Weer zaak bij RCC over Q10
RCC 18 mei 2011, Dossiernr. 2011/00330 (Q10)
Reclamerecht. Uiting op website over het product Kwaliteitsmerk Q10 50mg & Kokosolie. Klager stelt dat uiting misleidend is omdat er geen wetenschappelijk bewijst is voor werking Q10 bij paradontitis. Verboden om voedingssupplementen aan te merken als medicijnen. Ingespeeld op angst bij consumenten. Verweerder overlegt twee onderzoeken als bewijs werking Q10 bij paradontitis. Gebruik Q10 is onschuldig en verbetert conditie tandvlees. Keuringsraad KOAG/KAG stelt dat er sprake is van strijd met art. 10 en art. 6 CAG en art. 84 Geneesmiddelenwet.
Commissie gaat ervan uit dat klager van mening is dat art. 20 lid 2 onder a Warenwet van toepassing is. Geen sprake van dergelijke wijze van aanprijzing. Ook geen sprake van onjuiste en misleidende informatie over genezende werking omdat deze werking niet aan product wordt toegeschreven in uiting. Ook geen sprake van appelleren aan gevoelens van angst (art. 6 NRC). Wijst klacht af.
2) Van een dergelijke verboden wijze van aanprijzen is in de onderhavige reclame-uiting naar het oordeel van de Commissie geen sprake. De uiting bevat weliswaar, in het kader van achtergrondinformatie over Q10, verwijzingen naar “onderzoek naar het effect van voedingssupplementen met Q10 op parodontose” en “studies die erop lijken erop te wijzen dat de verspreiding van de ziekte vertraagd en zelfs geheel gestopt kan worden door het co-enzym Q10“, maar in de uiting wordt niet gesteld dat het product Kwaliteitsmerk Q10 50mg & Kokosolie deze werking heeft ten aanzien van parodontitis. Derhalve bevat de bestreden uiting geen verboden medische claim als bedoeld in artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet.
Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regelingen: CAG art. 6, art 10; Geneesmiddelenwet art. 84; Warenwet art. 20 lid 2 onder a; NRC art. 6
Lees eerdere soortgelijke uitspraken over Q10 hier: RB 944; RB 919; RB 896
Aanprijzing gemeentelijke plannen
RCC 18 mei 2011, Dossiernr. 2011/00327 (Gemeente Gouda)
Reclamerecht. Uiting op gemeentepagina van de Goude Post en persbericht van gemeente Gouda over winkelketen H&M in centrum. Klager vindt dat beide uitingen als aanprijzing van de denkbeelden van de gemeente voor particulier initiatief. Uitingen zijn subjectief, deels onjuist en misleidend. Indruk wordt gewekt dat project is goedgekeurd. Verweerder stelt dat uitingen toelichting zijn op de plannen voor die locatie. Geen sprake van reclame, maar van gemeentelijke informatieverstrekking.
Commissie oordeelt dat er sprake is van reclame (art. 1 NRC) want door de vorm, kleurgebruik en tekst is er sprake van aanprijzing. Dat uitingen op gemeentepagina en gemeentelijke website zijn geplaatst leidt niet tot ander oordeel. In uitingen wordt niet gesteld dat er sprake is van goedkeuring project, er wordt uitdrukkelijk gewezen op mogelijkheid tot reageren. Geen sprake van onjuiste informatie. Commissie wijst klacht af.
1) De Commissie is van oordeel dat de bestreden uitingen niet alleen feitelijke informatie bevatten over de bestuurlijke plannen van de gemeente Gouda, maar door de vorm, het kleurgebruik (in het artikel in de Goudse Post) en de tekst (mede) een aanprijzing inhouden van het winkelaanbod in de binnenstad van de gemeente Gouda, dat door het ontwikkelingsproject aan de Kleiweg 27-31”nog leuker” wordt. Om die reden dienen de uitingen te worden aangemerkt als reclame-uitingen in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Het feit dat de uitingen zijn geplaatst op de gemeentepagina van de Goudse Post en de gemeentelijke website leidt niet tot een ander oordeel.
Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 1
In beginsel een inbreuk op de beginselen
Hof Amsterdam 14 juni 2011, LJN BQ8050 (Splinq B.V. tegen Commissariaat voor de Media)
In navolging van LJN BN6312.
Wet op de vaste boekenprijs. Reclame. eCommerce. Cashback. SplinQ exploiteert advertentiesite voor diverse producten met een cashbackfaciliteit (geregistreerde koper ontvangt deel van koopprijs terug als tegoed, in de regel de helft van koopprijs). Overtreding artikel 6 lid 1 eerste volzin Wet op de vaste boekenprijs?
Boekverkoper verleend geen korting aan eindafnemer, maar plaatst advertentie op een site. Derde (website-exploitant) geeft deel aan advertentie-opbrengst door in het kader van een algemeen beloningssysteem. Geen samenwerking of afspraak tussen boekverkoper en exploitant, noch bijzondere of bovenmatige vergoeding voor plaatsen van advertentie. Dus geen overtreding Wvbp, verklaring voor recht. Proceskostenveroordeling Commissariaat van de Media.
4.1 (...) De cashbackconstructie van SplinQ is volgens de rechtbank in strijd is met dat gesloten stelsel omdat de eindafnemer via SplinQ feitelijk een korting krijgt op de aanschaf van een boek, die afkomstig is van door de boekverkoper aan SplinQ betaalde gelden. Een ander oordeel zou volgens de rechtbank ertoe leiden dat de Wvbp eenvoudig zou kunnen worden ontdoken. De cashbackconstructie is volgens de rechtbank niet in overeenstemming met het doel en de strekking van de Wvbp omdat die constructie leidt tot door de wetgever onwenselijk geachte prijsconcurrentie en de internetboekhandel blijkens de wetsgeschiedenis geen bijzondere positie inneemt.
4.4 (...) Prijsconcurrentie ondergraaft volgens de wetgever deze doelstellingen en met het systeem van de vaste boekenprijs beoogt de wetgever prijsconcurrentie in het boekenvak tegen te gaan. Het systeem vormt aldus in beginsel een inbreuk op de beginselen van de vrije mededinging en het vrij verkeer van goederen en diensten, die ten grondslag liggen aan het handelsverkeer in de Europese Unie. Dat brengt mee dat het niet in de rede ligt de wettelijke regeling extensief uit te leggen.
4.6 In het onderhavige geval waarin de eindafnemer via een advertentie op een website van SplinQ bij de webwinkel van de boekverkoper terecht is gekomen, heeft de boekverkoper de vaste boekenprijs aan de eindafnemer in rekening gebracht en heeft de eindafnemer de vaste boekenprijs aan de boekverkoper betaald. De boekverkoper heeft daarbij geen korting aan de eindafnemer verleend. Enkel heeft de boekverkoper door tussenkomst van een netwerkplatform advertenties doen plaatsen op – onder meer – een website van SplinQ. Het is een derde, de website-exploitant SplinQ, die aan de eindafnemer een deel van de ontvangen advertentie-opbrengst heeft doorgegeven, in het kader van een algemeen beloningssysteem voor aankopen die consumenten via die website tot stand brengen. Daarbij is geen sprake geweest van samenwerking of afspraken tussen de boekverkoper en de website-exploitant en is evenmin een bijzondere of bovenmatige vergoeding voor het plaatsen van de advertenties betaald. De website heeft verder niet specifiek betrekking op boeken. Evenmin heeft de website-exploitant, die zelf geen boekverkoper is, zich schuldig gemaakt aan een door de wet verboden praktijk.
