RB

Bescherming van privacy  

RB 1493

Afmelden voor ongewenste reclame per postbusnummer

RCC 21 augustus 2012, dossiernr. 2012/00592 (NCRV Down Town Abbey)

Ongewenste reclame, opt-in/ opt-out beleid, vermelden van persoonsgegevens op internet voor marketing doeleinde, recht op verweer.  Artikelen 1.1, 1.2 a, 4 en 5 Code Reclame via de e-mail 2012.

Het betreft een uiting op de website van de NCRV, waarop persoonlijke gegevens dienen te worden ingevuld door een prijsvraagdeelnemer onder vermelding van "De NCRV legt gegevens vast ter uitvoering van bovenstaande verzoek en om bestaande gegevens te verrijken en actualiseren. Ook kunnen we deze gegevens gebruiken om u te informeren over ons en onze producten. Als u op deze informatie geen prijs stelt, dan kunt u zich schriftelijk melden bij de NCRV, afd. relatiemarketing, Postbus 25000, 1202 HB Hilversum"

In het kader van de bewuste prijsvraag worden klagers gegevens gebruikt voor marketing, tenzij klager een brief stuurt naar een “niet-antwoordnummer adres”. Aldus  wordt in de uiting een hoge drempel opgeworpen om van ongewenste reclame af te komen. Volgens klager mag dit niet meer sinds de nieuwe Code e-mail. Zijns inziens had op de webpagina de mogelijkheid moeten worden geboden om aan te vinken of men wel of niet wil dat zijn gegevens worden gebruikt voor marketingdoeleinden.

Commissie wijst de klacht af: omdat het geen reclame via email betreft. Het opgeven van een postbusnummer in plaats van een (gratis aan te verzenden) antwoordnummer, is geen overtreding van de NRC.

De Commissie:
deelt de opvatting van adverteerder dat de bestreden uiting geen reclame via e-mail betreft en dat de Code reclame via e-mail 2012 (hierna: Code e-mail) op grond van het toepassingsgebied daarvan, niet van toepassing is; artikel 1.1 Code e-mail luidt: “Deze Code is van toepassing op het toezenden van ongevraagde reclame via e-mail”.

Overigens staat het adverteerder op zichzelf vrij om aan deelname aan de onderhavige prijsvraag de voorwaarde te verbinden dat adverteerder de deelnemer vervolgens per e-mail kan benaderen. Dat een postbusnummer en geen antwoordnummer is vermeld, om adverteerder te berichten in geval men geen prijs stelt op informatie “over ons en onze producten”, betekent niet dat de Nederlandse Reclame Code is overtreden.  

RB 1464

Reclame omtrent niet nicotinehoudende e-sigaret mag

Vzr. RCC 10 juli 2012, dossiernr. 2012/00554 (Tommy Teleshopping)

Tabak. Strijd met de wet. Het betreft een commercial op Tommy Teleshopping, waarin de niet nicotinehoudende e-sigaret wordt aangeprezen als een alternatief voor gewone sigaretten.

Klager stelt dat voor de e-sigaret geen reclame mag worden gemaakt omdat, in afwachting van de nieuwe regels uit Brussel, de minister heeft vastgesteld dat ert niet mee geadverteerd mag worden.

De voorzitter wijst de klacht af. Er is geen regelgeving die reclame voor niet nicotinehoudende e-sigaretten verbiedt. Het staat de adverteerder vrij reclame te maken voor dit product.

Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal afwijzen. Hij overweegt daartoe het volgende. Adverteerder stelt dat de reclame-uiting betrekking heeft op een niet nicotinehoudende e-sigaret, hetgeen de voorzitter juist acht. Anders dan klager stelt, is er geen regelgeving die reclame voor niet nicotinehoudende e-sigaretten verbiedt. Derhalve staat het adverteerder vrij reclame te maken voor dit product. Wel dient adverteerder zich krachtens artikel 8.3 lid b van de Reclamecode te houden aan gedragscodes waaraan hij zichzelf gebonden verklaart. Uit verweer van adverteerder blijkt dat de “Gedragscode reclame-uitingen niet nicotine houdende elektronische sigaret” van 19 november 2008 van toepassing is. Nu niet is gesteld of gebleken dat de reclame in strijd is met deze gedragscode, acht de voorzitter de klacht ongegrond.

