PK aanduiding op facebook
Vz RCC 8 december 2011, dossiernr. 2011/01025 (PK Pk op facebook)
Het betreft een advertentie op www.facebook.com/importwereld, waarin adverteerder diver-se auto’s te koop aanbiedt waarbij het motorvermogen uitsluitend in “pk” wordt vermeld.
Vooropgesteld wordt dat de Code voor personenauto’s alleen op nieuwe auto’s van toepassing is. Dat brengt mee dat de onderhavige klacht, die betrekking heeft op een advertentie voor tweedehands auto’s, ten onrechte op deze code is gebaseerd. Dat brengt echter niet mee dat geen enkel belang zou toekomen aan de door klager ingeroepen bepaling. Deze bepaling is immers gebaseerd op Europeesrechtelijke regelingen die ook voor reclame-uitingen voor gebruikte auto’s gelden en die in de Nederlandse wet zijn opgenomen, waaronder de Metrologiewet. Ingevolge artikel 2 van deze wet zijn voor grootheden meeteenheden vastgesteld en is het op grond van artikel 22 van die wet verboden een grooteenheid uit te drukken in een andere meeteenheid dan de meeteenheid die krachtens artikel 2 van de wet is vastgesteld. De krachtens de Metrologiewet vastgestelde (afgeleide) meeteenheid voor vermogen is de Watt, zoals bepaald in artikel 5 lid 2 van het Meeteenhedenbesluit 2006. Derhalve is een adverteerder op grond van de wet verplicht óók in een reclame-uiting voor tweedehands auto’s het motorvermogen (mede) in Watt uit te drukken.
Geslachtsdelen zeer prominent in beeld
Vz RCC 8 december 2011, dossiernr. 2011/01085 (Blue&White; foto's met geslachtsdelen kind/g.s. goede smaak)
Advertentie in huis-aan-huis-blad Amsterdams Stadsblad voor z.g. (erotisch-getinte) contactadvertenties waar geslachtsdelen zijn afgebeeld. Eenmalig is er sprake van een vergissing en zijn geslachtsdelen niet afgeplakt geweest.
Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak of het fatsoen, zoals klaagster kennelijk bedoelt, stelt de Reclame Code Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. Ook met inachtneming van deze terughoudendheid is de voorzitter van oordeel dat door de onderhavige uiting, waarin erotische artikelen worden aangeprezen door middel van foto’s waarop geslachtsdelen zeer prominent in beeld zijn gebracht, de grens van het toelaatbare wordt overschreden, nu de uiting is geplaatst in een medium (huis-aan-huisblad) dat op een algemeen publiek is gericht.
De voorzitter neemt nota van de stelling van adverteerder dat sprake is van een eenmalige vergissing. Dit doet evenwel niet af aan het feit dat de reclame-uiting op grond van het voorgaande in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code dient te worden geacht.
Voucher-RCC zaken
RCC 19 december 2011, dossiernr. 2011/00897 (Pixum Geen 50% korting op fotoboek Pixum)Het betreft (1) een link op Google naar de website www.pixum.nl/fotoboek, waarin staat “50% Korting op Fotoboeken” en “Fotoboek maken met 50% korting!” en (2) de uiting op de website www.pixum.nl met als kop “50% Korting op een Pixum Fotoboek groot met hardcover”.
In de onder 2 genoemde uiting op de website www.pixum.nl wordt naar het oordeel van de Commissie voldoende duidelijk gemaakt dat de aanbieding “50% korting” alleen betrekking heeft op het daar omschreven Pixum fotoboek, formaat groot (staand), met hardcover en 26 pagina’s. Deze beperking blijkt niet uit de onder 1 genoemde uiting op Google, waar zonder voorbehoud wordt meegedeeld “50% Korting op Fotoboeken” en “Fotoboek maken met 50% korting!”.