4.7 Naar het oordeel van het hof strekt de verantwoordelijkheid van de boekverkoper in het kader van de Wvbp om de vaste boekenprijs toe te passen, zich niet uit tot de wijze waarop SplinQ als website-exploitant, op wiens website door toedoen van de internetplatforms advertenties ten behoeve van de boekverkoper worden geplaatst, de ontvangen advertentie-inkomsten besteedt door deze in het kader van een algemeen beloningssysteem deels aan zijn publiek door te geven teneinde dat publiek aan zijn website te binden. Die wijze van besteding is de eigen keuze en verantwoordelijkheid van SplinQ als website-exploitant, waarover de boekverkoper in de gegeven omstandigheden geen zeggenschap heeft en die de boekverkoper niet aangaat. Indien de verantwoordelijkheid van de boekverkoper zo ver strekt dat hij rekening moet houden met derden die de verkoop van boeken betrekken in een algemeen voor hun website geldend beloningssysteem, zoals hier aan de orde is, had de wet daarvoor een uitdrukkelijke grondslag moeten bieden. Een beroep op de algemene doelstellingen van de wet volstaat niet. Dat geldt temeer nu niet evident is dat die doelstellingen worden ondergraven doordat naast de aankopen van tal van andere producten ook de aankopen van boeken meetellen in dergelijk algemeen beloningssysteem. Evenmin volstaat een beroep op het als gesloten bedoelde systeem van de vaste boekenprijs, omdat dit systeem zich richt op de door de boekverkoper in diens verhouding tot de eindafnemer te hanteren prijs en niet op het handelen van derden met betrekking tot boekverkopen, voor welk handelen de boekverkoper niet verantwoordelijk kan worden gehouden.
Lees de uitspraak hier (link / pdf)
Wet op de vaste boekenprijs
iPad voor iedere kandidaat?
CVB 8 juni 2011, Dossiernrs. 2011/00183 en 2011/00183A (Vriendenloterij)
Reclamerecht. Aan klagers gerichte brief over Vriendenloterij Holland's Next Millionaire. Klagers stellen bij uitzending van programma te zijn geweest maar dat er geen iPad klaar lag voor hen en hun vijf vrienden, zoals beloofd in brief. Verweerder geeft aan dat uiting los staat van andere uitnodiging die klagers hebben gekregen om opnamedag op 14 februari bij te wonen.
Commissie oordeelt dat er sprake is van een omissie (art. 8.2 aanhef en onder c NRC) omdat in uiting niet wordt vermeld dat het uitsluitend gaat om deelnemers van de finale-aflevering. Strijd met art. 7 NRC en doet aanbeveling.
Grieven: Aflevering waaraan klagers deelnamen werd al voor einde actie van de uiting opgenomen, zij kunnen dus daaruit afleiden dat actie geen betrekking had op de door hen bijgewoonde aflevering. Extra lot moet geactiveerd worden bij deelname aan actie, wat klagers niet gedaan hebben.
CVB: samenloop van uitnodiging voor deelname aan uitzending en uiting voor deelname aan finale-aflevering is verwarrend voor consument, mede door ontbreken opnamedatum op uiting en vermelding van "mooi studiocadeau" in de eerdere uitnodiging. Echter niet aannemelijk dat mensen hierdoor extra loten zouden activeren voor de uitzending van 14 februari. In tegenstelling tot Commissie oordeelt de CVB dat er geen strijd is met art. 7 NRC en geen sprake is van een omissie (art. 8.3 aanhef en onder c NRC). Vriendenloterij heeft wel verwijtbaar gehandeld door mailing te zenden die verwarring veroorzaakt bij de consument. Hierdoor is vertrouwen in reclame geschaad (art. 5 NRC). CVB bevestigt aanbeveling met wijziging van de gronden: strijd met art. 5 NRC i.p.v. art. 7 NRC.
2011/00183 en 2011/00183A5. Wel is het College van oordeel dat de Vriendenloterij verwijtbaar heeft gehandeld door een mailing te verzenden die bij de consument verwarring veroorzaakt. De Vriendenloterij had deze verwarring kunnen voorkomen door degenen die reeds voor een opname waren uitgenodigd niet de onderhavige uiting te zenden dan wel duidelijker daarin te verwoorden dat uitsluitend degenen die een studioplaats winnen voor de opname van - specifiek - aflevering 8 van het programma “Holland’s Next Millionaire”, een iPad ontvangen, zo mogelijk onder vermelding van de datum van de opname van die aflevering. Door op dit punt onvoldoende maatregelen te nemen, heeft de Vriendenloterij het vertrouwen in reclame geschaad. Reclame mag er immers niet toe leiden dat de consument in gerechtvaardigde verwachtingen wordt teleurgesteld. Deze situatie doet zich in het onderhavige geval voor. Geïntimeerde kon op grond van de samenloop van uitnodigingen en uiting menen dat hij na de televisieopname waarvoor hij was uitgenodigd, een iPad zou ontvangen. Zijn standpunt dat de Vriendenloterij zijn belofte dient waar te maken, kan als een beroep op artikel 5 NRC worden beschouwd. De Commissie had op grond van het voorgaande de klacht op deze grond dienen toe te wijzen.
