RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 1905

Conclusie A-G: wanneer de consumentenvereniging over een andere rechtsgang beschikt

Conclusie A-G HvJ EU 5 september 2013, zaak  C-413/12 (Asocicíon de Consumidores Indepentientes de Castilla y León tegen Anuntis Segunda Mano SL)
Verzoek om een prejudiciële beslissing. Audiencia Provincial de Salamanca.
Oneerlijk beding, consumentenovereenkomst, consumentenbescherming. Uitlegging van de artikelen 4, 12, 114 en 169 VWEU, artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2000, C 364, blz. 1) en richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29). Geschikte en doeltreffende middelen om een einde te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen. Preventieve collectieve vordering ingesteld door een vereniging voor consumentenbescherming om het gebruik van oneerlijke bedingen door een handelaar te doen verbieden. Nationale regels van burgerlijk procesrecht waarin bevoegdheid wordt toegekend aan de rechter van de zetel van de verwerende partij. Nationale wetgeving die elk beroep uitsluit tegen een beschikking waarbij de rechter zich territoriaal onbevoegd verklaart.

Conclusie A-G:

In de huidige stand van het Unierecht verzet het doeltreffendheidsbeginsel, beschouwd in samenhang met de door richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten nagestreefde doelstelling om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, zich in de context van het hoofdgeding niet tegen een nationale procedureregel volgens welke geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing waarbij de geadieerde rechter zich territoriaal onbevoegd verklaart in het kader van een door een consumentenvereniging ingediende stakingsvordering, wanneer voorts uit het onderzoek van het nationale recht blijkt dat die vereniging effectief over een rechtsgang beschikt om haar vordering ten gronde geldend te maken.

Gestelde Prejudiciële vragen

1. Mag de Audiencia Provincial, als nationale appelrechter, overeenkomstig de bij richtlijn 93/13/EEG van de Raad betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aan de consument geboden bescherming, ondanks het ontbreken van een nationale wettelijke grondslag, uitspraak doen over het hoger beroep tegen het vonnis van de rechter in eerste aanleg waarin is geoordeeld dat de rechter van de woonplaats van de verwerende partij territoriaal bevoegd is om uitspraak te doen over de stakingsvordering die is ingesteld door een niet bij een unie of federatie aangesloten consumentenvereniging met een beperkt territoriaal actieterrein, weinig financiële middelen en een gering aantal leden?

2. Dienen de artikelen 4, 12, 114 en 169 van het Verdrag [betreffende de werking van de Europese Unie] en artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met richtlijn 93/13 en de rechtspraak van het Hof van Justitie over het hoge niveau van bescherming voor de consument alsook het nuttig effect van richtlijnen en de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid, aldus te worden uitgelegd dat territoriaal bevoegd is om uitspraak te doen over een vordering tot staking van toepassing van oneerlijke bedingen die ter bescherming van collectieve of individuele consumentenbelangen is ingesteld door een niet bij een unie of federatie aangesloten consumentenvereniging met een beperkt territoriaal actieterrein, weinig financiële middelen en een gering aantal leden, de rechtbank van de plaats van de zetel van deze vereniging en niet van de zetel van de verwerende partij?

RB 1903

Voor 17.30 verstuurd, niet gegarandeerd binnen 24 uur bezorgd

RCC 20 augustus 2013, dossiernr. 2013/00533 (PostNL binnen 24 uur bezorgen)
Misleiding, onjuiste informatie. Aanbeveling. Het betreft een reclamefolder van PostNL met op de voorzijde daarvan de mededeling: “Je pakket voor 18.00 uur verstuurd, is binnen 24 uur bezorgd*”. De asterisk verwijst naar de verticaal in kleine letters aan de zijkant gedrukte tekst: “Als je maandag t/m vrijdag uiterlijk om 18.00 uur (maar altijd een half uur voor sluitingstijd) je pakket aanlevert, streven wij ernaar dit binnen 24 uur te bezorgen.”

Klacht - Klager stelt meestal rond 17.45 uur zijn (zakelijke) post af te geven bij PostNL in de Hoogvliet-vestiging in Alphen aan den Rijn. Dit zou ruim op tijd moeten zijn om de post de volgende dag te laten bezorgen. De post blijkt hier (en op veel andere ophaalpunten) echter vaak eerder opgehaald te worden, volgens een landelijke richtlijn vanaf 17.00 uur. Post die daarna wordt aangeleverd, blijft dus 24 uur liggen. De belofte van PostNL is op basis van haar interne richtlijn niet waar te maken. Het voorbehoud dat het pakket uiterlijk om 18.00 uur, maar altijd een half uur voor sluitingstijd moet zijn aangeleverd, is voor de Hoogvliet-vestiging niet relevant, nu deze vestiging dagelijks tot 21.00 uur geopend is. De relativering dat wordt gestreefd naar een bezorging binnen 24 uur is gezien de interne regels voor het ophalen van post niet reëel.

