RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

RB 988

Kosten van vakantiehuisje

VzRCC 30 mei 2011, Dossiernr. 2011/00392 (Vrijuit)

Reclamerecht. Aanbieding op website van Vrijuit over boeken huisje op Vakantiepark Herperduin. Prijs is 590 euro voor aankomst op 22 juli voor verblijf van 8 dagen. Prijs is inclusief alle kosten maar exclusief extra's, deze staan vermeld in andere tab op website. Klager stelt dat er sprake is van bewuste misleiding, want extra's staan op ander gedeelte website. Verweerder stelt dat informatie duidelijk is, geen sprake van misleiding. Direct onder prijsberekening staat verwijzing naar te betalen extra's.

Voorzitter oordeelt dat Commissie klacht zal afwijzen. Acht art. IV lid 1 RR en art. 8.4 NRC van toepassing. Informatievoorziening van verweerder omtrent te betalen kosten voldoet aan genoemde artikelen. Nu adverteerder een touroperator is, hoefde hij kosten van verhuurder niet te verrekenen in prijs op genoemd op website. Wijst klacht af.

Naar het oordeel van de voorzitter voldoet de wijze waarop adverteerder in het onderhavige geval informatie verstrekt over de ter plaatse te betalen kosten aan deze voorschriften. In de uiting wordt direct onder de prijs duidelijk naar “de ter plaatse te betalen extra’s” verwezen. Deze kosten zijn vervolgens eenvoudig op te vragen door middel van de link die in deze me­dedeling is verwerkt, zodat adverteerder hierover voldoende informatie biedt. Voorts is van belang dat adverteerder – anders dan de door klager genoemde bedrijven die wel direct de bedoelde extra’s in de prijs hebben verdisconteerd - een touroperator is en geen verhuurder.

Nu het gaat om de ter plaatse aan de verhuurder te betalen kosten, hoefde adverteerder de­ze kosten niet reeds in de op de website genoemde prijs te ver­disconteren en kon zij vol­staan met over deze kosten informatie te verschaffen op de wijze zoals zij heeft gedaan.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regelingen: RR art. IV lid 1; NRC art. 8.4

RB 986

Levertijd iPhone bij T-mobile

CVB 8 juni 2011, Dossiernr. 2011/00039 (T-mobile iPhone)

Reclamerecht. Aanprijzing van iPhone op T-mobile website waarop o.a. staat: "levertijd van 3 tot 4 weken." Klager bestelt iPhone bij T-mobile shop nadat klantenservice heeft bevestigd dat zij ook dezelfde levertijd hebben als online. Echter, levertijd bleek meer dan 8 weken te zijn, acht uiting op website daarom misleidend. Verweerder stelt dat mededeling geen reclame in de zin van NRC. Ook geen sprake van misleiding want bestelling via webshop heeft levertijd 3 tot 4 weken en levertijd T-mobile shop wijkt daarvan af.

Commissie oordeelt dat er sprake van onduidelijke of dubbelzinnige informatie (art. 8.2 aanhef en onder b NRC) want geen onderscheid gemaakt tussen bestelling bij webshop of winkel dus mededeling te absoluut. Strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Grieven: 1. Commissie oordeelt ten onrechte dat er sprake is van reclame, want geen aanprijzing. 2. Ten onrechte geoordeeld dat sprake is van onduidelijke en ondubbelzinnige informatie, klant ziet voor bestelling geldende voorwaarden duidelijk genoemd. 3. Ten onrechte geoordeeld dat uiting misleidend is want als via webshop wordt besteld is sprake van genoemde levertijd.
CVB oordeelt dat uiting onder reikwijdte art. 1 NRC valt want uitnodiging tot aankoop. Grief 1 treft geen doel. Bij bestelling via webshop wordt genoemde levertijd vermeld en duidelijk dat deze niet van toepassing is op andere wijze van bestellen. Ontbreken van uitdrukkelijke mededeling hierover is niet onjuist of misleidend. Ontbreken van mededeling omtrent levertijd bij andere wijzen van bestelling is ook niet onjuist of misleidend. Grief 2 en 3 treffen doel. CVB vernietigt beslissing Commissie en wijst klacht alsnog af.

