RB

Algemene regels  

RB 2475

Radiocommercial Rabobank niet té letterlijk nemen

RCC 22 juli 2015, RB 2475; dossiernr. 2015/00668/A (Radiocommercial Rabobank)
Afwijzing. Radio. Misleiding. De uiting: Het betreft de radiocommercial van adverteerder waarin wordt gezegd, voor zover hier van belang: “Als je vandaag belt met de Rabobank, kun je morgen al langskomen voor een gesprek met onze hypotheekadviseur.” De klacht: In de commercial wordt geadverteerd met de belofte dat wanneer je vandaag de Rabobank belt voor een hypotheekgesprek, je de volgende dag meteen terecht kunt. Klager heeft de bank hierover drie keer moeten bellen en bleek toen pas drie weken later, in een filiaal buiten zijn woonplaats, voor een hypotheekgesprek te kunnen komen. In de commercial wordt dus een loze belofte gedaan. Omdat adverteerder de belofte niet waar kan maken terwijl zij er wel klanten mee lokt, acht klager de uiting misleidend.

Oordeel van de Commissie:1) De bestreden radiocommercial belooft “Als je vandaag belt met de Rabobank, kun je morgen al langskomen voor een gesprek met onze hypotheekadviseur.” Als erkend is komen vast te staan dat het waarmaken van deze - absoluut gestelde - belofte niet in alle gevallen gegarandeerd kan worden, en in het geval van klager daadwerkelijk niet is nagekomen. Klager acht de uiting om die reden misleidend.  Adverteerder meent niettemin de uiting te mogen gebruiken, zo begrijpt de Commissie, gelet op de door haar getroffen maatregelen ter nakoming van de belofte, de verwachtingen van de gemiddelde consument en de in reclame niet ongebruikelijke overdrijving.

2) Op grond van artikel 8.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) moet bij de beoordeling of reclame misleidend is mede worden gelet op (onder andere) de beperkingen van het gebruikte medium. Een radiocommercial biedt minder ruimte dan bijvoorbeeld een website voor een toelichting op de invulling die adverteerder geeft aan de mededeling (kort samengevat) ‘vandaag bellen, morgen op gesprek’ en de beperkingen die aan het nakomen van de belofte kunnen kleven. De Commissie heeft naar aanleiding van een klacht tegen de slogan “vandaag bellen, morgen op hypotheekgesprek” op adverteerders website (dossier 2015/00668) geoordeeld dat de website een medium is dat voldoende ruimte biedt voor het verstrekken van bovenbedoelde informatie en dat het ontbreken van deze informatie die uiting te absoluut en daardoor misleidend maakt.

3) Bij de onderhavige radiocommercial ligt dit naar het oordeel van de Commissie anders. Bij de radioreclame zal de gemiddelde consument er - meer dan bij een uiting op de website - op bedacht zijn dat bij de belofte ‘vandaag bellen, morgen op gesprek’ sprake is van enige in reclame niet ongebruikelijke overdrijving en hij zal zijn verwachtingen over de nakoming van de belofte door adverteerder daarop afstellen. Daarom kan niet worden gezegd dat de gemiddelde consument door de radioreclame op het verkeerde been wordt gezet.

4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2474

Slogan op website Rabobank te absoluut

RCC 22 juli 2015, RB 2474; dossiernr. 2015/00668 (Website Rabobank)
Aanbeveling. Digitale marketing communicatie. Misleiding. 'Morgen' in werkdagen gerekend. De uiting: Het betreft de mededeling “Vandaag bellen, morgen op hypotheekgesprek” op adverteerders webpagina www.rabobank.nl/particulieren/hypotheek/. De klacht: Naar aanleiding van de slogan “Vandaag bellen, morgen op hypotheekgesprek” heeft klaagster de Rabobank gebeld. Toen bleek dat zij de volgende dag niet op gesprek kon komen en dat zij ook niet de volgende dag teruggebeld kon worden. Klaagster acht de uiting daarom misleidend.

Het oordeel van de Commissie:
1) De bestreden uiting op adverteerders website belooft “Vandaag bellen, morgen op hypotheekgesprek”. Als erkend is komen vast te staan dat het waarmaken van deze - absoluut gestelde - belofte niet in alle gevallen gegarandeerd kan worden, en in het geval van klaagster daadwerkelijk niet is nagekomen. Klaagster acht de uiting om die reden misleidend.  Adverteerder meent niettemin de slogan te mogen gebruiken, zo begrijpt de Commissie, gelet op de door haar getroffen maatregelen ter nakoming van de belofte, de verwachtingen van de gemiddelde consument en de in reclame niet ongebruikelijke overdrijving.

2) Niet is gesteld of gebleken dat op de webpagina waarop de bestreden slogan “Vandaag bellen, morgen op hypotheekgesprek” staat, een uitleg is opgenomen over de invulling die adverteerder aan de slogan geeft (‘eerstvolgende werkdag’) en de beperkingen die aan het nakomen van de belofte kunnen kleven. Nu de website een medium is dat voldoende ruimte biedt voor het verstrekken van deze informatie, zal de gemiddelde consument uit het ontbreken van deze informatie gemakkelijk de conclusie kunnen trekken dat nakoming van de belofte in de praktijk is gegarandeerd. Deze consument zal in de absoluut gestelde belofte, gelet op het gebruikte medium, geen overdrijving zien die in reclame (in enige mate) gebruikelijk is.

