RB

Algemene regels  

RB 2487

A=2000W op Philips Performer Expert stofzuiger werkt misleidend

RCC 30 juli 2015, RB 2487; dossiernr. 2015/00671 (A=2000W op Philips Performer Expert stofzuiger)
Aanbeveling. Stofzuiger. Misleiding voornaamste kenmerken product. De uiting: Het betreft het aan een Performer Expert stofzuiger van Philips bevestigd gevouwen kaartje. Op de voorzijde van dit kaartje is onder de tekst “Full performance, Less energy consumption” een energielabel weergegeven dat aanduidt dat de stofzuiger klasse A heeft. Hieronder is een tekening opgenomen van een stofzuiger met daarbij de aanduiding “A*” en een stofzuiger met daarbij de aanduiding “2000W”, met tussen beide stofzuigers het = teken. De asterisk bij de aanduiding “A” verwijst naar de in acht verschillende talen (geen Nederlands) op de achterzijde van het kaartje opgenomen mededeling “*Dust pick-up results on carpet (%) compared to FC9186, tested internally January 2014”. De klacht: Op het kaartje wordt de stofzuiger met het A-label vergeleken met een stofzuiger van 2000W, alsof deze dezelfde zuigkracht hebben. Omdat klager op zoek was naar een krachtiger stofzuiger dan zijn oude Philips stofzuiger van 1700W, heeft hij de Philips Performer Expert stofzuiger gekocht in de veronderstelling – gelet op het label - dat deze een vermogen van 2000W had. De nieuwe stofzuiger blijkt echter een vermogen van slechts 650W te hebben, en veel minder goed te zuigen dan klagers oude stofzuiger van 1700W. Klager voelt zich “opgelicht” door de foute vergelijking “A = 2000W” op het label.

Het oordeel van de Commissie: 1. Klager maakt bezwaar tegen het kaartje dat bevestigd was aan de door hem gekochte Philips Performer Expert FC 8722 stofzuiger omdat volgens klager, zo begrijpt de Commissie, door de mededeling A=2000W op dit kaartje de indruk wordt gewekt dat sprake is van een stofzuiger met energielabel A en een vermogen van 2000W. Vast staat dat de stofzuiger in werkelijkheid een ingangsvermogen van 650W heeft.
2. Adverteerder heeft meegedeeld dat de op 1 september 2014 van kracht geworden Ecodesign verordening voorschriften stelt aan het ontwerp en de labelling van stofzuigers. Sinds die datum mogen producenten geen stofzuigers van 1600W of meer verkopen en ligt de focus bij aanprijzing van stofzuigers niet meer op het wattage maar op het energieverbruik in combinatie met de reinigingsprestaties, weergegeven in energieklassen. Volgens adverteerder kón klager dus geen Philips stofzuiger van 2000W met A-label kopen. Het bestreden kaartje met de vergelijking “A*=2000W” is volgens adverteerder bedoeld om de consument, die nog niet gewend is een stofzuiger te beoordelen aan de hand van het verstrekte energielabel, duidelijk te maken wat het A-label betekent voor de prestaties van de betreffende stofzuiger.
3. Naar het oordeel van de Commissie biedt de bestreden uiting niet de gewenste duidelijkheid. Van de gemiddelde consument kan niet worden verwacht dat hij ermee bekend is dat Philips - op grond van Europese verordeningen - geen stofzuigers met een ingangsvermogen van 2000W meer te koop aanbiedt en/of dat de combinatie van een A-label met een vermogen van 2000W niet mogelijk is. De mededeling “A=2000W” kan daarom bij de gemiddelde consument de indruk wekken dat sprake is van een stofzuiger van 2000W, te meer daar het ingangsvermogen van 650W van het nieuwe model stofzuiger op het kaartje niet is vermeld. Weliswaar staat bij “A” een asterisk, maar deze verwijst naar een verklaring die niet direct zichtbaar, op de achterzijde van het kaartje staat, waarbij het de Commissie bovendien opvalt dat de verklaring niet in het Nederlands opgenomen.
4. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de bestreden uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voornaamste kenmerken van de stofzuiger als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2484

Eigen website bouwen met Wordpress niet voor gemiddelde consument

RCC 28 juli 2015, RB 2484; dossiernr. 2015/00722 (Eigen website met WordPress)
Aanbeveling. Misleiding bouwen website. Digitale marketing communicatie. De uiting: “Bouw je website met WordPress. Je eigen website in een handomdraai. Met het professionele en gebruiksvriendelijke WordPress bouw je naast een blog, eenvoudig je eigen website. Je hebt de keuze uit verschillende thema’s en uitbreidingsmogelijkheden. Zonder kennis van de technologie of HTML toch snel je website online! Doorloop het bestelproces en installeer WordPress op je hostingpakket. (…) De werking van externe plug-ins wordt niet gegarandeerd en we bieden geen inhoudelijke ondersteuning op de installatie of configuratie van Word Press”. De klacht: In de uiting wordt de suggestie gewekt dat de consument in een ‘handomdraai’ en zonder kennis van technologie of HTML eenvoudig een eigen website kan maken. Adverteerder biedt voor een ‘kale’ wordpress website geen enkele procesmatige ondersteuning aan. Het installeren van ‘wordpress’ zonder een door adverteerder aangeleverd installatie script is niet eenvoudig en is zelfs voor een IT-er als klager lastig omdat adverteerder ook geen hulpmiddelen aanbiedt om de benodigde (onderliggende) MySQL database te installeren, aldus klager. Ook wordt de indruk gewekt dat het installeren van ‘wordpress’ onderdeel is van het bestelproces, hetgeen niet het geval blijkt te zijn.