 

2. Vaststaat dat in de uiting zonder verdere toelichting uitsluitend de levertijd wordt genoemd die van toe­pas­sing is indien men het apparaat via de webshop be­stelt. Het College acht dit juist. Voor de consument die ervoor kiest om het appa­raat via de webshop te bestellen, zal duidelijk zijn dat de genoemde levertijd specifiek voor die wijze van bestellen geldt, derhalve niet van toepassing is bij een andere wijze van bestellen zoals via een winkel. Het ontbreken van een uitdrukkelijke me­dedeling hier­over kan om die reden niet onjuist of misleidend worden geacht. Even­min kan het onjuist of misleidend worden geacht dat de consument niet wordt ge­wezen op het feit dat bij een andere wijze van bestellen een langere levertijd geldt.

Het dient immers als algemeen bekend te worden verondersteld dat de duur van de levertijd per verkoopkanaal kan verschillen. De grieven 2 en 3 treffen op grond van het voorgaande doel.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

 

Regeling: NRC art. 1, art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b

RB 980

Gratis stroom

RCC 30 mei 2011, Dossiernr. 2011/00401 (E.ON)

Reclamerecht. Verschillende uitingen van E.ON die onderdeel uitmaken van de campagne "E.ON stroomstootje" met de tekst "tot 6 maanden gratis stroom." Klager stelt hierover het volgende: Uit actievoorwaarden op website blijkt dat 6 maanden gratis stroom achteraf wordt verrekend bij jaarnota. Strijd met art. 8.5 jo. bijlage 1 sub 19 NRC. Banner verwijst niet naar actievoorwaarden, dus sprake van onjuiste informatie (art. 8.1 jo. 8.2 NRC). Advertentie in Metro over "speciale Metro lezersaanbieding" is niet alleen speciaal voor die doelgroep dus strijd met art. 8.5 jo. bijlage 1 sub 7 en/of 17 NRC. Klager acht uitingen aldus misleidend en in strijd met art. 7 NRC. Verweerder heeft klacht gemotiveerd weersproken.

Commissie: 1. Korting wordt maandelijks in voorschot opgenomen en bij de jaarnota definitief vastgesteld a.d.h.v. daadwerkelijk verbruik. Klacht treft in zoverre geen doel. 2. Sprake van onduidelijke informatie (art. 8.2 aanhef NRC) omdat actie niet kan worden aangeduid met "gratis" leveren van stroom doordat de wijze van verrekenen dit niet rechtvaardigt. Strijd met art. 7 NRC. 3. Klacht over actie voor Metro lezers treft geen doel, geen strijd met art. 8.5 bijlage 1 punt 7 of 17 want uiting valt niet onder deze punten. 4. Geen aanleiding om uitspraak onder aandacht van breed publiek te brengen (art. 17 lid 1 onder h jo. art. 18 lid 4 Reglement betreffende RCC en CVB). Commissie oordeelt dat uitingen in strijd zijn met art. 7 NRC en doet aanbeveling. Wijst voor het overige klacht af.

 

2.
Klaagster maakt voorts bezwaar tegen het gebruik van de woorden “tot 6 maanden gratis stroom” in de genoemde uitingen, in verband met de informatievoorziening over de actie. De Commissie vat dit bezwaar aldus op, dat be­doelde woor­den volgens klaagster een onjuist althans onvolledig beeld geven van de inhoud van de actie. In verband daarmee zal de Commissie de uitingen toetsen aan de meer alge­mene mis­leidingsbepalingen van de artikelen 7 en 8 van deze Code.

Naar het oordeel van de Commissie zal de consument bij de mededeling dat hij een aantal maanden gratis stroom kan krijgen, denken aan een actie waarbij hij gedurende enige tijd in het geheel geen vergoeding voor de verbruikte stroom verschuldigd is. De onderhavige actie wijkt hiervan af. Weliswaar ontvangt de consument elke maand enige korting op het verschuldigde termijnbedrag, maar deze korting kan uitsluitend indien zij over een bepaalde periode wordt opgeteld tot een som leiden die gelijk is aan een maand stroom. Het op deze wijze verrekenen van een korting op de elektriciteitskosten gevolgd door een jaarlijkse vaststelling van de daadwerkelijk te betalen kosten, kan naar het oordeel van de Commissie niet worden aangeduid met het “gratis” le­ve­ren van stroom, zoals in de reclame-uitingen wordt gedaan en zoals dit begrip door de gemiddelde consument zal worden opgevat. Het ge­bruik van het woord “gra­tis” voor een der­gelijke wijze van verrekenen geeft een verkeerd beeld van de actie. De consument zal immers niet ver­wach­­ten dat in werkelijkheid sprake is van een kortingsactie, verspreid over een langere periode en in de vorm van een korting op het termijnbedrag, waarvan de hoogte achteraf definitief wordt vastgesteld.