RB 1455

Marktonderzoeksbureau naar pre-roll advertising voldaan aan zorgplicht

Rechtbank Amsterdam 16 mei 2012, LJN BX0775 (Intomart GfK B.V. tegen Zoom.In B.V.)

Als randvermelding. Vonnis met betrekking tot online marktonderzoek naar pre-rolladvertising. GfK is een marktonderzoekbureau. Zoom.In (ZI) levert online (nieuws)videofilmpjes aan derden en exploiteert de advertentieruimte voor deze filmpjes, zogeheten pre-roll advertising. Ten behoeve van de groep mediabureaus Group M heeft ZI GfK Daphne benaderd voor een marktonderzoek, waarbij het bereik en effectiviteit van pre-roll advertising wordt vergeleken met het bereik en effectiviteit van adverteren op televisie. De facturen blijven deels onbetaald en GfK start een procedure tegen ZI. In reconventie stelt ZI dat GfK onrechtmatig heeft gehandeld als gevolg van niet deugdelijke/tijdige nakoming en stelt zij dat GfK haar zorgplicht heeft geschonden.

In conventie worden de vorderingen door de rechtbank toegewezen.In reconventie oordeelt de rechtbank dat GfK heeft voldaan aan zijn zorgplicht en verwerpt de argumenten van ZI op dit punt.

De rechtbank wijst de vorderingen van GfK toe en reconventionele vorderingen van ZI worden verworpen. ZI wordt veroordeelt in de proceskosten.

4.21. ZI stelt daarnaast dat GfK Daphne eerder had moeten controleren of ZI de tags in de Campina-campagne correct had geplaatst. Het is niet gesteld of gebleken dat partijen een dergelijke controle zijn overeengekomen, dat ZI daar in dit geval uitdrukkelijk om heeft gevraagd of dat daar in dit geval een duidelijke aanleiding voor was. Het valt dan ook niet zonder meer in te zien waarom op GfK Daphne de plicht zou rusten een dergelijke controle uit te voeren. Dat zij een gerenommeerd bureau is en dat de belangen voor ZI groot waren, is daarvoor onvoldoende. Van ZI had juist – in het licht van deze belangen – verwacht mogen worden dat zij een dergelijke controleplicht desgewenst uitdrukkelijk zou zijn overeengekomen of zo nodig tussentijds zou hebben afgesproken. Bovendien heeft GfK gemotiveerd gesteld dat zij een controle van de plaatsing van de tags alleen steekproefsgewijs had kunnen uitvoeren en dat dit zeer tijdrovend zou zijn geweest. Michel Plugge, sales en marketing directeur bij ZI, heeft dit laatste ter zitting uitdrukkelijk bevestigd.

4.22. ZI stelt ten slotte dat van GfK Daphne verwacht mag worden dat zij haar waarschuwt als er onjuistheden in de opdracht voorkomen. Hoewel dit standpunt in algemene zin juist is, zal de rechtbank deze stelling passeren, omdat ZI onvoldoende heeft gemotiveerd over welke onjuistheden in de opdracht GfK Daphne haar had moeten waarschuwen. Voor zover zij hiermee bedoelt te verwijzen naar de problemen met het plaatsen van de tags, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover hiervoor heeft overwogen.

4.23. Gelet op het bovenstaande heeft GfK Daphne – zowel voor wat betreft de begeleiding bij het plaatsen van de tags als het moment van controle daarvan – de deskundigheid en zorgvuldigheid, die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mogen worden verwacht, in acht genomen en zal de rechtbank de andersluidende stellingen van ZI verwerpen.

