RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reclame  

RB 1153

Lijst van "probleemvluchten"

Vzr. Rechtbank Zutphen 13 oktober 2011, LJN BT7576 (Transavia Airlines C.V. tegen EUclaim B.V.)

In een kort geding tussen luchtvaartmaatschappij Transavia en EUclaim biedt diensten en verkoopt documenten aan waarmee passagiers claims kunnen indienen ogv EU en nationale wet- en regelgeving, inzake misleiding en onrechtmatig handelen.

De rechter oordeelt dat EUclaim niet misleidt of onrechtmatig handelt. De lijst met probleemvluchten op de website van EUclaim is niet misleidend of onrechtmatig. Omdat EUclaim de informatie krijgt via Schiphol, dat de informatie weer krijgt van Transavia zelf, is het niet aan EUclaim als de informatie niet zou kloppen. Transavia is de bron en eigenaar van de informatie. De door Transavia gestelde negatieve gevolgen of de aantasting van de goede naam zijn niet aannemelijk geworden. De rechter wijst de vorderingen van Transavia af.

4.4. De voorzieningenrechter overweegt dat Transavia de partij is die beschikt over de informatie waarom een vlucht is vertraagd of geannuleerd. Deze informatie is voor het functioneren van Euclaim van belang. Transavia kan echter niet verplicht worden deze informatie aan Euclaim te verschaffen. Het is aan Transavia of ze deze informatie prijsgeeft aan Euclaim. Wanneer Transavia er voor kiest om deze informatie niet aan Euclaim te verschaffen zal Euclaim haar informatie ergens anders vandaan moeten halen. Transavia heeft het echter in haar macht dat Euclaim uitgaat van de juiste informatie door zelf Schiphol te voorzien van de juiste en meest actuele informatie. Dat Euclaim op haar website een lijst publiceert op basis van informatie die zij van Schiphol krijgt en dat deze informatie onjuistheden kan bevatten maakt nog niet dat Euclaim daarmee jegens Transavia onrechtmatig handelt. Ze gebruikt informatie die vrij beschikbaar is en die informatie bevat mogelijk fouten en/of is niet altijd actueel.
Verder is van belang dat de door Transavia gestelde negatieve gevolgen van het gebruiken van de onjuiste informatie geenszins aannemelijk is geworden. Op geen enkele wijze heeft Transavia haar stelling dat haar goede naam wordt aangetast en dat zij overspoeld wordt met claims inzichtelijk gemaakt. Dat Transavia op deze manier door Euclaim “aan de schandpaal” wordt genageld is niet aannemelijk gemaakt. Daar komt bij dat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat de door Euclaim verstrekte informatie de perken te buiten gaat. Immers, op de website van Euclaim wordt, veel genuanceerder dan Transavia stelt, informatie verstrekt over probleemvluchten en de mogelijkheid van passagiers om schadevergoeding te krijgen.
Ook is van belang geacht dat uit de website van Euclaim voldoende duidelijk wordt dat het uiteindelijk aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de Geschillencommissie Luchtvaart of de civiele rechter is om vast te stellen of een passagier van een bepaalde vlucht in aanmerking komt voor compensatie en dat deze partijen niet uitgaan van de informatie zoals die op de site van Euclaim wordt vermeld.
Gelet op het voorgaande komt de vordering onder 1 niet voor toewijzing in aanmerking.

4.5. Evenmin is aannemelijk geworden dat de mededeling dat Euclaim onafhankelijk advies kan geven jegens Transavia onrechtmatig is. Ter onderbouwing hiervan heeft Transavia gesteld dat Euclaim een financieel belang heeft bij het indienen van claims en voor haar voortbestaan afhankelijk is van deze claims. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat een financieel eigen belang per definitie aan enige onafhankelijkheid in de weg hoeft te staan. Wat daar ook van zij, door Transavia is niet onderbouwd waarom mededeling van Euclaim over haar onafhankelijkheid schade toebrengt aan Transavia en daarmee jegens Transavia onrechtmatig zou kunnen zijn. Terzijde tekent de voorzieningenrechter daar nog bij aan dat ingevolge de door Euclaim gehanteerde voorwaarden, die op haar website staan vermeld, Euclaim bij een door haar namens de passagier succesvol ingediende claim 73% van de hoofdsom verminderd met € 25,00 administratiekosten zal uitbetalen aan de passagier. Het zal derhalve voor eenieder die gebruik maakt van de diensten van Euclaim duidelijk zijn dat Euclaim daar geld aan verdient. Euclaim doet daar ook niet geheimzinnig over, zodat van enige misleiding op dit punt ook geen sprake is.