Het oordeel van de Commissie
De mededeling “Je pakket voor 18.00 uur verstuurd, is binnen 24 uur bezorgd” wordt in de uiting genuanceerd door middel van de verticaal in de uiting geplaatste tekst, waarnaar via een asterisk wordt verwezen. Uit deze tekst blijkt dat PostNL ernaar streeft pakketten die op werkdagen uiterlijk om 18.00 uur - maar altijd een half uur voor sluitingstijd - worden aangeboden, binnen 24 uur te bezorgen. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de uiting aldus opvatten dat PostNL - behoudens niet aan haar toe te rekenen omstandigheden - een uiterlijk om 17.30 uur aangeleverd pakket binnen 24 uur bezorgt. Adverteerder heeft echter erkend dat de door PostNL gehanteerde ophaaltijd van pakketten  vóór 17.30 uur kan liggen, waardoor de kans bestaat dat een na 17.00 uur - maar vóór het genoemde uiterste aanbiedingstijdstip - aangeleverd pakket niet binnen 24 uur bezorgd wordt.

Blijkens het voorgaande is in de uiting te absolute en daardoor onjuiste informatie gegeven als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat PostNL zegt (slechts) ernaar te streven een pakket binnen 24 uur te bezorgen, neemt het misleidende karakter van de bestreden uiting niet weg indien, zoals in dit geval, het niet kunnen voldoen aan de gestelde bezorging binnen 24 uur het gevolg is van de door PostNL bepaalde ophaaltijd van pakketpost. Daardoor treft ook adverteerders beroep op de complianceregistratie in dossier 2011/00658 geen doel.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1902

Wetsvoorstel tegengaan acquisitiefraude jegens bedrijven

Voorstel van wet van de leden Gesthuizen en Van Oosten tot wijziging van Boek 6 van het BW in verband met het tegengaan van acquisitiefraude door het doen van misleidende mededelingen jegens diegenen die handelen in de uitoefening van hun beroep, bedrijf of organisatie en wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van acquisitiefraude, Kamerstukken II, 2012-2013, 33 712, nr. 2; Memorie van toelichting (initiatiefvoorstel), Kamerstukken II 2012-2013, 33 712, nr. 3.
Art. 6:194 leden 2 en 3, 6:196 BW en 326d Sr.
Aanleiding
: Dagelijks worden ondernemers, stichtingen en overheden het slachtoffer van acquisitiefraude. Hierbij gaat het om «misleidende handelspraktijken tussen organisaties, waarbij bepaalde verkooptechnieken worden gebruikt gericht op het winnen van vertrouwen en het wekken van verwachtingen teneinde de ander te bewegen tot het aangaan van een overeenkomst, waarbij de tegenprestatie niet of nauwelijks naar behoren wordt geleverd.» Het begrip «acquisitie» is in die zin beperkend, daar het niet enkel draait om het verwerven van opdrachten, maar ook om het uitlokken van onverschuldigde betalingen.

Acquisitiefraude kan diverse vormen aannemen. Het overgrote deel betreft het aanbod om een advertentie of naamsvermelding in een bedrijvengids of op internet te plaatsen.3 Ondernemers worden hierbij misleid met het doel hen een contract te laten tekenen waaruit een betalingsverplichting ontstaat. Ook de ongevraagd en zonder juridische basis toegestuurde «facturen», de zogeheten spooknota’s, vallen onder de noemer acquisitiefraude. De hier genoemde vormen zijn echter niet uitputtend: acquisitiefraudeurs blijven hun werkwijzen vernieuwen, waardoor in de toekomst mogelijk nieuwe vormen ontstaan.

De verkooptechnieken van acquisitiefraudeurs zijn geraffineerd. Vaak nemen zij doelbewust contact op in drukke periodes, bijvoorbeeld tijdens vakantiedagen of vlak voor sluitingstijd. Ook maken ze gebruik van logo’s, «keurmerken» en namen die sterke gelijkenis vertonen met vertrouwenwekkende organisaties en vaak hebben ze professioneel ogende websites. (zie Memorie van Toelichting: hier)

Voorstel voor wijzigingen:

Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 194 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de huidige tekst komt de aanduiding «1.» te staan.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Een mededeling, openbaar of specifiek gericht op een ander, is in ieder geval misleidend indien sprake is van een misleidende omissie, waarbij essentiële informatie welke hij die handelt in de uitoefening van een beroep, bedrijf of organisatie, nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten, verborgen wordt gehouden of op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze dan wel laat verstrekt of gepresenteerd wordt, of het commerciële oogmerk, indien dit niet reeds duidelijk uit de context blijkt, niet laat blijken, waardoor hij die handelt in de uitoefening van een beroep, bedrijf of organisatie, een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.
3. Bij de beoordeling of sprake is van een misleidende omissie als bedoeld in het tweede lid, zijn artikel 193d, vierde lid, en artikel 193e, onderdelen a tot en met d, van overeenkomstige toepassing.
B In artikel 196 komt het eerste lid te luiden als volgt:
1. Indien iemand door het openbaar maken of laten openbaar maken van een in artikel 194 omschreven mededeling of een ongeoorloofde vergelijkende reclame, of door het specifiek richten of laten richten van die mededeling op een ander, aan een ander schade heeft toegebracht of dreigt toe te brengen, kan de rechter hem op vordering van die ander niet alleen het openbaar maken of laten openbaar maken van zodanige mededeling of zodanige ongeoorloofde vergelijkende reclame, of het specifiek richten of laten richten van zodanige mededeling op een ander, verbieden, maar ook hem laten veroordelen tot het op een door de rechter aangegeven wijze openbaar maken of laten openbaar maken van een rectificatie van die mededeling of die ongeoorloofde vergelijkende reclame.