3) Gelet op het voorgaande acht de Commissie de bestreden uiting op de website te absoluut en om die reden onjuist als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2467

Advocatenmaatschap moet oppassen wat aan de gevel hangt

RCC 20 juli 2015, RB 2467; dossiernr. 2015/00514 (Unger Hielkema advocaten)
Aanbeveling. Misleiding. Buitenreclame. Gevel. De uiting: Het betreft de op de gevel van het pand de Boelelaan 7 te Amsterdam aangebrachte aanduiding “Unger Hielkema advocaten”. De klacht: Sinds 1 januari 2015 is de samenwerking van de met de aanduiding “Unger Hielkema advocaten” bedoelde advocaten ten einde. De advocaten Goudriaan en Hielkema hebben elk een eigen kantoor opgericht en van het kantoor  “Unger Hielkema advocaten” is alleen mevrouw mr. Unger over. Nieuw zijn de heer Van Els en mevrouw Nolet. Klager acht het wenselijk dat de reclame aan de gevel overeenkomt met een bestaand advocatenkantoor en dat de rechtzoekende burger niet wordt misleid “doordat kantoorgenoten van mevrouw E. Unger niet meer daar werken”. Klager stelt: “Mevrouw Unger, nu het kantoor voerend onder de naam Unger en van Els, had al lang deze naam moeten voeren, en daar zorg voor moeten dragen”. Klager acht de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie: Verweerder heeft erkend dat de bestreden uiting nog aan de gevel van het pand De Boelelaan 7, Amsterdam hing, nadat de samenwerking tussen mr. Unger en de overige advocaten, deel uitmakend van de maatschap Unger Hielkema, waaronder mr. Hielkema, per 1 januari 2015 feitelijk was beëindigd. Volgens het verweer bij brief van 30 april 2015 hing het bord op 30 april 2015 nog steeds aan de gevel en ter zitting van 25 juni 2015 heeft klager meegedeeld dat het bord intussen nog niet verwijderd was. De Commissie begrijpt uit het verweer dat het verwijderen van de uiting zal gebeuren in opdracht van de verhuurder en dat deze uit kostenoogpunt heeft besloten om het verwijderen van het oude bord te combineren met het aanbrengen van een nieuw bord, ten behoeve van de nieuwe huurder. Nu het advocatenkantoor Unger Hielkema niet meer gevestigd is in het bewuste pand gaat de onderhavige reclame naar het oordeel van de Commissie gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, bijvoorbeeld om zich te wenden tot een advocatenkantoor waarin mr. Unger en mr. Hielkema samenwerken, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Nu de uiting reeds om deze reden in strijd is met de NRC, komt de Commissie niet meer toe aan de beantwoording van de vraag of artikel 7.4 lid 1 van de Verordening op de advocatuur is overtreden. De Commissie heeft, op grond van hetgeen verweerder heeft gesteld, gebruik gemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 17 lid 2 van het Reglement inzake de Reclame Code Commissie en het College van Beroep om verweerder een termijn toe te staan waarbinnen de aanbeveling moet zijn opgevolgd en bepaalt dat aan de aanbeveling per 1 september 2015 gevolg dient te zijn gegeven.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de uiting in strijd met de artikel 7 NRC. Zij beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken en staat verweerder een termijn toe waarbinnen deze aanbeveling moet zijn opgevolgd, in die zin dat per 1 september 2015 aan de aanbeveling gevolg moet zijn gegeven.

Op andere blogs:
Wieringa

RB 2472

Ongevraagd warmtescans uitvoeren, tenzij afmelden, schaadt vertrouwen in reclame

CvB 30 juni 2015, RB 2472; dossiernr. 2015/00210 (Eiser tegen Nationaal Energiebespaarfonds)
Aanbeveling bevestigd (met wijziging gronden). Direct marketing (niet digitaal). Vertrouwen in reclame.
De uiting: Het betreft een “Aan de bewoner(s) van:” (klagers adres) gerichte brief van 25 februari 2015 met als onderwerp: “Warmtescans Vianen”. In de brief staat onder meer: “Uw buurt is geselecteerd voor het aanbieden van gratis warmtescans. In de komende weken worden deze warmtescans gemaakt van de gevels van koopwoningen verspreid over diverse wijken en kernen in de gemeente Vianen. Ook uw woning komt voor een warmtescan in aanmerking.” en “Een warmtescan is een infra-rood foto die direct laat zien waar uw gevel de meeste energie verliest op het moment dat de foto genomen is. De warmtescan geeft daarmee een helder beeld van hoe goed uw woning is geïsoleerd.” en “Gratis warmtescan online te bekijken. Medewerkers van Pluimers komen de warmtescan van uw woning vervolgens bij u thuis bezorgen. Als u wilt kunnen zij daarbij uitleg geven over de scan.” en “Als u niet wilt meedoen. Stelt u de warmtescan niet op prijs, dan kunt u met uw adres en uw unieke inlogcode inloggen via de website www.wetenismeten.nl. U kunt uw woning dan tot en met vrijdag 6 maart afmelden”.

