RB
RB 3897
28 april 2025
Uitspraak

Verbod tot gebruik van ‘laagste prijs garantie’ door Bauhaus in vergelijking met de producten van Hornbach toegewezen

 
RB 3894
17 april 2025
Uitspraak

Nordic Fire mag kritisch zijn op Milieu Centraal, maar moet oppassen met absolute milieuclaims

 
RB 3896
16 april 2025
Uitspraak

Greenpeace-lespakket onvoldoende herkenbaar als reclame, deels te stellig geformuleerd

 
RB 1126

Prijs zonder reserveringskosten

RCC 1 september 2011, Dossiernr. 2011/00612 (KRAS reizen / 3 dgn v.a. €49 onjuist reis excl toeristenbelasting + calamiteitenfonds)

Reclamerecht. Onduidelijke prijs. Advertentie in krant: 3-daagse autoreis voor 49 euro. Klager stelt dat totaalbedrag hoger is dan 49 euro omdat er ook reserveringskosten, toeristenbelasting en bijdrage Calamiteitenfonds moet worden betaald.

Commissie: Adverteerder heeft aangetoond dat de reis die voor € 49,- per persoon wordt aangeboden voor dit bedrag ook werkelijk kan worden geboekt, mits voldaan is aan de duidelijk in de uiting gestelde voorwaarden. Ten aanzien van de toeristenbelasting overweegt de Commissie dat de klacht ook op dit punt ongegrond is, nu onder het kopje “Exclusief” deze kostenpost is vermeld alsmede het vermoedelijke bedrag dat terzake daarvan ter plaatse moet worden betaald,
De Commissie wijst de klacht af.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

RB 1125

Gebruik van merk als Google trefwoord (adword)

Commentaar in't kort van Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology Advocaten.
In navolging van IEF 10209, aangevuld met een paragraaf gewijd aan vergelijkende reclame wat buiten de scope van het arrest valt
.

Een merkhouder kan gebruik van het merk verbieden indien dat gebruik afbreuk doet of kan doen aan een van de "functies" van het merk. Naast herkomstfunctie is een merk ook een commercieel strategisch instrument, dat met name kan worden gebruikt voor reclamedoeleinden of voor het opbouwen van een reputatie, teneinde de consument aan het merk te binden.

Het Europese Hof gaf op 22 september 2011 iets meer duidelijkheid over de functies van een merk en de vraag wanneer gebruik van trefwoorden ('keywords' of 'adwords') is toegestaan.

Samenvatting van Interflora-zaak
Interflora exploiteert een wereldwijd bloemenbezorgingsnetwerk. Het netwerk bestaat uit bloemisten bij wie klanten in persoon, telefonisch of via internet bestellingen kunnen plaatsen. De bestellingen worden afgehandeld door het lid van het netwerk dat het dichtst bij het bezorgadres van de bloemen is gevestigd.
INTERFLORA is een Engels en Europees merk. Het merk geniet in het Verenigd Koninkrijk en in andere lidstaten van de Europese Unie een grote reputatie.

De Engelse onderneming Marks & Spencer is een grote detailhandelaar in het Verenigd Koninkrijk. Een van haar diensten is de verkoop en bezorging van bloemen. Marks & Spencer is dus een concurrent van Interflora. Marks & Spencer heeft voor Google verschillende trefwoorden ('keywords') met het merk INTERFLORA geselecteerd voor haar Google advertenties.

Via de Engelse rechter is de zaak terecht gekomen bij het Hof van Justitie om uitleg te geven over het merkrecht.

Gevolgen van de uitspraak
De nationale rechter moet per geval nagaan of degene die in Google advertenties gebruik maakt van trefwoorden die met het merk van een ander overeenstemmen, daarmee afbreuk doet aan een van de functies van het merk of op die manier onrechtmatig op de reputatie van het merk meelift.

In de Interflora-zaak moet de nationale rechter met name ook nagaan of het gebruik door Marks & Spencer van de trefwoorden met het INTERFLORA, het behoud door Interflora van een reputatie die consumenten kan aantrekken en aan haar kan binden, in gevaar brengt.