Gelet op het vorenstaande gaat de onder 1 genoemde uiting op Google gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door deze uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Vz RCC 21 december 2011, dossiernr. 2011/01148 (Niet geldig op gehele assortiment korting niet geldig op gehele assortiment)
Het betreft een voucher van adverteerder betreffende de actie “10€ korting op uw bestelling bij Zalando”. Aan de onderzijde van de voucher staat onder meer “Geldig op het gehele assortiment”. Nu blijkt dat enkele merken zijn uitgesloten.
De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal toewijzen. Hij overweegt daartoe het volgende.
Als erkend is komen vast te staan dat, hoewel in de bestreden uiting staat dat de kortingsactie geldig is op het gehele assortiment, in werkelijkheid verschillende merken van de actie uitgesloten zijn. De uiting gaat derhalve gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de voorzitter de uiting misleidend en om die reden oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Dat sprake is van een zetfout neemt het misleidende karakter van de bestreden uiting niet weg, nu niet kan worden gezegd dat het een duidelijke fout betreft.
RCC 20 december 2011, dossiernr. 2011/01060-I (Roompot bij 15 vakantieparken weekend/midweek of week boeken?)Groupondeal (uiting).Alleen in de 3 in Duitsland gelegen vakantieparken kan men een accommodatie voor één week boeken. In de andere parken kan men alleen een midweek of een weekend boeken. Nu het niet in alle 15 parken mogelijk is om ook een accommodatie voor een week te boeken, is de uiting misleidend. Voorts is niet weersproken dat het op de voucher genoemde bedrag van € 330,00 een reëel beeld geeft van de waarde die de voucher vertegenwoordigt.
Op grond van bovenstaande overweging is in de uiting voor de gemiddelde consument onvolledige en onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RCC 20 december 2011, Dossiernr. 2011/01099-I (groupon/air fast tickets)
Het betreft de website www.groupon.nl waarop een voucher ter waarde van € 29,00 wordt aangeboden, waarmee men een vliegticket bij Air Fast Tickets kan kopen. Klaagster kwam op de website voor bijkomende belastingen en toeslagen alleen bedragen van € 175,- tegen. Gelet hierop acht zij het onjuist om te spreken over een bedrag van “gemiddeld € 80,-”.
Adverteerder sub 1 noemt slechts 6 bestemmingen waarvan de bijkomende kosten liggen rond de € 80,-. Adverteerder sub 2 voert aan dat genoemd bedrag van € 80,- slechts bij benadering aangeeft aan welk bedrag men, ter zake van de bijkomende kosten, moet denken. In de uiting staat echter dat de bijkomende kosten “gemiddeld € 80,- voor een retourticket” bedragen en de juistheid daarvan is door de adverteerders niet aangetoond.
Op grond van bovenstaande overweging is in de uiting voor de gemiddelde consument onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Bekendmaking Goedkeuring Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars
Bekendmaking Goedkeuring Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars, Stcrt. 2012, 401.
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft een aanvraag ontvangen tot het afgeven van een verklaring in de zin van artikel 25, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) dat het CBP kan instemmen met de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiele Controle van Zorgverzekeraars Nederland.
En besluit te verklaren: dat de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiele Controle van Zorgverzekeraars Nederland, gelet op de bijzondere kenmerken van de sector, een juiste uitwerking vormt van de Wet bescherming persoonsgegevens en andere wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens. dat de goedkeurende verklaring geldig is voor een periode van vijf jaar na de datum van bekendmaking in de Staatscourant.
Risico's juridische constructie
Notariskamer Hof Amsterdam 15 november 2011, LJN BV0481 (notaris tegen klager)
Informatie over risico's juridische constructie door notaris. Het hof is van oordeel dat de notaris ernstig te kort geschoten is bij het verstrekken van informatie aan klager inzake de risico’s van de juridische constructie van het lidmaatschap van de woonvereniging en de hypotheekakte. Voorts is het hof van oordeel dat de notaris klager onvoldoende heeft gewaarschuwd en voorgelicht ten aanzien van de juridische en financiële constructie, terwijl de notaris alles heeft kunnen overzien en nagaan. De notaris is degene geweest die de bouw van de juridische constructie heeft geëntameerd. Het lag daarom op de weg van de notaris om klager op de gevaren dan wel de risico’s daarvan te wijzen. De notaris had inzicht dienen te verschaffen in wie er na de oprichting van de woningvereniging de leden waren en hoe die leden de lidmaatschapsrechten hebben verworven.