De klacht: Er worden ongevraagd warmtescans aan woningen uitgevoerd. Als men dit niet wil moet men zich daarvoor afmelden. De uiting getuigt van opdringerigheid en gebrek aan respect en lijkt op een uiting als: “U doet mee aan de loterij en betaalt maandelijks 15 euro, tenzij u zich afmeldt”. Verder werkt het afmelden niet.

Het oordeel van de Commissie: 1. In de bestreden uiting wordt een gratis warmtescan aangeboden, die vervolgens door medewerkers van “Pluimers” bij de geadresseerde thuis zal worden bezorgd. Daarbij is vermeld dat de geadresseerde zijn woning, indien hij deze scan niet op prijs stelt, door middel van inloggen via de website www.wetenismeten.nl tot en met “vrijdag 6 maart” kan afmelden. Aldus bevat de uiting een aanbod dat de ontvanger wordt geacht stilzwijgend te accepteren, tenzij hij uitdrukkelijk te kennen geeft daarvan geen gebruik te maken. Naar het oordeel van de Commissie wordt hierdoor het vertrouwen in de reclame geschaad als bedoeld in artikel 5 NRC. Men dient er immers op te kunnen vertrouwen dat een direct-mailing geen informatie bevat die tot enige verplichting van de ontvanger leidt. Dit betekent dat de klacht in zoverre slaagt.
2. Naar aanleiding van klagers bezwaar dat het afmelden niet werkt, heeft adverteerder medegedeeld dat hij in het geval van klager geen technische onvolkomenheden heeft kunnen constateren. Gelet op deze mededeling en het achterwege blijven van een nadere onderbouwing van de klacht op dit punt, acht de Commissie dit onderdeel van de klacht ongegrond.

De beslissing van de Reclame Code Commissie
Op grond van het oordeel onder 1 acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 5 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

De beslissing van het College van Beroep
Het College bevestigt de bestreden beslissing van de Commissie, voor zover in beroep aan de orde, met dien verstande dat de beslissing geacht wordt te zijn gegeven tegen Stichting Nationaal Energiebespaarfonds als verweerder in plaats van Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten, en wijzigt de beslissing van de Commissie in zoverre.

Andere blogs
Uit de Nieuwsbrief augustus: "In reclame wordt weleens gebruik gemaakt van een constructie waarbij een dienst wordt aangeboden waaraan je vastzit als je niets doet, en waar je alleen onderuit kunt komen als je je afmeldt. Volgens de vaste lijn van de beslissingen van het College van Beroep is dit in strijd met het vertrouwen in reclame".

RB 2471

Fruitconcentraat draagt niet bij aan 98procent fruit-claim

RCC 3 juni 2015, RB 2471; dossiernr. 2015/00350 (Eiser tegen Leev en Albert Heijn)

Aanbeveling. Misleiding. Voeding. De uiting: I) de website www.ah.nl voor zover het betreft de volgende mededelingen over het product “Leev Bio Fruit op Brood frambozen”: “Leev Fruit op Brood is van topkwaliteit en 100% biologisch.
• 98% biologisch fruit en geen suiker toegevoegd’
• Goed voor jezelf en voor anderen. Leev en laat leven
• Suiker alleen uit fruit
• Fruit op Brood is lekkerder en gezonder
Ingrediënten: Frambozen 66%, concentraten (appel 31%, citroen 1%, zwarte bes 0,1%, wortel 0,1%), geleermiddel, pectine, zuurteregelaar, calciumcitraat. Voedingswaarden per 100 gram. Energie 565 Kj. Koolhydraten 30 g. Sugars, total 30 g”. II) de website www.leev.nu voor zover het betreft de subpagina www.leev.nu/blog/blog/fruit-op-brood waarop foto’s van het product zijn afgebeeld met het etiket waarop staat: “98% fruit” en verder wordt meegedeeld: “Leev ontwikkelt met grote regelmaat nieuwe producten. Na een periode van ontwikkelen, proeven en beoordelen komt het product op de markt. Binnenkort kan de consument kennis maken met ‘Fruit op brood’. Een jam die deze naam niet mag dragen, omdat er geen suiker aan is toegevoegd.” “Dit nieuwe product bestaat voor 98% uit fruit. In reguliere jam zit suiker – meer dan 40% - die gemaakt is uit riet en biet. In deze jamvariant van Leev zitten alleen zoetmakers uit fruit.”.“Een speciale techniek maakt het mogelijk om al het zoete uit appels te halen zodat er een overheersende zoete appelsmaak ontstaat. Dit is nodig, omdat fruit alleen veel te zuur zou zijn om op brood te doen. Een heerlijk zoet broodbeleg, maar dan alleen met fruit. De overige 2% zijn hulpstoffen, zoals een zuurregelaar die calciumcitraat heet. Deze stof is nodig om er voor te zorgen dat het fruit niet gaat verzuren. Hierdoor blijft het product langer goed. Het is een natuurlijk gemaakte hulpstof die volledig is goedgekeurd door het instituut SKAL.”“De visie van Leev is dat al het goede wat de mens nodig heeft in de natuur gevonden kan worden. De producten van Leev zijn zo samengesteld dat ze boordevol zitten met natuurlijke weldoeners als vitaminen, mineralen, antioxidanten en omega vetzuren. Daarmee zijn de producten goed voor lichaam en geest.”“#Fruit op Brood #Abrikozen #Aardbei #Suikervrij.”