4.33. ZI heeft onvoldoende gesteld en evenmin is gebleken dat de uitoefening door GfK Daphne van haar opschortingsrecht op enige andere grond onrechtmatig zou zijn of dat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit betekent dat de rechtbank de stellingen van ZI in dit verband zal verwerpen.

4.34. Dat ZI door de vertraging in de onderzoeken schade heeft geleden, waaronder schade als gevolg van het feit dat zij niet langer de eerste is die de resultaten van deze onderzoeken kan publiceren, is geenszins ondenkbaar, maar vergt gelet op het bovenstaande geen nadere beoordeling meer.

RB 1404

Huis-aan-huisblad als één geheel

RCC 17 april 2012, dossiernr. 2011/01271 (De Rijnpost en meer- Code VOR)

Klager heeft zijn brievenbus voorzien van een NEE/JA-sticker. Desondanks heeft hij samen met De Rijnpost op 2 november 2011 ook daarin het “City Jounaal Veenendaal”, op 23 november 2011 folders van Burger King en Game Mania, op 25 november 2011 “Autostad” en op 2 december 2011 “Kijk op wonen” ontvangen.

Moet huis-aan-huisblad De Rijnpost samen met de andere uitgaven per geval als één geheel moeten worden beschouwd? En zo ja, of dit geheel in elk van die gevallen kan worden aangemerkt als een huis-aan-huisblad?

De commissie oordeelt dat City Journaal Veenendaal, Autostad en Kijk op Wonen kunnen worden aangemerkt als huis-aan-huisblad (als bijlage bij De Rijnpost) en dus als één geheel moet worden beschouwd. De losse folders dienen te worden aangemerkt als op zichzelf staande ongeadresseerde reclamedrukwerken, en betreft dit laatste wordt een aanbeveling gedaan.

3) In de eerste plaats blijkt uit de uiterlijke opmaak van deze bijlagen reeds dat deze een geheel vormen met De Rijnpost. De pagina’s van de bijlagen hebben dezelfde grootte en zijn op hetzelfde papiersoort gedrukt als de pagina’s van de krant. De paginanummering loopt door in de bijlagen, ook in de gevallen dat pagina’s van de bijlagen niet (zichtbaar) genummerd zijn. Op grond van het voorgaande dient de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de uitgaven “City Journaal Veenendaal”, “Autostad” en “Kijk op wonen” bij De Rijnpost, te worden afgewezen.

4) Voor wat betreft de folders van Burger King en Game media is gebleken dat deze, ook volgens afzender, dienen te worden aangemerkt als op zichzelf staande ongeadresseerde reclamedrukwerken in de zin van de Code Verspreiding Ongeadres­seerd Reclame­druk­werk (Code VOR). Dit drukwerk had derhalve niet in een van een "NEE/JA-sticker" voor­ziene brievenbus mogen wor­den gedeponeerd. Afzender heeft door deze folders in de brievenbus van klager te deponeren artikel 3.1 Code VOR overtreden.

RB 1374

Acht bestuurlijke boetes

Rechtbank Rotterdam 19 april 2012, LJN BW3358 (Artiq Mobile en Blinck tegen de Consumentenautoriteit)

illustratie Tweakers

Rechtspraak.nl: De Consumentenautoriteit heeft aan een aanbieder van sms-diensten 8 bestuurlijke boetes opgelegd voor overtredingen van artikel 8.2, 8.5 en 8.8 van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) wegens het in internet- en tv-uitingen niet nakomen van informatieverplichtingen in een dienst van de informatiemaatschappij (artikel 3:15d van het BW ) en bij de overeenkomst op afstand (artikel 7:46c van het BW ) en wegens oneerlijke handelspraktijken (artikelen 6:193b tot en met 6:193g van het BW ).

Rechtbank vernietigt het besluit gedeeltelijk en stelt zelf de boetes vast op in totaal€ 690.000,-,

Op grond van artikel 5:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen de overtredingen leiden tot het opleggen van afzonderlijke boetes. Op grond van de indringende evenredigheidstoets van de hoogte van deze boetes die volgt uit artikel 3:4, tweede lid, van de Awb , wordt ten aanzien van drie overtredingen de boete gematigd.

