Inleveren auto van vóór 1995
RCC 17 november 2011, dossiernr. 2011/00918B (Peugeot voor €6.495 mét inruil)
Uiting in tv-reclame (mét vanaf-prijs en mededeling kijk voor de voorwaarden op www.peugeot.nl) en op dealersite. Uiting is misleidend om alleen auto's van vóór 1995 ingeruild kunnen worden.
Betreft tv-reclame: Nu niet reeds in de televisiereclame zelf wordt gewezen op de bijzondere voorwaarde dat een auto van vóór 1995 dient te worden ingeruild, is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen.
Internet: banner vermeld vaste prijs, elders op de site staat vanaf-prijs en bij de nadere informatie staat in relatief kleine letters "genoemde adviesprijs is verbonden aan voorwaarde van een inruil van een auto ouder dan 1995.
Beide uitingen: Strijd met 8.3 aanhef en onder c en 7 NRC.
Stimuleren alcoholgebruik niet
Het gaat om de aanprijzing van Hoegaarden Wit en Esprit Soleil rosé van het blad Proef& [red. afbeelding slechts ter illustratie].
Uiting betreft een man die twee flesjes Hoegaarden omhooghoudt, met daarbij de tekst: "Het is zaterdag, de zon schijnt. Aan de slag in de tuin! (…) Zo’n leuk vooruitzicht vraagt om een feestje na afloop", een uiting met als tekst bij een volgeschonken glas Hoegaarden "Dit Belgische biertje (…) is de dorstlesser bij uitstek." en tot slot een uiting die een afbeelding betreft met daaronder de tekst “Vaste prik na het tuinieren: uitpuffen in je opgeknapte tuin” waar is te zien hoe vier personen in de tuin zitten te eten en te drinken. Op de tafel zijn onder andere een flesje en een glas Hoegaarden te zien en een fles en twee glazen rosé. Een van de vier personen heeft een fles rosé in haar hand.
Voorzitter: geen strijd met NRC, geen causaal verband tussen consumptie en sociaal succes.
RCC: geen strijd met NRC, Afwezigheid van niet-alcoholische drank betekent naar het oordeel van de Commissie niet dat de reclame zich daarom afzet tegen enige niet-alcoholhoudende drank als bedoeld in artikel 2 RVA.
CVB: Uiting in beeld of woord suggereert of stimuleert niet overmatige of onverantwoorde consumptie. Dit kan ook niet van de individuele aanprijzingen worden gezegd (zie hieronder)
Dit geldt ook voor het gebruik van de woorden “dorstlesser bij uitstek” in combinatie met het aangeprezen bier. Uit de context waarin deze mededeling wordt gedaan (een foto van een vol glas bier naast een geopende fles en een dichte fles op de achtergrond) volgt niet dat men grote hoeveelheden van dit bier dient te drinken teneinde het dorstlessende effect te bereiken.
3. Voor zover in de uiting sprake is van interactie tussen personen, betreft het:
1) een foto waarop te zien is hoe een man met twee flesjes bier in zijn handen een flesje aan een ander man aanbiedt die een heg aan het snoeien is. Onder deze foto staat onder meer: “Het is zaterdag, de zon schijnt. Aan de slag in de tuin! De heg snoeien, nieuwe plantjes in de grond. Wie nu zijn handen uit de mouwen steekt, zit er in de zomer goed bij. Zo’n leuk vooruitzicht vraagt om een feestje na afloop.” en
2) een foto waarop drie personen aan een tafel zitten te dineren, waarbij één persoon een glas met – kennelijk – alcoholhoudende drank in haar hand heeft. Een vierde persoon komt aanlopen met – kennelijk – een fles alcoholhoudend drank.
Naast deze foto staat onder meer: “Vaste prik na het tuinieren: uitpuffen in je opgeknapte tuin”.
4. Naar het oordeel van het College kan niet worden gezegd dat de in de uiting afgebeelde personen door de consumptie van alcoholhoudende drank sociaal succes hebben. Blijkbaar hadden deze personen voorafgaand daaraan al met elkaar contact in verband met het gezamenlijk uitvoeren van tuinwerkzaamheden. Van een causaal verband tussen de consumptie van alcohol en het hebben van sociaal succes is, zoals de Commissie terecht heeft geoordeeld, aldus geen sprake. Evenmin kan worden gezegd dat de reclame zich afzet tegen enige niet-alcoholhoudende drank. Derhalve is de uiting niet in strijd met artikel 8 respectievelijk 2 RVA.
