RB

Bescherming van privacy  

RB 2080

Durex ballonbeestensex onmiskenbaar humoristisch bedoeld

RCC 5 maart 2014, dossiernummer 2014/00159 (Durex ballonbeestensex)
Voorzittersafwijzing. Het betreft een commercial voor Durex condooms waarin animatiefiguren in de vorm van ballonbeesten seks met elkaar lijken te hebben, waarbij geluiden zijn te horen die lijken op tegen elkaar schurende ballons. Volgens klager is de commercial op 6 november 2013 uitgezonden op RTL5 en is deze ook te zien op YouTube. Klager stelt, kort samengevat, dat het acceptabel is dat adverteerder reclame voor condooms maakt. De samenhang met piepende beestjes kan echter niet door de beugel. Dieren hebben niks met Durex te maken en dit kan consumenten op verkeerde ideeën brengen.

Het oordeel van de voorzitter
Adverteerder betwist dat de onderhavige commercial in november 2013 op RTL5 zou zijn uitgezonden. Uit navraag door het secretariaat van de Reclame Code Commissie bij RTL5 blijkt dat de commercial inderdaad destijds niet door deze omroep is uitgezonden. Op grond hiervan gaat de voorzitter ervan uit dat de commercial waartegen de klacht zich richt uitsluitend op YouTube is te zien.

Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak of het fatsoen, zoals kennelijk met de klacht is bedoeld, stelt de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. Met inachtneming van deze terughoudendheid acht de voorzitter de onderhavige, onmiskenbaar humoristisch bedoelde commercial, niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Het feit dat adverteerder voor de aanprijzing van zijn product beeldtaal gebruikt in de vorm van ballonbeesten, leidt niet tot een ander oordeel. Of adverteerder verantwoordelijk is voor de verspreiding van de commercial via YouTube, doet bij deze uitkomst niet meer ter zake en kan daarom in het midden blijven.

De beslissing van de voorzitter

Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.
RB 2057

Vragen aan HvJ EU over directmailproduct

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 8 januari 2014, zaak C-23/14 (Post Danmark) - dossier
Machtspositie. Directmail. Verzoekster is in 2007 en 2008 eigendom van de Deense staat en enkele particuliere beleggers. Zij heeft in die tijd een monopolie in de postsector. In 2003 voert zij een ‘directmailproduct’ in waarvoor klanten korting kunnen krijgen op grote partijen post die een uniforme maat hebben en deel uitmaken van een marketingcampagne. De korting schommelde tussen 6 – 16% per jaar.

Bring Citymail is een concurrerende onderneming die zich in de nationale procedure heeft gevoegd aan de zijde van verweerder Konkurrencerad (de Deense ‘mededingingsraad’). Zij is in 2006 opgericht, eigendom van de Noorse staat, en in de hier relevante periode enige concurrent van Post Danmark. Bij besluit van 24 juni 2009 stelt verweerder vast dat Post Danmark in strijd met nationale regelgeving en artikel 82 EG misbruik maakt van een machtspositie op de markt voor de distributie van massamailings door toepassing van getrouwheidversterkende en marktafschermende kortingen voor direct mail zonder in staat te zijn effectiviteitswinsten voor de consumenten aan te tonen die de mededingingsverstorende gevolgen van de korting voor direct mail zouden kunnen compenseren. Verweerder eist dat verzoekster de korting voor direct mail intrekt. Verzoekster doet dat inderdaad maar start meteen een procedure bij de beroepscommissie voor mededingingszaken omdat zij van mening is dat verweerder geen juist beeld van de afschermende werking van de korting geeft en niet alle relevante omstandigheden heeft meegewogen. De beroepscommissie bevestigt echter de eerdere uitspraak, en verzoekster gaat tegen dat besluit in beroep.