De klacht: Klaagster is van mening dat de uitingen misleidend zijn omdat het product niet bestaat uit 98% fruit. Het hoofdbestanddeel is wel fruit (bijvoorbeeld 66% framboos) maar hier wordt het aandeel aan fruitconcentraten (32%) bij opgeteld om tot 98% fruit te komen terwijl van fruitconcentraten niet gesteld kan worden dat dit nog fruit is. Daarnaast kan volgens klaagster niet gesteld worden dat er “geen suikers zijn toegevoegd” en “alleen suikers uit fruit” omdat het gebruikte appelconcentraat voor het overgrote deel uit suiker bestaat en niet meer kan worden gezien als fruit maar als suikerbron en dus als een manier om suiker toe te voegen.
Het oordeel van de Commissie: 1. De klacht is in het bijzonder gericht tegen de mededelingen in de bestreden uitingen die inhouden dat a) het product voor 98% uit fruit bestaat en b) dat daaraan geen suikers zijn toegevoegd. De hier bedoelde mededelingen dienen per uiting afzonderlijk te worden beoordeeld, nu daarop een uiteenlopend toetsingskader van toepassing is.

2. Ten aanzien van de mededeling “98% biologisch fruit” in uiting I
2.1. Met betrekking tot de claim die inhoudt dat het product voor 98% uit “biologisch fruit” bestaat, oordeelt de Commissie als volgt. Deze claim is een ingrediëntenclaim. De klacht betreft in zoverre de vraag of het genoemde percentage aan fruit juist is, nu in dit percentage ook diverse fruitconcentraten zijn meegerekend. In dit kader is van belang dat het product blijkens de ingrediëntendeclaratie voor ongeveer 1/3 gedeelte bestaat uit concentraat afkomstig van appel en, in aanzienlijk mindere mate, citroen, zwarte bes en wortel. De Commissie past hier het toetsingskader toe van artikel 7 van Verordening (EU) Nr. 1169/2011, welk artikel inhoudt dat voedselinformatie niet misleidend mag zijn met betrekking tot (onder meer) de samenstelling.

2.2. De Commissie neemt aan dat fruitconcentraat zich van fruit onderscheidt doordat daaraan stoffen zijn onttrokken waardoor een extract ontstaat dat uitsluitend de na dit proces overgebleven bestanddelen van de gebruikte vruchten bevat. Uit de mededelingen van Leev leidt de Commissie af dat in dit geval het gebruikte concentraat vooral de functie van zoetmaker vervult en derhalve geheel of nagenoeg geheel bestaat uit koolhydraten gewonnen uit fruit. De Commissie verwijst in dit verband naar de volgende tekst (in uiting II): “Een speciale techniek maakt het mogelijk om al het zoete uit appels te halen zodat er een overheersende zoete appelsmaak ontstaat. Dit is nodig, omdat fruit alleen veel te zuur zou zijn om op brood te doen.” Klaagster stelt, in lijn hiermee, dat het gebruikte appelconcentraat in feite een aanduiding is voor toegevoegd suiker. Hiertegenover hebben verweerders niet aannemelijk gemaakt dat het gebruikte concentraat qua samenstelling en eigenschappen dermate vergelijkbaar is aan de oorspronkelijke vrucht (appel), dat dit met de oorspronkelijke vrucht kan worden vereenzelvigd. Derhalve kan het in dit geval gebruikte concentraat naar het oordeel van de Commissie niet als fruit worden beschouwd of daarmee worden vereenzelvigd.

2.3. De Commissie is van oordeel dat de gemiddelde consument uit de algemene productomschrijving “98% biologisch fruit” niet zal opmaken dat het product in feite voor een belangrijk deel, ongeveer 1/3 gedeelte, bestaat uit koolhydraten of zoetmaker, en dat dit gedeelte qua samenstelling en eigenschappen zodanig van de oorspronkelijke vrucht dient te worden onderscheiden dat het daarmee niet op één lijn kan worden gesteld. Weliswaar is in de daarop volgende ingrediëntendeclaratie vermeld dat het product “concentraten” van vooral appel bevat, maar de gemiddelde consument zal daaruit niet begrijpen dat de concentraten in het onderhavige product in feite slechts een zoetmaker (koolhydraten) zijn. Naar het oordeel van de Commissie kan de gemiddelde consument ook niet uit eigen wetenschap op de hoogte worden geacht van het feit dat het voor dit product gebruikte concentraat afwijkt van de oorspronkelijke vrucht, in die zin dat het nagenoeg alleen uit koolhydraten bestaat. De enkele aanduiding concentraat is daartoe onvoldoende. De consument zal naar het oordeel van de Commissie op grond van het voorgaande en de mededeling in de uiting die verwijst naar 98% biologisch fruit, het (fruit)concentraat rekenen tot het bestanddeel (biologische) fruit. Hierdoor zal de consument zich een te positief beeld van het product vormen, immers niet beseffen dat dit voor een derde deel uit toegevoegde koolhydraten bestaat.

