RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reclame  

RB 1173

Een of ander smeerseltje

RCC 4 oktober 2011, dossiernr. 2011/00758 (VSM Pure Lijfkracht)

Uiting betreft een tv-commercial over Arniflor "Arniflor vermindert op natuurlijke wijze de zwelling en daarmee de pijn. Pure lijfkracht noemen we dat.” Klager meent dat pure lijfkracht niet gaat over het toepassen van een of ander smeerseltje.

Verweer: het is een homeopatisch geneesmiddeld en ingeschreven bij College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en magals zodanig worden aangeprezen. Tevens is het door KOAG/KAG goedgekeurd.

Commissie keurt klacht af:

De Commissie heeft geconstateerd dat het aangeprezen product Arniflor van VSM een door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen geregistreerd homeopathisch geneesmiddel is. Krachtens de Bijzondere Reclamecode onder a dient publieksreclame voor geneesmiddelen te zijn voorzien van een geldig toelatingsstempel, afgegeven door de KOAG. Vast is komen te staan dat de bestreden reclame-uiting van een dergelijk toelatingsstempel is voorzien.
 
Goedkeuring door de KOAG betekent niet zonder meer dat de bestreden pay-off “Pure Lijfkracht” niet als misleidend in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC) zou kunnen worden beoordeeld. De Commissie is echter van oordeel dat van misleiding geen sprake is, nu de aanduiding “Pure Lijfkracht” duidelijk doelt op de ondersteuning door het homeopathische middel Arniflor van het zelfherstellend vermogen van het lichaam bij blauwe plekken en kneuzingen. De klacht wordt daarom afgewezen.

RB 1171

Haal je ouders over

RCC 22 september 2011, Dossiernr. 2011/00675 (The Oddshop, www.haaljeoudersover.nl)  

Reclamerecht. Kinder en jongerencode. Een reclameuiting op de website www.haaljeoudersover.nl, en twee commercials voor vakanties die zijn te boeken bij prijsvrij.nl. In de commercial wordt gezegd "Maar ja, hoe krijg je je ouders zover om hierin te trappen. Verderop in het reclameblok zit een echte 'haal-je-ouders-over-reclame", en "Zitten je ouders klaar? Daar komt ie … En, hebben ze hem gezien? Zo niet, ga naar haaljeoudersover.nl en stuur ze de reclame."

Klacht: Minderjarigen worden aangespoord om persoonlijke gegevens van hun ouders door te geven aan adverteerder, hetgeen in strijd is met artikel 2b van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC), en in strijd met privacy regelgeving.  

RCC meent dat KJC van toepassing is, omdat de uitingen geheel of gedeeltelijk tot kinderen zijn gericht. Dergelijke reclame mag er niet rechtstreeks toe aanzetten hun ouders of anderen te overreden tot de aankoop van producten waarvoor reclame wordt gemaakt. De website en de commercial is in strijd met deze bepaling. De RCC begrijpt dat de campagne humoristisch is bedoeld, en acht het aannemelijk dat de gemiddelde ouder deze reclame ook zo opvat. Dit is echter geen goede grond om van de KJC af te wijken, gezien de groep die door de KJC wordt beschermd (kinderen van 12 jaar en jonger). 

Slotsom: campagne is in strijd met artikel 2 sub b KJC. RCC beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige klacht afgewezen.

RB 1165

Gamma zegt sorry in naam van de buren

RCC 4 oktober 211, Dossiernr. 2011/00783 (GAMMA Sorry, de buren)

Uiting: een tweezijdig bedrukte, ongeadresseerde kaart met beer voorop. Achterop: “Sorry…Voor de eventuele overlast, want wij gaan de komende week verbouwen” en “Groetjes de buren” en “P.S. GAMMA geeft dit weekend namelijk heel veel korting!”. Klacht: onvoldoende als reclame herkenbaar, commissie vind het wel onmiskenbaar reclame van de Gamma en wijst de klacht  af.