Aldus wordt naar het oordeel van de Commissie in de uitingen zoals genoemd onder I t/m IV geen duidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door de reclame-uitingen ertoe gebracht kan worden een besluit over een trans­ac­tie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regelingen: NRC art. 7, art. 8.1, art. 8.2 aanhef, art. 8.5 bijlage 1 sub 7, sub 17, sub 19; Reglement betreffende RCC en CVB art. 17 lid 1 onder h, art. 18 lid 4
Lees eerdere uitspraak over E.ON: RB 849

RB 979

Hoe schoner je wordt, hoe groter je beloning

CVB 8 juni 2011, Dossiernr. 2011/00235 (Toyota)

Reclamerecht. Uiting op radio en website over actie met gratis accessoires voor CO2 besparing. Klager stelt dat uitingen indruk wekken gratis accessoires te geven voor elke bespaarde gram CO2 uitstoot. Echter, waarde accessoires is beperkt tot maximum van 1500 euro. Verweerder stelt dat uitingen niet suggereren dat er ongelimiteerd accessoires worden verstrekt. Voorwaarden actie zijn duidelijk en volledig.

Commissie oordeelt dat uitingen indruk wekken dat er relatie bestaat tussen omvang CO2 besparing en waarde accessoires. Er wordt geen voorbehoud gemaakt t.a.v. maximale waarde. Mededeling "Hoe schoner je wordt, hoe groter je beloning" te absoluut, daarom sprake van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC). Strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Grieven: geen sprake van onjuiste informatie. Er wordt niet gesuggereerd dat er een één op één verhouding is tussen besparing CO2 uitstoot en waarde accessoires en ook niet dat er sprake is van ongelimiteerde hoeveelheid accessoires. Op grond van berekening kan consument afgewogen beslissing nemen, daarom valt niet in te zien waarom uiting leidt tot besluit tot transactie welke consument anders niet zou hebben genomen.

CVB: Er wordt directe koppeling gelegd tussen bespaarde CO2 uitstoot en waarde accessoires. Nadere informatie omtrent limiet ontbreekt. Alleen duidelijk na berekening op website. Geen sprake van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC) maar van te laat verstrekken essentiële informatie (art. 8.3 aanhef en onder c NRC). Maximum waarde accessoires diende in uitingen verstrekt te worden. Strijd met art. 7 NRC. Bevestigt beslissing Commissie met wijziging van de gronden.

 

2. Anders dan de Commissie is het College van oordeel dat het feit dat L&P in de gewraakte uitingen geen maximumbedrag voor de gratis accessoires noemt, niet tot het oordeel kan leiden dat sprake is van onjuiste informatie als bedoeld in arti­kel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Wel is het College op grond van het voor­gaande van oordeel dat L&P in de onderhavige reclame-uitingen te laat es­sen­tiële infor­matie verstrekt die de gemid­delde consu­ment nodig heeft om een geïn­for­meerd be­sluit over een transactie te nemen, dit zoals bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Het feit dat men tot een bepaald maximum gratis ac­ces­soires ontvangt als­mede de hoogte daarvan, kunnen immers het besluit van de con­sument tot een trans­actie beïnvloeden. Naar het oordeel van het Col­lege had L&P deze informatie daarom reeds in de gewraakte uitingen dienen te verstrek­ken. Al­dus komt het College, zij het op andere gronden dan de Com­mis­sie, tot het oor­deel dat de uitingen mislei­dend en daardoor oneerlijk zijn in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.2 aanhef, art. 8.3 aanhef en onder c
Zie ook eerdere uitspraak over Toyota: RB 958

