verkeer manifesteert. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij speelt een rol de vraag of de voorgenomen uitlatingen van [gedaagde] op waarheid berusten en de manier waarop die beweringen worden gedaan.
4.4. De voorzieningenrechter is op grond van het vorenstaande van oordeel dat [gedaagde] met het in de (sociale) media doen van de voorgenomen uitspraken op de wijze als in de e-mail van 3 oktober 2011 omschreven, de grenzen van de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid zal overschrijden. Door [gedaagde] te bezigen kwalificaties als diefstal, stelen en onrechtmatig ontberen voldoende feitelijke grondslag. Het algemeen belang pleegt ook niet te worden gediend met het doen van beschuldigingen waarvoor geen of onvoldoende onderbouwing is gebleken. Het doen van deze uitspraken zou derhalve in de gegeven omstandigheden onrechtmatig zijn jegens Pagecentrum.
4.5. Gezien het voorgaande dient [gedaagde] zich te onthouden van de kwalificaties diefstal, stelen en onrechtmatig of woorden van gelijke strekking. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] reeds toegezegd dat hij deze woorden niet zal gebruiken. De vordering ligt in zoverre voor toewijzing gereed. De aan de veroordelingen te verbinden dwangsommen worden toegewezen op de wijze als in het dictum omschreven.
4.6. Daar waar Pagecentrum heeft gevorderd [gedaagde] te gebieden om - naar de voorzieningenrechter begrijpt - zich in algemene zin te onthouden van het doen van uitlatingen die de naam van Pagecentrum in een kwaad daglicht kan stellen, zal die ruim geformuleerde vordering worden afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat het [gedaagde] vrij om verslag aan derden te doen van zijn ervaringen met Pagecentrum en deze wereldkundig te maken via (sociale) media. De begrippen afpakken en zelfverrijking zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarbij niet ontoelaatbaar zolang zij niet in de uitdrukkelijke context van wederrechtelijkheid of onrechtmatigheid worden gebruikt. Een belangenafweging, zoals hiervoor onder 4.2 bedoeld, valt thans dan ook in het voordeel uit van [gedaagde]. Hij handelt voorshands niet onrechtmatig door verslag te doen van zijn ervaringen met Pagecentrum, ook niet indien de teneur van die ervaringen een negatieve is. Toewijzing van deze ruim geformuleerde vordering zou e en ontoelaatbare inperking op de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] te weeg brengen en zou de waarborgen die in artikel 10 lid 2 EVRM zijn gesteld met voeten treden.
5.1. verbiedt [gedaagde] om het handelen van Pagecentrum of Pagedal in een mail en/of tweed naar de gemeente Stadskanaal, B&W Stadskanaal, het bedrijfsleven, weekbladen, Dagblad van het Noorden, Twitter, Facebook en Linkedin te kwalificeren als diefstal, onrechtmatig of bestelen ofwel daarin kwalificaties van gelijke strekking te bezigen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke overtreding van dit verbod, met een maximum van alle in totaal te verbeuren dwangsommen van € 10.000.00,
Rapport Alcohol verkoop aan jongeren
Rapport Alcohol verkoop aan jongeren
Dit onderzoek maakt duidelijk dat verkopers van alcoholhoudende drank in supermarkten, slijterijen, horeca, cafetaria‟s, sportkantines en in het thuisbezorgkanaal de naleving van artikel 20 van de Drank- en Horecawet onvolledig naleven:
- Van potentiële klanten die alcohol willen kopen - zelfs als zij duidelijk te jong zijn - wordt slechts in beperkte mate een aanzet gemaakt (vragen naar en bekijken van een identiteitsbewijs) om de leeftijd vast te stellen. -
- Alcoholhoudende drank is, artikel 20 van de Drank- en Horecawet ten spijt, ruim beschikbaar. Minderjarigen hebben een slagingskans tussen 60% en 100% om zwakalcoholhoudende drank verkocht te krijgen en een kans van 38% om ook sterke drank verkocht te krijgen (in slijterijen).