Volgens de verwijzende Deense rechter dient met alle omstandigheden rekening te worden gehouden en in het algemeen te worden onderzocht of het litigieuze kortingsysteem een afschermende werking kan hebben die in strijd is met artikel 82 EG. Hij legt het HvJ EU de volgende vragen voor:

1) Op basis van welke richtsnoeren moet worden beslist of de toepassing door een onderneming met een machtspositie van een kortingsysteem met een gestandaardiseerde volumedrempel met de [...] in de verwijzingsbeslissing genoemde kenmerken een misbruik van machtspositie in strijd met artikel 82 EG vormt?
Het Hof wordt verzocht om in zijn antwoord te verduidelijken welke relevantie het heeft voor de beoordeling of de drempel van het kortingsysteem aldus wordt vastgesteld dat het kortingsysteem van toepassing is op de meerderheid van de klanten op de markt. Voorts wordt het Hof verzocht in zijn antwoord te verduidelijken welke eventuele relevantie de prijzen en kosten van de onderneming met een machtspositie hebben voor de beoordeling krachtens artikel 82 EG van een dergelijk kortingsysteem (relevantie van de test van „even efficiënte concurrent”).
Tegelijk wordt het Hof verzocht te verduidelijken welke relevantie de kenmerken van de markt in deze context hebben, met name of de kenmerken van de markt kunnen rechtvaardigen dat uit ander onderzoek en andere analyses dan de test van „even efficiënte concurrent” een afschermende werking op de markt blijkt (zie punt 24 van de mededeling van de Commissie inzake artikel 82).
2) Hoe waarschijnlijk en ernstig moet de mededingingsverstorende werking van een kortingsysteem met de in [...] de verwijzingsbeslissing bedoelde kenmerken zijn voor toepassing van artikel 82 EG?
3) Gelet op het antwoord op de eerste en de tweede vraag, met welke specifieke omstandigheden moet de nationale rechter rekening houden bij de beoordeling of het kortingsysteem in de in de verwijzingsbeslissing beschreven omstandigheden (kenmerken van de markt en het kortingsysteem) zo een afschermende werking op de markt in het specifieke geval heeft of kan hebben dat het misbruik in de zin van artikel 82 EG vormt?
Is in deze context vereist dat de afschermende werking op de markt aanmerkelijk is?
RB 1941

Er moet wel eerst betaald worden voor 'Free Trial' van AFA source.caps

RCC 20 september 2013, dossiernr. 2013/00581 (AFA source.caps)
Aanbeveling, misleidende prijsvermelding, zwarte lijst. Het betreft een aan klager toegestuurde brochure waarin “AFA source.caps” worden aangeprezen.

De klacht - Afgezien van het feit dat klager de retourenveloppe niet toegestuurd heeft gekregen, is de “free trial” niet gratis, zoals in de uiting wordt gesteld. Toen klager bij adverteerder telefonisch nadere informatie inwon, werd hem aanvankelijk meegedeeld dat het aanbod niet gratis is. In een tweede telefoongesprek wees klager adverteerder op de gewraakte tekst, waarna adverteerder de verbinding verbrak. Klager vermoedt dat wanneer men het product eenmaal heeft besteld men geen geld terugkrijgt als men zich er over beklaagt dat het product niet de geclaimde werking heeft. 

Het oordeel van de Commissie
De klacht richt zich tegen een reclame-uiting die in Engeland openbaar is gemaakt  maar waarvan de adverteerder in Nederland is gevestigd. Aldus is sprake van een grensoverschrijdende reclame-uiting, waarover de Commissie bevoegd is te oordelen.In de uiting worden “AFASource.Caps” aangeboden met de mededeling “Enjoy your free 30-days trial today!”.
Adverteerder liet evenwel weten, dat men het product eerst moet kopen, maar dat het aankoopbedrag wordt geretourneerd als men niet tevreden is over is het product.
Dit strookt niet met de mededeling “Enjoy your free 30-days trial today!” ofwel “gratis op proef”.
Nu men het product eerst moet kopen, is de Commissie van oordeel dat de gewraakte reclame-uiting in strijd is met het bepaalde onder punt 19 van de bij artikel 8.5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) behorende bijlage. Om die reden is de reclame-uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7

NRC (nieuw) art. 8.5

Bijlage 1. onder 19.