RB 976

Weer zaak bij RCC over Q10

RCC 18 mei 2011, Dossiernr. 2011/00330 (Q10)

Reclamerecht. Uiting op website over het product Kwaliteitsmerk Q10 50mg & Kokosolie. Klager stelt dat uiting misleidend is omdat er geen wetenschappelijk bewijst is voor werking Q10 bij paradontitis. Verboden om voedingssupplementen aan te merken als medicijnen. Ingespeeld op angst bij consumenten. Verweerder overlegt twee onderzoeken als bewijs werking Q10 bij paradontitis. Gebruik Q10 is onschuldig en verbetert conditie tandvlees. Keuringsraad KOAG/KAG stelt dat er sprake is van strijd met art. 10 en art. 6 CAG en art. 84 Geneesmiddelenwet.

Commissie gaat ervan uit dat klager van mening is dat art. 20 lid 2 onder a Warenwet van toepassing is. Geen sprake van dergelijke wijze van aanprijzing. Ook geen sprake van onjuiste en misleidende informatie over genezende werking omdat deze werking niet aan product wordt toegeschreven in uiting. Ook geen sprake van appelleren aan gevoelens van angst (art. 6 NRC). Wijst klacht af.

2) Van een dergelijke verboden wijze van aanprijzen is in de onderhavige reclame-uiting naar het oordeel van de Commissie geen sprake. De uiting bevat weliswaar, in het kader van achtergrondinformatie over Q10, verwijzingen naar “onderzoek naar het effect van voedingssupplementen met Q10 op parodontose” en “studies die erop lijken erop te wijzen dat de verspreiding van de ziekte vertraagd en zelfs geheel gestopt kan worden door het co-enzym Q10“, maar in de uiting wordt niet gesteld dat het product Kwaliteitsmerk Q10 50mg & Kokosolie deze werking heeft ten aanzien van parodontitis. Derhalve bevat de bestreden uiting geen verboden medische claim als bedoeld in artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regelingen: CAG art. 6, art 10; Geneesmiddelenwet art. 84; Warenwet art. 20 lid 2 onder a; NRC art. 6
Lees eerdere soortgelijke uitspraken over Q10 hier: RB 944; RB 919; RB 896

RB 975

Aanprijzing gemeentelijke plannen

RCC 18 mei 2011, Dossiernr. 2011/00327 (Gemeente Gouda)

Reclamerecht. Uiting op gemeentepagina van de Goude Post en persbericht van gemeente Gouda over winkelketen H&M in centrum. Klager vindt dat beide uitingen als aanprijzing van de denkbeelden van de gemeente voor particulier initiatief. Uitingen zijn subjectief, deels onjuist en misleidend. Indruk wordt gewekt dat project is goedgekeurd. Verweerder stelt dat uitingen toelichting zijn op de plannen voor die locatie. Geen sprake van reclame, maar van gemeentelijke informatieverstrekking.

Commissie oordeelt dat er sprake is van reclame (art. 1 NRC) want door de vorm, kleurgebruik en tekst is er sprake van aanprijzing. Dat uitingen op gemeentepagina en gemeentelijke website zijn geplaatst leidt niet tot ander oordeel. In uitingen wordt niet gesteld dat er sprake is van goedkeuring project, er wordt uitdrukkelijk gewezen op mogelijkheid tot reageren. Geen sprake van onjuiste informatie. Commissie wijst klacht af.

1) De Commissie is van oordeel dat de bestreden uitingen niet alleen feitelijke informatie bevatten over de bestuurlijke plannen van de gemeente Gouda, maar door de vorm, het kleurgebruik (in het artikel in de Goudse Post) en de tekst (mede) een aanprijzing inhouden van het winkelaanbod in de binnenstad van de gemeente Gouda, dat door het ontwikkelingsproject aan de Kleiweg 27-31”nog leuker” wordt. Om die reden dienen de uitingen te worden aangemerkt als reclame-uitingen in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Het feit dat de uitingen zijn geplaatst op de gemeentepagina van de Goudse Post en de gemeentelijke website leidt niet tot een ander oordeel.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 1

RB 984

In beginsel een inbreuk op de beginselen

Hof Amsterdam 14 juni 2011, LJN BQ8050 (Splinq B.V. tegen Commissariaat voor de Media)

In navolging van LJN BN6312

Wet op de vaste boekenprijs. Reclame. eCommerce. Cashback. SplinQ exploiteert advertentiesite voor diverse producten met een cashbackfaciliteit (geregistreerde koper ontvangt deel van koopprijs terug als tegoed, in de regel de helft van koopprijs). Overtreding artikel 6 lid 1 eerste volzin Wet op de vaste boekenprijs?