Het oordeel van de Commissie: Ten aanzien van de klacht van klager dat in de uiting ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat de consument ‘in een handomdraai’ en zonder kennis van technologie of HTML eenvoudig een eigen website kan maken, oordeelt de Commissie als volgt. Doordat in de uiting onder andere wordt gezegd: “Met het professionele en gebruiksvriendelijke wordpress bouw je naast een blog, eenvoudig je eigen website.” en “Zonder kennis van de technologie of HTML toch snel je website online!” richt de uiting zich (voornamelijk) tot de niet ervaren, beginnende websitebouwer. Volgens de Commissie zal deze consument de uiting aldus opvatten dat met het product dat adverteerder aanbiedt (een hostingpakket, geschikt voor het programma ‘wordpress’) een gemiddelde computergebruiker direct na aanschaf eenvoudig in staat is om een website te bouwen. Klager stelt dat adverteerder daarmee een te rooskleurig beeld geeft van haar product. De Commissie is van oordeel dat adverteerder hiertegenover niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voor de gemiddelde consument daadwerkelijk zo eenvoudig is om een eigen website te maken zoals in de uiting wordt gesteld. Gelet hierop is de Commissie van oordeel dat er onjuiste informatie is verstrekt ten aanzien de van het gebruik te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Op andere blogs:
Webwereld
ISpam.nl
RB 2483

Lotto-abonnee blijkt toch een voorwaarde bij winactie

Vzr. RCC 28 juli 2015, RB 2483; dossiernr. 2015/00614 2015/00614/l (Facebook uiting Lotto en Jumbo)
Voorzittersafwijzing. Kansspel. Detailhandel. De uiting: Het betreft een via facebook openbaar gemaakte uiting waarin onder “Lotto, dat is win, win!” en naast afbeeldingen waarop het Jumbo-logo staat, vermeld is: “Je kunt nu kans maken op een jaar lang gratis boodschappen!  t.w.v. € 4.500,- bij Jumbo”. Tot slot wordt gevraagd om adres en telefoonnummer in te vullen, waarbij wordt “Vul uw telefoonnummer in en ontvang eenmalig een telefonisch aanbod van De Lotto om mee te spelen”. De klacht: Klaagster verkeerde in de veronderstelling dat zij, door haar gegevens achter te laten, door de Lotto met een aanbod zou worden benaderd. Er stond niet dat zij eerst Lotto-abonnee diende te worden om kans te maken op de gratis boodschappen. Toen klaagster enige tijd later telefonisch werd benaderd, werd haar gevraagd om 6 nummers op te noemen Lotto-abonnee te worden en daardoor kans te maken op gratis boodschappen. Nu niet vermeld is dat men deel moet nemen aan De Lotto om kans te maken op gratis boodschappen, acht klaagster de uiting misleidend.

Het oordeel van de voorzitter:
In de eerste plaats overweegt de voorzitter dat in de uiting de indruk wordt gewekt dat deze zowel van De Lotto als van Jumbo afkomstig is. Niet is bestreden dat de uiting alleen van de Lotto is en dat Jumbo daarbij op geen enkele wijze betrokken is (geweest). De voorzitter acht derhalve De Lotto voor deze uiting verantwoordelijk en wijst de klacht jegens Jumbo af. Ten aanzien van de klacht overweegt de voorzitter dat uit de uiting niet blijkt dat deelname aan De Lotto voorwaarde is om kans te maken op gratis boodschappen. Door deze essentiële informatie onvermeld te laten, acht de voorzitter de uiting onvolledig en daardoor misleidend. Blijkens het voorgaande is door het te laat verstrekken van essentiële informatie de uiting onduidelijke volledige informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De voorzitter is van oordeel dat De Lotto voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat passende maatregelen zijn genomen om herhaling te voorkomen en om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met de artikel 7 NRC.
De voorzitter wijst de klacht tegen Jumbo af.

RB 2482

Winacties op fles Jacob's Creek uitgereikt aan 'uitgesloten deelnemers'

RCC 28 juli 2015, RB 2482; dossiernr. 2015/00303 (Actie tickets Australian open en 70 tennisprijzen van HEAD)
Aanbeveling. Verpakking en etikketering. Jacob's Creek wijn. Winacties. De uiting: Het betreft reclame, aangebracht rond een fles Jacob’s Creek wijn, voor een actie waarbij als hoofdprijs “2 tickets naar de Australian Open 2015” kunnen worden gewonnen en daarnaast “70 tennisprijzen van HEAD”.  De klacht: Klaagster vraagt zich af of de actie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en of de prijzen zijn toegekend. Adverteerder geeft hierop geen dan wel een vaag antwoord.

Het oordeel van de Commissie:
1. De Commissie stelt voorop dat zij voldoende duidelijk acht dat klaagster bezwaar maakt tegen de “bestreden reclame-uiting”, in die zin dat klaagster in twijfel trekt of de actie daadwerkelijk heeft  plaatsgevonden en of de prijzen zijn toegekend. Er is derhalve sprake van een klacht, die door de Commissie kan worden behandeld.

2. In de onderhavige uiting is sprake van een prijsvraag, zodat de uiting valt onder de bijzondere reclamecode Prijsvragen 2012. De klacht luidt echter niet dat de uiting in strijd is met deze bijzondere reclamecode, maar klaagster betwijfelt of de actie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en of de prijzen zijn toegekend. Gelet hierop zal de Commissie de uiting toetsen aan de artikelen 7 en 8 NRC, meer in het bijzonder aan nummer 18 van de bij artikel 8.5 NRC behorende bijlage 1. Adverteerder is reeds bij het in behandeling nemen van de klacht op dit artikel gewezen.