Afbreuk aan de functies van het merk?
Afbreuk aan herkomstfunctie: verwarring opwekken omtrent de herkomst
Er is afbreuk aan de functie voor herkomstaanduiding van het merk wanneer de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker door de advertentie die met het merk overeenstemmende trefwoord verschijnt, de herkomst niet goed kan vaststellen. Met andere woorden: als hij niet of niet eenvoudig te weten komt of de waren of diensten uit de advertentie afkomstig zijn van de merkhouder (of een economisch met hem verbonden onderneming) of van een derde.

Afbreuk aan investeringsfunctie: merkhouder ernstig hinderen bij verwerving of behoud van reputatie
Onderzoek van deze functie van het merk door het Hof is een nieuw element. Als het gebruik van het merk de merkhouder 'ernstig' hindert bij de verwerving of het behoud van een reputatie die consumenten kan aantrekken en aan hem kan binden.
In een situatie waarin het merk reeds een reputatie geniet, wordt afbreuk gedaan aan de investeringsfunctie, wanneer het gebruik deze reputatie aantast en derhalve het behoud ervan in gevaar brengt.
Maar er is geen sprake van afbreuk aan de investeringsfunctie als het gebruik door een concurrent er enkel toe leidt dat de houder van dat merk zijn inspanningen ter verwerving of het behoud van een reputatie die consumenten kan aantrekken en aan hem kan binden, dient op te voeren. Evenmin kan de merkhouder zich met succes beroepen op de omstandigheid dat dit gebruik een aantal consumenten er mogelijkerwijs toe brengt de waren of diensten waarop dit merk is aangebracht, links te laten liggen.

Afbreuk aan reclamefunctie?
Het gebruik van een teken dat gelijk is aan een merk van een ander als trefwoord in het kader van een advertentiedienst van zoekmachines als Google, doet daarentegen op zichzelf volgens het Hof geen afbreuk aan de reclamefunctie van het merk.

Bekende merken: onrechtmatig aanhaken/meeliften
Volgens het Hof kan de selectie van bekende merken van een ander als trefwoorden - zonder geldige reden, in het kader van een advertentiedienst als onrechtmatig aanhaken/meeliften worden beschouwd. Dat is vooral ook het geval wanneer internetadverteerders door middel van het gebruik van trefwoorden die met bekende merken overeenkomen, waren te koop aanbieden die imitaties van de waren van de merkhouder zijn.

Gebruik bij bieden van alternatief toegestaan: gezonde en eerlijke mededinging
Het is volgens het Hof in beginsel wel toegestaan om een bekend merk te gebruiken als trefwoord, als de adverteerder daarmee slechts een alternatief voor het bekende merk aanbiedt (en geen imitatie). In dat geval valt een dergelijk gebruik volgens het Hof in principe onder een gezonde en eerlijke mededinging in de sector van de betrokken waren en diensten.

Dat kan anders zijn als dit leidt tot verwatering van dat merk of afbreuk aan de reputatie ervan doet of andere afbreuk aan de functies van het merk wordt gedaan. Dat is bijvoorbeeld het geval als het merk door het gebruik zou kunnen verworden tot soortnaam.

Vergelijkende reclame (buiten de scope van arrest van het Hof)
Het Hof heeft alleen  antwoord gegeven op de vragen van de verwijzende rechter over de lijnen die moeten worden gevolgd door de nationale rechter in hun beslissingen en interpretatie van de wet.

Daarom zijn andere aspecten van de gevallen als dit niet door het Hof beoordeeld, zoals de regels inzake misleidende of vergelijkende reclame als een handelsmerk van een concurrent wordt gebruikt in een Google adword om concurrerende alternatieven aan te bieden. Reclame kan worden beschouwd als vergelijkende reclame wanneer daarbij een concurrent of zijn producten of diensten expliciet of impliciet worden genoemd. Onder omstandigheden kan het  merk van de concurrent gebruikt als Google adword daartoe leiden.

RB 1124

nVWA verminderd toezicht

Op 22 september sluit de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) voor de 1e keer een convenant met een bedrijf voor verminderd toezicht. Dat gebeurt met speelgoedfabrikant Mattel. Met dit convenant bekrachtigen de nVWA en Mattel Europa hun gezamenlijke inspanning voor een optimale naleving van de wettelijke veiligheidseisen die van toepassing zijn op speelgoed.