Voor wat betreft de internetuitingen geen misleidende informatie ten aanzien van het product, te weten het werkelijke aanbod, de betaalde sms-dienst.

Niet nakomen van verplichtingen uit de SMS-Gedragscode en de daarvan deel uitmakende SMS-Reclamecode. Het niet nakomen van deze verplichtingen, hoe gering ook, is op zich al van invloed op de beslissingen die een consument neemt over een overeenkomst, of kan dat zijn. Het is niet voldoende dat wordt voldaan aan debedoeling van de gedragscode. Er rustte op eisers een concrete en kenbare verplichting.

Zowel de landingspagina’s van de internetuitingen als de tv-reclames zijn uitnodigingen tot aankoop. Niet expliciet vermeld dat een geschikt toestel nodig is om volledig gebruik te kunnen maken van de sms-dienst, essentiële informatie. De link naar een lijst geschikte toestellen in de algemene en specifieke voorwaardenis onvoldoende, want niet voldoende rechtstreeks en transparant.

Dat de overtreding aangaande het vermelden dat eerste game gratis is en toch daarvoor een bedrag afschrijven op het beltegoed) een gevolg is van een fout die naderhand is hersteld maakt de gedraging niet minder onzorgvuldig. Geen aanleiding om de boete te matigen.

Handelen in strijd met de vereisten van professionele toewijding. Invulling van dit begrip aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het geval, doch geen situatie waarin voor een handelaar niet duidelijk is wat van hem op grond van deze norm wordt verwacht: een normaal niveau van bijzondere vakkundigheid en zorgvuldigheid. In de SMS-Gedragcode hieraan concreet invulling gegeven.

De overtredingen zijn verwijtbaar. Naleving van de SMS-Gedragscode en de daarvan deel uitmakende SMS-Reclamecode vrijwaart eisers niet van de op hen rustende verplichtingen op grond van de Whc. Geen strijd met het gelijkheidsbeginsel. De door verweerder gestelde omstandigheden (onder meer: eisers hebben bewust de grenzen van al dan niet misleidende reclame-uitingen opgezocht en daardoor consumentenbelangen per definitie ondergeschikt heeft gemaakt aan haar eigen zakelijke belangen; daarnaast misleiding van de consument een steeds terugkerend probleem in de uitingen van Artiq Mobile, ondanks aanpassingen in concrete gevallen na klachten bij de Reclame Code Commissie) rechtvaardigen geen verhoging van de basisboete met 10%.

RB 1361

Internetconsultatie Wijziging regeling universele dienstverlening

Internetconsultatie Wijziging regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen

Deze regeling wijzigt de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen en strekt ter implementatie van de herziene Europese richtlijnen op het gebied van elektronische communicatie en ziet vooral op het recht op kostloze blokkade van Premium SMS– en MMS–diensten, controle van de abonnee over de hoogte van de telefoonrekening, de omzetgrenzen met betrekking tot een bijdrage aan de universele dienst en de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van locatiegegevens.

Einddatum: 4 mei 2012
Consultatieversie: hier

RB 1344

Reclamefiets

Rechtbank Zutphen 21 maart 2012, LJN BV9370 (eiser tegen college B&W Elburg)

deStentor

Reclame op fiets, gemeente Elburg, last onder dwangsom Eiser heeft zijn fiets met handelsreclame twee maal geparkeerd aan de openbare weg. Daarmee heeft hij artikel 5:7 van de Apv overtreden, welk artikel verbiedt om een voertuig aan de opbare weg te parkeren met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken. Het college van burgemeester en wethouders heeft vervolgens besloten dat eiser bij iedere volgende overtreding van artikel 5:7 van de Apv een dwangsom van € 152 is verschuldigd. Dat besluit wordt door de rechtbank vernietigd, omdat het onvoldoende duidelijkheid biedt.