4.8. Nu niet gezegd kan worden dat de lijst met probleemvluchten op de website van Euclaim jegens Transavia misleidend en onrechtmatig is en niet aannemelijk is geworden dat Euclaim mededelingen doet op haar website die jegens Transavia misleidend en onrechtmatig zijn, bestaat voor het plaatsen van een rectificatie door Euclaim op haar website geen aanleiding. De vordering onder 5 zal daarom eveneens worden afgewezen.

RB 1144

Meest spannende tv-moment

Vz RCC 15 september 2011, Dossiernr. 2011/00774 (25 meest spannende tv-momenten)

Het betreft een promo voor het televisieprogramma “De 25 meest spannende tv-momenten”. De promo is volgens klager uitgezonden om 18.15 uur en bevat onder meer beelden van een man die de loop van een pistool tegen zijn hoofd plaatst; klacht: dit is tijdstip dat kinderen kijken.

 Verweer: promo is NICAM Kijkwijzer geclassificeerd, commissie dient terughoudend te toetsen. NICAM: De promo mag ieder moment van de dag worden uitgezonden.

Voorzitter wijst klacht af: terughoudende toetsing strijd met goede smaak of fatsoen, niet al te schokkend voor kinderen, overeenstemming met NICAM

Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak of het fatsoen, zoals kennelijk door klager is bedoeld, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. Met inachtneming van deze terughoudendheid acht de voorzitter de onderhavige uiting niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden, ook niet voor zover deze om 18.15 uur is uitgezonden. Het feit dat in de promo is te zien hoe een man de loop van een pistool tegen zijn hoofd plaatst, is geen reden om hierover anders te oordelen. Ook overigens bevat de promo geen beelden die naar het oordeel van de voorzitter als te schokkend voor kinderen dienen te worden beschouwd. Hiermee in overeenstemming is dat ook volgens het NICAM de promo op ieder moment van de dag mag worden uitgezonden.
De voorzitter heeft er overigens begrip voor dat niet iedereen de onderhavige uiting zal waarderen. Dit kan evenwel niet tot een andere beslissing leiden.

NICAM zoeken in Kijkwijzer & PEGI Classificaties (link)

RB 1142

Meerdere Orka's

CVB 27 september 2011, Dossiernr. 2011/00281-I (Meerdere orka's).

Reclamerecht, misleiding. Advertentie van Dolfinarium in tijdschrift van NS met tekst: "het thuis van haaien, orka's en andere zeedieren." Klager stelt dat er geen haaien of orka's in Dolfinarium zijn. Er is slechts één Orka, Morgan. RCC: Misleidende reclame en oneerlijk. CvB: vernietigd de beslissing van RCC en wijst klacht (alsnog) af.

Commissie: (...) De mededeling dat het Dolfinarium onder meer ‘het thuis van haaien en orka’s is’ acht de Commissie dermate absoluut dat NS deze, nu klager de inhoud hiervan betwist, aannemelijk dient te maken.
Ter onderbouwing van de gewraakte mededeling stelt adverteerder dat de orka Morgan - die, naar door klaagster onweersproken is gesteld, slechts in tijdelijke opvang in het Dolfinarium is - wel degelijk voor het publiek te zien is en dat haaien ‘vaak in verband zijn gebracht met het Dolfinarium’.
Deze onderbouwing rechtvaardigt naar het oordeel van de Commissie niet de mededeling dat het Dolfinarium het ‘thuis’ van deze zeedieren is, waarmee naar haar oordeel wordt gesuggereerd dat deze dieren standaard in het park aanwezig zijn, hetgeen niet het geval is.
De Commissie is van oordeel dat aldus onjuiste informatie is verstrekt over één van de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consu¬ment door de reclame ertoe ge¬bracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te ne¬men, dat hij anders niet zou hebben genomen. Gelet op het voorgaande is de reclame misleidend en daar¬door oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Grieven: Er is geen sprake van reclame en als dit wel zo zou zijn, dan is het geen misleidende reclame. Dolfinarium huisvest haaien en een orka, die bezichtigd kunnen worden.