3. Adverteerder heeft door het overleggen van stukken voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in het kader van de onderhavige prijsvraag daadwerkelijk de zogenaamde “HEAD” prijzen heeft toegekend. De Commissie slaat daarbij acht op de overgelegde lijst waarop de winnaars van “HEAD” prijzen (geanonimiseerd) staan en op de overgelegde, in het Nederlands gestelde brief, inhoudende een felicitatie met “een tennisprijs van HEAD. Ten aanzien van de bewuste winnaars ziet de Commissie geen, althans onvoldoende aanleiding om in twijfel te trekken dat het om deelnemers aan de onderhavige prijsvraag gaat en dat de betreffende prijzen daadwerkelijk zijn uitgekeerd. Dat de namen van de winnaars, anders dan hun postcodes en woonplaatsen, zwart zijn gemaakt, maakt dit oordeel niet anders.

4. Met betrekking tot de brief aan -zoals in het verweer gesteld- de “winnares van de hoofdprijs, met het reisschema”, leest klaagster, ondanks de zwarte balk die over de naam van de geadresseerde is aangebracht, dat deze is gericht aan “Dear Anoek and David”. Klaagster stelt dat dit mogelijk de voornamen zijn van twee managers van adverteerder, van wie zij ook de achternamen noemt. Daarnaast acht klaagster de hier gebruikte aanhef ongebruikelijk, nu deze alleen de voornamen noemt en daardoor amicaal van aard is. Naar het oordeel van de Commissie heeft klaagster hiermee haar stelling dat de hoofdprijs is toegekend aan personen, die bij adverteerder werkzaam zijn, voldoende gemotiveerd. Het had aldus op de weg van adverteerder gelegen om hierop te reageren en meer in het bijzonder aannemelijk te maken dat de geadresseerden niet als manager of anderszins bij haar werkzaam zijn. Nu adverteerder niet op de hier bedoelde stellingen van klaagster heeft gereageerd, hoewel zij daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld, neemt de Commissie aan dat adverteerder niet in staat is die stellingen te weerleggen.

5. Op grond van het voorgaande en mede in aanmerking genomen dat in de brief niet wordt gerept over de actie en een felicitatie omdat de geadresseerden de hoofdprijs hebben gewonnen ontbreekt, gaat de Commissie ervan uit dat de hoofdprijs is toegekend aan personen die als manager bij adverteerder werkzaam zijn. Deze personen waren echter op grond van artikel 2A lid 2 van de actievoorwaarden van deelname aan de prijsvraag uitgesloten. Aldus is niet komen vast te staan dat de hoofdprijs is uitgekeerd aan een niet uitgesloten deelnemer aan de prijsvraag en bestaat een situatie die gelijk is aan het niet toekennen van de hoofdprijs. In zoverre is er sprake van misleidende reclame als bedoeld in nummer 18 van de bij artikel 8.5 NRC behorende bijlage 1 en daardoor is de bestreden uiting oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om voortaan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 
RB 2481

Onduidelijke informatie over verschuldigde slottermijn Ford Focus

RCC 28 juli 2015, RB 2481; dossiernr. 2015/00756 (Onduidelijk informatie over verschuldigde slottermijn bij Ford Focus EcoBoost) 
Aanbeveling.Vervoer. Misleidende advertentie in weekblad "Gezien". De uiting: Het betreft een advertentie van vier pagina’s in het weekblad “Gezien” van 28 juni 2015. In de advertentie wordt onder meer een Ford Focus 1.0 Titanium EcoBoost Wagon “inclusief advanced technology pack t.w.v. € 995,-” aangeboden. In het betreffende deel van de advertentie staat onder meer: “Nu extra voordelig 0% + Vanaf slechts € 199,- p/mnd met Ford Options”. Onder een opsomming van de uitrusting van de auto staat: “Actieprijs Rijklaar € 24.395,-”. In een blauwe balk hieronder staat, naast een afbeelding van de betreffende auto: “Aanbetaling €   6.647 Vervolgens 24 x € 199,- €   4.776,- (maandelijkse termijnen) U betaalt € 11.423,- -/- Uw inruilwaarde €   ????,-” en  “Rijklaar”. Onder de blauwe balk staat: “Na 2 jaar kunt u kiezen: inruilen, houden of teruggeven (zie pag.2)”. Hieronder volgt de tekst “Ford Options Elke 2 jaar een nieuwe Ford!” en een “Rekenvoorbeeld” voor verschillende Ford modellen. De klacht: In de advertentie wordt de betreffende Ford Focus “rijklaar” aangeboden voor de zeer lage prijs van € 11.423,-. Toen klager naar de showroom van adverteerder sub 1 ging en deze auto bestelde, bleek de auto echter niet voor de geadverteerde prijs geleverd te kunnen worden. Klager acht de uiting daarom misleidend.

Het oordeel van de Commissie:
In de bestreden uiting ligt de nadruk op de mededeling “NU extra voordelig 0% + Vanaf slechts € 199,- p/mnd met Ford Options” en de in de blauwe balk opgenomen berekening met de conclusie “U betaalt € 11.423,-, Rijklaar”. Vast is komen te staan dat genoemd bedrag slechts de daadwerkelijk te betalen prijs is in het geval de koper de auto na twee jaar teruggeeft. Indien de koper de auto na afloop van de financieringstermijn van 2 jaar houdt, dient hij een slottermijn van € 13.173 te betalen, en indien hij de auto inruilt, wordt deze slottermijn verrekend in de inruilprijs. Naar het oordeel van de Commissie dient de consument duidelijk in de uiting op deze slottermijn - een substantieel bedrag - te worden gewezen. De enkele in kleine letters onder de blauwe balk staande verwijzing naar de uitleg op een andere pagina in de advertentie door middel van de mededeling “Na 2 jaar kunt u kiezen: inruilen, houden of teruggeven (zie pag.2)”, verschaft niet de gewenste duidelijkheid.

