RB

Media  

RB 1997

Licht zwoele wijze stellen dat een tweede relatie past bij een gelukkig huwelijk

RCC 6 november 2013, dossiernr. 2013/00663 (SecondLove)
Bezwaar tegen terzijdelegging klacht. Het betreft een radioreclame waarin een vrouw zegt: “Ben jij gelukkig getrouwd? Ik ook. www.secondlove.nl”.

De klacht
Op licht zwoele wijze wordt gesteld dat een tweede relatie past bij een gelukkig huwelijk. Relatiedeskundigen zijn het er (voor het grootste deel wellicht) over eens dat er iets niet goed is in een relatie als een partner het buiten de deur gaat zoeken, en dat het buiten de deur zoeken tot grotere problemen zal leiden.
De bestreden uiting wekt de indruk dat het product Second Love hoort bij een gelukkig huwelijk. Dat is in strijd met de waarheid en misleidend.

De klacht komt voor behandeling in aanmerking; de beslissing van de Commissie in dossier 2012/00289 betreft een andere reclame-uiting en de beslissing in dossier 2013/00491 heeft betrekking op de criteria fatsoen en strijd met de wet, terwijl klager de uiting in strijd met de waarheid en misleidend acht.

Terzijdelegging van de klacht door de voorzitter De voorzitter heeft de klacht niet in behandeling genomen, omdat deze, naar zijn oordeel, niet zal leiden tot het doen van een aanbeveling. De voorzitter heeft daartoe onder meer overwogen dat uit de radiocommercial niet volgt dat voor iedereen zou gelden dat een “tweede relatie” hoort bij een gelukkig huwelijk, nog daargelaten dat de gemiddelde consument in staat moet worden geacht te onderkennen wat voor een soort dienst in de uiting wordt aangeprezen en of hij daarvan gebruik wenst te maken.

Bezwaar tegen terzijdelegging Deskundigen zijn het er in het algemeen over eens dat een tweede relatie niet past bij een gelukkig huwelijk en dat een dergelijke situatie eerder zal leiden tot problemen. Dat in de bestreden uiting niet wordt beweerd dat voor iedereen zou gelden dat een tweede relatie bij een gelukkig huwelijk past, doet hieraan niet af. De reclame is stellig, bevat geen nuancering van de gelegde koppeling en geeft aldus een vertekend en onjuist beeld.
Ten slotte kan de vraag of de luisteraar al dan niet onderkent wat voor soort dienst wordt aangeboden niet als maat worden genomen bij de beoordeling of de uiting feitelijk onjuist of misleidend is.
 
Het verweer

Klager geeft een geheel eigen invulling aan de tekst van de commercial. Hierdoor komt de klacht feitelijk neer op strijd met subjectieve fatsoensnormen. Voor zijn standpunt hieromtrent verwijst adverteerder naar zijn verweren in de dossiers 2012/00289/A en 2013/00491.

Het oordeel van de Commissie

In de bestreden uiting vraagt een vrouw de luisteraar of deze net als zij “gelukkig getrouwd” is en vestigt vervolgens de aandacht op de website www.secondlove.nl. Noch het feit dat noch de wijze waarop in de onderhavige reclame een verband wordt gelegd tussen een “gelukkig” huwelijk en de datingsite www.secondlove.nl leidt tot het oordeel dat de uiting misleidend en/of in strijd met de waarheid is.

In de uiting ligt niet de suggestie besloten dat een tweede relatie in het algemeen past bij een gelukkig huwelijk noch dat voor iedereen geldt dat men zich “gelukkig getrouwd” kan voelen, terwijl men daarnaast een tweede relatie aangaat via www.secondlove.nl, zonder dat dit tot problemen leidt. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de uiting op zijn merites weten te beoordelen, in die zin dat hij in staat is te bepalen of in zijn situatie “gelukkig getrouwd” zijn en gebruikmaken van de diensten van www.secondlove.nl goed samengaan.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.