CVB:
3. (...) De opzet van het artikel en de wijze waarop het aldus is aan¬gekondigd, past bij een re¬dac-tioneel artikel. Ook het feit dat in het artikel diverse locaties worden beschre¬ven die voor wat betreft de gunst van de bezoeker als el¬kaars concurrenten kunnen wor¬den beschouwd, wijst op een redactioneel karakter.

4. (...) In het ar¬tikel wordt echter tevens naar het “spoor voor¬deelboekje” verwezen, waarbij mel-ding wordt gemaakt van een kor¬tings¬actie voor twee locaties, te weten de Apenheul en Avifauna. Aangenomen moet worden dat men uitsluitend als NS reiziger aanspraak kan maken op deze korting. Aldus wordt in het artikel on¬miskenbaar een verband gelegd tussen reizen per trein en de beschre¬ven locaties, zodat het artikel mede een indirecte aanprijzing van de dien¬sten van de NS bevat.

5. Op grond van het voorgaande, in combinatie met het feit dat reeds door de pu¬blica¬tie van de mede¬delingen over de locaties in het blad Spoor in enige mate de sug¬ges¬tie wordt gewekt om per trein naar deze locaties te reizen, is het College van oordeel dat het artikel, ondanks zijn redactionele karakter, toch op dusdanige wijze de diensten van de NS aanprijst, dat het als een reclame-uiting van de NS dient te worden aange¬merkt. Dit geldt derhalve ook voor de mededelingen over het Dolfina¬rium. (...)

6. De Commissie is, zoals uit het voorgaande blijkt, in haar beslissing er terecht van¬uit ¬gegaan dat de onderhavige uiting een reclame-uiting van de NS is. De Commis¬sie heeft deze uiting vervolgens misleidend geacht door het gebruik van de meer¬vouds¬vorm “orka’s” en de omschrijving van het Dolfinarium als “het thuis” van (onder meer) deze diersoort. Vaststaat dat hier het enkelvoud had moeten worden gebruikt. Eveneens is het onjuist om het tijdelijke verblijf van orka Morgan in het Dolfinarium zo te omschrijven, dat het Dolfinarium “het thuis” is van deze diersoort. Desalniette¬min acht het College het niet aannemelijk dat door deze onjuiste om-schrijvingen het economisch ge¬drag van de gemiddelde consument wezenlijk is of kan zijn ver-stoord. In het bijzon¬der acht het College het niet aannemelijk dat bezoe¬kers van het Dolfinarium van een bezoek per trein aan het Dolfinarium zouden af¬zien indien zij juist zouden zijn geïnformeerd over het feit dat er maar één orka tijdelijk in het Dolfi¬narium verblijft in plaats van dat het Dolfinarium “het thuis” is van “orka’s”.

Het College vernietigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep, en wijst de klacht tegen de NS alsnog af.

RB 1141

Nog meer orka's

CVB 27 september 2011, Dossiernr. 2011/00371-I (Nog meer orka's).

Reclamerecht. Misleiding. Advertentie van Dolfinarium op website van T-mobile met de tekst: "om samen met familie of vrienden de dolfijnen, zeeleeuwen, orka's (...) te bewonderen." Klager stelt dat er geen orka's in het Dolfinarium zijn. Er is slechts één Orka, Morgan. Onjuiste informatie, misleidend en daardoor oneerlijk, CvB bevestigt dit; bijzonder want eerder is RCC vernietigd inzake soortgelijke publicatie: RB 1142.

 Commissie: (...) De mededeling dat in het Dolfinarium onder meer ‘orka’s ‘van dichtbij te bewonderen’ zijn acht de Commissie dermate absoluut dat T-Mobile deze, nu klaagster de inhoud hiervan betwist, aannemelijk dient te maken.
Ter onderbouwing van de gewraakte mededeling stelt adverteerder dat de orka Morgan - die, naar door klaagster onweersproken is gesteld, slechts in tijdelijke opvang in het Dolfinarium is - wel degelijk voor het publiek te zien was.
Deze onderbouwing rechtvaardigt naar het oordeel van de Commissie niet de mededeling dat in het Dolfinarium orka’s te bewonderen zijn, waarmee naar haar oordeel wordt gesuggereerd dat deze dieren standaard in het park aanwezig en te bezichtigen zijn.
De Commissie is van oordeel dat aldus onjuiste informatie is verstrekt over één van de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). (...) Gelet op het voorgaande is de reclame misleidend en daar¬door oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Grieven: Volgens T-mobile is het Dolfinarium wel betrokken bij de uiting, omdat zij akkoord is gegaan met de publicatie.