2.4. De Commissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de aanduiding “98% biologisch fruit” in dit specifieke geval misleidend is, enerzijds omdat het gebruikte concentraat niet als “fruit” kan worden beschouwd, anderzijds omdat de consument niet wordt geïnformeerd over het feit dat het gebruikte concentraat slechts nagenoeg geheel uit koolhydraten bestaat waardoor de consument dit ten onrechte als fruit zal beschouwen. De Commissie acht het toelaatbaar in reclame-uitingen te verwijzen naar concentraat van vruchten, maar indien dit concentraat vrijwel geheel uit koolhydraten bestaat en is bedoeld om het product een zoete smaak te geven, mag niet de indruk worden gewekt dat de concentraat kan worden vereenzelvigd met de oorspronkelijke vrucht. Deze misleiding wordt door de overige informatie over het product (ingrediëntendeclaratie en voedingswaardetabel) onvoldoende voorkomen. De uiting is derhalve niet in overeenstemming met artikel 7 van Verordening (EU) Nr. 1169/2011 en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC.

3. Ten aanzien van de mededeling “98% fruit” in uiting II
3.1. Ten aanzien van deze uiting past de Commissie het toetsingskader toe van de artikelen 7 en 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Anders dan bij uiting I, is bij uiting II geen sprake van een webwinkel waar men het onderhavige product direct kan bestellen en betreft het hier een meer algemene aanprijzing van het product. Ook in deze uiting wordt het product aangeprezen als een product dat voor 98% uit fruit bestaat en worden de koolhydraten of zoetmaker uit het (fruit)concentraat gerekend tot de aanduiding “fruit”. Op gronden zoals hiervoor vermeld in onderdeel 2 is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument een onjuist beeld van het product krijgt doordat het (fruit)concentraat wordt gerekend tot het (biologische) fruit terwijl het in feite gaat om koolhydraten. Dat is voor de consument wezenlijke informatie die niet voldoende blijkt uit de informatie die verder in de uiting is vermeld. De hiervoor in 2.2. vermelde enkele verwijzing naar de gebruikte “speciale techniek” om “al het zoete uit appels te halen” is onvoldoende. De gemiddelde consument zal immers door de uitdrukkelijke verwijzing naar fruit verwachten dat het genoemde percentage van 98% specifiek ziet op de gebruikte vrucht als zodanig en niet mede op een concentraat daarvan.

3.2. De consument dient op grond van het bepaalde in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC voldoende duidelijk te worden geïnformeerd over de samenstelling van het product. Blijkens het voorgaande is niet aan deze eis voldaan. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is uiting II misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. Ten aanzien van de mededelingen dat geen suiker is toegevoegd
4.1. Klaagster en Leev verschillen van mening over de vraag of de mededing “geen suiker toegevoegd” in uiting I en de overige mededelingen in uiting I en II die verwijzen naar de afwezigheid van toegevoegd suiker kan worden gebruikt voor het onderhavige product gelet op het daarin verwerkte fruitconcentraat dat, zoals vermeld, vrijwel geheel uit koolhydraten bestaat. Klaagster stelt dat het gebruikte appelconcentraat een andere benaming is voor toegevoegd suiker. Leev kan zich voorstellen dat sommigen appelconcentraat als suiker opvatten maar interpreteert dit zelf zowel als zoetmaker als fruit. De Commissie is echter van oordeel dat door de hiervoor bedoelde mededelingen over het ontbreken van toegevoegd suiker sprake is van een voedingsclaim in de zin van Verordening (EG) nr. 1924/2006 (hierna: Claimsverordening) en meer in het bijzonder de claim “zonder toegevoegde suikers” als vermeld in de bijlage bij die verordening. De in de uitingen genoemde mededelingen houden immers onmiskenbaar in dat aan het product geen suikers zijn toegevoegd en zal door de consument ook in die zin worden opgevat. Beoordeeld dient te worden of aan de eisen voor het gebruik van deze specifieke voedingsclaim is voldaan.

4.2. Het is in principe toegestaan te claimen dat aan een levensmiddel geen suikers zijn toegevoegd. Hierbij geldt op grond van de Claimsverordening wel (onder meer) de voorwaarde dat aan het product geen mono- of disacchariden of andere vanwege hun zoetkracht gebruikte levensmiddelen zijn toegevoegd. Nu de betreffende fruitconcentraten in het onderhavige product onmiskenbaar zijn gebruikt vanwege hun zoetkracht, is de mededing “geen suikers toegevoegd” in beide uitingen niet in overeenstemming met de eisen waaronder bedoelde voedingsclaim mag worden gebruikt. Derhalve zijn de uitingen in zoverre in strijd met artikel 8 lid 1 van de Claimsverordening en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC. Beide adverteerders zijn verantwoordelijk voor dit laatste nu onderhavige mededelingen in de uitingen van beide adverteerders staat.