Gelet op het voorgaande wordt in de bestreden uiting op voor de gemiddelde consument onduidelijke wijze informatie verstrekt over de prijs van de aangeprezen auto als bedoeld in de aanhef en onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. In de mededeling dat adverteerders de uiting in de toekomst zullen aanpassen, ziet de Commissie aanleiding de aanbeveling te doen “voor zover nodig”. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing:
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerders, voor zover nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 
RB 2480

Veiligheidsmelding van Skype suggereert slechte prestatie computer

RCC 23 juli 2015, RB 2480; dossiernr. 2015/00361 (Veiligheidsmelding Skype)
Aanbeveling. Misleiding. Skype. De uiting: Het betreft een melding via Skype met de aanhef “Veiligheidsmelding van het Windows”. In deze uiting staat verder: “Windows meldt dat de computer slecht presteert. Klik hier om dit te repareren".  Klager is systeembeheerder en vernam van verschillende medewerkers dat men deze melding ontving. De betreffende computers zijn echter alle (door klager) gecontroleerd. Naar de mening van klager wordt ten onrechte gesuggereerd dat de computer problemen geeft.

Naar het oordeel van de Commissie wordt in de bestreden uiting gesuggereerd dat de computer waarop de bewuste melding verschijnt slecht presteert, in die zin dat er één of meer (veiligheids)problemen zijn, en dat men er in verband hiermee goed aan doet om tot reparatie over te gaan. Volgens het verweer is de uiting echter alleen bedoeld om de gebruiker te attenderen op de situatie dat verbeteringen kunnen worden aangebracht om de prestatie van de computer te vergroten of dat het geheugen van de computer kan worden geoptimaliseerd, en duidt de uiting niet op het bestaan van fouten of problemen. Gelet op de suggestie dat er één of meer problemen zijn, waardoor reparatie geraden is, gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC), en meer in het bijzonder onjuiste informatie ten aanzien van de noodzaak van reparatie als bedoeld in artikel 8.2 onder e NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2479

Stichting Wakker Dier gebruikt stalmelk en weidemelk misleidend

RCC 11 augustus 2015, RB 2479; dossiernr. 2015/00821 (Westland Kaas tegen Stichting Wakker Dier)
Uitspraak ingezonden door Charles Gielen, NautaDutilh. Radiocommercial. Misleidende informatie. Belang van weidemelk en stalmelk. De uiting: Het betreft de volgende uitingen, waarbij de tussen [ ] staande woorden in een latere versie van de uitingen zijn toegevoegd: A. Een radioreclame waarin wordt gezegd: "Dag. Zit u nu in de auto? Kijk eens naar links...en ook even naar rechts. Veel lege weilanden hè? De koeien die daar horen te grazen, staan altijd op stal. Dag in dag uit. Om lekker goedkoop stalmelk te produceren. Voor bijvoorbeeld Maaslander, en Old Amsterdam. Deze merken gebruiken [deels] stalmelk in hun kaas. Boeh! Meer weten? Kijk op wakkerdier.nl." Deze reclame wordt gevolgd door een tag-on die luidt: "Ziet u liever een weiland mét koeien? Kies dan bijvoorbeeld voor Beemster of Milner. Zij maken hun kaas wél [volledig] van weidemelk. Kijk op wakkerdier.nl".

B. Het op adverteerders website www.wakkerdier.nl geplaatste persbericht met de kop "Wakker Dier start radiospot tegen 'foute kazen'. Dit persbericht is, in de oorspronkelijke en de later aangepaste versie, in kopie aan deze uitspraak gehecht. De klacht: De radiocommercial, de tag-on en het persbericht zijn onwaar in de zin van artikel 2 en misleidend in de zin van artikel 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Daartoe wordt namens Westland het volgende aangevoerd. De kazen Maaslander en Old Amsterdam worden gemaakt in opdracht van Westland, die hiertoe overeenkomsten heeft gesloten met Nederlandse producenten, omdat deze producenten het belang van weidemelk onderschrijven en het Convenant Weidegang hebben ondertekend. Het overgrote deel van alle melk die deze producenten inzamelen - voor zover Westland bekend ca. 80 %- is weidemelk. Westland heeft geen reden om aan te nemen dat het percentage weidemelk in haar kazen Maaslander en Old Amsterdam lager ligt. Overigens streeft Westland ernaar om op termijn verdergaande afspraken te maken om deze kazen uiteindelijk van 100% weidemelk te maken. De uiting van Wakker Dier suggereert dat Westland "lekker goedkoop" produceert door stalmelk voor haar kazen te gebruiken. De waarheid is echter dat de keuze voor de Nederlandse coöperaties de kosten van de productie aanmerkelijk verhoogt. Hoewel niet onwaar is dat Maaslander en Old Amsterdam een kleine hoeveelheid stalmelk bevatten, wekt de uiting ten onrechte de indruk dat Maaslander en Old Amsterdam overwegend stalmelk bevatten. Die indruk is mede het gevolg van de willekeurige selectie van deze merken uit alle denkbare kaasmerken. Die selectie zal bij de luisteraar de indruk wekken dat de kazen van de merken Maaslander en Old Amsterdam meer stalmelk bevatten dan andere kazen die in Nederland op de markt zijn. Dat is niet waar. In de tag-on worden Maaslander en Old Amsterdam tegenover merken geplaatst die volgens Wakker Dier "wel van weidemelk gemaakt zijn", hetgeen suggereert dat Maaslander en Old Amsterdam niet van weidemelk gemaakt zijn. Nu deze kazen overwegend van weidemelk gemaakt zijn, is deze suggestie onwaar en misleidend. De aanduiding "foute kazen" in het persbericht is om dezelfde reden onwaar en misleidend, aldus Westland.

