RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 1912

Finish trekt zich niks aan van eerdere uitspraak commissie

RCC 28 augustus 2013, dossiernr. 2013/00571 (Finish vaatwasmiddelen)
Zie eerder: RB 1860 ALERT. Onduidelijke en misleidende informatie, onderzoek, aanbeveling. Het betreft een televisiereclame voor Finish vaatwasmiddelen.

De klacht - Klager heeft tegen deze reclame-uiting de volgende bezwaren. Na enkele inleidende testimonials wordt gezegd “Het is dus niet verrassend dat het door jullie als eerste gekozen werd”, waarmee gerefereerd wordt aan het vaatwasmiddel Finish. De onderbouwing hiervoor lijkt de onder in beeld staande disclaimer: “Voor Finish vaatwastabletten. Gebaseerd op een test door The Insiders, 1136 mensen, NL maart 2013.” Hierdoor wordt de indruk gewekt dat veel huishoudens hebben deelgenomen aan een verkiezing waarbij Finish als beste product werd gekozen. Echter niet is gebleken dat er een verkiezing heeft plaats gevonden. Aan degenen die zich bij The Insiders voor deelname hebben aangemeld, is gratis een pak Finish Quantum gestuurd waarna hen 3 vragen over het product zijn gesteld. Deze test biedt geen basis voor de bewuste claim.

Vervolg van de klacht - Vervolgens wordt gezegd: “Ontdek zelf waarom duizenden nieuwe huishoudens voor Finish hebben gekozen. Doe mee met de Finish revolutie.” Daarbij verschijnt onder meer in beeld de tekst: “Aantal verpakkingen verkocht volgens AC Nielsen Data tussen juni 2012 en mei 2013”. Echter de AC Nielsen data tonen aan dat de Finish-producten in de aangegeven periode nooit nr. 1 zijn geweest. De AC Nielsen data kunnen niet dienen ter onderbouwing van het in de uiting gestelde. Zij lijken alleen vermeld te zijn om te suggereren dat sprake is van objectieve data.

De bestreden reclame-uiting
Het betreft de televisiereclame voor Finish vaatwasmiddelen, waarin het volgende  worden gezegd:
VO:                  Elke keer als iemand voor Finish kiest, creëert hij een dynamiek en wil hij
                        het delen.
Annekereker:  De vaat is schoner en glanst meer!
Hester 123:     In één woord geweldig!
Slabetje:          Ik gebruik niets anders meer!
VO:                  Het is dus niet verrassend dat het door jullie als eerste gekozen werd.
                        Ontdek zelf waarom duizenden nieuwe huishoudens voor Finish hebben
                        gekozen. Doe mee met de Finish revolutie.
Onder in beeld verschijnen onder meer de volgende teksten:
 “Voor Finish vaatwastabletten. Gebaseerd op een test door The Insiders, 1136 mensen,
  NL maart 2013.”
Tot slot verschijnen in beeld de teksten: “Doe mee met de Finish revolutie”, “Gekozen  # 1 door consumenten”.
 
In verband met het gebruik van het woord kiezen, verwijst klager naar de uitspraak van de Commissie van 4 juli 2013 (dossier: 2013 00394) waarin de Commissie -kort gezegd- oordeelde dat “kiezen” in combinatie met “Finish revolutie” niet duidt op een éénmalige keuze voor een Finish-product.
Uit eerder in opdracht van adverteerder door het onderzoeksbureau GfK verricht onderzoek was gebleken dat van een verandering als in de uiting werd gesuggereerd,
geen sprake  was.
 
Op grond van het vorenstaande acht klager de reclame-uiting in strijd met de waarheid en derhalve in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Tevens is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van de artikelen 7 en 8 NRC.
 
Gezien de ernst van de misleiding en gezien het feit dat adverteerder zich weinig aantrekt van de uitspraak van de Commissie van 4 juli 2013 verzoekt klager de uitspraak als “Alert” onder de aandacht van derden te brengen.

Het oordeel van de Commissie|
De Commissie heeft met betrekking tot de gewraakte reclame-uiting het volgende overwogen.

Allereerst overweegt de Commissie dat niet duidelijk is op welk Finish-product het in de uiting gestelde betrekking heeft. Op één van de eerste beelden komt Finish Quantum, dat -naar klager stelt- het best presterende product uit het Finish assortiment is, groot en duidelijk in beeld. Vervolgens worden geen verpakkingen meer getoond en wordt uitsluitend over Finish gesproken. Aangezien de door The Insider uitgevoerde test, waarop adverteerder zich voor een belangrijk deel van het in de uiting gestelde baseert, betrekking heeft op Finish Quantum, lijken de resultaten van Finish Quantum te worden toegerekend aan Finish producten in het algemeen.

Na enkele testimonials wordt gezegd: “Het is dus niet verrassend dat het door jullie als eerste gekozen werd”. De testimonials zijn afkomstig uit een door The Insiders uitgevoerde test. In het kader van deze test kregen de deelnemers een pak Finish Quantum cadeau, waarna van hen onder meer werd verwacht “ (…) regelmatig rapporten te sturen waarin je beschrijft wat je van het product vindt, met wie je erover hebt gesproken, hoe lang jouw gesprekken hebben geduurd enz.”. Als richtlijn voor een testimonial over Finish Quantum doet The Insider de volgende suggesties:

“1. Duid aan welke vaatwastabletten je vóór de campagne gebruikte.
2. Kies je houding t.o.v. Finish Quantum vóór de campagne startte (bv. neutraal).
3. Duid met een aantal sterren aan hoe tevreden je nu bent over Finish Quantum.
4. Geef je uitgebreide mening (bv. welke resultaten je ziet met Finish Quantum,vergeleken met jouw vorige vaatwastabletten”.

Gelet op het bovenstaande kan de door The Insider uitgevoerde test niet worden aangemerkt als een test die voldoet aan de daaraan te stellen eisen van objectiviteit en vormt deze geen valide en betrouwbare basis voor de gewraakte mededeling.