6.1. Het hof is van oordeel dat de notaris ernstig te kort geschoten is bij het verstrekken van informatie aan klager inzake de risico’s van de juridische constructie van het lidmaatschap van de woonvereniging en de hypotheekakte. Voorts is het hof van oordeel dat de notaris klager onvoldoende heeft gewaarschuwd en voorgelicht ten aanzien van de juridische en financiële constructie, terwijl de notaris alles heeft kunnen overzien en nagaan. De notaris is degene geweest die de bouw van de juridische constructie heeft geëntameerd. Het lag daarom op de weg van de notaris om klager op de gevaren dan wel de risico’s daarvan te wijzen. De notaris had inzicht dienen te verschaffen in wie er na de oprichting van de woningvereniging de leden waren en hoe die leden de lidmaatschapsrechten hebben verworven. Ten aanzien van de hypotheekakte is het hof van oordeel dat de notaris heeft verzuimd vrijwaringaktes op te maken, welke gebruikelijk zijn bij de financiering van de koop van lidmaatschapsrechten in deze soort verenigingen en te regelen dat de hypotheek alleen kon worden uitgewonnen voor de schulden van de leden van de vereniging die betrekking hebben op de koop van het lidmaatschap of verband houden met de structuur of financiering van de vereniging en niet voor schulden van derden.
De notaris heeft dat ook ingezien, aangezien hij op 3 mei 2011 een proces-verbaalakte van rectificatie heeft gepasseerd. Als verweer heeft de notaris dienaangaande naar voren gebracht dat hij hierdoor een kennelijke misslag heeft hersteld. Dit verweer wordt verworpen. Het proces-verbaal kan niet worden aangemerkt als een verbetering conform artikel 45 lid 2 Wet op het notarisambt (Wna).
Artikel 45 lid 2 Wna luidt – voor zover van belang – :
“De notaris is bevoegd kennelijke schrijffouten en misslagen in de tekst van een akte ook na het verlijden daarvan te verbeteren.
Hij maakt van deze verbeteringen proces-verbaal op en stelt op de oorspronkelijke akte een aantekening daarvan, onder vermelding van datum en repertoriumnummer van dit proces-verbaal”
De strekking van dit artikel is het verbeteren van objectief duidelijke schrijffouten of misslagen, zonder dat de inhoud van de akte een ander strekking krijgt. In het onderhavige geval is er sprake van een zodanige wijziging van de akte dat de inhoud ervan wezenlijk anders is. Met klager is het hof dan ook van oordeel dat de rectificering door de notaris van de hypotheekakte na het verlijden daarvan nietig is, zodat het probleem van klager niet is opgelost. Het hof is van oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is.
Het hof volgt de motivering van de kamer terzake van de afwijzing van de klacht dat de notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 2:26 BW, zodat dit klachtonderdeel niet gegrond is.
Correctie accorderen
Kantonrechter Rechtbank Haarlem 21 december 2011, LJN BV0430 (Dutch Windmill Publishers tegen gedaagde h.o.d.n. X)Wilsgebrek, overeenkomst nietig. De door Windmill aan gedaagde gestuurde advertentie is zowel qua tekst als qua lay-out identiek aan de advertentie die gedaagde bij A3 uitgevers had besteld, behoudens de laatste twee cijfers van zijn telefoonnummer. Mede om die reden verkeerde gedaagde in de veronderstelling dat Windmill namens A3 uitgevers belde. Windmill heeft gedaagde slechts voorgehouden dat er een fout was geslopen in de advertentietekst en dat gedaagde een correctie daarvan moest accorderen. Onder deze omstandigheden mocht Windmill er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat gedaagde daadwerkelijk de bedoeling had om een advertentieovereenkomst te sluiten.
3. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat Windmill telefonisch contact met hem heeft opgenomen en dat zij tegen hem heeft gezegd dat ze had ontdekt dat er een fout telefoonnummer in de advertentietekst stond. Daarop heeft Windmill [gedaagde] verzocht om wijziging van het telefoonnummer te accorderen onder vermelding van het referentienummer. Als bijlage bij die betreffende mail heeft Windmill een opdrachtbevestiging met referentienummer KV-1006285 meegestuurd met daarop afgebeeld de advertentie zoals door Windmill in het geding is gebracht, aldus nog steeds [gedaagde].
4. [gedaagde] heeft ter zitting verder verklaard dat de door Windmill meegestuurde advertentie zowel qua tekst als qua lay-out identiek is aan de advertentie die hij bij A3 uitgevers had besteld, behoudens de laatste twee cijfers van zijn telefoonnummer, en dat hij mede om die reden in de veronderstelling verkeerde dat Windmill namens A3 uitgevers belde. Ook de omstandigheid dat hij, anders dan met A3 uitgevers, met Windmill geen overleg heeft gehad over de vormgeving van de advertentie, de frequentie en de verspreiding ervan, hebben er volgens [gedaagde] toe geleid dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat Windmill een nieuwe, van A3 uitgevers losstaande advertentieovereenkomst met hem wilde sluiten.
5. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat het, gezien de aard van zijn onderneming en het beschikbare budget, nooit zijn bedoeling is geweest om in te stemmen met een frequentie van zes keer en de daarmee gemoeide kosten. [gedaagde] was, naar eigen zeggen, in de veronderstelling dat het ging om een eenmalige uitgave van ongeveer € 200,00.
Erfgoedlabel en bescherming minderjarigen
Verslag van een schriftelijk overleg 23 december 2011, Kamerstukken II 21 501-34, nr. 178.
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over o.a. de invoering van een erfgoedlabel (links de bestaande Vlaamse variant) en de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de aanbieding van het verslag van de Informele Ministersbijeenkomst over Cultuur en Audiovisuele Zaken van 9 september jl. in Wroclaw in Polen (hier), hieronder wat relevante citaten (p. 6 vragen over het erfgoedlabel, p.6-7 vragen over bescherming minderjarige).
p. 6. Erfgoed label:
Europese Jury voor het Europees Erfgoedlabel De leden van de VVD-fractie vinden het beheer van erfgoed een belang-rijke taak van de overheid. Echter, een Erfgoedlabel en het instellen van een jury lijkt eerder op een bureaucratisch symbool dan op concrete doelstellingen en instrumenten. Hoe ziet het kabinet dit, zo vragen de leden.
Bescherming van minderjarigen
In reactie op de vraag van de VDD-fractie over de mogelijkheid voor een kijkwijzer en inzet van Nederland aangaande dit agendapunt nader toe te lichten, wijst de minister er op dat het gebruik van een «kijkwijzer» op internet in feite al binnen de EU al geregels is via de richtlijn voor audiovisuele mediadiensten van 2007. De hieraan verbonden regels gelden voor alle audiovisuele mediadiensten, of ze nu in de ether, op de kabel of via internet worden verspreid.
Alle aanbieders die lineair televisieprogramma’s of films uitzenden, moeten deze voorzien van informatie en een leeftijdsaanduiding zodat kinderen en hun ouders kunnen oordelen over de mogelijke schadelijkheid. Bovendien moeten omroepen bij de keuze van uitzendtijden de leeftijdsgrenzen in acht nemen en mogen bioscopen en videohandel aan kinderen geen toegang geven tot films die volgens de classificatie schadelijk worden geacht voor kinderen tot 16 jaar.
Voor «on demand» audiovisuele diensten – televisie of films die mensen kunnen opvragen, ook op internet – geldt een lichter regime. Hiervoor is classificatie niet verplicht en gelden er geen uitzendtijden. Wel moeten «on demand» films of programma’s die kinderen ernstige schade kunnen berokkenen door technische middelen zijn afgeschermd. De Kijkwijzer berust in Nederland op co-regulering: de branche is verantwoordelijk voor classificatie via het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM), wetgeving stelt daarmee verbonden minimum eisen, aldus de minister.