5. Voor zover appellant stelt dat sprake is van agressieve reclame, is niet duidelijk geworden waarop deze stelling is gebaseerd. Van agressieve reclame in de zin van artikel 14 van de Nederlandse Reclame Code is naar het oordeel van het College geen sprake.
Vechten tegen de Bierkaai
Rapport, Vechten tegen de Bierkaai
Voorkomen en verminderen van alcoholgebruik onder jongeren.
Gemeenten kunnen hieraan werken door een scala aan maatregelen:
• regels stellen als het gaat om de verkoop van alcohol, zoals beperken van verkooptijden en -dagen en beperken van verkooppunten;
• hanteren van strikte sluitingstijden en een gerichte aanpak van drankketen. Samenwerking en afstemming hierin met de omliggende gemeenten (bijvoorbeeld in een regionaal samenwerkingsverband) voorkomt verschuiving van het probleem naar buurgemeenten;
• in het vergunningenbeleid bij evenementen eisen stellen als het gaat om het aantal punten waar water beschikbaar is. En het schenken van alcoholhoudende dranken verbieden waar het gaat om evenementen waar veel jeugd op afkomt of voorkomen dat jongeren onder de 16 jaar op dergelijke evenementen alcohol kunnen krijgen;
• geen alcoholreclame op gemeentelijke reclamedragers;
• stimuleren dat verkooppunten zoals sportkantines en jongerencentra alcohol duurder maken dan frisdrank.
Ongevraagd en zonder overleg opgestuurd
Reclamemateriaal. Na telefonisch onderhoud met Q. wordt een opdrachtbevestiging per email gezonden. Daags hierna heeft echtgenote van Q. de overeenkomst ontkent "wij hadden aangegeven 1 malig in een folder te willen staat en wilde hierover goede informatie over onze advertentie". Er is door Puzzle & Co. drukwerk gemaakt en verspreid aan een café in Kloosterburen om in een display te plaatsen.
Indien er al een overeenkomst lijkt tot stand te zijn gekomen, dan is Puzzle & Co haar verplichtingen uit deze overeenkomst niet voldoende nagekomen. Zij heeft promotiekaarten ongevraagd en zonder overleg opgestuurd. Zij kan geen betaling verlangen van Q.
4.1 Het meest verstrekkende verweer van Q. is dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, dan wel dat zijn echtgenote gedwaald heeft tijdens de totstandkoming ervan. Wat van dat verweer ook zij, de kantonrechter ziet aanleiding om eerst de uitvoering van de (vermeende) op Puzzle & Co rustende prestatie te beoordelen.
4.2 Voor het geval partijen inderdaad, zoals door Puzzle & Co wordt gesteld en door Q. is betwist, zijn overeengekomen dat Puzzle & Co in opdracht van Q. promotiemateriaal zou verzorgen en verspreiden is de kantonrechter van oordeel dat Puzzle & Co haar verplichting niet voldoende is nagekomen. Puzzle & Co heeft uiteengezet dat zij de promotiekaarten ongevraagd en zonder overleg heeft opgestuurd naar Café [naam café] te Kloosterburen. Het café zou de promotiekaarten in een display in het café kunnen plaatsen en het pakket drukwerk terugsturen indien zij daartoe niet bereid was. Gesteld noch gebleken is dat Puzzle & Co op enige wijze heeft gecontroleerd of het café de promotiekaarten inderdaad ter beschikking heeft gesteld aan het publiek. Door Puzzle & Co is niet betwist dat Café [naam café] de promotiekaarten in de container heeft doen belanden. Hieruit volgt dat Puzzle & Co het doel van de overeenkomst, promotie van het bedrijf van Q., niet heeft waargemaakt. Nu Puzzle & Co niet aan haar verplichting heeft voldaan, kan zij geen betaling verlangen van Q.
Beware the link
RCC Uitspraak 8 november 2011, dossiernr. 2011/00362 (Actiecoupon Panasonic)
Met samenvatting van Eva Rog-den Ouden, Hoogenraad & Haak advocaten.