Het oordeel van de Commissie: 1. De bestreden uitingen zijn onderdeel van de campagne van Wakker Dier "tegen de afname van weidegang voor koeien en de stijgende productie van stalmelk, van koeien die nooit buiten komen". In dit verband, omdat-naar niet is weersproken- meer dan de helft van de in Nederland geproduceerde melk in kaas wordt verwerkt, vraagt Wakker Dier in de uitingen aandacht voor de naar haar mening onwenselijke situatie dat verschillende in Nederland verkrijgbare kaasmerken deels stalmelk in hun kazen verwerken in plaats van deze kazen volledig van weidemelk (van koeien die minimaal 120 dagen per jaar gedurende 6 uur per dag in de wei lopen) te maken. Aldus is sprake van reclame voor denkbeelden in de zin van artikel 1 NRC. Het feit dat reclame voor denkbeelden wordt gemaakt brengt mee dat de Commissie zich bij de beoordeling van uitingen terughoudend opstelt, in die zin dat-indien de Commissie oordeelt dat sprake is in strijd met de NRC- aan Wakker Dier slechts een vrijblijvend advies kan worden gegeven. 2. Zoals in eerdere uitspraken door de Commissie geoordeeld (vgl. bijvoorbeeld dossiers 2014/00123, 2013/00639 en 2013/00048), staat het Wakker Dier in beginsel vrij om als organisatie in reclame-uitingen haar mening te geven en haar denkbeelden te uiten. Daarbij is het toelaatbaar dat Wakker Dier, gelet op haar toekomende vrijheid van meningsuiting bij het verkondigen van denkbeelden, in bepaalde mate negatieve en/of positieve aandacht vestigt op (met name genoemde) producten waarop die denkbeelden betrekking hebben, mits de uiting op zich juist en- waar Wakker Dier zich beroept op feiten- voldoende onderbouwd is. 3. Met inachtneming van de hiervoor genoemde uitgangspunten oordeelt de Commissie met betrekking tot de verschillende uitingen als volgt.