CVB:

3. Het Dolfinarium betwist gemotiveerd dat zij goedkeuring aan de onderhavige uiting heeft ge-geven en beroept zich daarvoor op hetgeen namens het bedrijf “Doornvogel” bij e-mail van 14 juli 2011 aan het Dolfinarium is verklaard. Naar het Dolfinarium onweer¬sproken heeft ge¬steld, is Doornvogel door T-Mobile ingescha¬keld voor de e-shop van T-Mobile. Het College begrijpt dat Doornvogel in verband daarmee ook de gewraakte recla¬me-uiting voor T-Mobile heeft verzorgd. Doorn¬vogel heeft onder meer ver¬klaard: “Betreffende de T-Mobile e-shop kortingsactie, looptijd 22 maart tot 30 juni, bevestigen we bij deze dat er voor live-gang van de actie geen afstemming is geweest tussen doornvogel en dolfinarium. (...)
 
4. Blijkens de verklaring van Doornvogel, is T-Mobile ten onrechte ervan uitge¬gaan  dat Doornvogel de uiting voorafgaand aan de publicatie heeft afgestemd met het Dolfinarium, en heeft deze af¬stem¬ming niet plaatsgevonden. Nu Doornvogel de gewraakte reclame-uiting heeft verzorgd en derhalve uit eigen wetenschap kan verklaren dat geen voorafgaande afstemming met het Dolfinarium heeft plaatsge¬vonden, is het College van oordeel dat de onder 5.2 bedoelde e-mail van T-Mobile blijkbaar op een misverstand berust. Uitgaande hier¬van is het Dolfinarium niet in staat geweest feitelijke invloed uit te oefenen op de reclame-uiting voordat deze werd gepubliceerd. Evenmin kan het Dolfinarium in de gegeven omstandigheden geacht worden daarmee akkoord te zijn gegaan. Dat het Dolfinarium blijkbaar wel direct betrokken is geweest bij een nieuwe, gerectificeerde versie van de uiting, doet daaraan niet af. Dit enkele feit impliceert immers nog niet dat het Dolfinarium ten aanzien van de oorspronkelijke uiting, zoals deze aanvankelijk werd gepubli¬ceerd, als mede-verantwoor¬de¬lijke adverteerder moet worden beschouwd. Overi¬gens gaat het College ervan uit dat de klacht uitsluitend tegen de oorspronkelijke uiting is gericht, nu blijkens de stukken in eerste aanleg de Legal Counsel van het Dol¬finarium bij e-mail van 22 april 2011 aan appellante heeft meegedeeld dat naar aanleiding van de klacht de gewraakte website is aangepast.
 
5. Nu op grond van het voorgaande niet kan worden gezegd dat het Dolfinarium direct of indirect toestemming heeft gegeven voor de gewraakte reclame-uiting, en even¬min sprake is van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan het Dolfina¬rium mede-verantwoordelijk voor die uiting moet worden gehouden, wordt beslist als volgt.
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie.

RB 1140

CvdM Regeling liefdadigheidsacties

Regeling liefdadigheidsacties

Op 15 oktober treedt een nieuwe, door het Commissariaat voor de Media opgestelde 'Regeling liefdadigheidsacties' in werking.

De regeling geeft aan onder welke omstandigheden vermijdbare uitingen (zoals het noemen van bedrijfsnamen) in het kader van liefdadigheidsacties toelaatbaar zijn. Met deze regeling kunnen publieke media-instellingen zelf bepalen of een voorgenomen actie is toegestaan. Zij hoeven acties dus niet, zoals voorheen het geval was, voorafgaand ter beoordeling aan het Commissariaat voor te leggen. Uiteraard kan het Commissariaat wel achteraf toetsen of de regels zijn nageleefd.

RB 1138

LinkedIn antwoorden

Aanhangsel Handelingen II, 2011-12, nr. 86; 2011Z16964 Antwoord vragen Van Dam en Recourt over inbreuk op de privacy door LinkedIn

2. Hanteert het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) specifieke richtlijnen voor de omgang met en het beschermen van persoonsgegevens door sociale netwerksites? Zo ja, wat zijn deze regels? Zo nee, waarom niet? Bent u in dat laatste geval voor of tegenstander van nadere regelgeving?