De Commissie begrijpt klagers bezwaren tegen onderhavige uiting aldus, dat de uiting onvoldoende als reclame herkenbaar is als bedoeld in artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
 
Artikel 11.1 NRC bepaalt dat reclame “duidelijk” als zodanig herkenbaar dient te zijn. Aan dit vereiste is voldaan als het publiek waarvoor de uiting is bestemd zonder moeite kan vaststellen dat een uiting reclame is. Naar het oordeel van de Commissie is dat bij onderhavige uiting het geval. Hoewel de voorzijde van de kaart even de indruk kan wekken dat het een gewone ansichtkaart betreft, blijkt uit de achterzijde onmis­ken­baar dat er sprake is van reclame van de Gamma. Met name de zeer in het oog sprin­gende actiecoupons maken dit duidelijk. Dergelijke coupons plegen geen onderdeel te zijn van een gewone ansichtkaart. Ook uit de verdere teksten op de achterzijde van de uiting blijkt duidelijk dat sprake is van een reclame-uiting van de Gamma. Dat deze re­clame met een knipoog is bedoeld, doet daaraan niet af. De klacht kan derhalve niet slagen.

RB 1164

Een derde van de advertentiekosten

Hof Amsterdam 19 juli 2011, LJN BT8702 (A.B. Medical B.V. tegen Medisch Centrum Boerhaave B.V.)

Als randvermelding. Advertentiekosten. Medical is leverancier van medische artikelen. Zij heeft in 1999 en begin 2000 borstprotheses en zogenoemde Softform en Hylaform aan Boerhaave geleverd. Boerhaave heeft een aantal facturen van Medical onbetaald gelaten. Een deskundigenbericht, door adhv de administratie van partijen onderzoek te doen naar o.a. aantallen geleverde producten, dit laat zien dat is gerekend met verkeerde prijs (verschil f 37.000), prijs geldt per verpakking en niet per stuk.

Daarbij biedt Medical (wederom) aan te bewijzen dat afspraken zijn gemaakt dat Boerhaave een derde van advertentiekosten voor rekening neemt. Het hof staat bewijslevering middels getuigenverhoor toe en houdt iedere beslissing aan.

2.7.1 Medical heeft in eerste aanleg gesteld dat met Boerhaave (en andere klinieken) de afspraak is gemaakt dat Boerhaave een derde deel van de advertentiekosten voor haar rekening zou nemen. Medical en [G.-V.] van Body Questions en Body Services, zouden volgens Medical ieder ook een derde deel betalen. Boerhaave heeft de gestelde afspraak betwist.

2.7.2 Grief II in principaal hoger beroep is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van het voor advertentiekosten gevorderde bedrag van in totaal ƒ 24.179,15 (€ 10.972,02). Medical heeft in hoger beroep opnieuw te bewijzen aangeboden dat met Boerhaave een afspraak is gemaakt over een bijdrage in de advertentiekosten, door het andermaal doen horen van [B.] en [H.], alsmede door het doen horen van [G.], directeur van de firma Body Questions, welke firma in haar visie als derde partij was betrokken bij de afspraken omtrent de advertenties.

Beslissing: laat Medical toe tot het bewijs dat met Boerhaave is overeengekomen dat zij een derde deel van de advertentiekosten voor haar rekening zou nemen;

RB 1163

Vrijblijvend advies voor uitzendtijd

RCC 4 oktober 2011, dossiernr. 2011/00810 (SOA Nederland kind/tijdstip "Begin over condooms voordat je broek uitgaat")
- 2011/00810A

Uiting is uitgezonden direct na Sesamstraat rond  17:50: “Het perfecte moment om over condooms te beginnen, is voor iedereen anders. Als je erover begint voordat je broek uitgaat, dan zit je altijd goed”, zie Rijksoverheid.

Mede op basis van de onderhavige klacht heeft adverteerder de Rijksvoorlichtingsdienst, die de inzet van Postbus 51 spots op radio en televisie organiseert, laten weten dat de inhoud van de vrij veilig spots ‘Begin over condooms voordat je broek uitgaat’ niet gepast is rond kinderprogramma’s. De spots worden inmiddels niet meer uitgezonden rondom kinderprogramma’s noch vóór 20.00 uur.

Commissie: vrijblijvend advies ogv art. 2 NRC.

Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC, voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur. Zij geeft adverteerder, die in dit geval reclame voor denkbeelden maakt, een zogenaamd vrijblijvend advies om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken en stelt als voorwaarde aan het tijdstip van uitzenden van de reclame dat uitzending niet vóór 20.00 plaatsvindt

RB 1162

Waardebon voor volgend bezoek

RCC 3 oktober 2011, Dossiernr. 2011/00773 (Vakantieveilingen.nl Waardebon t.w.v. €24,50 bij volgend saunabezoek =vrijkaartje voor 2e persoon)

Klager heeft op de website van VakantieVeilingen.nl geboden op een veiling van een sauna-arrangement van Sauna de Veluwe. Hierbij werd een waardebon van € 24,50 aangeboden bij een volgend saunabezoek. De waardebon bleek echter een vrijkaartje te zijn voor een tweede persoon bij een volgend bezoek. Dit blijkt niet uit het aanbod. De waardebon is daarom niet duidelijk en daardoor misleidend.