Convenant

Agreement

 

RB 1123

De benaming "opdrachtbevestiging'

Kantonrechter Rechtbank Leeuwarden 9 september 2011, LJN BT2369 (Dutch Windmill Publishers C.V. tegen Maaltijdservice Noord)

Als randvermelding met een herinnering aan KvK-factuurzaken. Misleiding. Verspreiding kleurplaten met advertentie en logo's.

Overeenkomst tot plaatsing van advertentie op kleurplaten en kinderpuzzels die vervolgens worden verspreid. Weliswaar wordt bij de waarschuwing op de website van MMP en op www.kindenziekenhuis.net DWP genoemd als één van de bedrijven die de naam van MMP misbruikt en doet alsof ze het knutselboek "Kind en Ziekenhuis" uitgeeft, maar bij gebreke van nadere concrete informatie, kan de kantonrechter hier niet de conclusie aan verbinden dat DWP zich hier inderdaad schuldig aan maakt. Vooralsnog blijft het de verklaring van DWP tegenover die van MSNoord.

De wijze waarop offerte wordt uitgebracht en wijze waarop tarieven kenbaar worden gemaakt misleidend: Offerte met de benaming "opdrachtbevestiging" wordt de indruk gewekt dat er reeds een overeenkomst tot stand is gekomen. Echter MSNoord had zich ervan te vergewissen waarvoor zij haar akkoord gaf. Echter nu niet is gebleken dat verspreiding daadwerkelijke is geschiedt, rust op MSNoord geen betalingsverplichting.

5.2.  Voorts overweegt de kantonrechter dat de wijze waarop DWP haar offerte uitbrengt als misleidend kan worden gekwalificeerd. Een offerte behoort immers een aanbod te zijn, dat al dan niet aanvaard kan worden. Met de benaming "opdrachtbevestiging' wordt echter de indruk gewekt dat er reeds een overeenkomst tot stand gekomen is, die nog slechts bevestigd hoeft te worden.

Daarnaast zijn ook de wijze waarop DWP in haar opdrachtbevestiging de tarieven kenbaar maakt als misleidend aan te merken. Enerzijds omdat de prijs kennelijk nog dient te worden vermeerderd met een tweetal toeslagen, waarvan één niet in een bedrag is uitgedrukt, maar in een percentage. Alle prijzen/toeslagen staan ook niet bij elkaar vermeld. Anderzijds omdat nergens uit blijkt dat de genoemde tarieven het bedrag per verspreiding is, zoals door DWP gesteld. MSNoord mocht er naar het oordeel van de kantonrechter vanuit gaan dat de vermelde tarieven betrekking hadden op het totaal van de aangeboden zes verspreidingen.

Daarnaast kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat DWP opzettelijk de werkwijze hanteert van twee afzonderlijke opdrachtbevestigingen met een tussenpoos van ongeveer twee weken, waarbij in de eerste opdrachtbevestiging een fout in de advertentie zit. De kantonrechter verwijst in dat verband naar de door MSNoord overgelegde stukken van de firma Meton. Ook in die advertentie stond eenzelfde fout (verwisseling van de letters van de postcode) in de advertentietekst. De kantonrechter sluit niet uit dat DWP met deze handelwijze probeert te bewerkstelligen dat de opdrachtgever met de ontvangstbevestiging voor de tweede opdracht in de veronderstelling verkeert akkoord te verlenen voor de eerste gecorrigeerde opdracht. DWP heeft dit ook niet betwist. DWP heeft er geen verklaring voor gegeven waarom zij niet voor beide producten gelijktijdig een opdrachtbevestiging verstuurt.

Dat DWP ten opzichte van MSNoord gebruik heeft gemaakt van het logo van Oxfam Novib is niet gebleken, zodat dit in het onderhavige geval geen rol kan spelen.