Panasonic heeft tijdens een actie essentiële informatieve achtergehouden (nl. sluitingsdatum actie) die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit te nemen over een transactie. Klager doet mee aan de actie via een bij Google gevonden link - namelijk www.actiecoupon.nl/p3d/ (van Online Retail Service B.V.). Bij aanschaf van een Panasonic 3D TV werd via deze site een ‘3D Blu-ray speler’ en een Avatar film cadeau gedaan. Daarvoor moest klager een aantal gegevens en e-mails uitprinten en naar adverteerder opsturen. Achteraf blijkt echter dat de actieperiode al was verlopen, waardoor klager niet (meer) in aanmerking kwam voor de aanbieding. Klager is hierover niet geïnformeerd op de website die hij via Google had gevonden. Ook de actievoorwaarden waren niet op die website vermeld. Volgens klager is dit misleidend.
Panasonic stelt dat de voorwaarden en de actieperiode van deze actie duidelijk en intensief via verschillende mediakanalen gecommuniceerd. Volgens Panasonic heeft zij op geen enkele manier de link via Google naar buiten gebracht. Met andere woorden, Panasonic vindt dat zij niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de inhoud van de link die klager via Google heeft gevonden. Panasonic wordt door de RCC in een tussenbeslissing in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken over het (niet) bestaan van een samenwerkingsverband met deze website.
Panasonic stelt nog steeds dat geen samenwerkingsverband bestaat met de actiewebsite. Klager heeft echter, na enig speurwerk, ontdekt dat de eigenaar van de betreffende website www.actiecoupon.com (Buspro) wel degelijk samenwerkt met Panasonic en vaker acties voor Panasonic organiseert. Volgens de RCC heeft Panasonic onvoldoende weersproken dat Buspro in opdracht van verweerder werkt (namelijk alleen via een inhoudelijke e-mail “buiten het dossier om” en de RCC slaat daar geen acht op). De Commissie is van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van Panasonic is om er op toe te zien dat reclame van een in opdracht van haar uitgevoerde actie in overeenstemming is met de Nederlandse Reclame Code. Panasonic houdt essentiële informatie achter die de gemiddelde consument nodig heeft om en geïnformeerd besluit over een transactie te nemen en handelt in strijd met artikel 7 en 8.3 aanhef en onder c NRC.
Badminton sponsor
Rechtbank Utrecht 30 november 2011, LJN BU6292 (Dunlop tegen Nederlandse Badminton Bond)
Rechtspraak.nl: Sponsorovereenkomst. Mededingingsrecht. Vrij verkeer van diensten. Onrechtmatig handelen.
De Nederlandse Badminton Bond (NBB) heeft vanaf 1 januari 2010 een exclusieve sponsorovereenkomst met Yonex, een Japanse producent van badmintonartikelen. NBB is uit hoofde daarvan verplicht om de spelers van de nationale badmintonselectie met kleding en materiaal van Yonex te laten spelen. Spelers die niet voor Yonex kiezen mogen volgens het huidige beleid van NBB geen deel uitmaken van de nationale selectie en op landenteamtoernooien niet spelen met een racket met het logo van hun individuele sponsor.
Dunlop en RSL (concurrenten van Yonex), vier spelers die tot de absolute top in Nederland behoren (van wie er drie door Dunlop worden gesponsord en een door Forza) en een junior speelster (indirect gesponsord door Dunlop) vorderen NBB te verbieden de overeenkomst met Yonex uit te voeren dan wel NBB te veroordelen de spelers niet te hinderen bij de uitvoering van hun sponsorovereenkomsten. Dunlop, RSL en de spelers vorderen ook schadevergoeding van NBB.
De rechtbank verwerpt de stelling van eisers dat de overeenkomst met Yonex op grond van mededingingsrecht (artikel 6 Mw / 101 VWEU dan wel artikel 24 Mw) nietig is. De rechtbank verwerpt ook de stelling van eisers dat het beleid van NBB een beperking is op het vrij verrichten van diensten (artikel 56 VWEU). De rechtbank volgt verder de stelling van eisers niet dat NBB onrechtmatig handelt omdat de topspelers niet meer vrij zijn in het kiezen van de voor hun topprestatie benodigde badmintonracket dan wel omdat NBB inbreuk maakt op het recht van de topspelers om hun populariteit te verzilveren.