Verweer Emesa: De consu­ment had uit de context, met name de veilingprijs, kunnen afleiden dat er voorwaarden verbonden zouden zijn aan de waardebon. De consument kan zich over deze voorwaar­den laten informeren. De veilingtekst is inmiddels aangepast.

Verweer Sauna & Beauty de Veluwe: De klacht betreft de bonus bij het sauna-arrangement namelijk een waardebon ter waar­de van € 24,50 te besteden bij een volgend bezoek aan Sauna & Beauty de Veluwe. De mededeling “ter waarde van” is niet gelijk aan “vrij te besteden”. Verder betreft het een arrangement voor twee personen dat door klager wordt gebruikt voor één persoon.

Commissie: uitleg dat bon uitsluitend kan worden gebruik om bij een volgend bezoek als betalende klant een andere persoon zonder bijbetaling mee te nemen, lig niet voor de hand. Geen duidelijke informatie, misleidend en oneerlijk. Aanbeveling volgt.

Adverteerders bieden in de reclame-uiting een sauna-arrangement aan voor twee per­sonen , inclusief een waardebon ter waarde van 24,50, te besteden bij een volgend bezoek aan Sauna & Beauty de Veluwe. In de uiting staat geen informatie over de wijze waarop de waardebon dient te worden besteed. Evenmin wordt daarnaar verwezen.

 

De Commissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de gemiddelde consu­ment geen rekening hoeft te houden met het feit dat adverteerder de woorden “inclusief waardebon (…) te besteden bij een volgend bezoek” aldus uitlegt, dat de waardebon uitsluitend kan worden gebruikt om bij een volgend bezoek als betalende klant een an­de­re persoon zonder bijbetaling te kunnen meenemen. Deze uitleg ligt naar het oordeel van de Commissie in het onderhavige geval ook niet voor de hand. Hierbij is van belang dat in de reclame-uiting staat dat bij Sauna & Beauty de Veluwe optionele behan­delin­gen en lunches te verkrijgen zijn, hetgeen de suggestie wekt dat de waardebon ook voor derge­lijke doeleinden kan worden gebruikt. Uit het enkele feit dat het arrangement is bedoeld voor twee personen bij het eerste bezoek, zal de gemiddelde consument niet afleiden dat de waarbon slechts op de hiervoor omschreven wijze kan worden verzilverd. Ook de veilingprijs wijst hier onvoldoende duidelijk op.

 

Blijkens het voorgaande is geen duidelijke informatie verstrekt over de voornaamste kenmerken van de waardebon als bedoeld onder artikel 8.2 van de Nederlandse Re­clame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 1158

Over een paar weken...

Commentaar in't kort van Timme Geerlof, Ploum Lodder Princen advocaten en notarissen

Over een paar weken maakt Sinterklaas zijn intocht in Nederland in de haven van Harderwijk en wellicht dat de SRC daarin aanleiding zag om de uitspraken van haar rechterlijke colleges over de film “Sint” (van vorig jaar) recentelijk te publiceren. Iedereen herinnert zich nog de bezorgde ouders in diverse media die hun bezorgdheid en woede uitten over de beschadiging van de tere kinderzieltjes door de film over de “horror Sint” (voor een afbeelding van de gewraakte poster zie hiernaast). Vier van hen wisten ook hun weg te vinden naar de RCC, hetgeen tot  de beslssingen met de volgende kenmerken heeft geleid: 2010/00753, 2010/00753A, 2010/00753B (vorig jaar gepubliceerd) , 2010/00753C en2010/00573D

Alle beslissingen hielden een afwijzing van de klacht in. De klachten in dossiernummers 2010/00753 en 2010/00753A waren erop gericht om te voorkomen dat de gewraakte poster in bioscopen of elders zichtbaar zou zijn, een soort voorlopige voorziening dus. In die zaken wijst de RCC de klacht af, oordelend dat zij slechts kan oordelen over “uitingen zoals deze op het moment van de klacht zijn gepubliceerd.”
In de zaak met kenmerk 2010/00753B luidt de klacht dat de poster voor de film in strijd is met het fatsoen (2 NRC) en, zoals ter vergadering aangevoerd, in strijd met het algemeen belang (3 NRC), schade toebrengend aan de geestelijke gezondheid van een groep mensen (4 NRC)  en appelleert aan angstgevoelens (6 NRC). 