- Het vragen naar en het bekijken van een ID bewijs is geen garantie dat vervolgens geen alcohol wordt verkocht. Ondanks het verbod op de verkoop van alcoholhoudende drank aan jongeren onder de wettelijke leeftijdsgrens van 16 jaar, zoals is vastgelegd in de Drank- en Horecawet, blijkt alcohol in ruime mate beschikbaar voor te jonge mensen.
Consultatie Consumentenautoriteit
Consultatiedocument Agenda 2012-2013
De Consumentenautoriteit heeft deze week het consultatiedocument Agenda 2012 -2013 aan haar stakeholders gestuurd. Zij zijn uitgenodigd te reageren op de voorgenomen aandachtsgebieden. Maar ook u kunt reageren. Na het lezen van het consultatiedocument kunt u uw reactie mailen naar: consultatie@consumentenautoriteit.nl
Stuur uw reactie wel voor 23 november 2011.
Komende jaren stelt de Consumentenautoriteit voor zich op drie aandachtsvelden te richten:
- misleidende en agressieve telemarketing
- leverings- en betalingsproblemen bij webwinkels
- intransparantie van prijzen in de reisbranche
Afgelopen voorjaar is met een groot aantal maatschappelijke partijen gesproken om te komen tot een groslijst van aandachtsgebieden. Ook de meldingen bij ConsuWijzer zijn medebepalend geweest.
Uit al die problemen waarmee consumenten worden geconfronteerd is bovenstaande selectie gemaakt. De Consumentenautoriteit meent dat deze problemen prioriteit moeten krijgen om aangepakt te worden. Komende weken kan er nog gereageerd worden op dit voorstel. Daarna zal de Consumentenautoriteit de definitieve agenda voor de komende twee jaar vaststellen. Die zal begin 2012 gepresenteerd worden.
Een blauwe power button en concurrentje pesten
Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Nakoming schikkingsovereenkomst. Misleidende reclame. Onrechtmatige daad.
Zowel Allround ITC als Y drijven een onderneming op het gebied van (onder meer) onderhoud, reparatie en verkoop van computers in Waddinxveen. In de bodemprocedure is er eerder een schikking getroffen. Nu spelen andere feiten: diverse domeinnamen zijn geregistreerd, die te koop worden aangeboden en wordt de powerbutton (onderdeel van merkregistratie van X) door Y ook gebruikt en wordt in radiocommercials zinnen als PC APK en APK check gebruik in combinatie met 'breaking news' -aanduiding. Tot slot gebruiken partijen min of meer dezelfde groene steunkleur voor de websites [afbeeldingen in het vonnis].
Handelsnaamrecht: Een domeinnaamregistratie of het gebruik van een domeinnaam geeft de rechthebbende geen handelsnaamrecht, zolang de domeinnaam niet tevens als handelsnaam voor een onderneming wordt gevoerd. Van handelsnaamrechtelijke inbreuk door ‘ander gebruik’ van de handels- en domeinnamen van Allround ITC is derhalve ook geen sprake.
Merkenrecht: geringe overeenstemming, geen ongerechtvaard voordeel noch afbreuk aan onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk van X.
Nakoming schikking: [Y] heeft er op gewezen dat Allround ITC c.s. heeft nagelaten eerst executiemaatregelen te treffen. Nu de schikkingsovereenkomst niet versterkt is met een dwangsom, zou executie door Allround ITC c.s. weinig zin hebben gehad. Er lijkt geen vordering inzake niet-nakoming schikking te zijn gedaan, en dus dat er sprake is van rauwelijks dagvaarden. Voorzieningenrechter ziet geen grond voor voorlopige voorziening om genoemde domeinnamen niet langer te gebruiken en wijst vordering af. Vordering tot medewerking aan overdracht van domeinnamen is hieraan verbonden en wordt op voet van 3:300 BW ook afgewezen.
Onrechtmatige daad: Er lijkt sprake te zijn van ‘concurrentje pesten’ op een weinig volwassen manier. Telkens wordt slechts één aspect van een reclame-uiting (alléén de afbeelding van gras, alléén de power button, één zin uit een radiospot) gebruikt. Een aantal van de uitingen die [Y] nabootst zijn zo algemeen dat die niet snel aan verwarring zullen bijdragen, zoals termen als repair centre, PC APK of kleur op websites. Vorderingen worden niet onderbouwd dat publiek de kleur specifiek aan onderneming linkt, of dat daadwerkelijk verwarring heeft plaatsgevonden. Vorderingen worden afgwezen.