Desgevraagd heeft het Cbp mij laten weten dat het de volgende richtlijnen hanteert met betrekking tot de omgang en het beschermen van persoonsgegevens door sociale netwerksites:
45 de standaardinstellingen van sociale netwerksites dienen op privacyvriendelijk te staan;
45 voor de beoordeling van de vraag of sprake is van ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene, zoals vereist in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) dient de toestemming in vrijheid gegeven te zijn en specifiek op een bepaalde gegevensverwerking betrekking te hebben;
45 de betrokkene dient vooraf over de noodzakelijke inlichtingen te beschikken om de toestemming te kunnen geven;
45 het uitblijven van een reactie (opt-out) staat niet gelijk aan het geven van toestemming.
Voornoemde uitgangspunten zijn tevens terug te vinden in een gemeenschappelijk standpunt over het begrip toestemming van 13 juli 2011 van de Europese privacytoezichthouders, verenigd in de Artikel 29-werkgroep (zie met name pagina 35).1

3. Deelt u de mening dat, los van deze specifieke casus, het principeel onjuist is indien sociale netwerksites persoonlijke gegevens van hun gebruikers zonder (expliciete) toestemming vooraf voor reclame dan wel andere commerciële doeleinden gebruiken?

Eén van de eisen die de Wbp stelt aan de verwerking van persoonsgegevens is de aanwezigheid van een grondslag voor de gegevensverwerking. De Wbp bevat een aantal rechtsgeldige grondslagen, waaronder ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene voor de verwerking. Sociale netwerksites moeten zich bij de verwerking van persoonsgegevens te allen tijde houden aan de eisen van de Wbp.

4. Deelt u tevens de mening dat, indien het sociale netwerksites binnen de huidige richtlijnen van het Cbp is toegestaan accountinstellingen van hun gebruikers ongevraagd te wijzigen teneinde persoonsgegevens te gebruiken voor commerciële doeleinden, dit ongewenst is? Zo ja, bent u bereid het Cbp op te dragen deze te wijzigen. Zo nee,
waarom niet?

Het Cbp vult haar toezicht- en handhavingsbevoegdheden nader in via handhavingsbeleid. Met betrekking tot de omgang met en bescherming van persoonsgegevens door sociale netwerksites hanteert het Cbp richtlijnen zoals in mijn antwoord op vraag 2 weergegeven. Daaruit leid ik af dat het Cbp al diverse kwalitatieve eisen stelt aan de omgang van en de bescherming van persoonsgegevens door sociale netwerksites, in het bijzonder waar het de invulling van het begrip
ondubbelzinnige toestemming betreft.
Overigens heeft het Cbp een wettelijk gegarandeerde onafhankelijke positie. Gelet hierop beschik ik
niet over bevoegdheden om het Cbp voor te schrijven hoe zich te gedragen in individuele
toezichtszaken. 

1 Zie https://www.cbpweb.nl/downloads_int/wp187_en.pdf

RB 1137

Zorgvuldig en evenwichtig

Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit, Kamerstukken II 2011-12, 32 264, nr. 22 en het complete dossier (link)

TWEEDE NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID BOUWMEESTER C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 21 Ontvangen 26 september 2011

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel C, wordt artikel 4a als volgt gewijzigd:
1. Na het tweede lid worden twee leden ingevoegd, luidende: 

2a. Onder zorgvuldige en evenwichtige wervings- en reclameactiviteiten als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan dat wervings- en reclameactiviteiten niet misleidend zijn en dat bij deze activiteiten; 
a. wordt gewezen op de risico’s van onmatige deelneming aan kansspelen; 
b. aangegeven wordt wat de statistische kans is op het winnen van een prijs; en 
c. wordt aangegeven of er sprake is van eenmalige deelneming dan wel doorlopende deelneming tot wederopzegging.

2b. Wervings- en reclameactiviteiten worden in ieder geval geacht misleidend als bedoeld in lid 2a te zijn indien daarin informatie wordt verstrekt die: 
a. de indruk wekt dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen, of 
b. de indruk wekt dat de consument door het verrichten van een bepaalde handeling een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen terwijl daarop slechts een kans bestaat.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «eerste en tweede lid» vervangen door: eerste lid, tweede lid, lid 2a en lid 2b.
3. In het vierde lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «en de tijdsduur» vervangen door: , de tijdsduur en het tijdstip.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. De voordracht voor een krachtens het derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Toelichting
Dit amendement strekt ertoe extra voorwaarden te stellen aan wervings- of reclameactiviteiten, om misleiding van consumenten door aanbieders van vergunninghouders van kansspelen te voorkomen.