ARTIKEL II
In het Wetboek van strafrecht wordt na artikel 326c een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 326d

Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een ander die handelt in de uitoefening van een beroep, bedrijf of organisatie mondeling of bij geschrift een aanbod doet waarin niet of op dubbelzinnige dan wel grafisch onduidelijke wijze wordt vermeld dat het een aanbod van overeenkomst tegen betaling betreft, wat de duur van de overeenkomst bedraagt of wat de prijs van de overeenkomst bedraagt, waardoor die ander een overeenkomst sluit die hij niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten indien hij de ware staat van zaken gekend had, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie.

 

RB 1899

Televisie niet te ontvangen op 'alle tablets en smartphones'

Vz. RCC 12 augustus 2013, dossiernr. 2013/00496 (overal televisie)
Vergelijk RB 1815. Misleiding voornaamste kenmerken product. Aanbeveling. Het betreft een televisiereclame van Ziggo waarin onder meer wordt gezegd: “In en om het huis overal televisie. Want met Ziggo kijk je nu ook op je tablet en smartphone.” In beeld verschijnt de tekst: “TV kijken op televisie, tablet en smartphone”.

De klacht - Bij de mededeling dat tv programma’s kunnen worden gekeken op tablet en smartphone wordt geen enkel onderscheid gemaakt naar soort tablet of smartphone. Op tablets met het besturingssysteem Android 4.1.1 zijn de tv programma’s echter niet te ontvangen en krijgt men een foutmelding. Dit blijkt ook uit de op internet geplaatste recensies van gebruikers. De reclame is misleidend.

Gebleken is echter dat het mede van de bouw en/of de technische inrichting van een tablet afhangt of daarop met de app daadwerkelijk tv kan worden gekeken. Nu in de commercial op dit punt geen voorbehoud wordt gemaakt of naar elders te raadplegen randvoorwaarden voor het gebruik van de TV app wordt verwezen, acht de voorzitter de uiting onduidelijk ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van het aangeprezen product.

Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen, en overweegt daartoe het volgende.

In de bestreden televisiecommercial wordt de indruk gewekt dat met de Ziggo TV app zonder meer in en om het huis overal televisie kan worden gekeken op een tablet. Gebleken is echter dat het mede van de bouw en/of de technische inrichting van een tablet afhangt of daarop met de app daadwerkelijk tv kan worden gekeken. Nu in de commercial op dit punt geen voorbehoud wordt gemaakt of naar elders te raadplegen randvoorwaarden voor het gebruik van de TV app wordt verwezen, acht de voorzitter de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van het aangeprezen product als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De voorzitter ziet in hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld aanleiding om ten aanzien van de aanbeveling te bepalen dat deze wordt gedaan voor zover nog nodig.

De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder - voor zover nog nodig - aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1898

Weglaten vooraf bekende bijkomende kosten is in strijd met Reclamecode Reisaanbiedingen

RCC 15 augustus 2013, dossiernr. 2013/00482 (Weglaten bijkomende kosten)
Onduidelijke prijs, bijkomende kosten. Aanbeveling op basis van de Reclamecode Reisaanbiedingen. Het betreft de vermelding van prijzen van hotelkamers door HRS in de bij de e-mail van Booking.com van 27 mei 2013 gevoegde uitingen op de website www.hrs.com en op de prijsvergelijkingssite van Trivago (www.trivago.nl).

De klacht - HRS toont de prijzen van door haar aangeboden hotelkamers exclusief belastingen en toeslagen. Belastingen en bijkomende kosten die redelijkerwijs berekend kunnen worden, moeten in de totaalprijs worden meegenomen. Het betreft bijvoorbeeld: a) toeristenbelasting (5,5%) in Amsterdam; b) resort fee van USD 25 per kamer; c) cleaning fee van € 20,- per kamer. HRS laat bovendien na om de hoogte te vermelden van de belastingen en toeslagen die niet tevoren kunnen worden berekend. (Concurrent) Booking.com acht de uitingen in strijd met de artikelen 8.2, 8.3 en 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) en de artikelen 6:193a -6:193j van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Het oordeel van de Commissie
Toeristenbelasting
De klacht is in de eerste plaats gericht tegen het vermelden door HRS van hotelkamerprijzen waarin de toeristenbelasting die op het moment van vermelding van die prijzen bekend is, niet is opgenomen. HRS heeft aangevoerd dat toeristenbelasting niet in de prijs hoeft te zijn opgenomen, nu geen sprake is van vaste onvermijdbare kosten die aan de aanbieder moeten worden betaald in de zin van artikel III sub 1 RR.

Artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen bepaalt, voor zover hier van belang: “Aanbieders zijn gehouden tot het hanteren van correcte en duidelijke prijzen in hun reclame-uitingen. Zij publiceren hun prijzen, al of niet gespecificeerd, inclusief de hen op het moment van publicatie bekende vaste onvermijdbare (= bijkomende onlosmakelijk aan de dienst verbonden) kosten die voor de aangeboden diensten aan de aanbieder moeten worden betaald.” Blijkens de toelichting bij artikel III.1 RR wordt onder “vaste onvermijdbare (bijkomende) kosten” onder meer verstaan: “toeristen-/verblijfsbelasting, tenzij deze niet vooraf kan worden berekend; in dat geval moet worden vermeld dat deze nog ter plekke moet worden afgedragen”.
Uit het voorgaande volgt dat de toeristenbelasting die vooraf kan worden bepaald - omdat deze belasting een vast percentage van de kamerprijs betreft dan wel een vast bedrag per kamer, ongeacht het aantal personen - moet worden aangemerkt als vaste onvermijdbare bijkomende kostenpost die in de kamerprijs dient te worden opgenomen. Hierbij is kennelijk ervan uitgegaan dat het hoogst ongebruikelijk is dat men een hotelkamer boekt in de plaats waarin met staat ingeschreven, en dat er om die reden geen aanleiding bestaat de toeristenbelasting als variabele kosten te beschouwen.
Nu met betrekking tot de bestreden uitingen niet is gebleken dat de hoogte van de toeristenbelasting niet vooraf kan worden bepaald, merkt de Commissie deze belasting in het onderhavige geval aan als vast en onvermijdbaar.