Ten overvloede wijst de voorzieningenrechter er wel op dat [Y] het voorgaande niet dient te beschouwen als een vrijbrief om ook aan allerlei andere uitingen van Allround ITC c.s. aan te gaan haken. Procekosten veroordeling Allround ITC c.s. in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [Y] tot op heden begroot op € 785,-;
Handelsnaamrecht
4.3. Allround ITC c.s. heeft – naar de voorzieningenrechter begrijpt – gesteld dat gebruik van de handels- en domeinnamen van Allround ITC c.s. door [Y] anders dan als handelsnaam, bijvoorbeeld als domeinnaam of metatag, eveneens inbreuk op het handelsnaamrecht van Allround ITC oplevert. Allround ITC c.s. stelt dat [Y] die inbreuk pleegt door domeinnamen te gebruiken op de wijze omschreven in 2.6., door op haar website de domeinnamen opgesomd in 2.7. te vermelden, alsmede door de naam ‘PCmaatje’ als metatag of zoekterm op internet te gebruiken.4.4. Uit hetgeen in 4.2. is overwogen volgt al, dat het [Y] vrij staat om op zijn website de handelsnamen ‘Computerrepaircentre’ en ‘Laptoprepaircentre’ te gebruiken. Met betrekking tot de overige namen geldt, dat een beroep op artikel 5 Hnw Allround ITC c.s. niet baat in geval van gebruik van namen anders dan als handelsnaam waaronder de onderneming van [Y] wordt gevoerd. Dat artikel verbiedt immers slechts het voeren van een verwarringwekkende naam als handelsnaam voor een onderneming. Dit geldt temeer voor zover Allround ITC aan deze vordering niet haar eigen handelsnamen maar domeinnamen ten grondslag legt. Een domeinnaamregistratie of het gebruik van een domeinnaam geeft de rechthebbende geen handelsnaamrecht, zolang de domeinnaam niet tevens als handelsnaam voor een onderneming wordt gevoerd. Van handelsnaamrechtelijke inbreuk door ‘ander gebruik’ van de handels- en domeinnamen van Allround ITC is derhalve ook geen sprake.
Merkenrecht
4.6. Voorts volgt uit de hiervoor besproken geringe overeenstemming tussen enerzijds het merk van [X] en anderzijds het door [Y] gebruikte teken ook, dat er in dit geval geen sprake is van gebruik waarmee ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk van [X]. Voor zover de vorderingen van Allround ITC hun grondslag vinden in merkinbreuk, zijn zij derhalve niet toewijsbaar.Nakoming schikkingsovereenkomst
4.7. Allround ITC c.s. heeft zich er voorts op beroepen dat [Y] de schikkingsovereenkomst niet is nagekomen. Zij wijst daarbij in de eerste plaats op het in 2.6. en 2.7. omschreven gebruik van domeinnamen door [Y]. Daarnaast is het gebruik van de term PC Maatje door [Y] volgens Allround ITC c.s. in strijd met de schikkingsovereenkomst.4.8. Allround ITC c.s. vordert in wezen nakoming van de schikkingsovereenkomst. [Y] heeft er op gewezen dat Allround ITC c.s. heeft nagelaten eerst executiemaatregelen te treffen. Nu de schikkingsovereenkomst niet versterkt is met een dwangsom, zou executie door Allround ITC c.s. weinig zin hebben gehad. Echter, gesteld noch gebleken is dat Allround ITC c.s. [Y] voorafgaand aan de dagvaarding voor dit kort geding in gebreke heeft gesteld ter zake de gestelde niet-nakoming van de schikkingsovereenkomst. Er lijkt derhalve sprake van rauwelijks dagvaarden. [Y] heeft voorts onvoldoende weersproken gesteld dat hij na ontvangst van de dagvaarding het in 2.6. beschreven gebruik heeft gestaakt en dat hij het in 2.7. beschreven gebruik daarvoor al had gestaakt. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen grond voor een voorlopige voorziening waarbij [Y] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld om de in 2.6. en 2.7. genoemde domeinnamen niet langer te gebruiken. De vordering daartoe zal derhalve worden afgewezen.