Lees de gehele uitspraak 2011/00183 hier (link / pdf)
Lees de gehele uitspraak 2011/00183A hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 5, art. 7, art. 8.3 aanhef en onder c
Alleen optreden tegen overtreding of ook voorkomen?
RCC 25 mei 2011, Dossiernr. 2011/00367 (Qubble)
Reclamerecht. Uiting op website waarop o.a. staat dat bezoeker een iPhone 4 en iPad heeft gewonnen. Klager stelt dat hij geen iPhone 4 of iPad heeft gewonnen en acht de uiting daarom i.s.m. de waarheid en misleidend. Verweerder stelt dat website niet van hem is, maar eigendom van een Affiliate. Website verwijst naar Qubble.com en deze site voldoet aan Code SMS. Verweerder acht website ook misleidend en i.s.m. Affiliate reglement. Heeft Affiliate gesommeerd uiting niet meer te gebruiken. Meent correct op te zijn getreden tegen overtreding door Affiliate.
Commissie oordeelt dat uiting in strijd is met waarheid (art. 2 NRC), nu verweerder deze ook misleidend vindt. Acht dat verweerder actief is opgetreden tegen overtreding door Affiliate maar niet gebleken dat verweerder heeft geprobeerd overtreding te voorkomen. Niet voldaan aan inspanningsverplichting (art. 8.1 aanhef en onder c Code SMS). Doet aanbeveling.
Verweerder heeft meegedeeld dat zij, eenmaal op de hoogte van de onderhavige promotie, de Affiliate heeft gesommeerd om deze te beëindigen. In zoverre is verweerder actief opgetreden tegen overtreding van de NRC. Naar het oordeel van de Commissie is echter niet gebleken dat verweerder zich heeft ingespannen om mogelijke overtreding van -in dit geval- de NRC door de Affiliate te voorkomen. Gelet daarop is niet voldaan aan de inspanningsverplichting, neergelegd in artikel 8.1 aanhef en onder c van de Reclamecode SMS Dienstverlening, zoals die code overigens gold tot 15 mei 2011.
Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 2; Code SMS art. 8.1 aanhef en onder c
Vriendenloterij vergat updates Postfilter te checken
Vzr. RCC 26 mei 2011, Dossiernr. 2011/00266 (Postfilter)
Reclamerecht. Aan klager geadresseerde mailing van Vriendenloterij. Klager stelt dat hij zich bij Postfilter heeft ingeschreven maar toch mailing van Vriendenloterij heeft ontvangen. Verweerder stelt dat hij heeft nagelaten de updates van Postfilter te checken alvorens mailing te versturen. Zal voortaan wekelijks Postfilter checken.
Voorzitter is van oordeel dat Commissie klacht zal toewijzen. Op grond van art. 5.2 Code Postfilter moet Post Register altijd worden geraadpleegd alvorens post te versturen, binnen periode van 6 weken voor feitelijke verzending (art. 5.3 Code Postfilter). Dit is niet gebeurd dus strijd met genoemde artikelen. Doet aanbeveling.
De Code Postfilter is in werking getreden op 1 januari 2011. Adverteerder heeft de bewuste mailing blijkbaar eind januari 2011 verzonden. Op dat moment diende adverteerder de bepalingen in de Code Postfilter – die immers reeds in werking was getreden - in acht te nemen.
Op grond van artikel 5.2 van de Code Postfilter dient een adverteerder, voordat hij een adressenbestand met personen wil gebruiken voor het verzenden van Direct Mail, altijd het Post Register te raadplegen. Deze raadpleging dient op grond van artikel 5.3 van de Code Postfilter plaats te vinden binnen een periode van maximaal zes weken voor het feitelijk toesturen van Direct Mail.