Bij letterlijke interpretatie van de tekst van artikel III sub 1 RR zou deze bepaling kunnen worden opgevat in die zin dat toeristenbelasting die niet rechtstreeks aan “de aanbieder” moet worden betaald, maar ter plekke aan de hoteleigenaar, niet in de door de aanbieder in zijn reclame gepubliceerde prijs zou hoeven te zijn opgenomen. Het komt de Commissie echter voor - zoals ook overwogen in haar door het College van Beroep bevestigde uitspraak in dossier 2012/00040 - dat artikel III sub 1 RR niet in deze zin is bedoeld, doch dat is bedoeld ervoor te zorgen dat alle onvermijdbare kosten die op het moment van publicatie van een prijs bekend zijn, in die prijs worden opgenomen. De Commissie overweegt in dit verband dat blijkens de preambule bij de RR het doel van deze code is: “het ten behoeve van de consument voorkomen van misleidende reclame-uitingen op de Nederlandse markt inzake de prijs en de beschikbaarheid van reis-, recreatie-, vervoer- en verblijfsdiensten”. Door alle onvermijdbare, bekende kosten in de prijs op te nemen, wordt de consument in staat gesteld om prijzen van hotelkamers die door verschillende aanbieders worden aangeboden eenvoudig en zonder kosten over het hoofd te zien met elkaar te vergelijken.

Gelet op de tekst van de voornoemde bepaling in de RR en de onderliggende preambule dient naar het oordeel van de Commissie de vooraf bekende toeristenbelasting daadwerkelijk in de prijs te worden opgenomen en acht zij het niet toegestaan om, zoals in de onderhavige reclame-uitingen, mee te delen dat toeristenbelasting extra wordt berekend al naar gelang de lokale tarieven. In dit verband wordt ook verwezen naar dossier 2012/00040 waarin het College van Beroep heeft geoordeeld dat het opnemen van de toeristenbelasting ook als essentieel dient te worden beschouwd in de zin van artikel 8.4 aanhef en onder c NRC.

Nu HRS de prijzen voor hotelkamers vermeldt exclusief de bij die kamers behorende, op het moment van publicatie van de prijzen bekende toeristenbelasting, is artikel III sub 1 RR overtreden. Tevens is artikel IV sub 1 RR overtreden, nu het gaat om uitnodigingen tot aankoop.
Dat het - naar HRS stelt - in de hotelbranche niet gebruikelijk zou zijn om totaalprijzen inclusief toeristenbelasting te vermelden, maakt dit oordeel niet anders.

De klacht betreft voorts, zo begrijpt de Commissie, de vermelding van toeristenbelasting waarvan het bedrag niet bij publicatie van de kamerprijs bekend is, bijvoorbeeld omdat de belasting per persoon in plaats van per kamer wordt berekend, en die daarom niet in de getoonde kamerprijs inbegrepen dient te zijn. Naar het oordeel van de Commissie betreft het feit dat sprake is van extra kosten in de vorm van een niet te vermijden bedrag aan toeristenbelasting essentiële informatie, waarvan op grond van het bepaalde in artikel IV sub 1 RR in combinatie met artikel 8.4 onder c NRC in de uitnodiging tot aankoop melding moet worden gemaakt. Bij deze vermelding kan niet, zoals in de bestreden uitingen, worden volstaan met de algemene opmerking dat toeristenbelasting extra wordt berekend al naar gelang de lokale tarieven, zonder de hoogte van de toeristenbelasting te noemen. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de uitingen waarin sprake is van onvermijdbare, maar niet tevoren in de kamerprijs op te nemen toeristenbelasting, in strijd met artikel IV sub 1 RR.

Resort fee
De klacht dat in de totaalprijs voor het Bellagio Hotel in Las Vegas niet de resort fee van USD 25.- is opgenomen, is door HRS weersproken met de mededeling dat niet steeds een resort fee in rekening wordt gebracht. Nu voor de Commissie niet is komen vast te staan dat in de door Booking.com overgelegde uiting daadwerkelijk sprake is van vaste onvermijdbare kosten in de vorm van een resort fee ten bedrage van USD 25 per kamer, kan dit onderdeel van de klacht niet slagen.

Cleaning fee
Vast is komen te staan dat in de uiting betreffende een accommodatie in Sankt Jakob in Haus in de totaalprijs niet is opgenomen de “end-of-stay cleaning fee EUR 20,00”, die blijkt als in de uiting de link “Prijsdetails” wordt aangeklikt. Deze prijsvermelding is in strijd met artikel III sub 1 RR, nu – blijkens de toelichting bij dit artikel – “verplichte kosten per verblijfseenheid, zoals bijv. voor schoonmaak” aangemerkt dienen te worden als vaste onvermijdbare (bijkomende) kosten, die derhalve in de gepubliceerde prijs inbegrepen dienen te zijn.
Tevens is artikel IV sub 1 RR overtreden, nu het gaat om een uitnodiging tot aankoop.