RB 1937

Verzoek om mee te werken aan evaluatie is geen reden voor alert

CVB RCC 10 september 2013, dossiernr. 2013/00410 (ziggo evaluatie)
Aanbeveling, bevestiging, bijzondere reclamecode.
De klacht - Klager maakt bezwaar tegen de ontvangst op 16 mei 2013 van de door Ziggo ongevraagd aan klager toegezonden e-mail, waarin hem wordt verzocht om mee te werken aan een  “Evaluatie van uw ervaring met Ziggo”. Klager beschouwt dit ‘vragen van diensten’ als reclame via e-mail in de zin van artikel 1.2 onder a van de Code Reclame via e-mail 2012. Klager heeft reeds vele malen aan Ziggo meegedeeld geen reclame per post, e-mail of telefoon te willen ontvangen, maar Ziggo lijkt haar processen steeds niet op orde te hebben. Klager verzoekt daarom over te gaan tot “het plaatsen van een persbericht”.

Het College van Beroep
De grieven
Het College vat deze als volgt samen.
Appellant is in 2010 al eens door Ziggo benaderd vanuit het e-mailadres dat ook is gebruikt voor het verzenden van de e-mail ten aanzien waarvan de Commissie op 25 juli 2013 heeft geoordeeld dat Ziggo in strijd met de Code reclame via e-mail 2012 (Code e-mail 2012) heeft gehandeld. Er is in 2010 met Ziggo de duide­lijke afspraak ge­maakt dat zij aan appellant geen e-mail meer zou toezenden. Deze afspraak is door Ziggo aan appellant bevestigd. De afspraak volgde op een groot aantal aanbevelingen die je­gens Ziggo en haar rechtsvoorgangers zijn ge­daan we­gens het verzen­den van reclame aan appellant. Appellant noemt in dit ver­band di­verse dos­siers, waaronder de dossiers met de nummers 05.0538 en 07.0047 waar­in de Commissie heeft besloten tot een zogenaamd Alert. Appel­lant stelt dat inmid­dels voldoen­de aanleiding bestaat voor een nieuw Alert, aangezien anders de af­spraak met Ziggo niets waard blijkt te zijn.

Het oordeel van het College
1. In beroep staat als onbestreden vast dat adverteerder heeft gehandeld in strijd met artikel 1.3 sub a Code e-mail 2012. Het geschil in beroep blijft beperkt tot de stelling van appellant dat de Commissie, zoals hij ook had verzocht, de onderhavige beslis­sing onder de aandacht van een breed publiek had dienen te laten brengen (Alert).

2. Aangaande de omstandigheden waaronder tot een Alert kan worden besloten, ver­wijst het College naar artikel 18 lid 4 van het Reglement van de Reclame Code Com­missie en het College van Beroep. In deze bepaling staat dat “wanneer de omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen” de Commissie het Secre­ta­riaat van de Stichting Reclame Code opdracht kan geven de beslissing als een Alert te verspreiden. Deze bepaling is ingevolge artikel 27 van bedoeld Reglement van overeenkomstige toepassing in beroep. Het betreft een discretionaire bevoegdheid die in het Reglement niet nader is ingevuld. Het College overweegt overigens dat het een vaste lijn in de uitspraken van de Commissie en het College is dat, indien een adverteerder geen of onvoldoende gevolg geeft aan een eerdere aanbeveling, een Alert doorgaans gerechtvaardigd is. Ook andere feiten en omstandigheden kunnen een Alert rechtvaardigen.

3. Appellant heeft, zowel bij de Commissie als in beroep, aangevoerd dat hij reeds vele malen aan Ziggo heeft meegedeeld dat hij geen reclame per post, e-mail of tele­foon wil ontvangen, maar dat hij desondanks nog steeds reclame van haar ont­­vangt. Appellant verwijst daarbij naar eerdere beslissingen waarbij (de rechts­voor­­ganger van) Ziggo naar aanleiding van door hem ingediende klachten is aan­be­­volen om hem geen reclame meer toe te zenden. Appellant noemt in dit verband de beslissingen in de dos­siers 05.0143, 05.0350, 05.0538, 07.0047, 2008/0592, 2009/00127, 2009/00210, 2011/00123 en 2012/00600. Hiervan hebben de beslis­singen in dossiers 05.0350, 05.0538 (Alert), 07.0047 (Alert) en 2009/00127 spe­ci­fiek betrekking op reclame via e-mail.