Voor de classificatie van computerspellen – offline en online – is op basis van de Kijkwijzer een speciaal Europees classificatiesysteem ontwikkeld: PEGI. Dit wordt op vrijwillige basis door de meeste bedrijven in de computerspelbranche gebruikt, ook in Nederland. Classificatiesystemen zoals de Kijkwijzer laten zich niet vertalen naar alles wat kinderen op internet tegenkomen. De raadsconclusies richten zich vooral ook op andere zaken, zoals de verdere ontwikkeling van software voor het filteren of blokkeren van websites en digitale diensten, leeftijdsverificatie voor toegang tot websites of diensten en het standaard afschermen van profielen van minderjarigen op sociale netwerksites.
Bij de voorbereiding van de raadsconclusies heeft Nederland enkele redactionele voorstellen gedaan. Deze voorstellen zijn overgenomen en Nederland kon tijdens de Raad zonder interventie instemmen met de raadsconclusies. Afgezien van de bestrijding van illegale praktijken (zoals kinderporno op internet) door politie en justitie en bovengenoemde co-regulering voor audiovisuele media, zetten de raadsconclusies net als het beleid in Nederland in op voorlichting voor kinderen en ouders (mediawijsheid), zelfregulering door het bedrijfsleven en afspraken tussen overheden en bedrijfsleven. De raadsconclusies zijn overigens niet bindend en respecteren verschillen van aanpak tussen lidstaten, zo benadrukt de minister.
Ingaand op de vragen van de SP-fractie over mediawijsheid onder kinderen en de bescherming van audiovisuele diensten op basis van voorwaardelijke toegang, zet de minister uiteen dat alle lidstaten de EU richtlijn voor audiovisuele mediadiensten vertaald hebben in hun eigen nationale wetgeving. Omdat de richtlijn kaderstellend is, kan de precieze uitwerking per land verschillen. De Europese Commissie houdt toezicht op een juiste implementatie en op naleving van de EU richtlijn.
Ook de conventie van de Raad van Europa uit 2003 over bescherming van audiovisuele diensten op basis van voorwaardelijke toegang is kaderstellend, evenals de oudere en vrijwel gelijkluidende EU richtlijn uit 1998 over hetzelfde onderwerp. De Nederlandse wetgeving is in overeenstemming met zowel de conventie als de EU richtlijn.
Voor mediawijsheid bestaat in Nederland sinds 2009 een mediawijsheid expertisecentrum, het zogeheten «mediawijzer.net». Inmiddels zijn ruim 500 partijen bij dit netwerk aangesloten. De minister licht toe dat uit de mediabegroting tot 2014 subsidie (2 miljoen euro per jaar) beschikbaar wordt gesteld voor het mediawijsheid expertisecentrum. Doel is om mediawijsheid te verankeren in de activiteiten van scholen, bibliotheken, media en maatschappelijke organisaties.
Kruiwagens en elektrische fietsen
Vzr. Rechtbank Roermond 5 januari 2012, KG ZA 11-250 (Van Cranenbroek tegen Itek)
Met dank aan Laurens Thissen, Adelmeijer Hoyng Advocaten.
Misleidende mededeling. Van Cranenbroek houdt zich bezig met de verkoop van een divers assortiment voor tuininrichting en -onderhoud en sindskort ook elektrische fietsen. Itek biedt fietsen en sindskort tuin- en sportartikelen aan in Nederland en België.
In dit kort geding over misleidende mededelingen is de vraag aan de orde of gedaagde ITEK (voldoende) kruiwagens en electrische fietsen in voorraad had waarmee ITEK in haar folder had geadverteerd. Vorderingen tot o.a. verbod en rectificatie worden afgewezen.