Algemeen
Nu de bestreden uitingen (voor zover de klacht daartegen voldoende is onderbouwd) in strijd zijn met de RR, komt de Commissie niet meer toe aan toetsing van de uitingen aan andere door Booking.com genoemde bepalingen.

RB 1897

Aanbeveling voor het niet reageren op verzoek postfilter

Vz. RCC 12 augustus 2013, dossiernr. 2013/00347 (KPN postfilter)
Postfilter. Klacht (afgewezen) vloeit voort uit verkeerde ontdubbelling met diverse wijzen van noteren tussenvoegsels. Aanbeveling voor het onderdeel dat KPN niet heeft gereageerd. De klacht. Klager heeft op 9 maart 2013 van adverteerder geadresseerd reclamedrukwerk ontvangen, hoewel hij adverteerder bij brief van 21 december 2011 heeft verzocht zijn persoonsgegevens niet meer te verwerken. Dit reclamedrukwerk is gericht aan “N.v.d.. Ploeg”.

Klager heeft zich bij brief van 21 maart 2013 rechtstreeks tot adverteerder gewend met het verzoek te onderzoeken hoe het is kunnen gebeuren dat aan klager toch weer reclame is toegestuurd. Op dit verzoek heeft adverteerder niet gereageerd.
Klager staat ingeschreven in Postfilter. Op verzoek van klager heeft Stichting Postfilter aan de Reclame Code Commissie (hierna: de Commissie) een uitdraai toegestuurd van klagers inschrijving bij Postfilter.  Adverteerder het bepaalde in de 6 lid 2 van de Code voor het gebruik van Postfilter overtreden, maar niet de artikelen 5 lid 2 en 7.

Het oordeel van de voorzitter
Met betrekking tot de verschillende bezwaren heeft de voorzitter het volgende overwogen.

1. Artikel 5.2 van de Code voor het gebruik van Postfilter.
De gewraakte reclame-uiting is geadresseerd aan “N.v.d. Ploeg”. Kennelijk staat klager aldus in adverteerders adresbestand ingeschreven.
Blijkens de informatie die de Commissie van Postfilter toegestuurd heeft gekregen, stond klager in het Post Register per 21 februari 2010 ingeschreven als “N” “Van der Ploeg”, derhalve zonder tussenvoegsel. Klager staat pas sinds 22 maart 2013 in het Post Register ingeschreven als “N” “v/d” “Ploeg”, zodat deze inschrijving bij de beoordeling van deze klacht buiten beschouwing kan blijven.
Nu bij het ontdubbelen van de verzendlijst de gegevens in het Post Register niet correspondeerden met de door adverteerder voor het verzenden van de onderhavige reclame-uiting gebruikte adressering, heeft dit ertoe kunnen leiden dat, toen adverteerder conform het bepaalde in artikel 5 lid 2 van deze Code het Post Register raadpleegde, klager daarbij niet werd geselecteerd als iemand die het desbetreffende reclamedrukwerk niet wenst te ontvangen. Op grond van het vorenstaande kan niet worden geoordeeld dat adverteerder het bepaalde in artikel 5 lid 2 van deze Code niet in acht heeft genomen.

2. Artikel 6.2 van de Code voor het gebruik van Postfilter.
Klager heeft onweersproken gesteld dat adverteerder niet heeft gereageerd op zijn brief van 21 maart 2013. Gelet hierop heeft adverteerder niet gehandeld conform artikel 6.2 van deze Code.

3. Artikel 7 van de Code voor het gebruik van Postfilter.
Het feit dat adverteerder (nog) niet heeft gereageerd op klagers verzoek hem geen Direct Mail meer te sturen, betekent niet dat klager niet in de gelegenheid is gesteld gebruik te maken van het recht van verzet.
Deze bepaling laat onverlet dat, conform het bepaalde in artikel 14 van de Code Brievenbusreclame, Huissampling en Direct Respons Advertising, indien een ontvanger schriftelijk heeft meegedeeld geen geadresseerde reclame te willen ontvangen, de opdrachtgever er voor dient te zorgen dat deze wens in ieder geval binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van dit verzoek dient te worden ingewilligd.
Nu klager na zijn brief van 21 december 2011, waarin hij adverteerder meedeelt klagers persoonsgegevens niet weer te gebruiken, is verhuisd, kan niet worden geoordeeld dat adverteerder in strijd met eerdergenoemde bepalingen reclame heeft gemaakt.

De beslissing van de voorzitter
Gelet op het hierboven onder 2 overwogene is de voorzitter van oordeel dat adverteerder het bepaalde in artikel 6.2 van de Code voor het gebruik van Postfilter, niet in acht heeft genomen.
Voor het overige wijst de voorzitter de klacht af.
RB 1896

Actie op de verpakking bestaat niet meer

RCC 6 augustus 2013, dossiernr. 2013/00532 (Hero.nl)
Ontbreken essentiële informatie. Misleiding. Aanbeveling. Het betreft de verpakking van “Hero B’tween” “Hazelnoot Repen”. Daarop staat onder meer: “Spaar mee & WIN, www.hero.nl, zie de actiecode aan de binnenzijde van de actieverpakking”.
 