Van misleiding is ten minste sprake indien het subject van de reclame wordt voorgehouden dat deze reeds een prijs heeft gewonnen of dat deze louter door het verrichten van een handeling een prijs zal winnen of voordeel zal behalen, terwijl daarop slechts een kans bestaat. Daarnaast zijn de indieners van mening dat het subject van de reclame moet worden gewezen op de risico’s en gevaren van kansspelen, zoals verslaving. Ook moet de statistische winkans per aanbod duidelijk vermeld worden. Ook moet van tevoren duidelijk zijn of er bij deelname sprake is van eenmalige deelneming dan wel doorlopende deelneming tot wederopzegging.

Het amendement ziet voorts op een nadere duiding van het begrip zorgvuldige en evenwichtige wervings- en reclameactiviteiten. Indieners zijn van mening dat de Wet op de kansspelen een zelfstandig verbod op misleidende reclame dient te bevatten, zodat de kansspelautoriteit tegen misleidende reclame kan optreden. Wat ten minste in het kader van wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen als misleidend dient te worden beschouwd is opgenomen in het toegevoegde lid 2b; nadere uitwerking hiervan vindt plaats bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Met deze extra regels over informatieverschaffing aan de consument wordt vooraf voorkomen dat mensen worden misleid bij deelname aan kansspelen.

Tevens is er een voorhangbepaling toegevoegd ten aanzien van de vast te stellen algemene maatregel van bestuur. Bouwmeester Van Gent Van Toorenburg

RB 1136

Startende publiek media-instelling

CvdM 20 augustus 2011, Kenmerk: 24884/201101204 (Sanctie WNL ten aanzien van het item Palazzo Dinershow in het programma Ochtendspits)

In't kort. Aan Wakker Nederland (WNL) wordt een administratieve boete van € 40.000,- opgelegd voor het tonen van niet toegestane vermijdbare reclame-uitingen in het item over de Palazzo Dinershow in het programma Ochtendspits.

Op 2 november 2010 heeft WNL het programma Ochtendspits uitgezonden. Een terugkerend item in het programma is ‘De Rode Loper.’ Op 2 november 2010 wordt hierin aandacht besteed aan de Palazzo Dinershow. Besproken wordt dat Herman den Blijker op dit evenement kookt. Hij wordt geïnterviewd waarin versneden beelden van het evenement worden getoond en wordt vermeld dat het zeer zeker de moeite waard is om te bezoeken. Omdat WNL startende publieke media-instelling is, wordt de boete met € 10.000 verlaagd.

9. In het item over de Palazzo Dinershow wordt het Palazzo (beeld)merk meerdere malen in beeld gebracht. Naast een extreme close-up van het bord Palazzo waarbij de letters beeldvullend in beeld gebracht worden, wordt als snijshot in het interview  met Herman den Blijker een foto van de tent gebruikt. Links en rechts staan daarbij grote borden in beeld met de naam Palazzo. Op deze foto wordt ook nog eens ingezoomd. Voor een specifieke beschrijving van de wijze waarop het Palazzo (beeld)merk in beeld wordt gebracht en de duur van die uitingen wordt verwezen naar bijlage 2 bij dit sanctiebesluit.

10. Na de extreme close-up van het bord Palazzo volgt een pan (draai met de camera naar rechts) naar Marjolein Horst die zegt: “Voor een unieke en spectaculaire avond uit met lekker eten moet je bij de Palazzo Dinershow zijn.” Herman den Blijker sluit zijn interview af met de woorden: “Vanaf aanstaande zaterdag, zes dagen in de week, het is zeer serieus, heel serieus, zeer zeker de moeite waard, het is écht een avond uit!” Hierbij richt hij zich direct tot de kijker door tijdens het uitspreken van de tekst recht in de camera te kijken, iets dat in dit item verder niet gebeurt.

37. Bij de vaststelling van de hoogte van de boete wordt in beginsel uitgegaan van het  midden van die bandbreedte (€ 50.000). 