De rechtbank wijst de door de spelers gevorderde schadeschadevergoeding af. De rechtbank volgt wel de stelling van eisers dat NBB onrechtmatig heeft gehandeld en handelt, omdat NBB (top)spelers heeft aangezet en nog steeds aanzet tot wanprestatie jegens de sponsors van die spelers. De rechtbank veroordeelt NBB daarom en omdat drie van de vijf spelers al een sponsorovereenkomst hadden voordat het beleid van NBB bekend werd, die drie spelers toe te staan om, indien zij zich daarvoor in sportief opzicht kwalificeren, op landenteamtoernooien te spelen met een badmintonracket met het logo van het merk van hun sponsor zolang hun huidige sponsorovereenkomst (zonder verlenging) nog voortduurt. Ook wijst de rechtbank schadevergoeding aan Dunlop en RSL toe (nader op te maken bij staat) op de grond dat NBB spelers heeft aangezet en nog steeds aanzet tot wanprestatie jegens hen.
Levensgevaarlijke Abortuspillen via internet
Aanhangsel Handelingen II, 2011-2012, nr. 715 (Levensgevaarlijke Abortuspillen via internet)
5 Is het mogelijk bij gebleken strafbaarheid in de landen van vestiging wel in Nederland op te treden tegen deze verkoop?
5 Zie ook mijn antwoord op vraag 3 en 4.
De IGZ kan optreden op basis van de Nederlandse wet op Nederlands grondgebied.
6 Welke stappen gaat u concreet zetten om in overleg met overheden of Inspecties voor de Gezondheidszorg van die landen te bereiken dat de verkoop van abortuspillen wordt stopgezet, en dat wordt opgetreden tegen ondernemingen of organisaties die deze pillen aanbieden?
6. Als “abortuspillen” in een bepaald land toegelaten zijn, mogen zij daar worden verkocht. In Nederland is één product met mifepriston als actief bestanddeel geregistreerd, te weten Mifegyne. Hier is geen sprake van een illegaal product. De verstrekking van Mifegyne is in Nederland gekanaliseerd: alleen in instellingen (klinieken of ziekenhuizen) die een vergunning volgens de Wet Afbreking zwangerschap (Waz) hebben, mag dit geneesmiddel gebruikt worden. De Wazvergunning brengt allerlei vangnetten met zich mee qua medische begeleiding, zorgvuldigheid en
registratie.
In Europees verband wordt er gewerkt aan een pakket van extra wettelijke regels (richtlijn) om te
verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen terecht komen. Hierin zullen
ook eisen worden vastgelegd voor het aanbieden van geneesmiddelen via internet. De richtlijn is
inmiddels vastgesteld (Richtlijn 2011/62/EU van 8 juni 2011, PB EG L 174 van 1 juli 2011) en zal
in de opvolgende 18 maanden worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.
7 Wat gaat u doen aan de bewustwording bij potentiële gebruiksters dat abortuspillen gevaarlijk zijn?
7. Op de website internetpillen.nl van het ministerie van Volksgezondheid. Welzijn en Sport is een waarschuwing geplaatst over de risico’s van het via internet bestellen van abortuspillen en wordt gewezen op de bestaande laagdrempelig toegankelijke abortushulpverlening in Nederland.
Woekerrente
prejudiciële vragen van de Okresný súd Prešov (Slowakije)
Consumentenbescherming – Richtlijn 93/13/EEG – Artikelen 4, lid 1, en 6, lid 1 – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 2005/29/EG – Oneerlijke handelspraktijken bij transacties tussen ondernemingen en consumenten – Consumentenkredietovereenkomst die voorziet in woekerrente – Gevolgen van oneerlijke handelspraktijken en oneerlijke bedingen voor de geldigheid van de overeenkomst in haar geheel. Het gedrag van een verkoper die in de overeenkomst een lager jaarlijks rentepercentage opgeeft dan het daadwerkelijk toegepaste percentage, voldoet aan de criteria voor kwalificatie als oneerlijke handelspraktijk.
1) Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd, dat met betrekking tot het voortbestaan van een consumentenovereenkomst die oneerlijke bedingen bevat, de vraag of dit voor de consument gunstiger is, niet relevant is. Die bepaling belet de lidstaten echter niet in hun nationale wetgeving in een dergelijk geval te voorzien in het rechtsgevolg van volledige ongeldigheid van de overeenkomst.
2) Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (‚richtlijn oneerlijke handelspraktijken’) moet aldus worden uitgelegd, dat het gedrag van een verkoper die in de overeenkomst een lager jaarlijks rentepercentage opgeeft dan het daadwerkelijk toegepaste percentage, voldoet aan de criteria voor kwalificatie als oneerlijke handelspraktijk.