Nu adverteerder de bewuste mailing eind januari 2011 aan klager heeft verzonden en niet is gesteld of gebleken dat adverteerder binnen een periode van maximaal zes weken voor het feitelijk toesturen van de mailing de op dat moment actuele inhoud van het Post Register heeft geraadpleegd, heeft adverteerder in strijd gehandeld met de genoemde bepalingen van de Code Postfilter.
Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: Code Postfilter art. 5.2; art. 5.3
Lees hier eerdere uitspraak over de Vriendenloterij: RB 758
Geluksnummer hetzelfde als persoonlijk kansnummer?
RCC 25 mei 2011, Dossiernr. 2011/00166 (Pabo)
Reclamerecht. Mailing bestemd aan klager met tekst "betreft: extra uit te keren hoofdprijs van 50.000 euro." Klager stelt dat mailing suggereert dat hij hoofdprijs heeft gewonnen, echter klager maakt alleen kans op deze prijs. Verweerder stelt dat prijs alleen wordt uitgekeerd als klager winnend geluksnummer (= persoonlijk kansnummer) heeft, wat in dit geval niet zo bleek te zijn. Legt ook reglement over. Klager stelt dat reglement niet zichtbaar aanwezig was bij mailing en geluksnummer niet hetzelfde is als persoonlijke kansnummer.
Commissie oordeelt dat in uiting niet duidelijk is dat geluksnummer hetzelfde is als persoonlijke kansnummer. Sprake van onduidelijke reclame (art. 8.2 aanhef NRC) en daarom in strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.
Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat de prijs van € 50.000,- wordt uitgekeerd indien na controle blijkt dat de klant de combinatie van een schoppen aas met geldige code heeft samen met een winnend “geluksnummer”. Voorts heeft adverteerder meegedeeld dat het geluksnummer gelijk is aan het “persoonlijk kansnummer”.
Naar het oordeel van de Commissie blijkt een en ander onvoldoende duidelijk uit de bestreden uiting. Met name is niet duidelijk dat met “geluksnummer”, waarover op de ene pagina wordt gesproken, wordt gedoeld op “je persoonlijke kansnummer”, waarvan op een andere pagina sprake is. Ook wordt op de pagina waar gesproken wordt over “geluksnummer”, niet vermeld wat dat nummer is of waar men dat nummer kan vinden. Hierdoor wordt voornoemde onduidelijkheid vergroot.
Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
NRC: art. 7, art. 8.2 aanhef
Zie ook eerdere uitspraak over Pabo: RB 549
Reguliere kwalificaties, alternatieve producten
RCC 25 mei 2011, Dossiernr. 2011/00190 (Eline Snel)
Reclamerecht. Uiting op twee websites over Eline Snel waarin o.a. staat: opleiding tot HBO verpleegkundige (BIG registratie); docent aan verschillende opleidingen; docent in algemene ziekenhuizen. Klaagster stelt dat genoemde opleiding niet op HBO niveau is, niet duidelijk is welke opleidingen Eline Snel heeft gevolgd, vermelding BIG registratie en docentschap irrelevant bij aanprijzing mindfulness; BIG-registratie verder misleidend want vermoedelijk geen sprake van herregistratie. Verweerder deelt mee dat er discussie kan bestaan over niveau van verpleegkunde, is bereid het woord "HBO verpleegkunde" te verwijderen, is inschreven in BIG-register tot 1 januari 2014.
Commissie acht dat in uiting waarin staat "opleiding tot HBO verpleegkundige" sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef en onder f NRC) nu in 1980 (toen Eline Snel haar opleiding volgde) nog geen onderscheid werd gemaakt tussen HBO en MBO niveau. Strijd met art. 7 NRC en doet aanbeveling. Voorts is vermelding docentschap zonder vermelding van vakken en vermelding BIG-registratie niet in strijd met NRC en is BIG-registratie verweerder geldig tot 1 januari 2014. Betreffende onderdelen worden daarom ongegrond verklaard.
Ad a.