Uiting A: de radiocommercial. 4. In de radiocommercial wijst Wakker Dier erop dat er veel lege weilanden zijn en dat de koeien die in de weilanden horen te grazen altijd, dat in dag uit, op stal staan. Naar het oordeel van de Commissie is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat Wakker Dier op deze manier een algemeen beeld wil schetsen van de in haar visie onwenselijke situatie waarin steeds minder koeien buiten komen en steeds meer koeien permanent op stal blijven. Daarbij is niet gebleken dat het door Wakker Dier geschetste beeld onjuist is. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sinds 2001 daadwerkelijk sprake is (geweest) van een aanzienlijke afnemende weidegang en een toename van het aantal (melk) koeien dat nooit meer buiten komt, ook al lijken de door Westland genoemde cijfers erop te wijzen dat het aantal koeien dat buiten komt weer (licht) toeneemt. 5. In het vervolg van de commercial wordt meegedeeld dat de koeien niet in de weilanden maar altijd op stal staan "om lekker goedkoop stalmelk te produceren. Voor bijvoorbeeld: Maaslander en Old Amsterdam. Deze merken gebruiken [deels] stalmelk in hun kaas". Naar het oordeel van de Commissie suggereert Wakker Dier hiermee dat de keuze voor het opstal houden van melkkoeien in plaats van weidegang toe te passen en de keuze van de kaasmerken voor het (deels) verwerken van stalmelk in hun kaas alleen gelegen zijn in de lagere productiekosten van stalmelk ten opzichte van weidemelk. De Commissie acht de juistheid van deze beweringen van Wakker Dier onvoldoende aannemelijk geworden. In de eerste plaats is de Commissie gebleken dat andere overwegingen dan (alleen) de kosten een rol (kunnen) spelen bij de keuze om koeien permanent op stal te houden. Zo kan bijvoorbeeld de gezondheid van de koeien een reden zijn om ze niet buiten te laten lopen. Voorts is voor de Commissie niet komen vast te staan dat de kosten van de productie van stalmelk altijd lager zijn dat de kosten die gemoeid zijn met het produceren van weidemelk, nu de kostprijs van melk van meer factoren dan alleen het al dan niet toepassen van weidegang afhankelijk is. In zoverre gaat de radiocommercial (in beiden versies) naar het oordeel van de Commissie gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2. NRC. 6. Westland heeft aangevoerd dat de radiocommercial de suggestie wekt dat Maaslander en Old Amsterdam in overwegende mate met stalmelk gemaakt zijn. De Commissie is van oordeel dat deze klacht doel treft voor zover dit bezwaar de oorspronkelijke versie van de radiocommercial betreft. Door de mededeling "Deze merken gebruiken stalmelk in hun kaas", gevolgd door de mededeling in de tag-on met betrekking tot Beemster en Milner "Zij maken hun kaas wél van weidemelk", kan bij de gemiddelde consument gemakkelijk de indruk ontstaan dat Maaslander en Old Amsterdam niet (overwegend) met weidemelk maar (overwegend) met stalmelk gemaakt zijn. Als erkend is komen vast te staan dat dit niet juist is; beide kaasmerken van Westland zijn voor het grootste deel met weidemelk gemaakt. Het verweer van Wakker Dier dat de bestreden suggestie niet wordt gewekt, nu met betrekking tot Maaslander en Old Amsterdam wordt gezegd dat zij stalmelk in hun kaas gebruiken en niet dat hun kaas van stalmelk is gemaakt, zoals Beemster en Milner wel van de weidemelk zijn gemaakt, kan het oordeel van de Commissie geen stand houden. Dit onderscheid - ook al is het taalkundig juist- is zo subtiel dat het de gemiddelde luisteraar van de radiocommercial zal ontgaan. Gelet op het voorgaande is de oorspronkelijke versie van de radiocommercial op dit punt naar het oordeel van de Commissie voor de gemiddelde consument onduidelijk als bedoeld in de aanhef van art. 8.2 NRC. 7. In de aangepaste versie van de radiocommercial wordt uitdrukkelijk medegedeeld dat Maaslander en Old Amsterdam deels stalmelk in hun kaas gebruiken, terwijl Beemster en Milner hun kaas volledig van weidemelk maken. Naar het Oordeel van de Commissie is de radiocommercial hierdoor zodanig genuanceerd dat de onder 6 geconstateerde misleidende indruk die in de oorspronkelijke commercial werd gewekt is weggenomen. 8. Westland heeft (ter zitting) aangevoerd dat de toevoeging van het woord "deels" de misleiding niet wegneemt, nu in de uiting niet wordt vermeld dat Maaslander en Old Amsterdam voor het grootste deel -80% volgens Westland- met weidemelk gemaakt worden en dus maar een beetje "minder goed" zijn dan de volledig van weidemelk gemaakte Beemster en Milner. De Commissie volgt Westland niet in dit oordeel. Wakker Dier wil immers met de commercial aan de orde stellen dat naar haar mening voor kaas alleen weidemelk en in het geheel geen stalmelk gebruikt zou moeten worden, terwijl dat bij de genoemde kazen van Westland niet gebeurt. Van Wakker Dier kan niet worden verlangd dat zij in haar boodschap meldt dat Westland kazen het maar een beetje minder goed doen dan kaasmerken die volledig van weidemelk gemaakt worden, nog daargelaten dat Wakker Dier het gebruik van 20% stalmelk - gelet op het aantal koeien dat blijkens haar berekening daarvoor op stal wordt gehouden- niet als een geringe hoeveelheid en dus niet als een slechts "een beetje minder goed" beschouwt. 9. Westland heeft voorts bezwaar gemaakt tegen het noemen van de merken Maaslander en Old Amsterdam en het in negatieve zin afzetten van deze merken tegen de concurrerende kaasmerken Beemster en Milner, waardoor afbreuk wordt gedaan aan de goede naam van de Westland kazen. Zoals reeds onder 2 is overwogen, acht de Commissie het in beginsel toelaatbaar dat Wakker Dier, om aandacht te vragen voor haar visie dat kaas volledig van weidemelk gemaakt zou moeten worden, producten en/of merken noemt die wel of niet aan dit denkbeeld voldoen. Als erkend is komen vast te staan dat Beemster en Milner daadwerkelijk volledig van weidemelk gemaakt zijn en Maaslander en Old Amsterdam niet. In de commercial wordt voorts voldoende duidelijk gemaakt dat de genoemde merken voorbeelden zijn van de kaasmerken die het volgens Wakker Dier verkeerd of juist goed doen, waaruit blijkt dat ook andere kaasmerken voor deze kwalificatie van Wakker Dier in aanmerking komen. Op de website, waarnaar in de commercial verwezen wordt, worden andere kazen genoemd die wel of niet volledig van weidemelk gemaakt zijn. 10. De Commissie is van oordeel dat de gemiddelde consument door de onjuiste informatie (zie onder 5) en - voor zover het de eerste versie van de commercial betreft - onduidelijke informatie (zie onder 6) in de radiocommercial ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Daardoor is de radiocommercial (in beide versies) misleidend en om die reden oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Uiting B: De kop van het persbericht. 11. Westland maakt bezwaar tegen de aanduiding "fout" in de kop van het op de website van Wakker Dier geplaatste persbericht, welke kopt luidt: "Wakker Dier start radiopost tegen "foute kazen". Westland acht deze aanduiding toelaatbaar, nu "fout" een negatieve connotatie heeft en een ernstige misstand suggereert, terwijl de Westland kazen voor 80% 'goed' zijn. Deze klacht treft het naar het oordeel van de Commissie geen doel. Nu 'foute kazen' tussen aanhalingstekens is geplaatst, is direct duidelijk dat hier de mening van Wakker Dier wordt gegeven. Bovendien wordt aan het begin van het persbericht uitgelegd wat Wakker Dier onder 'foute kaas' verstaat, namelijk kaas waar deels stalmelk in zit. De tegen uiting B gerichte klacht wordt daarom afgewezen. 12. Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing: De Commissie acht de radiocommercial (in beide versies) in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij adviseert adverteerder om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af. Partijen hebben, voor zover zij in het ongelijk zijn gesteld, de mogelijkheid tegen deze uitspraak beroep aan te tekenen bij het College van Beroep, onder gelijktijdige storing van het voor de behandeling van het beroep verschuldigde bedrag. Het beroepschrift dient, nu sprak is van een spoedeisende zaak, binnen 7 dagen na het dagtekening van deze uitspraak in het bezit te zijn van het College van Beroep, waarvan het secretariaat gevestigd is te Amsterdam.  

RB 2478

Vraag aan HvJ EU over koppelverkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 17 juni 2015, RB 2478 zaak C-310/15 (Deroo-Blanquart)
Koppelverkoop. Oneerlijke handelspraktijk. Verzoeker Vincent Deroo-Blanquart koopt in december 2008 een computer met voorgeïnstalleerde software bij verweerster Sony France (nu Sony Europe). Hij vraagt verweerster tevergeefs terugbetaling van de kosten van de meegeleverde software en begint een procedure. Hij stelt dat dit verboden koppelverkoop is, een oneerlijke handelspraktijk. Na afwijzing van zijn vordering gaat hij in beroep (Hof van Beroep Versailles) dat 5 november 2013 oordeelt dat er geen sprake is van een oneerlijke handelspraktijk daar verzoeker de keus had om bij een andere fabrikant te kopen. Hij heeft bij aankoop geen specifieke wensen te kennen gegeven, terwijl hij wel op de hoogte was van de in de catalogus gegeven productinformatie. Als ‘gemiddelde consument’ had hij dus kunnen lezen dat een softwarepakket zou worden meegeleverd. Verweerster zou op grond van marktanalyse te goeder trouw hebben besloten dat klanten voorkeur hebben voor samengestelde producten die klaar zijn voor gebruik. De zaak ligt nu voor in cassatie bij de verwijzende rechter. Verzoeker stelt dat het Hof van Beroep een onjuiste rechtsopvatting heeft van de artikelen in de FRA consumentenwet die de omzetting zijn van RL 2005/29. Hem is niet de keus gelaten af te zien van de betreffende software.