Kruiwagens:
4.7 De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van het vorenstaande vooreerst dat Itek niet heeft aangeboden een Fort maïskruiwagen, maar een mäiskruiwagen van 170 liter met een polyethyleen bak en een gegalvaniseerd onderstel. Het mag zo zijn dat de bij de advertentie geplaatste foto identiek is aan de (eerder door Van Cranenbroek aangeboden) maïskruiwagen van het merk Fort, maar uit dat enkele feit kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet afgeleid worden dat de aanbieding enkel om die reden betrekking had op een Fort kruiwagen: niet aannemelijk is dat bij het publiek door de foto in de folder de indruk werd gewekt dat de advertentie betrekking had op een kruiwagen van dat specifieke merk. Dit klemt te meer nu er geen (herkenbare) merktekens op de foto van de kruiwagen zichtbaar zijn. Dat er sprake zou zijn van een zogenaamd "lokkertje", waarbij wordt geadverteerd met een merkproduct dat niet in voorraad is, zoals Van Cranenbroek lijkt te suggeren, acht de voorzieningenrechter dan ook niet aannemelijk. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de stelling van Van Cranenbroek, die erop neerkomt dat Itek heeft geadverteerd met een (hoogwaardig) product zonder dat product op voorraad te hebben of zelfs te kunnen leveren.
4.8. Door Itek is verder, met stukken onderbouwd, gesteld dat zij de kruiwagen waarmee zij heeft geadverteerd ook op voorraad had. (...) Dat aan de door Van Cranenbroek ingeschakelde proefaankopers, waaronder een deurwaarder, kennelijk kruiwagens zijn verkocht die niet voldeden aan de in de advertentie genoemde specififcaties doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan het vorenstaand niets af: uit de proefaankopen volgt immers niet dat, indien de kopers daar uitdrukkelijk op gestaan hadden, aan hen (zo nodig met een leveringstermijn) geen maïskruiwagen met een gegalvaniseerd onderstel geleverd had kunnen worden.
Elektrische fietsen
4.9. Ten aanzien van de elektrische fietsen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Uit de door Van Cranenbroek in het geding gebrachte reclamefolders van Itek volgt dat door Itek elektrische fietsen van specifieke merken en types worden aangeboden voor een daarbij expliciet vermelde prijs. Verder staat in de eerste advertentie vermeld: "we hebben al 28 inch elektrische fietsen met Shimano Nexave 7 versnellingen vanaf €550,-" en in de tweede advertentie "Er is al een 28 inch elektrische fiets vanaf €50,=". Bi jdeze aanbieding wordt, afgezien van de maat van de fiets en in de eerste advertentie het merk en type van de versnelling, geen enkele nadere specificatie vermeld. Deze advertenties kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument tot wie de advertentie zich richt of die zij bereikt weinig anders opgevat worden als een - algemene - mededeling van Itek dat de allergoedkoopste nieuwe elektrische fiets van 28 insch die zij in vestigingen verkoopt, €550,= kost. uit hetgeen door Van Cranenbroek is aangevoerd, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet afgeleid worden dat deze mededeling onjuist en derhalve misleidend is, mede gelet op de - onweersproken - stelling van Itek dat zij niet alleen de nieuwste modellen, maar ook overjarige modellen verkoopt. Dat Itek, indien klanten haar vragen om een fiets van €50,=, die fiets niet aanprijst maar uitdrukkelijk wijst op nieuwere - en waarschijnlijk betere maar in elk geval duurdere - fietsen maakt het vorenstaande niet anders, nu daaruit niet volgt dat Itek geen nieuwe fiets voor €550,= zou kunnen leveren. Dit klemt te meer nu uit de op initiatief van Van Cranenbroek plaatsgehad hebbende proefaankopen blijkt dat een dergelijke fiets - zij het met inachtneming van een levertijd - ook daadwerkelijk aan een der proefaankopers gelever kon worden.
Windkrachtkorting kansspel?
Er wordt een korting aangeboden die volledig afhankelijk is van zaken die buiten eenieders invloed liggen. Daarmee is in feite sprake van een kansspel. Klager is van mening dat een energierekening en een kansspel ‘niet passen’. Voorts wordt in de uiting niet meegedeeld dat sprake is van een kansspel, waarover wellicht kansspelbelasting zal zijn verschuldigd.