De RCC stelt voorop dat zij bij de toetsing van de subjectieve fatsoensnorm terughoudendheid dient te betrachten. De RCC oordeelt vervolgens dat de poster  “slechts” een silhouet van een Sinterklaas te paard toont die bij kinderen niet meer angst inboezemt  dan iedere andere afbeelding van Sinterklaas te paard. Ook de overige details van de poster (de staf, het paardenhoofd en de deels rode letters) leiden niet tot een ander oordeel. Ter vergadering is de poster ook nog voor een lichtbak gehangen of de confrontatie met de poster in de (gangen van de) bioscoop zo waarheidsgetrouw mogelijk te maken, maar ook hierdoor komt de RCC niet tot een ander oordeel. Ook de aangehaalde deskundigenberichten die door klager telefonisch (en schriftelijk, zoals in hoger beroep bleek) werden ingewonnen, konden niet overtuigen. De RCC overweegt te dien aanzien ten eerste dat niet voldoende is komen vast te staan dat “ de meningen van de deskundigen specifiek zijn toegespitst op de uiting, zoals deze in het onderhavige geval wordt beoordeeld. Anderzijds wijst de RCC erop dat een van de vijf deskundigen een afwijkende mening had en dat er “op dit punt dus onvoldoende duidelijkheid [bestaat, red.]”. Op grond van het voorgaande oordeelt de RCC dat  ook geen sprake is van strijd met de overige ingeroepen artikelen.

Klager laat het er niet bij zitten en (de raadsman van) klager appelleert met 3 grieven tegen beslissing van de RCC voor het College van Beroep. De eerste grief is gericht tegen het oordeel van RCC dat zij geen kennis kan nemen van de klacht van klager, voorzover deze betrekking had op de toekomstige openbaarmaking van de poster  (onder meer in abri’s). De tweede grief is eigenlijk een uitwerking van de eerste en stelt aan de orde dat het oordeel van de RCC dat de poster niet angstaanjagend zou zijn onbegrijpelijk is , omdat daarbij geen acht is geslagen op het effect dat de van achter verlichte  poster (zoals in een abri het geval zal zijn) wel angstaanjagend zal zijn. De eerste twee grieven zien dus op het oordeel van de RCC dat zij – kort gezegd – niet kan oordelen over reclameuitingen die ten tijde van de klacht nog niet waren geopenbaard. Dat oordeel van de RCC over de reikwijdte van de beoordeling van klachten door de RCC is juist en begrijpelijk, aldus het College. Grieven 1 en 2 falen derhalve.

De derde grief houdt in dat de RCC ten onrechte geen waarde heeft gehecht aan de geciteerde meningen van de deskundigen. In hoger beroep legt klager nieuwe verklaringen van deskundigen over. Ook grieft appellant dat de RCC heeft nagelaten te motiveren haar oordeel dat geen sprake is van strijd met de overige ingeroepen gronden (strijd met algemeen belang, schade aan geestelijke gezondheid van een groep mensen en appelleren aan angstgevoelens). Het College oordeelt dat de RCC wel waarde heeft toegekend aan de geciteerde meningen van deskundigen, maar heeft de RCC daarin geen aanleiding gezien om de klacht gegrond te achten, wegens voornoemde redenen (mening specifiek toegespitst op de gewraakte uiting en tegenstrijdige meningen). Voor het College is wel duidelijk dat de door appellant geciteerde meningen specifiek zien op de gewraakte uiting, maar is ook zij van mening dat door het feit dat de meningen van de deskundigen niet eenduidig zijn “niet [kan, red.] worden aangenomen dat volgens gangbare opvattingen van deskundigen de poster, zoals deze in bioscopen hangt, schadelijke effecten heeft op kinderen van 12 jaar en jonger. Op grond daarvan is dan ook niet aannemelijk, aldus het College, dat de poster “een bedreiging inhoudt van de geestelijke en/of lichamelijke volksgezondheid als bedoeld in artikel 4 van de Nederlandse Reclame Code.”