De beslissing
De Commissie acht op grond van hetgeen in onderdeel 2.2 is vermeld uiting I in strijd met artikel 2 NRC, en op grond van hetgeen in onderdeel 3 is vermeld uiting II in strijd met artikel 7 NRC. Voorts acht de Commissie op grond van hetgeen in onderdeel 4 is vermeld uitingen I en II in strijd met artikel 2 NRC. De Commissie beveelt beide adverteerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Andere blogs
Uit de Nieuwsbrief augustus: "Een producent stelt dat zijn product voor 98% uit biologisch fruit bestaat. Het product bestaat echter voor ongeveer 1/3 gedeelte uit concentraat, afkomstig van appel en, in aanzienlijk mindere mate, citroen, zwarte bes en wortel. Kun je dan nog spreken van 98% fruit?"

RB 2470

Robinsons Fruit Shoot siroop heeft onduidelijke samenstelling

RCC 22 juli 2015, RB 2470; dossiernr. 2015/00705 (Robinsons Fruit Shoot)
Aanbeveling (gedeeltelijk). Voeding en drank. Misleiding voornaamste kenmerken product. De uiting: Het betreft een abriposter waarop het product Robinsons Fruit Shoot siroop wordt aangeprezen. Op de poster zijn één flacon siroop groot en drie flacons siroop klein afgebeeld. Naast de grote flacon staat: “Nieuw: siroop pomp speciaal voor kinderen” en “Gemaakt van echt fruitsap*”, waarbij de asterisk verwijst naar de volgende tekst onderin de uiting: “Elke fles bevat minim[a]al 15% vruchtensap uit concentraat”

De klacht: Behalve dat de mededeling “speciaal voor kinderen” schaamteloze marketing is voor een product waarbij een kind volgens klager ver uit de buurt zou moeten blijven, is de mededeling “gemaakt van echt fruitsap” misleidend. Ter verduidelijking staat onderin de uiting dat elke fles minimaal 15% vruchtensap uit concentraat bevat. Als je vruchtensap uit concentraat al echt fruitsap zou willen noemen, dan is de mededeling “gemaakt ván echt fruitsap” alsnog misleidend en zou het beter zijn om te zeggen “gemaakt mét echt fruitsap”, aldus klager.

Het oordeel van de Commissie:
1)  De Commissie begrijpt dat klager met name bezwaar tegen de poster voor Robinsons Fruit Shoot siroop maakt omdat hij de mededeling “gemaakt van echt fruitsap” misleidend acht. Deze klacht treft naar het oordeel van de Commissie doel; zij overweegt daartoe het volgende. Door middel van de bij de mededeling “gemaakt van echt fruitsap” geplaatste asterisk wordt verwezen naar de onderin de uiting staande tekst “Elke fles bevat minimaal 15% vruchtensap uit concentraat”. Naar het oordeel van de Commissie wordt door deze mededelingen gesuggereerd dat de siroop - in ieder geval voor het grootste deel - uit fruitsap bestaat en dat van dit fruitsap minimaal 15% bestaat uit vruchtensap uit concentraat. In werkelijkheid echter, zo begrijpt de Commissie uit het verweer, betekenen de mededelingen dat fruitsap - in de vorm van vruchtensap uit concentraat - minimaal 15% van de inhoud van de siroop vormt.

2) Gelet op het voorgaande acht de Commissie de bestreden uiting onduidelijk ten aanzien van de samenstelling van het aangeprezen product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

3) Indien en voor zover klager ook bezwaar maakt tegen de uiting vanwege de mededeling “speciaal voor kinderen” overweegt de Commissie het volgende. Het aangeprezen product betreft een voedingsmiddel in de zin van de RVV 2015. Krachtens artikel 8 lid 1 RVV 2015 is reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen tot en met 12 jaar niet toegestaan. Dit betekent – kort samengevat - dat a) geen reclame wordt geuit in/op mediadragers die zich specifiek op kinderen tot en met 12 jaar richten en b) op andere mediadragers reclame voor voedingsmiddelen alleen kan worden geuit wanneer het publiek waarvoor de reclame is bestemd voor minder dan 25% uit kinderen tot en met 12 jaar bestaat. De Commissie is van oordeel dat de onderhavige abriposter, waarvan niet is weersproken dat deze niet in de nabijheid van een school staat, niet specifiek op kinderen tot en met 12 jaar is gericht en daarom niet in strijd met artikel 8 lid 1 RVV 2015 is. In zoverre wordt de klacht afgewezen.