Hij wijst op de boodschap die na eerste opstart van de computer verschijnt: „Door de software te gebruiken gaat u akkoord met deze voorwaarden. Indien u niet akkoord bent met de voorwaarden, gebruikt u deze software dan niet en neemt u contact op met de fabrikant of installateur om u te laten voorlichten over de mogelijkheden om de producten te retourneren en terugbetaling of een tegoed te ontvangen” en op het feit dat de prijs van de software niet afzonderlijk is opgenomen in de koopovereenkomst.

De verwijzende FRA rechter (Hof van Cassatie) haalt arrest C-271/07 en C-299/07 aan waarin het HvJEU aangeeft dat bijlage I bij RL 2005/29 een uitputtende lijst bevat van oneerlijke handelspraktijken. ‘Koppelverkoop’, wel opgenomen in de FRA wet, komt daarop niet voor hetgeen betekent dat aan de hand van de in artikelen 5 – 9 van RL 2005/29 genoemde criteria getoetst moet worden of van oneerlijke handelspraktijken sprake is. Hij legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:

1) Moeten de artikelen 5 en 7 van richtlijn 2005/29 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt, aldus worden uitgelegd dat sprake is van een oneerlijke, misleidende handelspraktijk in geval van een gezamenlijk aanbod bestaande in de verkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software wanneer, zoals in dit geval, de fabrikant van de computer via de detailhandelaar informatie heeft verschaft over elk voorgeïnstalleerd softwareprogramma, maar niet de kosten van elk van deze onderdelen heeft vermeld?
2) Moet artikel 5 van richtlijn 2005/29 aldus worden uitgelegd dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk in geval van een gezamenlijk aanbod bestaande in de verkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software wanneer de fabrikant de consument geen andere keuze laat dan die software te aanvaarden of de koop te herroepen?
3) Moet artikel 5 van richtlijn 2005/29 aldus worden uitgelegd dat sprake is van een oneerlijke, misleidende handelspraktijk in geval van een gezamenlijk aanbod bestaande in de verkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software wanneer de consument niet over de mogelijkheid beschikt om bij dezelfde fabrikant een computer zonder software te kopen?
RB 2476

"Nuon blijven loont" of toch niet?

CvB 28 juli 2015, RB 2476; dossiernr. 2015/00521 (Nuon Blijven Loont)
Aanbeveling bevestigd. Misleidende ontbrekende informatie. Radio. Audiovisuele media. Digitale marketing communicatie. De uiting: Het betreft de volgende uitingen in adverteerders campagne ‘Nuon Blijven Loont’:
A. een radiocommercial waarin – voor zover hier van belang - wordt gezegd: Bent u klant bij Nuon? Speciaal voor u hebben we een korting voor klanten die blijven. Met Nuon Blijven Loont ontvangt u een jaarlijks oplopende korting op stroom tot 25%, zolang u klant blijft. (…) Kijk voor de voorwaarden op nuon.nl.” B. een televisiecommercial, waarin onder meer wordt gezegd“(…) Samen blijven, dat levert uiteindelijk het meeste op. Daarom introduceren we Nuon Blijven Loont. Een korting voor klanten die blijven. (…).” In beeld verschijnt de tekst “Nuon Blijven Loont, korting voor klanten die blijven” en aan het eind van de commercial staat onderin beeld: “Kijk voor de voorwaarden op nuon.nl”. In de op de commercial volgende tag-on wordt gezegd:“Met Nuon Blijven Loont ontvangt u een jaarlijks oplopende korting op stroom tot 25%, zolang u klant blijft. Meld u aan op nuon.nl. De laatste zinsnede verschijnt ook als tekst in beeld, evenals (onderin beeld) de mededeling “Kijk voor de voorwaarden op nuon.nl”.C. de webpagina https://www.nuon.nl/energie/blijven-loont/, waarop bovenin staat: Nuon Blijven Loont. Korting voor klanten die blijven Oplopende korting op stroom tot 25%. Korting zolang u klant blijft. Eenvoudig en snel geregeld. Meld u direct aan (button) De klacht: In de uitingen wordt gesproken over “klanten”. Klager is klant bij Nuon, maar alleen voor stroom. Omdat klager geen gas afneemt van Nuon, wordt hij niet als ‘klant’ gezien en komt hij niet in aanmerking voor de actie ‘Nuon Blijven Loont’. Klager meent dat duidelijk in de uitingen moet worden gezegd dat het gaat om klanten van Nuon die stroom èn gas afnemen. Dan zou klager direct begrijpen dat de actie niet voor hem geldt. Klager vindt de uitingen misleidend.

Het oordeel van de Commissie: 1. In de reclame-uitingen voor Nuon Blijven Loont wordt de nadruk gelegd op de (blijvende) klantrelatie met Nuon. Ook bij het afnemen van alleen stroom van Nuon is sprake van een klantrelatie. De actie houdt echter in dat alleen klanten die zowel stroom als gas van Nuon afnemen in aanmerking komen voor de korting op stroom in het kader van Nuon Blijven Loont. Deze voorwaarde betreft essentiële informatie die de gemiddelde consument tijdig en duidelijk moet worden verstrekt. Daarvan is in de bestreden uitingen naar het oordeel van de Commissie geen sprake.