4. Het College overweegt dat de beslissingen in dossiers 05.0350, 05.0538, 07.0047 en 2009/00127 be­trekking hebben op nieuws­brie­ven. De onderhavige klacht betreft echter de verzen­ding van een e-mail waarin Ziggo, blijk­baar naar aanleiding van een telefonisch con­tact dat appel­lant met haar heeft gezocht in verband met een kwestie die ver­band houdt met het abon­nement, hem verzoekt mee te wer­ken aan “Evaluatie van uw erva­ring met Ziggo”. Het Col­lege stelt vast dat de inhoud van de e-mail specifiek op die eva­luatie is afgestemd en verder geen af­zon­derlijke aanprij­zing van goe­deren of diensten inhoudt. De be­­streden be­slis­sing betreft derhal­ve een zodanig an­dere uiting dan die waarop de bovenge­noemde beslissingen be­trek­king hadden, dat de daarin gegeven aanbevelingen niet op de onderhavige uiting van overeen­komsti­ge toepassing kunnen worden geacht. Dat Ziggo niet heeft on­derkend dat zij, zoals de Commissie heeft geoordeeld, het onderhavige formulier niet aan appellant mocht toezen­den, kan om die reden niet een zwaar­we­gende maatregel als een Alert rechtvaardigen.

5. Het College oor­deelt op grond van het voorgaande en in navolging van de Commis­sie, dat onvoldoende aanleiding bestaat voor een Alert. Overigens begrijpt het Col­lege dat Ziggo inmiddels maatregelen heeft ge­nomen om te voorkomen dat appel­lant het desbetreffende evaluatieformulier nog krijgt toege­zon­den. Indien deze maatregelen onvoldoende blijken, kan appellant dat in een nieuwe klacht aan de orde stellen. Dat appellant, naar hij stelt, ook andere e-mails van Ziggo krijgt toegezon­den (appel­lant noemt in dit verband e-mails over “WifiSpots”), leidt niet tot een ander oordeel. Immers, de Commissie heeft ten aan­zien van (het ver­zenden van) die e-mails nog niet geoor­deeld over de vraag of Ziggo hierdoor heeft gehan­deld in strijd met de Code e-mail 2013. Derhalve wordt beslist als volgt.

 De beslissing van het College van Beroep [10 september 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie.

 

RB 1897

Aanbeveling voor het niet reageren op verzoek postfilter

Vz. RCC 12 augustus 2013, dossiernr. 2013/00347 (KPN postfilter)
Postfilter. Klacht (afgewezen) vloeit voort uit verkeerde ontdubbelling met diverse wijzen van noteren tussenvoegsels. Aanbeveling voor het onderdeel dat KPN niet heeft gereageerd. De klacht. Klager heeft op 9 maart 2013 van adverteerder geadresseerd reclamedrukwerk ontvangen, hoewel hij adverteerder bij brief van 21 december 2011 heeft verzocht zijn persoonsgegevens niet meer te verwerken. Dit reclamedrukwerk is gericht aan “N.v.d.. Ploeg”.

Klager heeft zich bij brief van 21 maart 2013 rechtstreeks tot adverteerder gewend met het verzoek te onderzoeken hoe het is kunnen gebeuren dat aan klager toch weer reclame is toegestuurd. Op dit verzoek heeft adverteerder niet gereageerd.
Klager staat ingeschreven in Postfilter. Op verzoek van klager heeft Stichting Postfilter aan de Reclame Code Commissie (hierna: de Commissie) een uitdraai toegestuurd van klagers inschrijving bij Postfilter.  Adverteerder het bepaalde in de 6 lid 2 van de Code voor het gebruik van Postfilter overtreden, maar niet de artikelen 5 lid 2 en 7.

Het oordeel van de voorzitter
Met betrekking tot de verschillende bezwaren heeft de voorzitter het volgende overwogen.