4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 2469

Zacht Zalf van Eurolac is ongeregistreerd geneesmiddel

RCC 30 juli 2015, RB 2469; dossiernr. 2015/00676 (Zacht Zalf Eurolac)
Aanbeveling. Gezondheid. Strijd met de wet. Bijzondere Reclamecode. De uiting: Het betreft een uiting op https://eurolactatie.net/2015/04/29/in-de-olie/. Daarin staat onder de aanhef “In de olie” onder meer: “Schimmelinfecties in zuigelingen en voedende moeders, veelal veroorzaakt door Candida Albicans en bekend onder de naam Spruw, kunnen de voeding en daarmee de verdere gezondheid van het kind in gevaar brengen. (…) Voor de behandeling van Spruw bij moeder en kind wordt meestal Nystatine of Miconazol voorgeschreven. (….) Er is in de loop der jaren ook onderzoek gedaan naar meer traditioneel toegepaste middelen (meestal huismiddeltjes genoemd) tegen infecties met schimmels en bacteriën. In de volgende alinea’s worden drie publicaties beschreven, namelijk die van Bergsson et al (1) over antimicrobiële werking van vetten in het algemeen, Ogbolu et al (2) over die van kokosolie in het bijzonder, en Devkatte et al (3) over het effect van allerlei plantaardige etherische oliën op schimmels, met name Candida Albicans. (…). De gecombineerde conclusies van de auteurs van deze publicaties(1) (2) (3) betekenen dat een mengsel van extra virgin kokosolie met enkele EO’s (EO’s = etherische oliën) bijvoorbeeld de bovenste twee van het lijstje van de vorige alinea, schimmels kan doden”. Onderaan het artikel staan “comments”, waaronder een comment van C.G.A. van Veldhuizen-Staas van 1 mei 2015. Daarin staat: “Je neemt niet-ontgeurde (‘extra virgin‘) kokosolie en laat die bij een temperatuur boven lichaamstemperatuur  (tussen 40 en 60 graden Celsius) vloeibaar worden. Daarbij doe je per 100ml 1ml etherische olie van kaneel en 1ml etherische olie van citroengras en mengt dit goed. Laat dan afkoelen en weer stevig worden. Ik heb dit al voor je gedaan en verkoop het in potjes van 15ml in de webwinkel https://www.eurolacwinkel.nl”. De klacht: De klacht kan als volgt worden samengevat.
Er is sprake van reclame voor het product “Zacht” van het merk Eurolac/van Eurolac Lacatatiekunde, waarbij medische claims worden gebruikt. Door het gebruik van deze claims wordt “Zacht” als geneesmiddel gepositioneerd. Omdat voor het product geen handelsvergunning is afgegeven, is de uiting in strijd met artikel 84 lid 2 van de Geneesmiddelenwet en met artikel 4 van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen. (CPG). Klaagster wijst er nog op dat C.G.A. van Veldhuizen-Staas de tekst van de bestreden webpagina ook elders op internet heeft laten plaatsen met een link naar haar eigen website www.borstvoeding.com. Voorts gebruikt zij op Twitter medische claims voor het onderhavige product.
Klaagster legt kopieën over van een uiting op borstvoeding.com, van een uiting op de  blog van mevrouw Van Veldhuizen, van een tweet die via het bedrijfsaccount van Eurolac is gestuurd en van de facebookpagina van Eurolac, op welke Facebookpagina sprake is van “De zalf Zacht”. Naar de mening van klaagster betekenen “deze uitingen samen” dat “Zacht zalf” door Eurolac volgens het aandieningscriterium wordt gepositioneerd als ongeregistreerd geneesmiddel.

Het oordeel van de Commissie: De Commissie stelt voorop dat zij zich zal beperken tot het beoordelen van de hierboven onder “De bestreden uiting” beschreven uiting, namelijk de tekst onder de aanhef “In de olie” in combinatie met de comments onder die tekst ten tijde van het indienen van de klacht, meer in het bijzonder het comment van C.G.A. van Veldhuizen-Staas, tegen welke uiting klaagster een duidelijk bezwaar naar voren heeft gebracht.
Klaagster heeft in verband met de klacht ook gewezen op een uiting op borstvoeding.com, een uiting op de blog van mevrouw Van Veldhuizen, een tweet via het bedrijfsaccount van Eurolac en op de facebookpagina van Eurolac en heeft gesteld dat “deze uitingen samen” betekenen dat Zacht zalf door Eurolac als ongeregistreerd geneesmiddel wordt gepositioneerd.
In de bestreden uiting wordt de in de comment beschreven combinatie van “niet-ontgeurde (‘extra virgin‘) kokosolie” en etherische oliën van kaneel en citroengras, verkrijgbaar in potjes van 15ml in de webwinkel https://www.eurolacwinkel.nl”, naar het oordeel van de Commissie genoemd als voorbeeld van een mengsel van extra virgin kokosolie met enkele EO’s (EO’s = etherische oliën), dat schimmels kan doden, zoals in de tekst boven de comments is beschreven. Aldus wordt voornoemde combinatie aan de consument gepresenteerd als zijnde geschikt voor: het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek of wond bij de mens als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Nu zoals de Keuringsraad KOAG/KAG heeft meegedeeld, voor dit middel geen handelsvergunning is afgegeven, is de uiting in strijd met artikel 84 lid 2 Geneesmiddelenwet en met het op deze wetsbepaling gebaseerde artikel 4 CPG. Artikel 4 CPG luidt:
“Het is verboden reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor de wettelijk vereiste handelsvergunning niet is afgegeven”.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC en met artikel 4 CPG. Zij beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2468