Adverteerder heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de Commissie niet bevoegd is om een oordeel te geven met betrekking tot de onderhavige klacht nu het buiten haar taakstelling zou vallen te oordelen of een uiting al dan niet strijdig is met de Wet op de Kansspelen. Naar het oordeel van de Commissie kan de onderhavige actie, waarbij iedere klant een ‘windkrachtkorting’ krijgt waarbij de hoogte van die korting afhankelijk is van de windkracht, niet worden beschouwd als een kansspel in de zin van de Wet op de kansspelen.
De bevoegdheid van de Commissie berust op haar vrijheid haar oordeel te geven over iedere openbare aanprijzing van goederen, diensten of denkbeelden. Eenieder die meent dat een uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code, kan bij de Commissie een klacht indienen. De Commissie is derhalve bevoegd om de reclame-uitingen van adverteerder te beoordelen, op basis van de bezwaren van klager, ook voor zover de klacht impliceert dat de uiting aan de wet moet worden getoetst, waarbij de Commissie verwijst naar artikel 2 NRC.
De inhoud van de klacht vat de Commissie aldus op dat klager van mening is dat sprake is van strijd met artikel 1 sub a van de Wet op de kansspelen, waarin is bepaald dat het verboden is om gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend.
Naar het oordeel van de Commissie kan de onderhavige actie, waarbij iedere klant een ‘windkrachtkorting’ krijgt waarbij de hoogte van die korting afhankelijk is van de windkracht, niet worden beschouwd als een kansspel in de zin van de Wet op de kansspelen. Meer in het bijzonder doet zich niet de situatie voor dat sprake is van het meedingen naar een prijs of premie. Derhalve kan de klacht niet slagen.
Proefstuderen met oud lesmateriaal
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/01024 (LOI Proefstuderen oud lesmateriaal)
Klager voert aan dat, in tegenspraak met bovenstaande zinsneden in de brochure, het lesmateriaal gedateerd is en - voor de doorsnee cursist niet duidelijke - fouten bevat, de persoonlijke begeleiding louter via internet geschiedt en de kennis van de docenten niet up-to-date is.
Naar het oordeel van de Commissie leidt het gegeven dat het lesmateriaal van deze cursus niet geheel up-to-date is er echter niet toe dat de brochure die betrekking heeft op het gehele cursusaanbod van LOI om die reden als misleidend moet worden beschouwd. De Commissie overweegt daartoe, aan de hand van de onder “De klacht” weergegeven bestreden tekstgedeeltes, het navolgende.
Waar in de brochure wordt gesproken over de kwaliteit van het lesmateriaal en de opleidingen wordt de overtuiging van LOI over de kwaliteit in algemene zin van het cursusaanbod weergegeven, wat niet ontoelaatbaar is. Niet is gesteld of gebleken dat de kwaliteit van het LOI cursusmateriaal in het algemeen onvoldoende is.
Met betrekking tot de bestreden zinsnede dat LOI “meer dan enig ander instituut tijd en moeite (steekt) in de ontwikkeling van het lesmateriaal”, in de brochure gevolgd door de tekst “en de digitale leeromgeving”, overweegt de Commissie dat zij de juistheid van deze mededeling, mede gelet op de context, voldoende aannemelijk acht geworden.
De klacht dat LOI ten onrechte stelt “de beste docenten” te selecteren treft geen doel, nu bij de aanduiding “beste” kennelijk sprake is van enige in reclame gebruikelijke overdrijving. Daarbij speelt een rol dat “de beste docenten” geen concreet en meetbaar gegeven is.
De Commissie acht het niet onjuist de begeleiding door docenten die via internet plaatsvindt aan te duiden als “persoonlijke begeleiding”.
Ten slotte geeft de mededeling “…een boeiende opleiding, waar u ook na afloop veel aan zult hebben” naar het oordeel van de Commissie de verwachting van LOI weer en bevat deze geen “garantie”.