Ter vergadering is de poster getoond zoals deze in bioscopen hangt, dat wil zeggen voor een lichtbak. Appellant voert aan dat dit een nog angstaanjagender effect heeft op de kinderen die de poster zien. Het College acht dit niet aannemelijk en overweegt: “tegenover deze heldere achtergrond valt het gelaat van de persoon niet bijzonder op. Dit gelaat is zeer vaag en ook zeer donker afgebeeld  en vertoont bij vluchtige beschouwing op een voor een poster in een bioscoop normaal te achten afstand, geen opvallende details of kenmerken.” Het College besluit met het oordeel dat “de op de poster afgebeelde persoon, voor kinderen die bang zijn Sinterklaas, niet angstaanjagender is dan een willekeurige afbeelding van Sinterklaas op een poster.”

Resumerend leren de Sint-uitspraken ons het volgende. Je kunt als klager niet bij de RCC terecht voor een voorshands oordeel over een geplande reclameuiting (wel als adverteerder, RB 1085). Op opinies van deskundigen kan slechts met succes een beroep worden gedaan als gemotiveerd wordt dat de opinie is gebaseerd op de uiting zoals deze wordt getoond. Tot slot zien we nog eens bevestigd dat de RCC en het College met terughoudendheid beslissen over de subjectieve fatsoensnorm ex artikel 2 NRC en dat niet lichtvaardig wordt aangenomen dat een reclame uiting schadelijk kan zijn voor de geestelijke gezondheid van (een groep) kinderen.

RB 1156

Waarna het contract voor 12 maanden ingaat

Vz. RCC 5 oktober 2011, dossiernr. 2011/00820 (Sportcentrum Vlaardingen sporten voor €1)

Het betreft een - huis-aan-huis bezorgde en op de website www.sportcentrumvlaardingen.nl getoonde - flyer van adverteerder betreffende de “€uro actie”, waarin onder meer het volgende staat: “Sport de maanden september en oktober voor slechts € 1,-“ en “Voor meer informatie kunt u terecht bij de receptie van Sportcentrum Vld.” Klacht: Actie blijkt voor contract van 14 maanden ipv gebruikelijke 12 maanden.
 
Verweer: Adverteerder hanteert contracten voor een periode van 12 maanden. Het contract van de klant die gebruik maakt van de actie gaat pas in per 1 november 2011. Tot die tijd betaalt de klant conform de aanbieding in de flyer € 1,-. Er wordt dus geen contract voor 14 maanden afgesloten. In de flyer wordt voor meer informatie duidelijk verwezen naar de receptie van de sportschool.

De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal afwijzen. Hij overweegt daartoe het volgende.

Door adverteerder is voldoende aannemelijk gemaakt dat geen sprake is van een contract van 14 maanden in plaats van de bij deze sportschool gebruikelijke contractsperiode van 12 maanden. Niet is weersproken dat daadwerkelijk in de maanden september en oktober 2011 voor € 1,- gebruik kan worden gemaakt van de faciliteiten van het sportcentrum, waarna het contract voor 12 maanden ingaat per 1 november 2011.

RB 1155

Een afzichtelijke kaakontsteking

CVB 11 oktober 2011, Dossiernr. 2011/570 (Stadgenoot kaakontsteking)

Klacht. 1. Het afbeelden van iemand met een afzichtelijke kaakontsteking jaagt de lezers angst aan. Omdat het onderschrift niet aansluit bij de foto is de uiting misleidend en onethisch. 2. De advertentie biedt te weinig informatie over de zin “Hele aanbod v.o.n. (tot 7% goedkoper)”. Deze zin is onduidelijk, onjuist en misleidend wegens het ontbreken van concrete gegevens.

Vzr. neemt klacht niet in behandeling.
Commissie wijst de klacht af

De grieven
          
In de reclame-uiting is een uiterst onfrisse jongeman te zien met een zeer oneven­wich­tig uiterlijk. Uit niets blijkt dat hij een tennisbal in zijn mondholte heeft en geen kaakontsteking. Het is niet acceptabel op deze wijze de situatie uit te beelden dat men onverwachts tegen het eigen huis aanloopt. Kennelijk zijn de leden van de Commissie niet bekend met het verschijnsel kaakontsteking. Omdat de gemiddelde consument niet onver­wachts met mismaakte mensen in aanraking wenst te komen, en de afbeelding onjuist, onduidelijk en misleidend is, moet de beslissing van de Commissie worden vernietigd.

CvB bevestigd dat

1. Naar het oordeel van het College zal de gemiddelde consument herkennen dat de man op deze wijze is afgebeeld om aldus de me­tafoor uit te beelden dat hij “tegen het eigen huis is aangelo­pen”, in deze zin dat hij een eigen huis heeft gevonden.