5.3.  Een en ander laat echter onverlet dat het op de weg van MSNoord had gelegen om zich ervan te vergewissen waarvoor zij haar akkoord gaf. Daartoe had MSNoord de opdrachtbevestigingen nauwkeuriger moeten lezen en er niet blindelings op mogen vertrouwen dat zij hiermee instemde met een advertentie in het kleurboek "Kind en Ziekenhuis". Voor zover MSNoord al gedwaald heeft, dient deze dwaling naar het oordeel van de kantonrechter voor haar rekening te blijven.

5.4. De kantonrechter is echter van oordeel dat op MSNoord geen betalingsverplichting rust, nu DWP, ondanks de gemotiveerde betwisting van de zijde van MSNoord, niet heeft aangetoond dat zij voldaan heeft aan haar verplichting tot verspreiding van de kleur- en puzzelplaten. DWP heeft in dat kader immers slechts een lijst met zes namen van fysiotherapiepraktijken in de omgeving van Menaam overgelegd. Uit niets blijkt echter dat zij de door haar bedoelde kleur- en puzzelplaten ook onder deze praktijken heeft verspreid en zo ja, in welke oplages dit is geschied. MSNoord daarentegen heeft gemotiveerd aangevoerd dat uit navraag bij de door DWP opgegeven adressen is gebleken dat de gestelde levering van de kleur- en puzzelplaten niet heeft plaatsgevonden. DWP heeft hier niet meer op gereageerd.

5.5. Op grond van het bovenstaande zal de kantonrechter de vordering van DWP afwijzen en de vordering van MSNoord tot terugbetaling van het bedrag ad € 2.160,56 toewijzen.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

RB 1122

Toelichting op artikel 8.4 aangepast

Naar aanleiding van ontwikkelingen in de praktijk is de toelichting op artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code aangevuld. Zie hieronder de vernieuwde toelichting:

Toelichting bij artikel 8.4 Onder uitnodiging tot aankoop wordt verstaan een commerciële boodschap die de kenmerken en de prijs van het product op een aan het gebruikte medium aangepaste wijze vermeldt en de consument aldus in staat stelt een aankoop te doen. Als de reclame een antwoord- of bestelmechanisme bevat, is altijd sprake van een uitnodiging tot aankoop. Indien een dergelijk mechanisme ontbreekt, hangt het van de omstandigheden van het geval af of sprake is van een uitnodiging tot aankoop. Doorslaggevend is of de consument op grond van de informatie een besluit over een transactie kan nemen. Als in de reclame een product met een (vanaf)prijs wordt genoemd, beschikt de consument doorgaans over voldoende informatie om tot een transactie te besluiten.

8.4 In het geval van een uitnodiging tot aankoop in reclame moet de volgende essentiële informatie verstrekt worden:
a de voornaamste kenmerken van het product, in de mate waarin zulks gezien het medium en het product passend is;
b het geografische adres en de identiteit van de adverteerder, in het bijzonder zijn handelsnaam, en, in voorkomend geval, het geografische adres en de identiteit van de adverteerder namens wie hij optreedt;
c de prijs, inclusief belastingen, of, als het om een soort product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, het feit dat er eventueel deze extra kosten moeten worden betaald;
d de wijze van betaling, levering, uitvoering en het beleid inzake klachtenbehandeling, indien deze afwijken van de vereisten van professionele toewijding;
e voor producten en transacties met recht op herroeping of annulering, het bestaan van dit recht.

RB 1121

Fan van...

Vrz. RCC 7 september 2011, dossiernr. 2011/00716 (Fan van Man bij Hond?)

Lid worden van de NCRV middels kleine lettertjes, terwijl het lijkt alsof men fanlid wordt van het programma Man bijt Hond. In het beeld staat duidelijk NCRV-logo in kleur en NCRV-lidmaatschap blijkt ook uit online-aanmeldproces. Toch is het onvoldoende duidelijk dat fanlidmaatschap dat "de NCRV steunt", limaatschap van NCRV betekent. Aanbeveling.

Klacht: Men krijgt de indruk fanlid te worden van “man bijt hond”, maar uit de kleine lettertjes blijkt dat men lid wordt van de NCRV. Gelet hierop acht klager de uiting misleidend.