Boekverkoper verleend geen korting aan eindafnemer, maar plaatst advertentie op een site. Derde (website-exploitant) geeft deel aan advertentie-opbrengst door in het kader van een algemeen beloningssysteem. Geen samenwerking of afspraak tussen boekverkoper en exploitant, noch bijzondere of bovenmatige vergoeding voor plaatsen van advertentie. Dus geen overtreding Wvbp, verklaring voor recht. Proceskostenveroordeling Commissariaat van de Media.

4.1 (...) De cashbackconstructie van SplinQ is volgens de rechtbank in strijd is met dat gesloten stelsel omdat de eindafnemer via SplinQ feitelijk een korting krijgt op de aanschaf van een boek, die afkomstig is van door de boekverkoper aan SplinQ betaalde gelden. Een ander oordeel zou volgens de rechtbank ertoe leiden dat de Wvbp eenvoudig zou kunnen worden ontdoken. De cashbackconstructie is volgens de rechtbank niet in overeenstemming met het doel en de strekking van de Wvbp omdat die constructie leidt tot door de wetgever onwenselijk geachte prijsconcurrentie en de internetboekhandel blijkens de wetsgeschiedenis geen bijzondere positie inneemt.

4.4 (...) Prijsconcurrentie ondergraaft volgens de wetgever deze doelstellingen en met het systeem van de vaste boekenprijs beoogt de wetgever prijsconcurrentie in het boekenvak tegen te gaan. Het systeem vormt aldus in beginsel een inbreuk op de beginselen van de vrije mededinging en het vrij verkeer van goederen en diensten, die ten grondslag liggen aan het handelsverkeer in de Europese Unie. Dat brengt mee dat het niet in de rede ligt de wettelijke regeling extensief uit te leggen.

4.6 In het onderhavige geval waarin de eindafnemer via een advertentie op een website van SplinQ bij de webwinkel van de boekverkoper terecht is gekomen, heeft de boekverkoper de vaste boekenprijs aan de eindafnemer in rekening gebracht en heeft de eindafnemer de vaste boekenprijs aan de boekverkoper betaald. De boekverkoper heeft daarbij geen korting aan de eindafnemer verleend. Enkel heeft de boekverkoper door tussenkomst van een netwerkplatform advertenties doen plaatsen op – onder meer – een website van SplinQ. Het is een derde, de website-exploitant SplinQ, die aan de eindafnemer een deel van de ontvangen advertentie-opbrengst heeft doorgegeven, in het kader van een algemeen beloningssysteem voor aankopen die consumenten via die website tot stand brengen. Daarbij is geen sprake geweest van samenwerking of afspraken tussen de boekverkoper en de website-exploitant en is evenmin een bijzondere of bovenmatige vergoeding voor het plaatsen van de advertenties betaald. De website heeft verder niet specifiek betrekking op boeken. Evenmin heeft de website-exploitant, die zelf geen boekverkoper is, zich schuldig gemaakt aan een door de wet verboden praktijk.