De klacht - In de verpakking is geen actiecode meer vermeld. Hero vermeldt op de verpakking een actie die niet meer bestaat. Blijkens de reactie op de door klager bij Hero ingediende klacht is de actie afgelopen, maar zijn de verpakkingen nog niet op.

Het oordeel van de Commissie
Uit de verpakking valt niet op te maken dat de actie “Spaar mee & WIN” eindigt op 31 december 2011, terwijl de mogelijkheid om deel te nemen aan de actie van belang kan zijn voor de beslissing om Hero B’tween te kopen. Gelet hierop is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1895

Klager mocht erop vertrouwen dat hij de opleiding zou kunnen volgen

RCC 5 augustus 2013, dossiernr. 2013/00452 (HBO Online Marketing & Social Media)
Ontbrekende informatie. Aanbeveling. Het betreft adverteerders brochure voor zover daarin de opleiding HBO Online Marketing & Social Media wordt aangeprezen.

De klacht - Op basis van de in de brochure staande informatie betreffende de opleiding Online Marketing & Social Media op de pagina’s 575 en 574 heeft klager zich voor deze opleiding, die o.a. in Den Haag wordt verzorgd en die o.a. in september 2012 start, ingeschreven. Kort voor de start werd klager gebeld met de mededeling dat de opleiding in Den Haag niet doorging vanwege het geringe aantal aanmeldingen.

Vervolg klacht - In de brochure wordt echter in de bij de opleiding gegeven informatie over plaats en tijd, geen voorbehoud gemaakt. Zelfs toen adverteerder wist dat de opleiding in september in Den Haag niet zou doorgaan, werd daarvoor op de website nog steeds reclame gemaakt. Wel stonden daar de disclaimers “tussentijdse wijzigingen” en “eventuele onjuistheden”, maar daarvan is in dit geval geen sprake. Met grote stelligheid wordt beweerd dat de opleiding in september in Den Haag van start gaat. Er wordt niet verwezen naar Algemene Voorwaarden. Klager acht de uitingen, op grond van het vorenstaande, in strijd met de waarheid en op grond daarvan in strijd met de artikelen 2, 8.2 en 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). In de brochure voor 2013 maakt adverteerder nog steeds op deze onjuiste wijze reclame.

Het oordeel van de Commissie
In de eerste plaats overweegt de Commissie dat de informatie die gegeven wordt over de plaats waar en het tijdstip waarop de opleiding wordt gegeven niet alleen zuiver feitelijke informatie is, maar tevens een wervend karakter heeft. Voor geïnteresseerden kan het van doorslaggevend belang zijn waar en wanneer een opleiding wordt gegeven. De opleidingen zijn, aldus het voorwoord in de brochure, “ontwikkeld voor mensen die in hun werk een stap verder willen komen” en een opleiding (veelal) naast hun werk zullen volgen.

Met betrekking tot de door klager overgelegde informatie uit de brochure 2012/2013 en de uitdraai van de website van 2013 over de bewuste door adverteerder aangeboden opleiding, overweegt de Commissie dat daarbij exact is vermeld op welke dagen dan wel avonden de opleiding wordt gegeven, waar deze wordt gegeven en in welke maand(en) de opleiding van start gaat. In de brochure 2013/2014, waarin de bewuste opleiding op pagina 455 wordt aangeboden, wordt de informatie op dezelfde gedetailleerde wijze vermeld. Gezien de bovenstaande gedetailleerde informatie en gezien het feit dat daarbij door adverteerder geen enkel voorbehoud wordt gemaakt, hoefde klager niet bedacht te zijn op elders in de brochure door adverteerder vermelde beperkende voorwaarden ten aanzien van deze niet zelden doorslaggevende informatie en mocht klager erop vertrouwen dat hij de opleiding zou kunnen volgen op de door hem, op basis van de brochure, uitgekozen en opgegeven dag /avond, plaats en startdatum. Gezien het hierboven overwogene hoefde klager er ook op grond van de in het inschrijfformulier staande mededeling “Ik ga akkoord met de algemene voorwaarden van NCOI” geen rekening mee te houden dat in deze voorwaarden een voorbehoud zou worden gemaakt met betrekking tot de bij de desbetreffende opleiding staande informatie over dag, plaats en startdatum. 

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1894

1 maand gratis sporten blijkt maximaal 4 keer te zijn

RCC 2 augustus 2013, dossiernr. 2013/00510 (BCC - Abonnement Basic-Fit)
Onduidelijke informatie. Voornaamste kenmerken product. Aanbeveling. Het betreft de uiting voor “1 maand* gratis sporten bij Basic-Fit” op de achterpagina van de “Vaderdagfolder” van BCC en op een “Waardebon” die klanten gedurende de actieperiode bij aankoop van een product bij BCC ontvingen.
                 
De klacht - De suggestie wordt gewekt dat een gratis abonnement voor een maand bij Basic-Fit wordt aangeboden. Nu Basic-Fit zelf (in andere media) adverteert met een onbeperkt, door alle gezinsleden te gebruiken lidmaatschap, vond klager een dergelijk lidmaatschap één maand gratis zeer aantrekkelijk. Pas bij aanmelding merkte klager dat sprake is van zeer beperkende voorwaarden. De “1 maand gratis sporten” blijkt te bestaan uit maximaal vier keer sporten. Dat is geen maand, zoals wordt gesuggereerd. Achteraf heeft klager gezien dat de beperkingen wel in de folder en op de waardebon staan, maar “ernstig weggestopt”. Door “de manier waarop in de reclame focus gegeven wordt”, acht klager de uitingen misleidend.