Alcohol op brandende BBQ en verschroeide baard mag

RCC 21 juli 2015, RB 2468; dossiernr. 2015/00696 (TV-commercial Vodafone thuis)
Afwijzing. Uitzenden. Subjectieve normen. De uiting: Het betreft een televisiecommercial waarin ‘Vodafone Thuis’ (internet, TV en vast bellen) wordt aangeprezen. In de commercial is te zien hoe een ‘hipster’ aan het eind van de middag een berichtje krijgt dat zijn vrienden die avond komen barbecueën. Via internet bestelt de hipster vlees en via Vodafone TV bekijkt hij het programma ‘Meat Masters’ waarin een ‘steak flambé barbecue style’ wordt bereid. Tijdens het barbecueën gooit de man, in navolging van de ‘Meat Masters’, alcohol op de steaks die op de barbecue liggen. Aan de geschrokken uitdrukking op de gezichten van de vrienden is te zien dat dit niet goed gaat. Vervolgens draait de hipster zich naar hen om en is te zien dat zijn baard een beetje is geschroeid.
Ondertussen zegt een voice-over: “Met Vodafone kan alles…nou ja, bijna alles”. De klacht: In de commercial wordt alcohol gegoten op het brandende gedeelte van de barbecue. Dit wordt althans gesuggereerd; er is geen vuur te zien en de betreffende persoon heeft daarna alleen wat verbrande baardharen. Omdat in werkelijkheid de gevolgen van dergelijk handelen veel ingrijpender zijn dan in de commercial wordt getoond, vindt klaagster -“overlever van een brandwondenongeval”- dat de commercial een verkeerd signaal geeft naar de buitenwacht.

Het oordeel van de Commissie: De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial, door het volgens haar bagatelliseren van de gevolgen van het op onjuiste wijze barbecueën, in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Beoordeeld dient te worden of de commercial naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat.
Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid oordeelt de Commissie als volgt.
Door de duidelijk overdreven en humoristische verhaallijn is voor de gemiddelde kijker voldoende herkenbaar dat geen sprake is van een realistische situatie. Dit blijkt mede uit het feit dat slechts enkele baardharen van de man geschroeid zijn nadat hij alcohol op de brandende barbecue gegooid heeft. Daarbij wordt niet gesuggereerd dat een dergelijk handelen in werkelijkheid slechts dermate lichte gevolgen heeft. Evenmin zal de door de hipster getoonde wijze van barbecueën door de gemiddelde consument worden opgevat als een instemming met of aansporing tot dergelijk gedrag. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen, al dan niet door persoonlijke ervaringen, onderhavige vorm van humor kan waarderen. Dit kan echter gelet op het voorgaande en de door de Commissie in aanmerking te nemen grenzen niet tot het oordeel leiden dat de commercial in strijd is met de goede smaak en/of het fatsoen. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2466

Rapport AFM moet "in elk geval" opnemen in openbaar gemaakte teksten

CvB 28-05-2015, RB 2466, dossiernr. AWB 12/394; ECLI:NL:CBB:2015:177 (AFM tegen onderneming X)
Tussenuitspraak bestuurlijke lus. Misleidende handelspraktijk. Openbaarmaking last onder dwangsom en bestuurlijke boete. AFM heeft onderneming X beoordeelt, en deze teksten zijn in drie delen openbaar gemaakt. Naar de mening van onderneming X wordt in deze zinnen gesuggereerd dat het oordeel van AFM betrekking zou hebben op alle door de onderneming X met consumenten gevoerde gesprekken. In de eerste zin wordt dit volgens onderneming X onder meer veroorzaakt door het gebruik van de zinsnede "in elk geval". In de tweede en derde zin gebeurt dit door ongeclausuleerd te spreken van "consumenten". Onderneming X vindt deze suggesties onjuist, omdat slechts een aantal (3) van de onderzochte gesprekken (80) ten opzichte van het totaal aantal gevoerde gesprekken (1000) een miniem percentage is geweest.

Het College van Beroep verklaart het beroep gegrond voor zover de beslissing tot openbaarmaking respectievelijk de aan onderneming X opgelegde last onder dwangsom en de aan haar opgelegde boete inhoudt dat in eerste alinea van de openbaar te maken teksten de zinsnede "in elk geval" wordt opgenomen. 

RB 2473

Pan-Europees verbod en rectificaties vergelijkende reclame voor optische meetinstrumenten

Vzr. Rechtbank Den Haag 6 augustus 2015, RB 2473;  ECLI:NL:RBDHA:2015:9271 (Oculus Optikgeräte tegen I-Optics)
Uitspraak ingezonden door van Peter van Schijndel, Hoyng Monegier LLP. Reclamerecht. Oculus en I-Optics brengen optische meetinstrumenten voor professioneel gebruik op de markt; waaronder een corneatopograaf. Eiser doet dat onder het merk Pentacam, gedaagde voert Cassini. I-Optics voert ten onrechte een vergelijkende reclame waarbij de suggestie wordt gewekt dat zij een betere precisie heeft, dat Pentacam een significante imprecisie heeft en eigen meetcapaciteiten worden aangeprezen als accuraat. De voorzieningenrechter verbiedt reclames binnen de Europese Unie en een Engelstalige rectificatie. In reconventie: Oculus dient Nederlandstalig te rectificeren dat de Pentacam zodanig precies is dat de afwijking als klinish niet relevant kan worden beschouwd. In reconventie: Oculus dient Nederlandstalig te rectificeren dat haar Pentacam zodanig precies is dat de afwijking als klinish niet relevant kan worden beschouwd, omdat de claim niet kan worden onderbouwd.

Lees de uitspraak (pdf/html)