Voorts wordt gezegd “Ontdek zelf waarom duizenden nieuwe huishoudens voor Finish hebben gekozen. Doe mee met de Finish revolutie”.

Adverteerder baseert zich bij de genoemde hoeveelheid nieuwe huishoudens op van Nielsen afkomstige gegevens. In de periode juni 2012 t/m mei 2013 zijn er, aldus de gegevens van Nielsen, gemiddeld per week 40.737 pakken Finish verkocht en 3.835 pakken Finish Quantum. Deze verkoopgegevens rechtvaardigen niet de conclusie dat “duizenden nieuwe huishoudens voor Finish hebben gekozen”, alleen al omdat door één huishouden meer malen een verpakking kan zijn gekocht.

Tot slot verschijnt in beeld de tekst “Doe mee met de Finish revolutie”, “Gekozen # 1 door consumenten”.

Zoals de Commissie overwoog in haar uitspraak van 4 juli 2013 (dossier: 2013 00394)

wordt door te spreken van een “Finish revolutie” de indruk gewekt dat sprake is van een radicale, opzienbarende verandering in het gebruik van vaatwasmiddelen ten gunste van Finish en de gemiddelde consument zal deze mededeling aldus begrijpen dat de “duizenden nieuwe huishoudens” Finish enige tijd hebben gebruikt en dus meer malen hebben gekocht. De gegevens waarop adverteerder zich bij deze mededeling baseert, bieden daarvoor geen grondslag.

Ook bieden de gegevens, waarnaar adverteerder voor de juistheid van het in de uiting gestelde verwijst, geen grondslag voor de tekst “Gekozen # 1 door consumenten”.

Blijkens het voorgaande is de Commissie van oordeel dat in de reclame-uiting onjuiste en voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie wordt verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de reclame-uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Er is, gelet het vorenstaande onvoldoende aanleiding de uiting tevens in strijd met artikel 2 NRC te oordelen.

Omdat adverteerder, naar uit de gewraakte reclame-uiting blijkt, geen gehoor heeft gegeven aan de eerdergenoemde aanbeveling van de Commissie van 4 juli 2013 (dossier 2013 00394) heeft de Commissie besloten gebruik te maken van de haar in artikel 18 lid 4 van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep gegeven bevoegdheid om de uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voorts heeft de Commissie besloten om de uitspraak onder een breed publiek te brengen als bedoeld in artikel 18 lid 4 van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep.

 

RB 1915

De nr. 1 in smaak wordt gezien als subjectieve claim

RCC 28 augustus 2013, dossiernr. 2013/00555
Vergelijkende reclame, verpakking, etiket, afwijzing. Het betreft de verpakkingen, zowel de doosjes als de individuele zakjes, van Buisman Premium koffie, in ieder geval de smaken Latte Macchiato, Café au Caramel, Hot Chocolate en Cappuchino. Op de voorzijde van deze verpakkingen staat: “NR 1 IN SMAAK".

De klacht -  Nestlé acht de op deze verpakkingen staande tekst in strijd met de artikelen 8.2 b en  8.3 c en derhalve in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), alsmede in strijd met artikel 1 Reclamecode Voor Voedingsmiddelen (RVV).

Vervolg klacht - Met de gewraakte mededeling claimt Buisman dat zijn producten qua smaak superieur zijn aan alle andere producten die op de markt worden gebracht, waaronder de producten van Nestlé. 
Verwacht mag worden dat aan deze claim een gedegen consumentenonderzoek ten grondslag ligt. Informatie daarover ontbreekt echter.
Bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing van de claim, acht Nestlé deze onjuist en daardoor misleidend. Nu gegevens over het onderzoek ontbreken, mist de consument essentiële informatie in de zin van artikel 8.3 c. NRC. 
Anders dan Buisman tegenover klager heeft gesteld, gaat het hier niet om een algemene (niet-specifieke) claim met een subjectief karakter. De claim betreft echter een heel specifieke eigenschap van koffie, namelijk de smaak.
De claim heeft geen subjectief karakter. Hoewel smaak een eigenschap is die afhankelijk is van de subjectieve beleving van de gebruiker, kan door middel van juist uitgevoerd onderzoek van die beleving wel degelijk tot geobjectiveerde en controleerbare uitspraken over smaak worden gekomen (bv. RCC 1 juli 2008, dossier 2008 08.0198).
De wijze waarop de claim vermeld is, duidt niet op gebruikelijke overdrijving, maar wekt de indruk dat een consumentenonderzoek heeft plaats gevonden waar de desbetreffende koffie op de eerste plaats is geëindigd. Deze indruk wordt versterkt door de vormgeving, waarbij “NR 1” is geplaatst in een lauwerkrans en dit op de verpakking is geplaatst als ware sprake van een medaille.
De reclameclaim laat daarmee de mogelijkheid open dat een onafhankelijke derde het gepresenteerde resultaat heeft gevonden. Gegevens omtrent controleerbaarheid en representativiteit blijven onvermeld en ook is onduidelijk met welke producten de betreffende Buisman-producten zijn vergeleken.

Het oordeel van de Commissie
Ten aanzien van de door Buisman gebezigde claim “NR. 1 IN SMAAK” op verpakkingen van verschillende smaken Buisman Premium koffie overweegt de Commissie als volgt.
Het is een adverteerder toegestaan om zich bij de aanprijzing van zijn producten te bedienen van enige mate van overdrijving en naar het oordeel van de Commissie is voldoende duidelijk dat daarvan in het onderhavige geval sprake is.
De gemiddelde consument zal deze claim opvatten als een subjectieve claim, waarmee Buisman uitdrukking geeft aan zijn persoonlijke mening met betrekking tot de smaak van het bewuste product. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat een smaakwaardering bepaald wordt door een sterk persoonlijke beleving.
Met betrekking tot de aanduiding “NR 1” overweegt de Commissie dat deze niet noodzakelijkerwijze duidt op het hebben plaatsgevonden van een objectieve smaaktest en bij gebreke van een verwijzing in de richting van een dergelijke test, zal de gemiddelde consument, deze aanduiding dan ook niet opvatten als de conclusie die het resultaat is van een op objectieve wijze uitgevoerde smaaktest.
Gelet op het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument de claim zal opvatten als een niet ongebruikelijke, in reclame toelaatbare overdrijving, zodat de klacht ongegrond is.
 