4.9. Voor toewijzing van de vordering tot medewerking aan overdracht aan Allround ITC van deze domeinnamen en overige door hem geregistreerde domeinnamen die lijken op een handelsnaam van Allround ITC of een daarmee overeenstemmend teken bevatten, ziet de voorzieningenrechter voorshands evenmin aanleiding. In de schikkingsovereenkomst is opgenomen dat de domeinnamen dienen te worden doorgehaald, danwel na overleg met de wederpartij dienen te worden overgedragen. Partijen hebben ter zitting verklaard dat dit overleg niet heeft plaatsgevonden. Een verplichting voor [Y] om de domeinnamen over te dragen in plaats van de registraties te beëindigen is er dan ook niet. De vordering tot bepaling dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als het verzoek tot overdracht van de domeinnamen op de voet van 3:300 BW, wordt dientengevolge ook afgewezen.
Onrechtmatige daad
4.15. Met Allround ITC c.s. is de voorzieningenrechter van mening dat [Y] met het in 4.14. beschreven samenstel van handelingen stelselmatig een aspect uit de reclame-uitingen van Allround ITC nabootst in haar eigen uitingen naar het publiek. [Y] heeft ter zitting ook niet betwist dat dit bewust zou gebeuren. Er lijkt sprake te zijn van ‘concurrentje pesten’ op een weinig volwassen manier. Deze handelwijze is echter alleen onrechtmatig indien
hierdoor verwarring bij het publiek te duchten is. Een aantal van de uitingen die [Y] nabootst zijn zo algemeen dat die niet snel aan verwarring zullen bijdragen, zoals het gebruik van de termen ‘repair centre’ ‘PC APK’ en ‘PC Check’. Hetzelfde geldt voor het kleurgebruik op de website, nu Allround ITC c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt dat het publiek de kleur die zij gebruikt op haar website specifiek met haar onderneming in verband brengt. Met betrekking tot de verhuizing geldt dat [Y] zijn verhuizing pas een half jaar na Allround ITC aankondigde. Door dat tijdsverloop is het de vraag of het die verhuizing zal verwarren met de verhuizing van Allround ITC. De overige uitingen waarop Allround ITC wijst, betreffen telkens slechts één aspect van een reclame-uiting van Allround ITC (alléén de afbeelding van gras, alléén de power button, één zin uit een radiospot). Voorts worden die reclame-uitingen door Allround ITC openbaar gemaakt als afkomstig van ImakeIT Repair Centre en door [Y] als afkomstig van Computer Repair Centre of Laptop Repair Centre. In het licht van deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het voorshands onvoldoende aannemelijk dat er, ondanks de herhaling van de navolging door [Y], door het hiervoor beschreven samenstel van handelingen verwarring baij het publiek te duchten is.
Allround ITC c.s. heeft wel gesteld dat er al daadwerkelijk verwarring heeft plaatsgevonden, doch heeft deze stelling niet nader gemotiveerd of onderbouwd. Dit had in het kader van dit kort geding wel op haar weg gelegen, zeker nu de beschreven handelwijze van [Y] al meer dan een jaar plaatsvindt. Voor nadere bewijslevering is in het kader van dit kort geding geen plaats. De door Allround ITC c.s. ingestelde vorderingen op grond van onrechtmatige daad komen dan ook niet voor toewijzing in aanmerking. Ten overvloede wijst de voorzieningenrechter er wel op dat [Y] het voorgaande niet dient te beschouwen als een vrijbrief om ook aan allerlei andere uitingen van Allround ITC c.s. aan te gaan haken, omdat hij dan het risico loopt wel onrechtmatig te handelen.
Bans on internet sales. Little room for manoeuvre in selective distribution agreements
Met dank aan Sil Kingma, Boekel De Nerée.
On 13 October 2011, the European Court of Justice (ECJ, RB 1152, C-439/09.) ruled that a clause in a selective distribution contract that effectively bans the distributors of a company from selling its products online constitutes an infringement of competition law, unless that clause is objectively justified or eligible for an individual exemption. The ECJ stated that such a clause cannot benefit from the block exemption for vertical agreements.