Het oordeel van de Commissie
In de bestreden uitingen wordt “1 maand*  gratis sporten bij Basic-Fit” aangeboden bij aankoop van alle producten tijdens de actieperiode. De asterisk verwijst naar de onderin de uitingen staande voorwaarden betreffende duur en inhoud van de actie. Blijkens deze voorwaarden moet onder “1 maand” in het kader van de actie worden begrepen: maximaal 4 lessen verdeeld over vier weken. De Commissie is van oordeel dat dit een dermate beperkte uitleg is, dat niet kan worden gesproken over “1 maand gratis sporten”. De gemiddelde consument, die niet bedacht zal zijn op deze uitleg, wordt door de aanduiding “1 maand” op het verkeerde been gezet. De (door het kleurgebruik van een witte asterisk tegen een grijze achtergrond onopvallende) verwijzing naar de elders in de uiting staande beschrijving van de actie neemt het misleidende karakter van het aanbod “1 maand gratis sporten” niet weg. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de bestreden uitingen onvoldoende duidelijk ten aanzien van de voornaamste kenmerken van het aangeprezen product als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. 

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1893

Claims Cranberry Monarda betreffende blaasontsteking in strijd met de wet

RCC 1 augustus 2013, dossiernr. 2013/00404 (A.Vogel Cranberry Monarda)
Medische- en gezondheidclaims. Strijd met de wet. Aanbeveling. Het betreft reclame voor het product A.Vogel Cranberry Monarda op www.avogel.nl en op www.gezondheidsplein.nl.

De klacht - Klager heeft de volgende bezwaren, waarbij verwezen wordt naar de aanduidingen van de bij de klacht overgelegde bijlagen. Klager benadrukt dat de klacht betrekking heeft op alle (toekomstige) aanprijzingen van het voedingssupplement A.Vogel Cranberry Monarda, die in strijd zijn met de in deze klacht door klager genoemde bepalingen uit de Nederlandse Reclame Code (NRC) en/of de wet. (Ad A t/m E).

Informatie Keuringsraad KOAG/KAG
De Keuringsraad heeft onder meer het volgende meegedeeld. De diverse reclame-uitingen voor het product A. Vogel Cranberry Monarda op de websites www.avogel.nl en www.gezondheidsplein.nl vallen onder de competentie van de Keuringsraad Aanprijzing Gezondheidsproducten (KAG). De website www.avogel.nl is in 2009 van een toelating door de KAG voorzien. De huidige tekst van deze website komt deels overeen met de toegelaten tekst. De site bevat echter ook teksten die de KAG niet zou toelaten. Aan de hand van de verschillende klachtonderdelen deelt de KAG mee dat er sprake is van medische claims met betrekking tot het voedingssupplement A. Vogel Cranberry Monarda en dat onder meer de artikelen 20 Warenwet en 84 Geneesmiddelenwet en de Verordening EG 1924/2006 zijn overtreden.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat zij, zoals de voorzitter ter vergadering reeds heeft meegedeeld, niet kan oordelen over toekomstige reclame-uitingen en dat zij zich zal beperken tot het beoordelen van de aan haar voorgelegde, reeds openbaar gemaakte uitingen. Met betrekking tot de verschillende bezwaren oordeelt de Commissie als volgt.

Ad A sub i. Door de tekst “Vooral aanbevolen om blaasontsteking te voorkomen: • dagelijks een glas sap van cranberry’s (veenbessen)” wordt een drinkwaar aangeprezen met gebruikmaking van een vermelding die aan de waar eigenschappen toeschrijft inzake het voorkomen van een ziekte bij de mens. Dit is in strijd met artikel 20 lid 2 sub a Warenwet.  

Ad A sub ii. Daargelaten de vraag of adverteerder invloed kan uitoefenen op zoekresultaten naar aanleiding van de zoekopdracht “blaasontsteking” overweegt de Commissie het volgende. Naar het oordeel van de Commissie sluit het tweede zoekresultaat met de aanhef “Cranberry Monarda met Solidago: goed voor de blaas… - A. Vogel” bij het invoeren van de zoekterm “blaasontsteking” niet aan bij de zoekopdracht, omdat het woord “blaasontsteking” in dat zoekresultaat ontbreekt. Derhalve acht de Commissie het niet aannemelijk dat de gemiddelde consument een verband zal leggen tussen “blaasontsteking” en het voedingsupplement “Cranberry Monarda met Solidago”, in die zin dat men in geval van blaasontsteking baat zou hebben bij dit middel. Om die reden acht de Commissie dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ad B sub i. Daargelaten de vraag of adverteerder invloed kan uitoefenen op zoekresultaten naar aanleiding van de zoekopdracht “blaasprobleem” overweegt de Commissie het volgende. Naar het oordeel van de Commissie sluit het zoekresultaat met de aanhef “Cranberry Monarda met Solidago: goed voor de blaas… - A. Vogel” bij het invoeren van de zoekterm “blaasprobleem” niet aan bij de zoekopdracht, omdat het woord “blaasprobleem” in dat zoekresultaat ontbreekt. Derhalve acht de Commissie het niet aannemelijk dat de gemiddelde consument een verband zal leggen tussen “blaasprobleem” en het voedingsupplement “Cranberry Monarda met Solidago”, in die zin dat men in geval van een blaasprobleem baat zou hebben bij dit middel. Om die reden acht de Commissie dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ad B sub ii. Op de bestreden pagina wordt met betrekking tot de plant/vrucht “cranberry” gesteld: “Maar ook kenden ze al de werking bij urinewegproblemen en blaasproblemen”. Aldus wordt een eetwaar aangeprezen met gebruikmaking van een vermelding of voorstelling die aan de waar eigenschappen toeschrijft inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziekte bij de mens, of die toespelingen maakt op zodanige eigenschappen. Dit is in strijd met artikel 20 lid 2 sub a Warenwet.  