De beslissing
Gelet op het vorenstaande wijst de Commissie de klacht af.

RB 1914

Op fles aangebrachte tekst "100 % biodegradable" is onjuist

RCC 28 augustus 2013, dossiernr. 2013/005463 (100% biodegradable)
Verpakking, etiket, aanbeveling. Het betreft de claim “100% Biodegradable /recycable, bottles for a healthier earth” die is aangebracht op halve liter drinkwaterflessen.

De klacht - Met deze tekst wordt geappelleerd aan het milieu. De flessen zijn echter gemaakt van PET (Recycle code 01) en de doppen zijn van PE-HD (Recycle code 02). Beide stoffen zijn niet biologisch afbreekbaar, maar alleen te recyclen. Met deze claims wordt getracht de consument tot aankoop te bewegen vanwege de ogenschijnlijke milieubewustheid van de fabrikant.

Het oordeel van de Commissie
De bewuste fles is een verpakking en derhalve een reclame uiting in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Op de verpakking wordt, met de gewraakte mededeling, expliciet gerefereerd aan milieuaspecten verbonden aan het product, zodat de Milieu Reclame Code (MRC) daarop van toepassing is.

Adverteerder heeft erkend dat de op de bewuste fles aangebrachte tekst “100 % biodegradable” niet juist is.

Ingevolge artikel 2 MRC mogen -kort gezegd- milieuclaims niet misleidend zijn ten aanzien van milieuaspecten betreffende het aangeprezen product en ingevolge artikel 3 MRC dienen milieuclaims aantoonbaar juist te zijn. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 van de MRC.

Het bovenstaande laat onverlet dat het waardering verdient dat adverteerder streeft naar een voor het milieu zo min mogelijk belastende verpakking.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1913

speciaal voor u geselecteerde zuigelingenvoeding overtreedt Warenwet

RCC 28 augustus 2013, dossiernr. 2013/00543 (zuigelingenvoeding)
Voeding, verbod, aanbeveling. Het betreft een uiting in de door verweerder op 5 juli 2013 per e-mail aan klaagster gezonden nieuwsbrief. Onder het kopje “Vandaag speciaal voor u geselecteerd” is onder meer een pak “Friso 1 Zuigelingenvoeding Comfort 0-6 Maanden” afgebeeld met daarbij de prijs van € 19,99.

De klacht - De aanprijzing van het product Friso 1 als “speciaal voor u geselecteerd”, met daarbij een rechtstreekse link naar dit product, is een overtreding van het verbod op reclame voor kunstmatige zuigelingenvoeding voor baby’s van 0 tot 6 maanden.

Het oordeel van de Commissie
De uiting betreft een nieuwsbrief waarin diverse artikelen worden aangeboden met bijbehorende prijzen, waaronder zuigelingenvoeding. Aldus is sprake van het rechtstreeks aanprijzen van zuigelingenvoeding en derhalve van reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Daaraan doet niet af dat eerder vertoond koop- en surfgedrag van degene aan wie de nieuwsbrief wordt gestuurd de basis vormt voor de producten die worden getoond.

Ingevolge artikel 2 van de Warenwetregeling zuigelingenvoeding 2007 dient het verhandelen van volledige zuigelingenvoeding te geschieden met inachtneming van artikel 14 van Richtlijn 2006/141/EG. Laatstgenoemd artikel bepaalt dat het verboden is om reclame te maken voor volledige zuigelingenvoeding, anders dan in gespecialiseerde publicaties op het gebied van babyverzorging en in wetenschappelijke publicaties, en dat deze reclame slechts gegevens van wetenschappelijke en feitelijke aard mag bevatten die niet mogen impliceren noch doen geloven dat flesvoeding even goed of zelfs beter is dan borstvoeding.

De onderhavige reclame voor Friso 1 Zuigelingenvoeding Comfort, waarvan niet in geschil is dat dit volledige zuigelingenvoeding betreft voor baby’s van 0 tot 6 maanden, voldoet niet aan voornoemde voorwaarden. Dit impliceert dat reclame is gemaakt in strijd met artikel 2 van de Warenwetregeling zuigelingenvoeding 2007 en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. Zij beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1911

Het was niet Bi die de reclame-uiting maakte, maar Boehrlnger Ingelheim GmbH

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 september 2013, KG ZA 13/1090 (Bristol-Myers Squibb/Pfizer tegen Boehringer Ingelheim)
Uitspraak ingezonden door Martin Hemmer, AKD
Misleidende reclame, misleiding, gezondheid, geneesmiddelen.
Op het cardiovasculair congres georganiseerd door de European Society of Cardiology maakt BI reclame voor Pradaxa middels een presentatie op een beeldscherm in haar stand. Hierbij vergelijkt Bi zijn product Pradaxa met Warfarin. Volgens B-MS en Pfizer zijn deze uitingen misleidende reclame nu de uitlatingen van Bi niet gedragen worden door de Re-Ly studie. In revoncentie vordert BI dat B-MS en Pfizer elke uiting omtrent hun medicijn Eliquis te staken, die slechts geldt voor een specifieke dosering terwijl die specifieke dosering niet duidelijk wordt onderscheiden. De vordering jegens Bi is niet toewijsbaar, omdat zij de reclame-uitingen niet heeft gedaan.