 

2.3 Eiser heeft – voor zover hier van belang – het volgende betoogd. Hij gebruikt de fiets niet als reclameobject maar als vervoermiddel om klanten te bezoeken. De reclameborden zijn slechts ‘neveneffect’. De fiets is niet bewust ter hoogte van de rotonde gezet om reclame te maken, maar in het kader van een klantenbezoek in het huis tegenover de rotonde. Er is sprake geweest van het incidenteel parkeren van de fiets ter hoogte van de rotonde gedurende een relatief korte periode. Door verweerder is niet geconstateerd dat de fiets er langdurig heeft gestaan. Al deze feiten zijn door verweerder onvoldoende meegenomen en afgewogen. Artikel 5:7 van de Apv is niet overtreden. Het opleggen van een preventieve last onder dwangsom gaat ook te ver, omdat dan sprake moet zijn van een overtreding die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden en voldaan moet zijn aan de voorwaarde dat de overtreding kan worden omschreven met een mate van duidelijkheid die uit oogpunt van rechtszekerheid is vereist. Daaraan is in dit geval niet voldaan.

2.5 Geconstateerd is dat eisers fiets met handelsreclame twee maal geparkeerd heeft gestaan aan de Energieweg bij de rotonde met de Eperweg te ’t Harde, namelijk op 13 oktober 2010 en 9 november 2010. De fiets stond daarbij op zodanige wijze in de berm geparkeerd dat de daarop aanwezige reclametekst duidelijk zichtbaar was voor passerend verkeer. In de onmiddellijke nabijheid van de betreffende ‘parkeerplaats’ bevindt zich geen woning, kantoor of bedrijf. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de fiets ter plaatse stond geparkeerd met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser zijn andersluidende stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd.

Nog los van de vraag of uit deze twee constateringen kan worden geconcludeerd dat artikel 5:7 van de Apv met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid opnieuw door eiser zal worden overtreden en eveneens los van de vraag of de last, die betrekking heeft op het gehele grondgebied van de gemeente, voldoende is toegespitst, is de rechtbank van oordeel dat de last in ieder geval niet de vereiste duidelijkheid biedt.
Immers zal bij het parkeren van de reclamefiets lang niet altijd op voorhand duidelijk zijn wanneer sprake is van een overtreding en wanneer niet. Niet ieder parkeren van de reclamefiets op de openbare weg is immers verboden. Of wordt gehandeld in strijd met de Apv zal afhangen van de vraag of de fiets ter plekke wordt geparkeerd met het kennelijke doel om reclame te maken, hetgeen van geval tot geval een beoordeling van alle relevante omstandigheden vergt en daarmee – bij gebreke van heldere aanknopingspunten – op voorhand onvoldoende duidelijkheid voor eiser biedt, welke duidelijkheid uit een oogpunt van rechtszekerheid wel is vereist.

2.6 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt wegens strijd met artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.

RB 1334

Kadasterdata en WoningWizard

RCC 21 februari 2012, dossiernr. 2012/00028 (Kadasterdata)

Een 'nieuwslezer' spreekt over 'opschudding in de woningmarkt' wanneer via een sms informatie over hypotheekhoogte kan worden opgevraagd. Klaagster vraagt zich af of er strijd is met privacyregels, voorts blijkt uit de website dat aflossingen niet bekend zijn. Er is - volgens de commissie - sprake van onjuiste informatie als het gaat om het gegeven 'hypotheekhoogte'. Dit betreft de hoogte van de hypothecaire inschrijving die via andere bestaande bronnen beschikbaar is en er wordt niet duidelijk of er is afgelost. Omdat de gegevens reeds ter beschikking staan, acht de commissie geen strijd met privacyregels aanwezig.