1. Artikel 5.2 van de Code voor het gebruik van Postfilter.
De gewraakte reclame-uiting is geadresseerd aan “N.v.d. Ploeg”. Kennelijk staat klager aldus in adverteerders adresbestand ingeschreven.
Blijkens de informatie die de Commissie van Postfilter toegestuurd heeft gekregen, stond klager in het Post Register per 21 februari 2010 ingeschreven als “N” “Van der Ploeg”, derhalve zonder tussenvoegsel. Klager staat pas sinds 22 maart 2013 in het Post Register ingeschreven als “N” “v/d” “Ploeg”, zodat deze inschrijving bij de beoordeling van deze klacht buiten beschouwing kan blijven.
Nu bij het ontdubbelen van de verzendlijst de gegevens in het Post Register niet correspondeerden met de door adverteerder voor het verzenden van de onderhavige reclame-uiting gebruikte adressering, heeft dit ertoe kunnen leiden dat, toen adverteerder conform het bepaalde in artikel 5 lid 2 van deze Code het Post Register raadpleegde, klager daarbij niet werd geselecteerd als iemand die het desbetreffende reclamedrukwerk niet wenst te ontvangen. Op grond van het vorenstaande kan niet worden geoordeeld dat adverteerder het bepaalde in artikel 5 lid 2 van deze Code niet in acht heeft genomen.

2. Artikel 6.2 van de Code voor het gebruik van Postfilter.
Klager heeft onweersproken gesteld dat adverteerder niet heeft gereageerd op zijn brief van 21 maart 2013. Gelet hierop heeft adverteerder niet gehandeld conform artikel 6.2 van deze Code.

3. Artikel 7 van de Code voor het gebruik van Postfilter.
Het feit dat adverteerder (nog) niet heeft gereageerd op klagers verzoek hem geen Direct Mail meer te sturen, betekent niet dat klager niet in de gelegenheid is gesteld gebruik te maken van het recht van verzet.
Deze bepaling laat onverlet dat, conform het bepaalde in artikel 14 van de Code Brievenbusreclame, Huissampling en Direct Respons Advertising, indien een ontvanger schriftelijk heeft meegedeeld geen geadresseerde reclame te willen ontvangen, de opdrachtgever er voor dient te zorgen dat deze wens in ieder geval binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van dit verzoek dient te worden ingewilligd.
Nu klager na zijn brief van 21 december 2011, waarin hij adverteerder meedeelt klagers persoonsgegevens niet weer te gebruiken, is verhuisd, kan niet worden geoordeeld dat adverteerder in strijd met eerdergenoemde bepalingen reclame heeft gemaakt.

De beslissing van de voorzitter
Gelet op het hierboven onder 2 overwogene is de voorzitter van oordeel dat adverteerder het bepaalde in artikel 6.2 van de Code voor het gebruik van Postfilter, niet in acht heeft genomen.
Voor het overige wijst de voorzitter de klacht af.
RB 1838

Na afmelden alsnog nieuwsbrief

Vz RCC 24 juni 2013, dossiernr. 2013/00290 (Ongewenste nieuwsbrief)
e-nieuwsbriefVerzoek. Strijd met art. 5.1 van de Code Reclame. Aanbeveling. Het betreft een via e-mail toegezonden ongewenste nieuwsbrief.

De klacht - Klager maakt bezwaar tegen het feit dat hij van adverteerder nog steeds reclame-uitingen via e-mail krijgt toegestuurd, hoewel hij zich al diverse malen heeft afgemeld.
Het verweer - Klager is lange tijd al niet meer voor adverteerders nieuwsbrief ingeschreven, waarmee het probleem lijkt te zijn opgelost.

Het oordeel van de voorzitter
Adverteerder heeft niet weersproken dat aan klager, ook nadat hij zich voor het ontvangen van reclame via e-mail had afgemeld, nog reclame-uitingen via e-mail zijn toegestuurd. Gelet hierop heeft adverteerder er, in strijd met het bepaalde in artikel 5.1 van de Code Reclame via e-mail 2012, geen zorg voor gedragen dat klagers verzoek om hem geen reclame-uitingen via e-mail toe te zenden, werd ingewilligd. 