B-MS en Pfîzer hebben niet bestreden dat Boehrlnger Ingelheim GmbH kan worden aangemerkt als de partij die “een mededeling openbaar maakt of laat openbaar maken” als bedoeld in artikel 6:194 BW. Dit betekent dat Boehringer Ingelheim GmbH in dit geding had moeten worden aangesproken op de desbetreffende reclame-uitingen. Dat BI als Nederlandse vennootschap de reclame-uitìngen moet goedkeuren en moet controleren of de uitingen voldoen aan de Nederlandse regels, zoals B-MS en Pfizer hebben aangevoerd, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om BI te kunnen aanspreken.

De vordering met betrekking tot Eliquis wordt niet gehonoreerd. Ten overvloede is de inhoud van de gewraakte reclame-uiting naar voorlopig oordeel niet in strijd met artikel 6: 194 BW.

De feiten
2.3. Bi brengt het middel Pradaxa op de markt. Dit middel behoort tot de nieuwe generatie antistollingsmiddelen.
2.6. Op het onder 2.2 genoemde congres maakt BI reclame voor Pradaxa. Zij doet dit onder meer door middel van een presentatie op een beeldscherm in haar stand. Deze presentatie bevat onder meer de volgende twee ‘slides’:

MYT H
Pradaxa kas the same safety profile als warfarin

C11
Pradaxa 150 mg bid significantly reduces total bleeding vs warfarin (.. .)

2.7. Omdat volgens B-MS en Pfizer deze uitlatingen niet worden gedragen door de Re-Ly studie en er om die reden sprake is van misleidende reclame in de zin van artikel 6:194 BW is BI bij brief van 1 september 2013 gesommeerd de uitingen te staken en gestaakt te houden.

Het geschil
3.1. B-MS en Pfìzer vorderen — kort gezegd — het volgende:
(a) BI te bevelen met onmiddellijke ingang de onder 2.6 geciteerde uitingen te staken en gestaakt te houden;
(b) BI te bevelen zich te onthouden van het doen van uitingen, in welke vorm en via welk medium dan ook, waarin wordt gesteld dan wel gesuggereerd dat Pradaxa 150 mg een beter veiligheidsprofiel heeft dan warfarine, zonder dat dit op deugdelijke wijze is onderbouwd;
(c) BI te bevelen op het scherm van haar stand tijdens het onder 2.2 genoemde congres de volgende rectificatietekst op te nemen:

3.3. BI heeft tegen de vorderingen in conventie — samengevat weergegeven — het volgende verweer gevoerd. Zij kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de bestreden reclame-uitingen nu die niet van haar maar van Boehringer Ingelheim GmbH afkomstig zijn. B-MS en Pfizer hebben dan ook de verkeerde vennootschap gedagvaard. De bestreden reclame-uiting is bovendien niet nieuw; op eerdere congressen, waaraan B-MS en Pfizer ook deelnamen, heeft BI dezelfde uitingen gedaan. B-MS en Pfizer hebben BI enkel gedagvaard om haar schade te berokkenen. Bij beantwoording van de Vraag of sprake is van misleidende reclame in de zin van artikel 6:194 BW moet tevens gekeken worden naar de rechtspraak van de Stichting Code Geneesmiddelen Reclame (CGR). Uit die rechtspraak blijkt dat het publiek waarop de reclame voor geneesmiddelen zich richt over het algemeen een zeer deskundig publiek is. Dit geldt ook in dit geval omdat Pradaxa een middel is dat vooral door cardiologen wordt voorgeschreven. Zij beschikken over veel deskundigheid als het gaat over bloedingen, met name gezien de recente ophef hierover. BI heeft gebruik gemaakt van de term “total bleedings”. Hiermee is bedoeld een optelsom van alle ‘major end minor bleedings’. De claim van BI ten aanzien van deze optelsom van ernstige en niet ernstige bloedingen kan zij waarmaken omdat zij op het totaal aantal bloedingen significant beter scoort. De ‘maatman’ zal dat ook zo begrijpen en hij zal om deze reden geen verkeerde keuze maken. Door alleen dit gegeven te vermelden is het niet zo dat BI belangrijke veiligheidsinformatìe weglaat.

In reconventie:
3.4. BI vordert — kort gezegd — het volgende:
(I) B-MS en Pfizer te bevelen iedere uiting, in welke vorm dan ook, waarin een claim wordt gedaan ten aanzien van Eliquis die slechts geldt voor een specifieke dosering terwijl die specifieke dosering niet duidelijk wordt onderscheiden te (doen) staken;
(2) B-MS en Pfizer te bevelen op het scherm van hun stand tijdens het onder 2.2 genoemde congres de volgende rectificatietekst op te nemen:

De beoordeling

4.1. Uitgangspunt — zowel in conventie als in reconventie — is artikel 6:194 BW. In dit artikel is -— kort gezegd — bepaald dat misleidende reclame onrechtmatig is. Op grond van artikel 6:195 BW berust de bewijslast van de juistheid van de reclame- uiting op diegene die die uiting heeft gedaan. In een kort geding kan van degene die de reclame-uiting heeft gedaan verwacht worden dat hij de juistheid daarvan aannemelijk maakt.

In conventie:
4.2. Het meest verstrekkende verweer van BI is dat B-MS en Pfizer de verkeerde partij hebben gedagvaard. BI is niet de partij die de reclame-uitingen heeft gedaan, dat is Boehringer Ingelheim GmbH, aldus BI. De voorzieningenrechter is hierover voorshands het volgende van oordeel. B-MS en Pfîzer hebben niet bestreden dat Boehringer Ingelheim GmbH kan worden aangemerkt als de partij die “een mededeling openbaar maakt of laat openbaar maken” als bedoeld in artikel 6:194 BW. Dit betekent dat Boehringer Ingelheím GmbH in dit geding had moeten worden aangesproken op de desbetreffende reclame-uitingen. Dat BI als Nederlandse vennootschap de reclame-uitingen moet goedkeuren en moet controleren of de uitingen voldoen aan de Nederlandse regels, zoals B-MS en Pfizer hebben aangevoerd, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om BI te kunnen aanspreken.