Adverteerder heeft niet weersproken dat zij in 1980 een verpleegstersopleiding heeft gevolgd. Zoals adverteerder bij brief van 26 januari 2011 heeft meegedeeld, betrof het de “in service opleiding verpleegkunde A”. Bij brief van 4 maart 2011 heeft adverteerder meegedeeld dat het nieuwe opleidingsstelsel, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen MBO- en HBO-niveau, is ingevoerd in 1997.
Aangezien adverteerder haar opleiding heeft gevolgd in 1980, toen er -naar de Commissie begrijpt- nog geen sprake was van een opleiding op MBO- dan wel HBO-niveau, en niet is komen vast te staan dat de door adverteerder gevolgde “in service opleiding verpleegkunde A” inmiddels als HBO-opleiding kan worden aangemerkt, gaat de bestreden uiting op www.elinesnel.nl, waarin staat: “opleiding tot HBO verpleegkunde” gepaard met onjuiste informatie met betrekking tot de kenmerken van adverteerder als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu deze uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Ad c.
Dat in de bestreden uitingen, in het kader van de aanprijzing van onder meer
“bewustwordingstrainingen” en “Mindfulnesstrainingen” wordt gewezen op een BIG-registratie en een docentschap, betekent niet dat de uitingen in strijd zijn met de NRC.
Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7; art. 8.2 aanhef en onder f
Kortingen tot 200 euro
RCC 19 mei 2011, Dossiernr. 2011/00279 (Schoonenberg)
Reclamerecht. Televisiecommercial van Schoonenberg met tekst "omdat de 200ste winkel geopend is, krijgt u nu kortingen tot €200,-. Klager vindt uiting misleidend nu deze korting alleen geldt voor duurste hoortoestellen. Verweerder stelt dat kortingen varieerden van 5 tot 200 euro en van toepassing waren op hoortoestellen en andere producten. Hoge korting alleen van toepassing op duurdere toestellen, maar reclame is niet misleidend.
Commissie oordeelt dat tekst "kortingen tot €200,-" niet misleidend nu in winkel bleek dat korting tussen de 5 en 200 euro op verschillende producten gold. Wijst klacht af.
Nu is gebleken dat in de winkel op verschillende producten kortingen werden verleend, die varieerden tussen € 5,- en € 200,- is de Commissie van oordeel dat de mededeling dat ‘kortingen tot € 200,-’ worden gegeven, niet misleidend is.
300 euro korting tenzij adres met glasvezelverbinding
VzRCC 12 mei 2011, Dossiernr. 2011/00304 (KPN)
Reclamerecht. Folder van KPN gedeponeerd in brievenbus klager met o.a. de tekst '300 euro korting op Sony Full HD LCD-TV bij Alles-in-één Pakket'. Klager stelt dat bij bestelling in winkel bleek dat actie niet voor adressen met glasvezelverbinding geldt. Verweerder stelt dat deze beperking in actievoorwaarden staat vermeld. Klager heeft geen gebruik gemaakt van coulance regeling.
Voorzitter oordeelt dat Commissie klacht zal toewijzen. Beperkende voorwaarde blijkt niet uit folder. Niet voldoende dat beperking in actievoorwaarden, op website en in winkel wordt vermeld. Sprake van omissie (art. 8.3 aanhef en onder c NRC) dus in strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.
Naar het oordeel van de voorzitter had deze voorwaarde uit de folder dienen te blijken. De gemiddelde consument zal er immers niet op bedacht zijn dat het hebben van een glasvezelverbinding meebrengt dat men geen gebruik kan maken van de onderhavige actie. Het feit dat deze informatie blijkbaar wel in de actievoorwaarden en op de website van adverteerder staat en in de winkel wordt meegedeeld, neemt de misleiding die het gevolg is van het ontbreken van deze informatie in de folder niet weg, ook niet voor zover in dit verband in de folder naar de website van adverteerder of naar de verkoper wordt verwezen. Het gaat naar het oordeel van de voorzitter om essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over de transactie te nemen. Dergelijke informatie dient tijdig, dat wil zeggen reeds in de reclame-uiting, te worden vermeld.
Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.3 aanhef en onder c