2. In zowel de televisie- als de radiocommercial wordt meegedeeld dat Nuon Blijven Loont een korting inhoudt “voor klanten die blijven” en dat deze klanten met Nuon Blijven Loont “een jaarlijks oplopende korting op stroom tot 25%” ontvangen. Hieruit is voor de gemiddelde consument niet af te leiden dat onder “klanten” alleen de klanten worden verstaan die zowel stroom als gas van Nuon afnemen, en dat een klant die alleen stroom afneemt niet voor de “jaarlijks oplopende korting op stroom” van Nuon Blijven Loont in aanmerking komt, zeker niet nu wordt gesproken over “korting op stroom”. De algemene verwijzing naar de voorwaarden op nuon.nl is onvoldoende om de consument erop attent te maken dat, anders dan uit de commercials lijkt te volgen, een categorie klanten van de kortingsactie uitgesloten is. De gemiddelde consument zal uit deze algemene verwijzing immers niet begrijpen dat ‘klant’ beperkt moet worden opgevat.

3. Gelet op het voorgaande is in de televisie- en radioreclame sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie - het al dan niet aanvragen van Nuon Blijven Loont - te nemen. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de commercials misleidend als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. Naar het oordeel van de Commissie wordt de consument ook op de website nuon.nl niet tijdig en duidelijk attent gemaakt op de voorwaarde dat stroom èn gas moeten worden afgenomen om voor Nuon Blijven Loont in aanmerking te komen. Deze voorwaarde blijkt niet uit de homepage waar het product Nuon Blijven Loont wordt genoemd en waar voor informatie doorgeklikt moet worden naar de bij de klacht overgelegde pagina. Op laatstgenoemde webpagina wordt in de samenvatting van de kenmerken van het product en de daaronder staande toelichting alleen gesproken over - bestaande en nieuwe - “klanten die blijven”. Bovendien versterkt de mededeling “Nuon Blijven Loont is nu ook beschikbaar voor klanten met een vaste prijs contract, Ideaal contract en Groen uit Nederland contract” de indruk dat de actie (nu) voor alle klanten loont. Pas onder het kopje “Goed om te weten”, dat eerst zichtbaar wordt door op de pagina naar beneden te scrollen, staat: “Blijven Loont is niet mogelijk als u alleen stroom of gas afneemt”.

5. Naar het oordeel van de Commissie wordt aldus op de website te laat de essentiële informatie verstrekt die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is deze uiting misleidend als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 NRC en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

6. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing van de Reclame Code Commissie
De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Het College van Beroep bekrachtigd de bestreden beslissing van de Commissie. 
RB 2477

Alleen geplaatste advertenties betalen, geen schadevergoeding

Hof Amsterdam 4 augustus 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3173 (Weekkrant Amsterdam en Amstelveen)
Partijen hebben een overeenkomst tot het plaatsen van wekelijkse advertentie in de weekkrant gedurende een bepaalde periode. Na het onbetaald laten van de wekelijkse facturen, staakt de uitgever halverwege de uitgave plaatsing. De geplaatste advertenties moeten worden betaald. Bij gebrek aan deugdelijke onderbouwing is er geen recht op geen schadevergoeding.

3.6. Het hof overweegt als volgt. De enkele omstandigheid dat [appellante] (klaarblijkelijk) bereid was voor de advertenties in de periode van oktober 2011 tot en met maart 2012 in de Weekkrant van Wegener een bedrag van € 800,- tot € 1.000,- per advertentie te betalen, is onvoldoende om er - in rechte - van uit te gaan dat zij omzet heeft gederfd doordat de beoogde advertenties in dat blad in de periode vanaf december 2011 tot en met het eerste kwartaal van 2012 niet zijn geplaatst, laat staan dat zij omzet heeft gederfd in de mate waarin zij dat stelt. Uit de door [appellante] zelf gegeven omzetcijfers blijkt dat haar omzet per maand aanzienlijk fluctueerde. Zonder toelichting, die [appellante] niet heeft gegeven, kan er daarom niet van worden uitgegaan dat de omzet afhankelijk was van de plaatsing van advertenties, laat staan in de door [appellante] gestelde mate. De stelling dat zij in december 2011 minder Luxaflex artikelen heeft verkocht dan zij zou hebben verkocht als de advertenties in december 2011 wel zouden zijn geplaatst (de advertenties betroffen een kortingsactie met betrekking tot Luxaflex artikelen), onderbouwt [appellante] slechts met (kopieën van) facturen in die periode. Van de facturen over december 2011 kan echter niet worden vastgesteld of dit alle facturen zijn en van de facturen die volgens [appellante] in november 2011 zijn uitgebracht zou moeten worden nagegaan in hoeverre deze zijn betaald. De door [appellante] opgegeven omzetcijfers over oktober 2010 tot en met december 2011 zijn niet met stukken gestaafd. Met betrekking tot de door [appellante] gestelde schade over het eerste kwartaal van 2012 overweegt het hof ten slotte dat de gestelde hogere kosten voor het plaatsen van advertenties in De Echo niet zonder meer als schade voor [appellante] kunnen worden beschouwd. Die advertenties zijn immers mogelijkerwijs, hoewel duurder, lucratiever voor [appellante] geweest. Of dat het geval is geweest, kan niet worden vastgesteld omdat [appellante] geen gegevens in het geding heeft gebracht met betrekking tot de in het eerste kwartaal van 2012 door haar behaalde omzet. Geconcludeerd moet worden dat bij gebreke van een voldoende onderbouwing daarvoor er niet van kan worden uitgegaan dat door [appellante] schade is geleden zoals door haar is gesteld. Het aanbod van [appellante] om zo nodig door middel van het overleggen van een verklaring van haar boekhouder bewijs te leveren van de door haar overgelegde en vermelde cijfers, passeert het hof. [appellante] had een dergelijke verklaring immers reeds in het geding kunnen en moeten brengen. Het hof ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om, zoals door [appellante] gesuggereerd, een financieel deskundige te benoemen om de door haar genoemde cijfers te verifiëren. De vordering tot schadevergoeding van [appellante] , zoals door haar in hoger beroep geformuleerd, moet daarom worden afgewezen.