4.3. De vordering jegens BI is daarom niet toewijsbaar. Ten overvloede wordt het volgende overwogen. De inhoud van de gewraakte reclame-uiting is naar voorlopig oordeel niet in strijd met artikel 6: 194 BW. BI heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar stelling dat het totaal aantal bloedingen dat kan voorkomen bij gebruik van Pradaxa minder is dan bij gebruik van warfaxine juist is.
Degene voor wie de reclame-uiting is bedoeld, in dit geval een deskundige cardioloog of een andere oplettende beroepsbeoefenaar, zal uit deze stelling voorshands niet afleiden dat ook het aantal ernstige bloedingen bij gebruik van Pradaxa minder is dan bij gebruik van warfaxine. Hij zal — met andere woorden — niet op het verkeerde been worden gezet, alhoewel voorshands juist is dat het deze beroepsbeoefenaar bij de keuze voor een bepaald middel vooral te doen zal zijn 10m het aantal ‘major bleedings” dat kan voorkomen en niet om het totaal aantal bloedingen. In zoverre zegt de reclame-uiting ook niet zo veel. Ook indien juist is dat het begrip “total bleedings” geen “veiligheidseindpunt was in de Re-Ly-studie, kan — gezien de deskundigheid van de congresbezoekers - niet worden geoordeeld
dat de reclame-uiting misleidend is.

In reconventie:
4-5. De Voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het beroep van BI op de uitspraak van de Stichting CGR (K12.005) in dit geval niet opgaat. Eliquis wordt in beginsel verstrekt in een dosering van 5 mg en de dosering van 2,5 mg betreft een uitzondering die slechts aan 4% van de patiënten, met name kwetsbare patiënten, wordt voorgeschreven- Met betrekking tot de claims die B-MS en Pfìzer kunnen doen is niet gebleken dat de verlaging van de dosering van 5 mg naar 2,5 mg effect had op de resultaten en in zoverre is de situatie met betrekking tot Eliquis anders dan de situatie in de genoemde uitspraak van de Stichting CGR. B-MS en Pfizer hebben er ook geen belang bij in haar reclame-uitingen de dosering van Eliquis te verbloemen. Overigens hebben B-MS en Pfizer aannemelijk gemaakt dat zij de twee verschillende doseringen, weliswaar in kleine lettertjes, vermelden in hun reclame- uitingen. De conclusie luidt dan ook dat geen sprake is van misleidende reclame.

RB 1910

Healthy People blauwe bosbes & framboos bevat met name druivensap

RCC 26 augustus 2013, dossiernr. 2013/00542
Aanbeveling. Misleiding voornaamste kenmerk product. Verpakking. Het betreft:
a) de verpakking van Healthy People blauwe bosbes en framboos
b) de uiting betreffende Healthy People blauwe bosbes & framboos juice drink op adverteerders website www.healthypeople.nl.

De klacht - Ad a) Verpakking. De afbeeldingen op de verpakking wekken de indruk dat het product geheel, of in ieder geval voor een zeer groot gedeelte, bestaat uit een sap van blauwe bosbes en framboos. Het product blijkt echter 10% blauwe bosbes en 4% frambozenpuree te bevatten. Vooral nu het product geen regulier vruchtensap is, maar behoort tot het duurdere segment, en aannemelijk is dat de consument dit product zal kopen vanwege de specifieke eigenschappen die aan blauwe bosbessen en frambozen worden toegeschreven, mag van de fabrikant een grotere nauwkeurigheid bij de vormgeving van de verpakking worden verwacht. De vermelding van de samenstelling in de ingrediëntenlijst doet niet af aan de misleidende afbeeldingen en tekst op de verpakking, omdat de gemiddelde consument niet op de ingrediëntenlijst kijkt.

Ad b) Website. Op de website staat: “De blauwe bosbessen worden gemengd met sappige frambozen tot sap. Healthy People blauwe bosbes en framboos is dan ook niet alleen gezond, maar heeft ook een heerlijk zoete bite.” Hier wordt meegedeeld dat blauwe bosbessen en frambozen de enige ingrediënten van het product zijn. Deze informatie is onjuist. In tegenstelling tot de verpakking kan op de website geen ingrediëntenlijst worden geraadpleegd.

Het oordeel van de Commissie
Ad a) Verpakking.
1) Vooropgesteld wordt dat, zoals ook niet in geschil is, de verpakking van het aangeprezen product voldoet aan de geldende regelgeving. De Commissie verwijst in dit verband naar het Warenwetbe­sluit vruchtensappen 2012, dat in werking is getreden met ingang van 1 januari 2013 en waarin Richtlijn 2001/112/EG is geïmplementeerd, alsmede naar het Warenwetbesluit Etikettering van Levensmiddelen. In artikel 10 lid 1 van het Warenwetbesluit Etikettering van Levensmiddelen (WEL) is bepaald - voor zover hier van belang - dat de hoeveelheid van een ingrediënt dat bij de bereiding van een drinkwaar is gebruikt moet worden vermeld indien dit ingrediënt (a) voorkomt in de aanduiding en (b) opvallend in woord of beeld of als grafische voorstelling is aangegeven op de etikettering.

Op de verpakking van de onderhavige vruchtendrank komen blauwe bosbes en framboos voor in de aanduiding van de drank en zijn deze vruchten afgebeeld. Van deze ingrediënten dient derhalve, gelet op eerdergenoemde regelgeving, de in de drank aanwezige hoeveelheid te worden vermeld. Nu op de verpakking, in de ingrediëntendeclaratie, staat dat de drank 10% blauwe bosbessenpuree en 4% frambozenpuree bevat, wordt aan de toepasselijke regelgeving voldaan.

2) De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat klager de verpakking niettemin misleidend  vindt omdat deze onduidelijk of dubbelzinnig is ten aanzien van de samenstelling van het aangeboden product. De Commissie overweegt daaromtrent als volgt.