Voorzitter: Uit de uiting blijkt onvoldoende duidelijk dat men, als men “Fan van Man bijt hond” wordt, dan tevens NCRV-lid wordt. De mededeling in de kleine lettertjes dat men met het fanlidmaatschap van Man bij hond “de NCRV steunt”, maakt onvoldoende duidelijk dat men NCRV-lid wordt. Ook voor het overige blijkt uit de kleine lettertjes niet duidelijk dat het fanlidmaatschap impliceert dat men NCRV-lid wordt. Anders dan de uiting doet vermoeden, bestaat niet de mogelijkheid om alleen fan van Man bijt hond te worden.

Waar “Man bijt hond” een NCRV-programma is, bevreemt het niet dat het NCRV-logo op de website is afgebeeld, doch dit doet aan het hiervoor overwogene niet af.

 

Op grond van het bovenstaande is de voorzitter van oordeel dat in de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie wordt verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder a van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1120

Gratis tanken

RCC 30 augustus 2011, dossiernr. 2011/00657A (C1000 gratis tanken)
RCC 30 augustus 2011, dossiernr. 2011/00657 (C1000 gratis tanken)

 Aanduiding Gratis tanken, terwijl er sprake is van een minimale afnameverplichting. Dit wordt niet gecorrigeerd door de toelichting. Strijd punt 19 bijlage 1 bij artikel 8.5 NRC en oneerlijk ex 7 NRC.

Uiting: “Bij elke tien euro krijg je één tankzegel en met een volle spaarkaart krijg je een Total Happy Fuelkaart waarmee je voor tien euro gratis kunt tanken bij Total.”

Blijkens de spaarkaart houdt de actie in, dat bij een minimale afname van 20 liter brandstof € 10 korting wordt verleend. Dit is iets anders dan in de commercial wordt gezegd. Je kunt immers niet voor € 10 tanken en dan betalen met de Happy Fuelkaart.

Commissie: (...) In de onderhavige uiting bestaat het aangeboden product uit “10 euro gratis tanken bij Total”. Vast is komen te staan, dat van het aanbod alleen gebruik kan worden gemaakt indien minimaal 20 liter brandstof wordt afgenomen. Gelet op de brandstofprijzen is het niet mogelijk 20 liter brandstof te tanken voor € 10, zodat bij gebruik van de Happy Fuelkaart met een waarde van € 10 altijd een bedrag moet worden bijbetaald. Onder die omstandigheden is weliswaar sprake van een korting van € 10, maar kan niet worden gesteld dat wordt gespaard voor “10 euro gratis tanken”. De toelichting op de actie in de voorwaarden neemt het misleidende karakter van de aanduiding ´gratis´ niet weg.

Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de bestreden reclame-uiting misleidend als bedoeld onder punt 19 van bijlage 1 bij artikel 8.5 NRC, en om die reden oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. 

RB 1118

Gratis 10 postzegels

RCC 1 september 2011, dossier 2011/00633 (10 gratis postzegels)
RCC 1 september 2011, dossier 2011/00633A (10 gratis postzegels)

Gratis is niet gratis, maar verbonden aan abonnement. Leeftijd van klaagster (15 jaar). Verweer: het is duidelijk onder leveringsvww en aanvullende informatie, daarbij is er een bedenktijd van 7 dagen.

Uiting, site “Uniek: 60 jaar Nederlandse TV! Bestel nu en ontvang 10 gratis postzegels (…)
Uiting Email: Ja, ik wil 10 postzegels van TNT ontvangen Afmelden / leveringsvoorwaarden
(…) *Elk velletje bevat 10 postzegels. U ontvangt maandelijks 2 velletjes à € 7,50.

Klacht: Als men de gratis zegels aanvraagt, is men ineens geabonneerd op een duur abonnement. Dit blijkt niet duidelijk uit de aanvraagprocedure. Klaagster, die 15 jaar oud is, dacht dat ze werkelijk iets gratis kreeg, maar in een brief die zij later kreeg, staat dat zij alsnog € 40,-- moet betalen voor een pen die eerst gratis was.