De beslissing
Op grond van het hierboven overwogene heeft adverteerder het bepaalde in artikel 5.1 van de Code Reclame via e-mail 2012 niet in acht genomen en beveelt de voorzitter adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1797

“Rentevrije 50/50 deal” onvoldoende duidelijk

RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00361 (50/50 deal)
Misleidend. Prijsvermelding. Onvoldoende duidelijk. Het betreft een banner op klagers Yahoo webmail waarin onder de aanhef “De nieuwe  Skoda Citigo” deze Skoda wordt aangeprezen “vanaf € 3.995,-“, met de mededeling “Rentevrije 50/50 deal”. De klacht - Als men doorklikt naar de Skoda-website blijkt deze auto voor een bedrag “vanaf € 7.990,-“ verkrijgbaar te zijn. Misschien heeft het ermee te maken dat in de uiting gesproken wordt van een “50/50 deal”. Nu de auto niet voor een bedrag vanaf € 3.995,- verkrijgbaar is, acht klager de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Uit de reclame-uiting blijkt niet dan wel onvoldoende duidelijk wat de prijs van de Skoda Citigo is. De vermelding “Vanaf 3.995,-“ zal immers door de consument zo worden uitgelegd dat de totaalprijs van de auto minimaal € 3.995,- bedraagt. Dit blijkt niet het geval te zijn. Het bedrag “vanaf € 3.995,-“ is maar de helft van de prijs. Dat wordt niet duidelijk gemaakt door de enkele woorden “Rentevrije 50/50 deal”. Niet is vermeld of de genoemde prijs “vanaf € 3.995-” het bedrag is waarop de 50/50 deal nog kan worden toegepast of dat dit reeds 50% is van het bedrag waarvoor de Skoda verkrijgbaar is.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1776

Verwijzen naar voorwaarden onvoldoende

RCC 13 mei 2013, dossiernr. 2013/00299 (Proefabonnementen)
MagazinesAbonnement. Aanbeveling. Het betreft de reclamefolder op de voorpagina waarvan staat: “”Fiscaal Rendement. Alles bij elkaar opgeteld het meest complete vaknieuws”. De klacht: Aangeboden worden “3 top-bladen, 3 maanden lang voor slechts € 15,-!”, maar na afloop van die 3 maanden worden ongevraagd 3 facturen gestuurd van € 100,- per stuk. Nergens staat dat men het abonnement had moeten opzeggen één maand voordat het proefabonnement zou aflopen.

Het oordeel van de voorzitter. Adverteerder laat onduidelijkheid bestaan over de situatie aan het eind van het proefabonnement. Op de achterzijde van de folder wordt, voor de algemene voorwaarden, verwezen naar adverteerders website, doch daarmee had adverteerder niet mogen volstaan, nu het abonnement automatisch nog 5 maanden blijkt door te lopen, indien men het proefabonnement niet 2 maanden vóór het einde van de abonnementsperiode, derhalve reeds binnen één maand, opzegt. Voor een dergelijk belangrijke voorwaarde kan adverteerder ook niet met succes een beroep doen op de verwijzing in de aan klager gestuurde brieven naar adverteerders website. Dit geldt temeer daar in de folder de niet onaanzienlijke abonnementsprijs van € 100,- per blad per maand ontbreekt.

 

De beslissing van de voorzitter

Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1747

Verborgen houden van essentiële informatie

RCC 1 mei 2013, dossiernr. 2013/00224A (EyeWish)
Misleidende reclame. Audiovisuele mediadiensten. Betreft een televisiecommercial en een op straat geplaats reclamebord van Het Huis en Eyewish waarin onder meer wordt gezegd 'het 2e glas cadeau'. Rechtsonderin beeld staat in kleine letters 'Vraag naar de voorwaarden'. De klacht behelst dat er een maximum van € 200 verbonden is aan de actie.

Volgens de Commissie is er sprake van het verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit te nemen. Zij acht de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.