4.7 Naar het oordeel van het hof strekt de verantwoordelijkheid van de boekverkoper in het kader van de Wvbp om de vaste boekenprijs toe te passen, zich niet uit tot de wijze waarop SplinQ als website-exploitant, op wiens website door toedoen van de internetplatforms advertenties ten behoeve van de boekverkoper worden geplaatst, de ontvangen advertentie-inkomsten besteedt door deze in het kader van een algemeen beloningssysteem deels aan zijn publiek door te geven teneinde dat publiek aan zijn website te binden. Die wijze van besteding is de eigen keuze en verantwoordelijkheid van SplinQ als website-exploitant, waarover de boekverkoper in de gegeven omstandigheden geen zeggenschap heeft en die de boekverkoper niet aangaat. Indien de verantwoordelijkheid van de boekverkoper zo ver strekt dat hij rekening moet houden met derden die de verkoop van boeken betrekken in een algemeen voor hun website geldend beloningssysteem, zoals hier aan de orde is, had de wet daarvoor een uitdrukkelijke grondslag moeten bieden. Een beroep op de algemene doelstellingen van de wet volstaat niet. Dat geldt temeer nu niet evident is dat die doelstellingen worden ondergraven doordat naast de aankopen van tal van andere producten ook de aankopen van boeken meetellen in dergelijk algemeen beloningssysteem. Evenmin volstaat een beroep op het als gesloten bedoelde systeem van de vaste boekenprijs, omdat dit systeem zich richt op de door de boekverkoper in diens verhouding tot de eindafnemer te hanteren prijs en niet op het handelen van derden met betrekking tot boekverkopen, voor welk handelen de boekverkoper niet verantwoordelijk kan worden gehouden.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)
Wet op de vaste boekenprijs

RB 972

Alleen optreden tegen overtreding of ook voorkomen?

RCC 25 mei 2011, Dossiernr. 2011/00367 (Qubble)

Reclamerecht. Uiting op website waarop o.a. staat dat bezoeker een iPhone 4 en iPad heeft gewonnen. Klager stelt dat hij geen iPhone 4 of iPad heeft gewonnen en acht de uiting daarom i.s.m. de waarheid en misleidend. Verweerder stelt dat website niet van hem is, maar eigendom van een Affiliate. Website verwijst naar Qubble.com en deze site voldoet aan Code SMS. Verweerder acht website ook misleidend en i.s.m. Affiliate reglement. Heeft Affiliate gesommeerd uiting niet meer te gebruiken. Meent correct op te zijn getreden tegen overtreding door Affiliate.
Commissie oordeelt dat uiting in strijd is met waarheid (art. 2 NRC), nu verweerder deze ook misleidend vindt. Acht dat verweerder actief is opgetreden tegen overtreding door Affiliate maar niet gebleken dat verweerder heeft geprobeerd overtreding te voorkomen. Niet voldaan aan inspanningsverplichting (art. 8.1 aanhef en onder c Code SMS). Doet aanbeveling.

Verweerder heeft meegedeeld dat zij, eenmaal op de hoogte van de onderhavige promotie, de Affiliate heeft gesommeerd om deze te beëindigen. In zoverre is  verweerder actief opgetreden tegen overtreding van de NRC. Naar het oordeel van de Commissie is echter niet gebleken dat verweerder zich heeft ingespannen om mogelijke overtreding van -in dit geval- de NRC door de Affiliate te voorkomen. Gelet daarop is niet voldaan aan de inspanningsverplichting, neergelegd in artikel 8.1 aanhef en onder c van de Reclamecode SMS Dienstverlening, zoals die code overigens gold tot 15 mei 2011.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 2; Code SMS art. 8.1 aanhef en onder c

RB 970

Reguliere kwalificaties, alternatieve producten

RCC 25 mei 2011, Dossiernr. 2011/00190 (Eline Snel)

Reclamerecht. Uiting op twee websites over Eline Snel waarin o.a. staat: opleiding tot HBO verpleegkundige (BIG registratie); docent aan verschillende opleidingen; docent in algemene ziekenhuizen. Klaagster stelt dat genoemde opleiding niet op HBO niveau is, niet duidelijk is welke opleidingen Eline Snel heeft gevolgd, vermelding BIG registratie en docentschap irrelevant bij aanprijzing mindfulness; BIG-registratie verder misleidend want vermoedelijk geen sprake van herregistratie. Verweerder deelt mee dat er discussie kan bestaan over niveau van verpleegkunde, is bereid het woord "HBO verpleegkunde" te verwijderen, is inschreven in BIG-register tot 1 januari 2014.

Commissie acht dat in uiting waarin staat "opleiding tot HBO verpleegkundige" sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef en onder f NRC) nu in 1980 (toen Eline Snel haar opleiding volgde) nog geen onderscheid werd gemaakt tussen HBO en MBO niveau. Strijd met art. 7 NRC en doet aanbeveling. Voorts is vermelding docentschap zonder vermelding van vakken en vermelding BIG-registratie niet in strijd met NRC en is BIG-registratie verweerder geldig tot 1 januari 2014. Betreffende onderdelen worden daarom ongegrond verklaard.