De vaststelling van een dergelijke oneerlijke handelspraktijk heeft weliswaar geen rechtstreekse gevolgen voor de beoordeling van het oneerlijke karakter en de geldigheid van een beding respectievelijk de kredietovereenkomst in haar geheel in de zin van richtlijn 93/13, maar kan worden beschouwd als een omstandigheid rond de sluiting van de overeenkomst waarmee de bevoegde nationale rechter bij zijn beoordeling uit hoofde van artikel 4, lid 1, van richtlijn 93/13 rekening dient te houden.”
Verouderde tool
RCC 8 november 2011, dossiernr. 2011/00870 (ING verouderde tool)
Uiting betreft een tool voor het berekenen van 'hoeveel hypotheek u ongeveer kunt krijgen'. De klacht betreft onjuiste weergave, immers zo blijkt dat het te lenen bedrag 35% hoger ligt dan men in werkelijkheid kan lenen. Het verweer dat verzuimd is om op 1 januari 2011 de strengere inkomensnormen door te voeren, treft geen doel. Een aanbeveling volgt.
Gebleken is dat als gevolg van onjuiste (verouderde) gegevens in de tool, het door de tool weergegeven bedrag dat men kan lenen in aanmerkelijke mate afwijkt van het bedrag dat men in werkelijkheid kan lenen. Naar het oordeel van de Commissie is aldus sprake van onjuiste informatie met betrekking tot het product zoals bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), te weten de voordelen. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Immers zal men aan de hand van het door de tool genoemde bedrag tot het besluit kunnen komen om al dan niet over te gaan tot het afsluiten van een hypotheek bij de ING.
Uiteraard anders - milder - worden beoordeeld
Reclamerecht. Misleidende reclame. Ongeoorloofde mededelingen.
De stichting Virtuele Trombosedienst is een zorgaanbieder die onder de naam “De Nationale Trombose Dienst” (NTD) trombose zelfzorg aanbiedt aan trombosepatiënten. De behandeling van trombose bestaat uit het controleren van de mate van stolling van het bloed (meten van de zogenoemde INR-waarde) en het verminderen van de stollingsneiging door voorschrijven van een aan die meting ontleende hoeveelheid medicatie (genoemd anti-stollingsmiddelen, bloedverdunners of cumarines). Zij biedt deze dienst in heel Nederland aan, waarbij maximaal gebruik wordt gemaakt van moderne communicatiemiddelen, zoals internet, email en sms. Daaronder vallen ook e-learning en e-certificering.
Als reactie op een mailing van NTD hebben de trombosediensten een mailing aan hun patiënten gestuurd. Deze noemt NTD onrechtmatig, rechter meent dat een reactieve uiting uiteraard anders - milder - worden beoordeeld dan de pro-actieve reclame-uiting. Mededelingen door trombose diensten zijn niet onjuist en gedaan mede in het belang van patiënten en worden geoorloofd, een rectificatie van één van de mededelingen is niet opportuun. NTD wordt gewezen in de proceskosten ad €4.128,00.
De gewraakte mededelingen
•“Wij willen u erop attent maken (…) dat de Nationale Trombosedienst niet bij u in de regio gevestigd is, maar in Ede op de Veluwe.” ;
•“Als u zich inschrijft bij de Nationale Trombosedienst dan wordt u uitgeschreven bij uw eigen trombosedienst. Hierbij gaan de afspraken verloren die de Trombosedienst gemaakt heeft in nauwe samenwerking met uw huisarts en specialisten uit de regio.”;
•“Uw eigen Trombosedienst (…) is aangesloten bij de Federatie Nederlandse Trombosediensten (FNT). De Nationale Trombosedienst is niet aangesloten bij deze Federatie, waardoor er bij de Nationale Trombosedienst geen toezicht is op de kwaliteit en veiligheid zoals bij uw eigen Trombosedienst wordt uitgevoerd door de Federatie (FNT).”
•“Als zou blijken dat zelfmeten, om welke reden dan ook, niet geschikt is voor u dan kunt u zonder dat de behandeling onderbroken wordt, weer op de ‘oude’ manier bij ons de behandeling voortzetten.”
3.4.Mede in het licht van de onder 3.3 beschreven omstandigheden, alsmede gelet op de door beide partijen ter zitting gegeven uitleg, oordeelt de voorzieningenrechter de in de mailing van de trombosediensten gedane mededelingen niet ongeoorloofd, althans rectificatie niet opportuun.