De gemiddelde consument zal op grond van de verpakking niet de indruk krijgen dat de vruchtendrank uitsluitend of voor het grootste deel uit blauwe bosbes en framboos bestaat, maar zal de verpakking aldus opvatten dat blauwe bosbes en framboos in de drank zijn verwerkt en dat de drank aan deze naamgevende ingrediënten zijn smaak ontleent. Voor zover de consument na het zien van de naam en de afbeeldingen op de verpakking de indruk mocht hebben dat de drank voor het grootste deel uit blauwe bosbes en framboos bestaat, wordt die onjuiste indruk voldoende weggenomen door de op de verpakking opgenomen ingrediëntenlijst, waaruit de samenstelling van het product blijkt en in het bijzonder de daarin voorkomende hoeveelheid blauwe bosbessen- en frambozenpuree. Van de gemiddelde consument mag worden verwacht dat hij deze ingrediëntenlijst bij zijn aankoopbeslissing betrekt. Dit geldt temeer nu blauwe bosbes(sap) een relatief duur ingrediënt is, wat het onwaarschijnlijk(er) maakt dat de vruchtendrank naast framboos geheel uit het sap van deze vrucht bestaat.

Ad b) Website.
Op de website wordt met betrekking tot Healthy blauwe bosbes en framboos juice drink meegedeeld, na een algemene beschrijving van de gunstige eigenschappen van de blauwe bosbes: “De blauwe bosbessen worden gemengd met sappige frambozen tot sap. Healthy People blauwe bosbes en framboos is dan ook niet alleen gezond, maar heeft ook een heerlijk zoete bite.” Nu op de website, anders dan bij de verpakking het geval is, geen ingrediëntenlijst is opgenomen of anderszins melding wordt gemaakt van de overige ingrediënten van de vruchtendrank, wordt de indruk gewekt dat het product (grotendeels) uit bosbessen en frambozen bestaat. Nu dit in werkelijkheid niet het geval is, acht de Commissie de uiting op de website onduidelijk ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
De Commissie acht de onder b) genoemde reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst zij de klacht af.

RB 1909

Reclameuiting over Prince Power Points in strijd met code voor zoetwaren

RCC 23 augustus 2013, dossiernr. 2013/00512 (Prince Power Points)
Aanbeveling, online spaaractie, kinderen, voeding. Het betreft het uit 16 pagina’s bestaande Prince Magazine waarin PRINCE koekjes worden aangeprezen en onder meer uiteen wordt gezet hoe men Prince power points, waarmee men kan deelnemen aan internetspelletjes, kan sparen. Deze uiting is geniet in het weekblad Donald Duck.

De klacht - Kerndoelgroep van het blad Donald Duck zijn kinderen van 8-12  jaar. PRINCE power points is een online spaaractie die zich richt tot kinderen van 6-15 jaar. De uiting is in strijd met de artikelen 1,2,4 en 7 van de Code Voor Zoetwaren (CVZ) en met de artikelen 2, 2a en 2b van de Kinder- en jeugdreclamecode (KJC), waartoe klager het volgende aanvoert.

1. In strijd met het bepaalde in artikel 1 CVZ worden in de uiting op pagina 3 meerdere eetmomenten en -lokaties genoemd. Daarnaast wordt in de uiting een spaaractie met beperkte duur aangeprezen, waardoor het product in korte tijd relatief vaak moet worden gekocht.
2. Gesteld wordt: “Prince Start is een biscuit die speciaal is ontwikkeld om er langer tegenaan te kunnen en is daarom ook bijzonder geschikt als tussendoortje of voor kinderen die nu niet of niet goed ontbijten”. Klager verwijst daarvoor naar de website www.lu.nl.prince.
3. In strijd met het bepaalde in artikel 4 CVZ staat in de uiting op pagina 3 “Mama’s en kinderen zijn het volledig met elkaar eens: Prince is een perfecte keuze! PRINCE koekjes zijn heerlijke koekjes met kwalitatieve ingrediënten goed voor kinderen.” en “(…)   want PRINCE is een voedzaam (…) tussendoortje voor tijdens de ochtend- of middagpauze…”.
4. Het tandenborstelembleem op pagina 1 is kleiner dan de in artikel 7 CVZ genoemde vereiste maatvoering van 1,5 bij 1 cm.
5. Op pagina 3 van de uiting worden aan het product eigenschappen toegedicht met betrekking tot de voedingswaarde, de gezondheid en het gebruiksgemak, die door kinderen niet op waarheid zijn te toetsen. Gelet hierop is de uiting in strijd met  artikel 2 KJC.
6. Kinderen hebben niet de ervaring en kennis om de op pagina 3 staande, sturende en betwistbare claims te bevatten en/of te doorzien, op grond waarvan de uiting in strijd is met artikel 2a van de KJC.
7. Vanwege de op pagina 3 staande beweringen over de eigenschappen van het product en door een spaaractie te koppelen aan het product, worden ouders ertoe aangezet het product te kopen, hetgeen in strijd is met artikel 2b van de KJC.

Het oordeel van de Commissie
Allereerst overweegt de Commissie dat de Prince koekjes zijn aan te merken als zoetwaren in de zin van de CVZ, zodat deze code op de uiting van toepassing is.
Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie als volgt.
 
Ad 1. In de uiting staat geen cumulatieve opsomming van eetmomenten en -locaties, gezien het gebruik van het woordje “of”. Voorts duurt de spaaractie 11 maanden, hetgeen een betrekkelijk lange looptijd is. Tenslotte is men alleen voor blauwe punten afhankelijk van de aanschaf van een product en kunnen rode punten verdiend worden met het spelen van het Prince game.
Op grond van het vorenstaande kan niet worden geoordeeld dat de tekst aanzet tot excessief gebruik, zodat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.    
 
Ad 2. Omdat in de gewraakte uiting geen melding wordt gemaakt van Prince Start, vat de Commissie dit onderdeel op als onderbouwing van de klacht. Overigens heeft de Commissie er nota van genomen dat deze tekst van de website is verwijderd.
 