 

Ad a.
Adverteerder heeft niet weersproken dat zij in 1980 een verpleegstersopleiding heeft gevolgd. Zoals adverteerder bij brief van 26 januari 2011 heeft meegedeeld, betrof het de “in service opleiding verpleegkunde A”. Bij brief van 4 maart 2011 heeft adverteerder meegedeeld dat het nieuwe opleidingsstelsel, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen MBO- en HBO-niveau, is ingevoerd in 1997.
Aangezien adverteerder haar opleiding heeft gevolgd in 1980, toen er -naar de Commissie begrijpt- nog geen sprake was van een opleiding op MBO- dan wel HBO-niveau, en niet is komen vast te staan dat de door adverteerder gevolgde “in service opleiding verpleegkunde A” inmiddels als HBO-opleiding kan worden aangemerkt, gaat de bestreden uiting op www.elinesnel.nl, waarin staat: “opleiding tot HBO verpleegkunde” gepaard met onjuiste informatie met betrekking tot de kenmerken van adverteerder als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu deze uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad c.
Dat in de bestreden uitingen, in het kader van de aanprijzing van onder meer
“bewustwordingstrainingen” en “Mindfulnesstrainingen” wordt gewezen op een BIG-registratie en een docentschap, betekent niet dat de uitingen in strijd zijn met de NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7; art. 8.2 aanhef en onder f

RB 959

Aankoopmakelaar altijd beter?

RCC 1 april 2011, Dossiernr. 2011/00114 (NVM Makelaar) - nu ook bovenaan klikbare bronnen

Reclamerecht. Website www.aankoop-makelaar.nl. Klager klaagt over 15 onderdelen van de website. Klaagt o.a. erover dat stellingen niet hard kunnen worden gemaakt, inschrijving NVM niet automatisch leidt tot 100% uitstekende dienstverlening, geen zekerheid bestaat over juiste prijs met NVM aankoopmakelaar. Verweerder stelt dat zij gebruik heeft gemaakt van commerciële uitingen die door NVM beschikbaar is gesteld. Was in veronderstelling dat deze voldeden aan richtlijnen. Is bereid website aan te passen.

Commissie vindt dat onderdelen 2, 3, 4 en 14 onjuiste informatie bevatten (o.a. over stellingen), onderdelen 6, 9, 10, 11, 12b, 12c te absoluut zijn (art. 8.2 aanhef en onder b NRC), zoals 100% uitstekende dienstverlening. Daarom in strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling en wijst klacht voor het overige af.

 

Ad 2, 3 en 4.
De Commissie acht de mededelingen “De NVM aankoopmakelaar bespaart voor u veel geld (…)”,“De kosten van uw eigen aankoopmakelaar verdient u meer dan terug” en “aankoop van de woning tegen de meest voordelige aankoopprijs” onvoldoende aannemelijk gemaakt en daarom te absoluut. Op deze punten gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC), te weten de voordelen van het inschakelen van een NVM aankoopmakelaar.

De Commissie heeft kennis genomen van de toezegging van adverteerder de website op deze punten te zullen aanpassen.

De zinsnede “De NVM aankoopmakelaar bespaart voor u veel (…) tijd en problemen” acht de Commissie voldoende aannemelijk. In dit verband wordt ook verwezen naar hetgeen hierna ad 7 wordt overwogen. Voor zover de klacht tegen deze zinsnede is gericht, wordt de klacht afgewezen.

Ad 9.
Onder verwijzing naar hetgeen ad 2, 3, 4 en ad 6 is overwogen, acht de Commissie de mededeling “Zo heeft u 100% zekerheid op een uitstekende dienstverlening” te absoluut en om die reden in strijd met artikel 8.2 aanhef en onder b NRC.

Ad 10 en 11.
Hetgeen ad 9 is overwogen geldt eveneens voor de stellingen “Zo weet u zeker dat u uw nieuwe woning koopt voor de juiste prijs en onder de gunstigste voorwaarden” en “Daarmee hebt u de zekerheid van een goede aankoop”. De Commissie acht de uiting op deze punten in strijd met artikel 8.2 aanhef en onder b NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b