3.4.1.Ten aanzien van de mededeling dat bij uitschrijving bij de trombosedienst afspraken verloren gaan die de trombosediensten gemaakt hebben in nauwe samenwerking met huisartsen en specialisten uit de regio, hebben de trombosediensten verklaard dat zij
– in het geval dat een patiënt bijvoorbeeld een operatie moet ondergaan – een regiefunctie voeren ten opzichte van andere zorgverleners, die niet zonder meer door elke andere trombosedienst kan worden overgenomen. Daarvoor zijn de gemaakte afspraken, die veelal zijn vastgelegd in samenwerkingsprotocollen, te complex en dat vereist bovendien bereidheid daartoe van die andere zorgverleners. Vanwege het ontbreken van samenwerkingsafspraken en protocollen tussen de regionale zorgaanbieders en NTD zullen deze afspraken volgens de trombosediensten niet zonder meer door NTD kunnen worden overgenomen. Gelet op deze – onbestreden – uitleg van de trombosediensten dient voorshands te worden aangenomen dat deze afspraken ten gevolge van een uitschrijving en overstap naar NTD inderdaad verloren kunnen gaan. De mededeling die de trombosediensten daaromtrent hebben gedaan is aldus niet onjuist, terwijl het belang van hun patiënten om over dit risico te worden geïnformeerd aannemelijk is.
3.4.2. Op grond van de in zoverre niet betwiste informatie van gedaagden ter zitting is aannemelijk dat het feit dat de trombosediensten zijn aangesloten bij de Federatie Nederlandse Trombosediensten een zekere meerwaarde heeft en een extra kwaliteitswaarborg oplevert door toezicht en controle op de kwaliteit en veiligheid die bij de trombosediensten worden uitgevoerd door de FNT. De dienovereenkomstige mededeling was daarom van belang en geoorloofd. Hiermee staat niet vast dat de zorg van NTD van lagere kwaliteit is dan die van de trombosediensten, maar dat hoeft ook niet vast te staan om voorshands te oordelen dat de door de trombosediensten op het punt van de kwaliteit gemaakte vergelijking geoorloofd was naar de normen van art. 6:194a lid 2 onder b, c en e BW.
3.4.3.NTD stelt dat de in de brieven van twee van de trombosediensten opgenomen mededeling dat, als zou blijken dat zelfmeten om welke reden dan ook niet geschikt is voor een patiënt, deze dan zonder dat de behandeling onderbroken wordt weer op de ‘oude’ manier bij die trombosedienst de behandeling kan voortzetten, misleidend is. Volgens NTD wordt hiermee de indruk gewekt dat een patiënt bij NTD het risico loopt dat hij niet kan terugvallen op de ‘oude’ manier. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dit aan die mededeling echter niet worden ontleend. NTD biedt zelf de ‘oude’ manier van behandeling niet aan, dus een patiënt zal in dat geval wel moéten terugvallen op de reguliere trombosediensten.3.5.De mededeling dat NTD niet bij de patiënt in de regio gevestigd is maar in Ede op de Veluwe voldoet, strikt genomen, niet aan de voorwaarde van art. 1:194a lid 2 onder c BW omdat de (statutaire) vestigingsplaats geen wezenlijk kenmerk is van de trombosezorg. NTD heeft ter zitting immers, onweersproken, gesteld dat zij ook medewerkers heeft die in de regio werkzaam zijn en die bij gebleken noodzaak in staat zijn op acceptabele termijn bij een patiënt thuis te verschijnen. Bezien in het geheel van voorlichtende mededelingen die de mailing van de trombosediensten bevat, en mede gelet op de hiervoor onder 3.3 geschetste omstandigheden waaronder deze is verzonden, is deze schending echter niet zodanig ernstig dat uitsluitend daardoor een rectificatie bij wege van voorlopige voorziening wordt gerechtvaardigd. Bij dit oordeel is mede gelet op de bij het wél bevelen van de gevorderde voorziening betrokken belangen van partijen en de daarvan afgeleide belangen van degenen (patiënten) die een eventuele rectificatie zouden ontvangen, welke belangen beide partijen zich blijkens hun uitlatingen ter zitting aantrekken. Voorkomen moet worden dat de kennelijk door de mailing van NTD veroorzaakte verwarring bij de patiënten wordt vergroot. Dat zou zonder twijfel het gevolg zijn van een volgende (nota bene aangetekend te verzenden) brief in deze affaire tussen twee elkaar als concurrenten beschouwende zorgverleners, waarmee de patiënten niets uitstaande hebben.