RCC 21 februari 2012, dossiernr. 2012/00029 (WoningWizard)

In de uiting wordt gemeld: "Weet Woningwizard echt wat we voor ons huis betaald hebben? Dat wil ik wel eens zien”. De voice over zegt: “Als je alles wilt weten van een huis…” De vrouw: “Nou ja, het klopt precies! Probeer de buren eens”. Klacht: men krijgt slechts de verkoopprijs zoals bij het kadaster beschreven en de klager acht het ongepast dat gegevens van buren opgevraagd kunnen worden.

Uit dossiernr. 2012/00028

Ad 1.
Naar adverteerder heeft aangevoerd, worden voor de bewuste sms-dienst gegevens gebruikt uit voor een ieder toegankelijke bronnen, zoals het Kadaster en de gemeentelijke WOZ gegevens. Aldus acht de Commissie het voldoende aannemelijk dat het gebruik van de verstrekte gegevens gebeurt in overeenstemming met de privacy wetgeving.

Ad 2.
In de commercial wordt onder meer meegedeeld dat sprake is van ‘opschudding op de woningmarkt’ en dat de bewuste sms-dienst ‘komt met hypotheekhoogte’. De Commissie is van oordeel dat de gemiddelde consument aldus op het verkeerde been wordt gezet. De indruk wordt gewekt dat via de betreffende sms-dienst onder meer de actuele hypotheekhoogte op een huis wordt gegeven. In werkelijkheid echter blijkt dat de gegeven ‘hypotheekhoogte’ de hoogte van de hypothecaire inschrijving betreft, welke informatie zoals is gebleken reeds voor een ieder beschikbaar is via andere reeds bestaande bronnen en waaruit niet duidelijk is of er bijvoorbeeld is afgelost of sprake is van een hogere inschrijving dan de geldlening.

Uit dossiernr. 2012/00029:

1. Naar adverteerder heeft erkend, wordt in de televisie-commercial de indruk gewekt dat ook de hypotheekgegevens kunnen worden opgevraagd. In werkelijkheid maken de hypotheekgegevens geen onderdeel uit van de te ontvangen berichten. Aldus is komen vast te staan dat de commercial gepaard gaat met onjuiste informatie met betrekking tot het product zoals bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), te weten de voordelen. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen.

Gelet op het voorgaande is de reclame-uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2.
Met betrekking tot klagers bezwaar dat hij het ongepast vindt om gegevens van de buren beschikbaar te stellen, heeft adverteerder aangevoerd dat zij deze gegevens betrekt via de openbare registers, zoals het Kadaster. Aldus waren de betreffende gegevens reeds openbaar vóórdat de onderhavige dienst werd aangeboden en treft deze klacht geen doel.

RB 1244

Up to 3 home PC's

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00969(Best2Serve Protection for up to 3 home PC's)

Volgens de uiting biedt Norton Internet Security 2011 “Protection for up to 3 home PC’s”. Klager kon het programma echter op slechts één computer downloaden. De uiting is daarom misleidend. Per abuis een foutieve NIS-code toegezonden, dit is met een gepast oplossing verholpen (aankoopbedrag overmaken).
 
Het verweer 
Klager heeft op 24 mei 2010 via het Portugese call center van HP een bestelling geplaatst voor Norton Internet Security (NIS) 2011. Via Best2Serve worden alleen NIS-codes verkocht die voor drie verschillende computers gebruikt kunnen worden. Klager is per abuis een NIS-code toegezonden die slechts op één computer gebruikt kan worden omdat Best2Serve van de leverancier ten onrechte een aantal van dergelijke NIS-codes heeft ontvangen. Zodra klager heeft gemeld een verkeerde NIS-code te hebben ontvangen, is besloten hem het aankoopbedrag terug te betalen. Helaas blijkt een en ander niet goed te zijn gegaan en is de klacht gesloten zonder dat klager daadwerkelijk een gepaste oplossing is geboden. Adverteerder zal het aankoopbedrag alsnog naar de rekening van klager overmaken en klager daarover informeren.

Overigens stelt Best2Serve zich op het standpunt dat het toezenden aan klager van een NIS-code  die slechts op één computer te gebruiken is op een incidentele fout berust. De bestreden advertentie is niet misleidend.
 