Commissie strijd met 7 en 8.2 onder b NRC : blijkt uit de uitingen onvoldoende dat men door de gratis postzegels te bestellen zich tevens abonneert op een dienst van adverteerder die inhoudt dat men elke maand voor in totaal € 15,-- aan postzegels koopt. In de uitingen wordt immers niet met zoveel woor­den gezegd dat men door de gratis postzegels te bestellen een dergelijk abonnement afsluit, terwijl dit ook overigens niet duidelijk uit de uitingen blijkt. In de uitingen valt de nadruk op de gratis postzegels en op het feit dat deze een geluidsfragment bevatten. In de uiting op internet staat bovendien dat men een “gratis velletje postzegels” kan aanvragen door het invullen van zijn gegevens, hetgeen niet op het afsluiten van een abonnement wijst. Uit de tekst “Ja, ik wil 10 postzegels van TNT ontvangen” in de gewraakte e-mail blijkt evenmin dat men een abonnement afsluit door het invullen van zijn gegevens.

Uitsluitend uit de zin “u ontvangt maandelijks 2 velletjes à 7,50” kan de consument afleiden dat het om een abonnement gaat. De Commissie acht deze zin tegenover het voorgaande evenwel onvoldoende informatief voor de gemiddelde consument. Hetzelfde geldt voor de link naar de leveringsvoorwaarden. Naar het oordeel van de Commissie had adverteerder reeds in de uitingen met zoveel woorden dienen te melden dat het bestellen van de gratis postzegels impliceert dat men een abonnement afsluit. Tevens had adverteerder in de uitingen dienen te melden wat de minimale duur van het abonnement is, alsmede dat men bij tussentijdse annulering (bij gebruikmaking van de bedenktermijn) een bedrag van € 39,95 dient te betalen als vergoeding voor de pen waarmee men geluidsfragmenten op de actiepostzegels hoort.

 

 

RB 1117

Identieke, uitwisselbaar, equivalent of gelijkwaardig

Hof 's-Hertogenbosch 16 augustus 2011, LJN BT1658 (Biomet Nederland tegen Heraeus Kulzer GmbH)

Misleidende reclame, reikwijdte verbod, verbeurde dwangsommen na vernietiging vonnis in hoger beroep.

In navolging van IEF 1714. Kort: Heraeus Kulzer GmbH is een Duitse onderneming die zich onder meer bezighoudt met de ontwikkeling en productie van botcement. Botcement, al dan niet met toegevoegd antibioticum, wordt gebruikt bij het vastzetten van bijvoorbeeld heup- of knieprotheses aan het bot. Biomet produceert medische hulpmiddelen, waaronder botprotheses

Voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 16 februari 2006 Biomet o.m. verboden mededelingen te doen inhoudende dat Refobacin Bone Cement identiek is aan Refobacin Palacos en mededelingen van gelijke strekking en bevolen opgave te doen van alle uitingen van deze strekking, een rectificatie te plaatsen, reclamemateriaal terug te halen en het gebruik van het merk Palacos te staken.

Betreft ge- en verbod: Biomet betoogd dat zij vergelijkbare, equivalente producten aan mag bieden onder vermelding van de Tüv-verklaring dat zij voldoet aan Richtlijn 93/42. Partijen gebruiken de termen identiek, equivalent en uitwisselbaar, terwijl deze verschillende inhoud hebben. Er zijn geen grieven tegen de vaststelling van de verschillen, zodat deze vaststaan (devolutieve werking van hoger beroep), echter de verschillende werkwijzen zijn niet uitwisselbaar, zodoende staat het Biomet niet vrij om mededelingen te doen of anderzins te suggereren dat beide producten identieke, uitwisselbare, equivalente of gelijkwaardige producten zijn.

Grieven betreft verbeurde dwangsommen: Het vonnis van voorzieningenrechter van 16 februari 2006 is bij arrest van 1 mei 2007 vernietigd, wordt vernietigd, zijn de dwangsommen niet verbeurd c.q. onverschuldigd betaald. Deze grief slaagt.

Proceskosten Bestreden vonnis wordt vernietigd, Biomet toch overwegend in ongelijk gesteld en draagt de kosten. Betreft de dwangsommen worden kosten gecompenseerd Biomet 75% aan de zijde van X en X 25% van de zijde van Biomet en voor het overige ieder eigen kosten.