Ad C. De claim “Cranberry is een beproefd middel dat gebruikt wordt om de blaas te ondersteunen” is een gezondheidsclaim als bedoeld in artikel 2 lid 2 sub 5 van de Claimsverordening. De claim stelt immers, althans wekt de indruk dat er een verband bestaat tussen een levensmiddel en de gezondheid. Ingevolge artikel 10 lid 1 van de Claimsverordening zijn gezondheidsclaims verboden, tenzij -onder meer- deze zijn opgenomen in de in de artikelen 13 en 14 Claimsverordening bedoelde lijsten van toegestane claims. Adverteerder heeft niet weersproken dat in die lijsten geen gezondheidsclaim is opgenomen voor cranberry. Om deze reden acht de Commissie de claim in strijd met artikel 10 lid 1 van de Claimsverordening.

Ad D. Beide “Ervaringen met Cranberry Monarda” op de bestreden, bij de klacht overgelegde webpagina van www.gezondheidsplein.nl moeten worden aangemerkt als reclame voor het in die “ervaringen” genoemde “Cranberry Monarda van A. Vogel”; de bewuste teksten houden een aanprijzing in van dit product en bevatten een hyperlink naar een pagina over dit product op www.avogel.nl/webwinkel/producten/cranberry-monarda-blaas.php (bijlage D3 bij de klacht). Deze reclame acht de Commissie echter niet duidelijk als zodanig herkenbaar en daardoor in strijd met artikel 11.1 NRC. Het lijkt immers over gebruikerservaringen te gaan en onderaan die ervaringen is vermeld: “Deze informatie wordt mede mogelijk gemaakt door A. Vogel”, welke vermelding lijkt te duiden op puur feitelijke informatie, maar de uitingen zijn, zoals hierboven al vermeld,  reclame. De beschrijvingen van beide ervaringen bevatten zogenaamde medische claims. Zo vertelt Victoria (37) dat zij op internet zocht naar oplossingen bij blaasontsteking. Zij zegt dat zij te weten kwam dat “er een natuurlijk gezondheidsproduct is dat je veilig kunt gebruiken als kuur bij acute klachten: “Cranberry Monarda van A. Vogel”. Gerda (58) die “last” heeft “van blaasontstekingen” vertelt dat ze naar de natuurwinkel ging waar haar met betrekking tot “Cranberry Monarda van A. Vogel” werd uitgelegd dat “de combinatie van verschillende planten zo goed was om een blaasontsteking tegen te gaan”. Voornoemde claims acht de Commissie in strijd met de artikelen 20 lid 2 sub a Warenwet en 84 lid 1 Geneesmiddelenwet. Zij overweegt daartoe dat een eetwaar wordt aangeprezen met gebruikmaking van vermeldingen of voorstellingen die aan de waar eigenschappen toeschrijven inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziekte bij de mens, of die toespelingen maken op zodanige eigenschappen. Voorts wordt voornoemde eetwaar gepresenteerd als zijnde geschikt voor het genezen of voorkomen van een ziekte bij de mens en dient deze om die reden te worden aangemerkt als een geneesmiddel als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Niet is gebleken dat voor dit geneesmiddel een handelsvergunning is verleend. Gelet daarop acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 84 lid 1 Geneesmiddelenwet, ingevolge welke bepaling reclame voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend, is verboden.

Ad E. Doordat men bij het aanklikken van de “Advertentie met betrekking tot a vogel cranberry”, welke advertentie verschijnt bij het invoeren van “a vogel cranberry blaasontsteking” op Google, en in welke advertentie onder meer staat: “Blaasontsteking A Vogel? – Veilig en betrouwbaar – avogel.nl”, terecht komt op een pagina over Cranberry Monarda op www.avogel.nl, wordt een verband gelegd tussen “blaasontsteking” en het voedingssupplement Cranberry Monarda. Aldus is er sprake van een medische claim die in strijd is met de artikelen 20 lid 2 sub a Warenwet en 84 lid 1 Geneesmiddelenwet, en wel om dezelfde redenen als hiervoor genoemd onder Ad D. Klager heeft in het algemeen gesteld dat reclame niet misleidend mag zijn, maar heeft niet nader toegelicht om welke reden(en) hij de verschillende reclame-uitingen misleidend acht. In zoverre acht de Commissie klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.    

De beslissing
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in het oordeel onder Ad A sub i, Ad B sub ii, Ad C, Ad D en Ad E, zijn de bestreden reclame-uitingen in strijd met artikel 2 NRC. De uiting op www.gezondheidsplein.nl is tevens in strijd met artikel 11.1 NRC. De Commissie beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.