38. Conform artikel 2.12 van de Beleidsregels Sanctiemaatregelen ziet het Commissariaat aanleiding, in verband met de omstandigheid dat WNL op het moment dat de overtreding plaatshad een startende publieke media-instelling was, de boete te verlagen met € 10.000.

RB 1133

Geopende post

Vz RCC 15 september 2011, dossiernr. 2011/00775 (Geopende post)

Uiting die eruitziet als reeds geopende post, overleg met NL Post was gepleegd om verwarring bij postbodes te voorkomen. Klaagster heeft Nee/Nee sticker. Reclame is anoniem gestuurd en niet als zodanig herkenbaar (11.1 NRC); geopende post-mededeling is in strijd met de waarheid (2 NRC).

Uiting een  reeds geopende vensterenveloppe. Deze enveloppe zat in een doorzichtig plastic hoesje dat eveneens was opengemaakt en waarop een sticker was geplakt met de tekst  “Geopende post”.

Voorzitter: Met betrekking tot klaagsters bezwaar dat deze reclame-uiting haar, zoals zij stelt, in een anonieme enveloppe is toegestuurd, overweegt de voorzitter dat de reclame-uiting niet als zodanig herkenbaar is, als bedoeld in artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Aan het vereiste van herkenbaarheid is in het geval van een geadresseerde reclame-uiting voldaan, als uit de informatie op de enveloppe zonder moeite kan worden vastgesteld dat het om een reclame-uiting gaat. Indien de ontvanger pas na het openen van de enveloppe kan zien dat deze reclame bevat, is in ieder geval niet voldaan aan het bepaalde in artikel 11.1 NRC. Aangezien op de gewraakte  enveloppe, afgezien van “Post Betaald” en het “postnl”-vignet in de rechter bovenhoek, alleen staat “Postbus 160, 3640 AD Mijdrecht”, is deze uiting in strijd met artikel 11.1 NRC.

Voorts overweegt de voorzitter met betrekking tot de op de beschadiging aangebrachte sticker met de tekst “Geopende post” dat deze doet vermoeden dat de enveloppe abusievelijk door een daartoe niet bevoegde persoon is geopend. Daarvan is in dit geval geen sprake, nu de uiting door adverteerder reeds zelf geopend, is verstuurd. Aangezien  de tekst “Geopende post” hier niet in de gebruikelijk betekenis daarvan is gebruikt, acht de voorzitter de uiting in strijd met de waarheid en om die reden in strijd met artikel 2 NRC.    
 
Waar klaagster vermeldt dat haar brievenbus voorzien is van een nee/nee sticker, overweegt de voorzitter dat deze sticker in acht genomen dient te worden bij de verspreiding van ongeadresseerd reclamedrukwerk en daarvan is in dit geval geen sprake.

RB 1121

Fan van...

Vrz. RCC 7 september 2011, dossiernr. 2011/00716 (Fan van Man bij Hond?)

Lid worden van de NCRV middels kleine lettertjes, terwijl het lijkt alsof men fanlid wordt van het programma Man bijt Hond. In het beeld staat duidelijk NCRV-logo in kleur en NCRV-lidmaatschap blijkt ook uit online-aanmeldproces. Toch is het onvoldoende duidelijk dat fanlidmaatschap dat "de NCRV steunt", limaatschap van NCRV betekent. Aanbeveling.

Klacht: Men krijgt de indruk fanlid te worden van “man bijt hond”, maar uit de kleine lettertjes blijkt dat men lid wordt van de NCRV. Gelet hierop acht klager de uiting misleidend.

Voorzitter: Uit de uiting blijkt onvoldoende duidelijk dat men, als men “Fan van Man bijt hond” wordt, dan tevens NCRV-lid wordt. De mededeling in de kleine lettertjes dat men met het fanlidmaatschap van Man bij hond “de NCRV steunt”, maakt onvoldoende duidelijk dat men NCRV-lid wordt. Ook voor het overige blijkt uit de kleine lettertjes niet duidelijk dat het fanlidmaatschap impliceert dat men NCRV-lid wordt. Anders dan de uiting doet vermoeden, bestaat niet de mogelijkheid om alleen fan van Man bijt hond te worden.

Waar “Man bijt hond” een NCRV-programma is, bevreemt het niet dat het NCRV-logo op de website is afgebeeld, doch dit doet aan het hiervoor overwogene niet af.

 

Op grond van het bovenstaande is de voorzitter van oordeel dat in de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie wordt verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder a van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.