Ad 3. In de door klager geciteerde tekstgedeelten wordt, daar waar gesproken wordt over “Kwalitatieve ingrediënten goed voor kinderen” en gesteld wordt dat “Prince (…) een voedzaam(..) tussendoortje” is, onmiskenbaar een verband gelegd tussen de consumptie van de aangeprezen Prince koekje  en de gezondheid van kinderen. Op grond hiervan is de uiting in strijd met artikel 4 CVZ, zoals dat in samenhang met Verordening (EG) nr. 1924/2006 dient te worden uitgelegd. Ingevolge deze verordening is het niet toegestaan met betrekking tot de ontwikkeling en gezondheid van kinderen claims te gebruiken die, kort gezegd, niet zijn vermeld op de lijst met gecertificeerde claims, zoals vastgesteld door de Europese Commissie. Niet gesteld of gebleken is dat de onderhavige claim door de Europese Commissie is vastgesteld of wordt gebruikt in samenhang met een claim die op de lijst met gecertificeerde claims staat.
 
Ad 4. Adverteerder heeft erkend dat het op de uiting aangebrachte tandenborstelembleem kleiner is dan is voorgeschreven in artikel 7 CVZ, zodat de uiting in strijd is met deze bepaling.
Omdat de reclame-uiting is geniet in het op minderjarigen gerichte weekblad Donald Duck is de KJC op deze reclame-uiting van toepassing.
 
Ad 5, 6 en 7. Artikel 2 KJC bepaalt dat op kinderen gerichte reclame-uitingen moeten voldoen aan de onder a t/m d genoemde criteria opdat hen geen morele of fysieke schade wordt berokkend. 
Van de in de uiting staande informatie over de voedingswaarde, de gezondheid en het gebruiksgemak kan niet worden gezegd dat daarmee geprofiteerd wordt van de onervarenheid en goedgelovigheid van kinderen teneinde tot aankoop van het product aan te zetten.
Voorts kan, gelet op het hierboven onder ad 1 overwogene, ook niet worden geoordeeld dat de reclame-uiting vanwege de aan Prince koekjes gekoppelde spaaractie ertoe aanzet ouders of anderen te overreden tot aankoop van het product.
Gezien het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting niet in strijd met artikel 2 KJC. 
 
De beslissing
Op grond van het hierboven onder ad 3 en 4 overwogene acht  de Commissie de reclame-uiting in strijd met de artikelen 4 en 7 van de CVZ en beveelt de Commissie adverteerder aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 1908

De tekst "Roken is dodelijk" op tabaksproducten is niet misleidend

RCC 22 augustus 2013, dossiernr. 2013/00492 (roken is dodelijk)
Roken is dodelijkBezwaar tegen voorzittersbeslissing. Tabak. Afwijzing. Het betreft de teksten “Roken is dodelijk” en “Roken veroorzaakt dodelijke longkanker” die onder meer zijn aangebracht op sigarettenpakjes. Aan vermelding van de gewraakte teksten ligt een wettelijk voorschrift ten grondslag en op grond van artikel 4.1 Reclame Voor Tabaksproducten (RVT) dienen deze teksten te zijn vermeld.

De klacht - De tekst “Roken is dodelijk” houdt in dat roken altijd tot de dood leidt. De mededeling “Roken veroorzaakt dodelijke longkanker” suggereert dat iemand die rookt er bijna recht op heeft om aan longkanker dood te gaan. Beide mededelingen zijn 100% misleidend. Veel rokers worden op een normale manier oud. Zo werd de oudste vrouw van Nederland enkele jaren geleden 110 jaar, hoewel ze een kettingrookster was. Ook krijgen sommige rokers, nadat een röntgenfoto van hun longen is gemaakt het compliment dat hun longen zo schoon zijn.

Het oordeel van de Commissie
Met de teksten “Roken is dodelijk” en “Roken veroorzaakt dodelijke longkanker” wordt tot uitdrukking gebracht dat roken in veel gevallen tot gevolg kan hebben dat men aan longkanker overlijdt, hetgeen wetenschappelijk is aangetoond en door klager niet is weersproken.
Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument deze zinsneden ook aldus opvatten en deze teksten, anders dan klager, niet opvatten als een stellige mededeling, inhoudende dat iedereen die rookt aan longkanker overlijdt.
Klager noemt, ter onderbouwing van zijn stelling, enkele voorbeelden, zoals een vrouw die, hoewel zij heeft gerookt, niet aan longkanker is overleden en mensen die roken maar desondanks, naar uit een röntgenfoto blijkt, schone longen hebben. Deze voorbeelden staan, naar het oordeel van de Commissie, niet op gespannen voet met de strekking van de mededelingen dat -kort gezegd- roken longkanker kan veroorzaken.

Voorts overweegt de Commissie dat, zoals ook de voorzitter in zijn beslissing van 27 juni 2013 overwoog, ingevolge artikel 1 van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten waarschuwende teksten op verpakkingen van tabaksproducten dienen te worden aangebracht. In dit ministeriële besluit is de richtlijn 89/622/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 november 1989, betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijk en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lidstaten inzake de etikettering van tabaksproducten (Pb EG L 359), geïmplementeerd. Tevens dient ingevolge artikel 4.1 van de Reclamecode voor Tabaksproducten (RVT) in reclame voor tabaksproducten de tekst “Roken is dodelijk” te zijn opgenomen.
Nu aan vermelding van de gewraakte teksten een wettelijk voorschrift ten grondslag ligt en de tekst “Roken is dodelijk” tevens op grond van artikel 4.1 RVT in reclame voor tabaksproducten dient te zijn vermeld, acht de Commissie klagers bezwaar ongegrond.

De beslissing

Op grond van het vorenstaande bevestigt de Commissie de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.

RB 1907

Beantwoording kamervragen over steun tegen tabaksontmoediging door de tabaksindustrie

Antwoord kamervragen over "De macht van de tabakslobby, hoe de industrie de winkelier voor haar karretje spant?", Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 3128.