De grieven 1 en 2; de formulering van het ge- en verbod in 5.2 van het bestreden dictum 4.8.3. Het hof oordeelt dienaangaande als volgt. Partijen gebruiken de termen “identiek”, “equivalent” en “uitwisselbaar”. Duidelijk is dat die begrippen een verschillende inhoud hebben. Indien de producten identiek zijn, zijn er geen relevante verschillen aan te wijzen, qua samenstelling, eigenschappen of verwerking. Indien de producten equivalent (of gelijkwaardig) zijn, zal vooral worden bezien of - eventueel met hantering van een andere werkwijze - met het ene product een “even goed” eindresultaat bereikt kan worden als met het andere. Indien producten uitwisselbaar zijn wil dat zeggen dat de eindresultaten vergelijkbaar zijn en dat ook de werkwijze bij beide producten praktisch gelijk is. Biomet stelt dat haar product, Refobacin Bone Cement gelijkwaardig en uitwisselbaar is met Refobacin Palacos.

4.8.4. Terecht heeft [X.] opgemerkt dat geen grieven zijn gericht tegen de vaststelling van de verschillen, zoals door de rechtbank in r.o. 4.6 van het vonnis waarvan beroep weergegeven. Deze worden derhalve als vaststaand aangemerkt. Het hof is van oordeel dat deze verschillen niet als van kennelijk ondergeschikt belang kunnen worden beschouwd, nu deze van de gebruikers - de chirurgen - een andere werkwijze vereisen dan bij het gebruik van Refobacin Palacos. De verwerkingstijd van beide producten is bijvoorbeeld verschillend. De verschillen leiden er reeds toe dat -wat er ook zij van een eventueel mogelijk te bereiken eindresultaat - de producten niet als uitwisselbaar kunnen worden beschouwd. Daarvoor zou vereist zijn dat de beoogde gebruikers zonder meer ervan uit kunnen gaan dat er geen enkel relevant verschil bestaat, noch qua bereidingswijze, noch qua eindresultaat. Tussen partijen staat voorst vast dat er ten aanzien van Refobacin Bone Cement (nog) geen resultaten van een in vivo onderzoek voorhanden zijn, terwijl als niet of onvoldoende gemotiveerd bestreden vast staat dat slechts na een dergelijk in vivo onderzoek beoordeeld kan worden of die producten, vooral voor wat betreft het eindresultaat, als gelijkwaardig en/of uitwisselbaar zijn te kwalificeren.

4.8.5. Bij deze stand van zaken staat het Biomet niet vrij om mededelingen te doen of anderszins te suggereren dat beide producten identieke, uitwisselbare, equivalente of gelijkwaardige producten zijn.

4.8.6. Daaraan doet de door Tüv afgegeven EG-markering niet af. Ook is immers vast komen te staat dat Tüv die verklaring niet heeft afgegeven op basis van eigen onderzoek van de producten, maar (slechts) op basis van door Biomet aangeleverde documentatie.

De grieven 3, 4 en 5; verbeurde dwangsommen

4.9.1. Biomet heeft aangevoerd dat nu in de kort geding procedure het hof bij arrest van 1 mei 2007 het vonnis van de voorzieningenrechter van 16 februari 2006 heeft vernietigd, eventueel op grond van voornoemd vonnis verbeurde dwangsommen niet meer zijn verschuldigd c.q. eventueel betaalde dwangsommen onverschuldigd betaald zijn. [X.] heeft dat bestreden, daartoe aanvoerende dat het hof in wezen hetzelfde oordeel als de voorzieningenrechter was toegedaan en het vonnis alleen “voor de duidelijkheid” heeft vernietigd. [X.] heeft daarbij ook verwezen naar een uitspraak van dit hof van 5 april 2005, LJN AT 5749.

4.9.2. De grieven slagen. Het vonnis in kort geding van 16 februari 2006 is door het hof volledig vernietigd. In geval van vernietiging van een vonnis ontvalt de kracht aan de vernietigde uitspraak met terugwerkende kracht. Dat brengt met zich mee dat de rechtsgrond aan de door de voorzieningenrechter opgelegde dwangsommen ook met terugwerkende kracht is ontvallen.