Het oordeel van de Commissie
 
Niet is weersproken dat adverteerder in het algemeen de in de reclame-uiting beloofde NIS-codes verkoopt die geschikt zijn voor gebruik op drie computers en dat klager - mede als gevolg van een fout van de leverancier - per abuis een NIS-code is toegestuurd die slechts op één computer gebruikt kan worden. De Commissie acht voldoende aannemelijk geworden dat hierbij sprake is van een incidentele fout, die niet leidt tot het oordeel dat de bestreden uiting misleidend is. De klacht wordt daarom afgewezen.

RB 1234

Onduidelijk aanbod: Bierviltje of kleurplatengids?

Kantonrechter Rechtbank Groningen 23 november 2011, LJN BU9268 (Firma Q tegen Easycom b.v.)

Advertentieplaatsing, telefonisch geen overeenkomst, geen voldoende duidelijk aanbod.

Firma Q. heeft pas negen maanden na dato haar beklag gedaan. Die klacht is daarmee tardief. Er is geen sprake van agressieve verkooptechnieken, de advertentiecampagne heeft natuurlijk wel commerciële waarde. Het ging echter over een advertentie in een kleurplatengids ten behoeve van een goed doel voor in een ziekenhuis opgenomen kinderen. Medewerker was niet bevoegd om alleen overeenkomste met waarde hoger dan €2.268,90 aan te gaan die Firma Q kunnen binden. Subsidiair: de overeenkomst is nietig wegens strijd met de goede zeden of openbare orde. Meer subsidiair: er is geen rechtsgeldige overeenkomst vanwege een discrepantie tussen wil en verklaring:  Zou zij hebben geweten dat het ging om advertentieplaatsingen op bierviltjes dan zou zij die fax ook nimmer hebben geretourneerd.

5..3 Het meest verstrekkende verweer is dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen nu noch over de inhoud van de prestatie, advertentieteksten op bierviltjes, noch over de wijze van invulling van de verspreiding tevoren voldoende duidelijkheid is verstrekt. Uit de "Plaatsingsopdracht" is naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans niet voldoende duidelijk, op te maken dat Firma Q. zich hiermee verbindt tot het in haar opdracht door Easycom laten vervaardigen van bierviltjes met daarop advertentieteksten.
Uit de verklaring van X. is evenmin op te maken dat in het telefoongesprek voldoende duidelijk is doorgenomen waartoe Firma Q. zich verbond en wat Easycom precies zou doen. Niet gesteld is dat die medewerker ter zake van het telefoongesprek nog meer of andere mededelingen zou kunnen doen dan in die verklaring is opgenomen. Al om die reden wordt ook niet aan bewijslevering toegekomen.
Firma Q. vindt dat de enkele vermelding "Verspreiding: regionaal" evenmin voldoende duidelijkheid geeft. De kantonrechter onderschrijft dat Easycom met die omschrijving eveneens onvoldoende duidelijkheid heeft geboden omtrent de aard en omvang van de door haar uit te voeren prestatie.

5.4 Nu aard en inhoud van de kennelijk door Easycom beoogde overeenkomst zich bepaald niet zonder meer niet uit de plaatsingsopdracht laten vaststellen, is er geen sprake van een voldoende duidelijk omschreven en bepaald aanbod. Easycom heeft ook zelf gesteld dat zij schriftelijk contracteert. Easycom benadert ongevraagd telefonisch klanten. Zij zal hebben te staan voor onduidelijkheden en eventuele misverstanden die daardoor kunnen ontstaan en daarvan het risico hebben te dragen.
Weliswaar dient ervan te worden uitgegaan dat opposante sub 5 de fax heeft ondertekend en geretourneerd maar gelet op dat onvoldoende duidelijke aanbod, kan niet worden geconcludeerd dat wilsovereenstemming tussen partijen bestond en dat daarmee tussen partijen een overeenkomst is ontstaan.