2. (...) Met inachtneming van deze terughoudendheid acht het College de onderhavige uiting niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Van een (te) schokkende afbeelding is geen sprake.

RB 1154

Affiliate marketing

Kantonrechter Lelystad, rechtbank Zwolle-Lelystad 12 oktober 2011, LJN BT7640 (Daisycon B.V. tegen Kantoorcentrum.nl B.V.) en 15 juni 2011, CV 10-12685 (Daisycon B.V. tegen Kantoorcentrum.nl, zie tweede helft)

Adverteren op internet. Affiliate marketing. Is de adverteerder ook een vergoeding verschuldigd voor de kliks op de banner (advertentie) van de adverteerder indien die banner door de affiliate is doorgeplaatst naar sub-affiliates (andere websites)?

In beginsel alleen als dat contractueel is geregeld. In dit geval had de adverteerder het redelijkerwijs duidelijk moeten zijn via welke affiliates (en sub-affiliates) de kliks werden gegeneerd. Dat had de adverteerder beter moeten bewaken en zij had haar toestemming voor plaatsing van de banner bij de affiliate eerder moeten intrekken indien zij geen doorplaatsing naar sub-affiliates wenste. Voor de maanden / kliks dat adverteerder een en ander op zijn beloop liet, is een vergoeding verschuldigd.

Alvorens verder te beslissen zal Daisycon daarom in de gelegenheid worden gesteld om haar stelling dat de betreffende “affiliates” bevoegd waren om de banner van Kantoorcentrum door te plaatsen naar “subaffiliates” nader te onderbouwen.

6.
Daisycon heeft niet weersproken dat in de “overeenkomst affiliatieprogramma” niet is bepaald dat een “affiliate” de mogelijkheid heeft om de banner van een adverteerder ook door te plaatsen naar “subaffiliates”.
Dat werkt ook door in de verhouding tussen de adverteerders en de “affiliates”.Uitgangspunt bij de beoordeling van deze zaak is daarmee dat een “affiliate” geen bevoegdheid heeft om een banner door te plaatsen en dat hij dus ook geen aanspraak heeft op een vergoeding voor kliks op een doorgeplaatste banner. Daisycon heeft dan ook geen aanspraak op betaling van facturen voor zover daarin vergoedingen voor dergelijke kliks (en commissie en trafficvergoedingen daarover ) zijn opgenomen.

7.
Dat ligt anders indien de adverteerder heeft ingestemd met (de mogelijkheid van) doorplaatsing door een “affiliate”. In dat geval is de adverteerder in beginsel wél gehouden tot betaling aan de “affiliate” van een vergoeding voor de kliks op doorgeplaatste banners.
Van een dergelijke instemming zal in het algemeen eerst kunnen worden gesproken indien de “affiliate” in zijn aanbieding op de website van Daisycon zodanig duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij zich de mogelijkheid van doorplaatsing voorbehoudt, dat acceptatie van zijn aanbieding bij hem het gerechtvaardigde vertrouwen mocht wekken dat de adverteerder daar ook mee instemde.
Een dergelijke toestemming kan in beginsel dus niet geacht worden te zijn gegeven, indien de mogelijkheid van doorplaatsing weliswaar in de aanbieding was opgenomen, maar de informatie daaromtrent onduidelijk en/of niet (voldoende) opvallend was.

8.
Of zich hier de situatie heeft voorgedaan dat de onderhavige “affiliates” uit de aanvaarding door Kantoorcentrum van hun aanbod om de banner van Kantoorcentrum op hun site te plaatsen, er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat Kantoorcentrum ook instemde met de mogelijkheid om die banner door te plaatsen naar “subaffiliates”, is voor de kantonrechter vooralsnog (volstrekt) onduidelijk. Het ligt op de weg van Daisycon om dit te onderbouwen en aan te tonen.
Hierbij wordt opgemerkt dat de kantonrechter uit de stellingen van Daisycon in dit verband niet meer afleidt dan dat de “affiliates” zich in hun informatie de mogelijkheid van doorplaatsing hadden voorbehouden en dat dit aan Kantoorcentrum kenbaar had kunnen zijn.
Dat is, in het licht van de stellingen van Kantoorcentrum –zij lijkt niet te weerspreken dat de mogelijkheid van doorplaatsing kenbaar was uit de informatie, maar is van opvatting dat die mogelijkheid in de informatie “verstopt” zat- echter niet toereikend om te oordelen dat Kantoorcentrum geacht moet worden te hebben ingestemd met de mogelijkheid van doorplaatsing.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)