(...)
In regard to the block exemption, the ECJ stated that the block exemption is not applicable to clauses which ban internet sales. Even though the practice of prohibiting internet selling is not expressly referred to as a restriction that removes the benefit of the block exemption, the nature of the practice is equivalent to a ban on active and passive sales, which is considered as such.
The ECJ did not examine whether PFDC’s distribution system could be eligible for an individual exemption. It is for the Paris Court of Appeals to examine whether the conditions thereto are met.
Conclusion
Contractual clauses in selective distribution contracts, resulting in a ban on internet sales, are prohibited, unless such a ban is objectively justified or eligible for an individual exemption. The block exemption does not apply to agreements containing such clauses, since this results in a restriction of active and passive sales to end users.
Achteraf opsturen van actievoorwaarden
Rechtbank Amsterdam 28 oktober 2011, LJN BU2117
Actievoorwaarden. Overeenkomst tot levering gas en elektriciteit. Vordering tot betaling. Beroep van leverancier op actievoorwaarden wordt afgewezen omdat deze niet bij sluiten van de overeenkomst bekend zijn gemaakt. Leverancier heeft mogelijk bijgedragen aan voortijdige beëindiging van overeenkomst, zodat geen aanspraak kan worden gemaakt op opzegvergoeding.
[eiseres] ziet echter over het hoofd dat een dergelijke voorwaarde om gelding te hebben direct bij het sluiten van de overeenkomst bekend moet worden gemaakt en dat het achteraf opsturen van zg. Actievoorwaarden of Algemene Voorwaarden dit verzuim niet kan repareren
7. Op het verweer van [gedaagde] ten aanzien van de 1000 kWh heeft [eiseres] gezegd dat dat alleen gold wanneer [gedaagde] minstens een jaar klant van [eiseres] zou blijven. [gedaagde] heeft echter de overeenkomst na vier maanden beëindigd. [eiseres] ziet echter over het hoofd dat een dergelijke voorwaarde om gelding te hebben direct bij het sluiten van de overeenkomst bekend moet worden gemaakt en dat het achteraf opsturen van zg. Actievoorwaarden of Algemene Voorwaarden dit verzuim niet kan repareren. Nu niet is gesteld door [eiseres] dat de medewerkster van [eiseres] bij het telefonisch sluiten van de overeenkomst deze voorwaarde bekend heeft gemaakt wordt hier niet van uitgegaan, zodat er geen reden is om ten aanzien van dit punt de geluidsopname te gaan beluisteren die is gemaakt van het sluiten van de overeenkomst.
Monitoring voedingsreclame
Nota overgewicht, Kamerstukken II, 2011-2012, 31 899, nr. 19
Uit het onderzoek van de Consumentenbond komt het volgende naar voren, Monitoring voedingsreclame kinderen Juni 2010 tot april 2011 (pdf):
- Er is een groot aanbod van voedingsmiddelenreclame gericht op kinderen, vooral voor producten die niet goed passen in een gezond eetpatroon.
- Op televisie blijkt in één uur maximaal 1 op de 7 kinderen bereikt te worden door voedingsreclame van ‘ongezonde’ producten. Het totale bereik van verschillende reclamecampagnes voor kinderen (alle uitzendingen over de gehele looptijd van de campagne) liep op tot 93%. Overigens blijkt wel dat door onbekende reden het aantal kinderreclames tussen de twee onderzoekperiodes is gedaald met 22%.
- Op internet vindt ook voedingsreclame gericht op kinderen plaats, zij het voornamelijk op websites van fabrikanten. In tijdschriften gebeurt dit vrijwel niet. In de supermarkten en folders komt (uiteraard) wel veel productreclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen voor.
De Consumentenbond stelt zich op het standpunt dat kinderen zo veel mogelijk behoed moeten worden voor reclame van voedingsmiddelen die niet passen in een gezond eetpatroon en beveelt onder andere wettelijke maatregelen, effectievere regelgeving in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen, toezicht en monitoring aan.
Zie hier het gehele dossier, eveneens met still van voedselreclame gericht op kinderen.