Vraag 1. Wat is uw reactie op het artikel "De macht van de tabakslobby, hoe de industrie de winkelier voor haar karretje spant"?
Vraag 2. Wat is uw (morele) oordeel over het intransparant steunen van campagnes en stichtingen tegen tabaksontmoediging door de tabaksindustrie?
Vraag 3.
Hoe oordeelt u over de oprichting van het Fonds Samenwerking Industrie & Tabaksspeciaalzaken (FSIT), waarvan de NSO (Nederlandse Sigarenverkopers Organisatie) voorzitter is en andere bestuurders bestaan uit vertegenwoordigers van tabaksfabrikanten, dat onder andere als doel heeft de tabaksdetailhandel te promoten?

 

Vraag 4. Welke andere tabaksorganisaties of «geldwervers» vergelijkbaar met FSIT zijn opgericht sinds 2010, en wat is uw mening daarover?
Vraag 5.
Wat gaat u doen om te zorgen dat er geen organisaties worden opgericht met als doel op een intransparante wijze geld op te halen om daarmee de tabaksontmoediging tegen te werken? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 1, 2, 3, 4 en 5

Het staat de NSO en aan de NSO gelieerde organisaties vrij de belangen van de tabaksdetailhandel in Nederland te behartigen.

Op de website van de NSO, www.tabaksdetailhandel.nl, staat dat het Fonds Samenwerking Industrie & Tabaksspeciaalzaken (FSIT) financiële ondersteuning biedt op bijvoorbeeld het gebied van winkelveiligheid en de handhaving van de leeftijdsgrens.

 

Ik sluit niet uit dat er nog andere, met het FSIT vergelijkbare, organisaties bestaan. Zo wordt op de website van de NSO nog een aantal andere aan de NSO verbonden of gelieerde organisaties genoemd: de Stichting Promotie Tabaksdetailhandel (SPT), het Fonds Tabak Speciaalzaken (FTS), de Stichting TabakPlus en het Bureau Tabaksdetailhandel. Het is niet aan het kabinet om te voorkomen dat dergelijke organisaties, die de belangen van een sector willen vertegenwoordigen, worden opgericht. Wel geldt voor deze organisaties dat zij zich moeten houden aan relevante wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld het verbod op reclame voor tabaksproducten.

RB 1906

Een heel hardnekkig misverstand en een ander voorstel om B2B-acquisitiefraude te bestrijden

P.G.F.A. Geerts, Een heel hardnekkig misverstand en een ander voorstel om B2B-acquisitiefraude te bestrijden, IE-Forum.nl nr. IEF 13013.
Een redactionele bijdrage van Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen.
Een tijdje geleden heb ik mij voorgenomen om mij niet meer (zo) druk te maken over kwesties rondom het toepassingsgebied van art. 6:193a-j BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW. Na het lezen van de MvT wetsontwerp 33 712 (Het tegengaan van acquisitiefraude jegens bedrijven) kan ik mij echter niet meer inhouden. Wat lezen wij namelijk op p. 8:

“Daarbij kan de vraag worden gesteld of het wenselijk is om een afdeling (de OHP afdeling, P.G.) die zich specifiek richt op bescherming van consumenten, ook (deels) toe te passen op ondernemers. De wetgever heeft bij de invoering van de afdeling OHP het toepassingsgebied van de afdeling misleidende en vergelijkende reclame beperkt tot B2B-relaties”.

Opnieuw wordt in een (toelichting bij een) wetsvoorstel gesuggereerd dat na invoering van de OHP-regels, art. 6:194a BW alleen ziet op vergelijkende reclame die zich op handelaren richt (B2B-vergelijkende reclame). En bij deze passage blijft het niet, want op p. 9 lezen wij nog het volgende:

“Daarom stellen de initiatiefnemers voor de afdeling inzake misleidende en vergelijkende reclame aan te passen. De bepalingen uit de afdeling OHP - in het bijzonder artikel 6:193d van het BW - dienen als inspiratie bij de voorgestelde wijziging van artikel 6:194 lid 2 van het BW. Deze oplossing heeft als voordeel dat niet getornd hoeft te worden aan de focus van de afdeling misleidende en vergelijkende reclame, namelijk B2B-relaties”.

Samen met Vollebregt heb ik geprobeerd uit te leggen dat art. 6:194a BW nog steeds van toepassing is op B2C-vergelijkende reclame. Ik ga onze argumenten voor dit standpunt hier niet opnieuw herhalen. Ik volsta met een verwijzing. Nieuwe argumenten heb ik niet.

(dit artikel is sterk ingekort, lees het gehele artikel hier)

Daarbij komt dat wij evenmin in de wet een uitdrukkelijke bepaling hoeven op te nemen die bepaalt dat bij de beoordeling of sprake is van een misleidende omissie art. 6:193d lid 4 BW en art. 6:193e sub a-d BW van overeenkomstige toepassing zijn (zie het voorgestelde art. 6:194 lid 3 BW). Dat zijn zulke voor de hand liggende normen (open deuren zo men wil) die wat mij betreft al in art. 6:194 BW ingebakken zitten. De rechter kan zonder uitdrukkelijke vastlegging in art. 6:194 BW die geldende normen gewoon toepassen.

15. En als wij dan toch bezig zijn met wijzigingen aan te brengen in de afdeling misleidende en vergelijkende reclame dan zou ik ook nog in overweging willen geven om:
- in art. 6:194 BW uitdrukkelijk te bepalen dat ook vereist is dat de misleidende reclame/mededinging het economische gedrag van de ondernemer tot wie de reclame/mededeling zich richt kan beïnvloeden of aan een concurrent schade toebrengt of kan toebrengen. Het gaat er in wezen om de eisen die in art. 2 sub b Richtlijn MVR worden genoemd, duidelijker in art. 6:194 BW tot uitdrukking te laten komen;
- de woorden “op de markt” in art. 6:194a lid 2 sub d BW vervangen door de woorden “onder handelaren”, en
- art. 6:195 BW (meer) in overeenstemming te brengen met de tekst van art. 6:193j BW.

Paul Geerts