 

RB 1993

Grote formaat tv uit advertentie blijkt in de winkel € 100,-- duurder te zijn

Vz. RCC 23 oktober 2013, dossiernr. 2013/00701 (Toshiba)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding. Prijsaanduiding. Het betreft een advertentie in het Algemeen Dagblad voor de “Correct Superdeal” waarin een “Toshiba 32L4333DG FULL HD LED SMART TV” wordt aangeboden voor € 399,--. Boven de prijs staat “Leverbaar in de beeldmaten 82 of 98 cm. Afm. 32 inch TV 73.6x50.4x8,5 cm. Afm. 39 inch 89.1x59x8,5 cm.” Onder de prijs staat: “Ook leverbaar met Toshiba 39L43333DG 99 cm Smart/Cloud TV. Correct Superdeal Setprijs 499,-“.

De klacht - Klager stelt, samengevat, dat in de advertentie de indruk wordt gewekt dat de 32L4333DG Full HD Smart TV in twee maten leverbaar is voor een prijs van € 399,--. In de winkel blijkt het grotere formaat € 100,-- duurder te zijn. Klager acht de reclame-uiting misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
1) De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende. Doordat de prijs direct en zonder nuancering onder de twee formaten staat waarin de onderhavige televisie wordt aangeboden, wordt de indruk gewekt dat de prijs geldt voor beide formaten. Deze onjuiste indruk wordt niet weggenomen doordat onder de prijs staat: “Ook leverbaar met Toshiba 39L43333DG 99 cm Smart/Cloud TV. Correct Superdeal Setprijs 499,-“. De voorzitter acht het voor de gemiddelde consument onvoldoende duidlelijk dat het hier kennelijk hetzelfde toestel betreft als het toestel dat boven de prijs is omschreven als “Afm. 39 inch 89.1x59x8,5 cm.” De woorden “Ook leverbaar” lijken immers naar een andere uitvoering te verwijzen, waarbij komt dat sprake is van een afwijkend beeldformaat (99 cm in plaats van 98 cm). Aldus is voor de gemiddelde consument onvoldoende duidelijk dat de prijs van € 399,-- niet geldt voor de televisie die in de uiting is omschreven als “Afm. 39 inch 89.1x59x8,5 cm”.

 

2) Blijkens het voorgaande is geen duidelijke informatie verstrekt als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) voor zover het betreft de prijs van de televisie die in de uiting is omschreven als “Afm. 39 inch 89.1x59x8,5 cm”. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen.

3) De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat zij aan klager excuses heeft aangeboden en de controle op het gebruik van specifieke modelnummers en Correct-artikelnummers heeft aangescherpt teneinde herhaling te voorkomen. Dit op zichzelf genomen te waarderen handelen, kan evenwel niet afdoen aan het feit dat op grond van het voorgaande de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC dient te worden geacht. Wel zal de voorzitter met het voorgaande rekening houden door te bepalen dat de aanbeveling wordt gedaan voor zover nog nodig.

 

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 onder d.

RB 1992

€ 118,- prijsverhoging tijdens boekingsproces vlucht en hotel

CVB 13 november 2013, dossiernr 2013/00465
Plane Spotting at ORDAlert. Aanbeveling. Het betreft een boekingsmodule op de website van adverteerder met betrekking tot een vlucht en hotel bij een reis van Amsterdam naar Philipsburg, Sint Maarten.
De klacht - Klager boekte op 28 mei 2013 een reis (vlucht en hotel) naar Sint Maarten. Bij aanvang van de boeking werd een “Pakket prijs” van Totaal” € 2.966,14 vermeld. Tijdens het boeken is dit bedrag 3 maal verhoogd, de laatste keer zelfs nadat klager zijn Visagegevens had ingevuld en op enter had gedrukt. Blijkens de “Reisbevestiging” bedroeg de prijs in “Totaal”: € 3.026,18. Klager beschikt niet over screenshots van elke wijziging. Hij gaat er immers niet van uit dat prijzen wijzigen nadat men gestart is met boeken. Toen klager een rekening van Visa ontving, bleek dat ook nog € 58,- in rekening werd gebracht voor “www.schiphol.nl internet nl”. In totaal diende klager € 118,- meer te betalen dan waarop hij rekende toen hij boekte. Volgens adverteerder staat in de voorwaarden dat wordt gewerkt met liveprijzen. Klager vindt het geen probleem dat prijzen fluctueren, maar kan zich niet vinden in het feit dat prijzen nog veranderen, nadat men met de boeking is begonnen. 

Het oordeel van het College

Ten aanzien van grief 1
1. Met grief 1 stelt appellante de vraag aan de orde welke eisen aan de motivering van de inleidende klacht dienen te worden gesteld en welke stukken in dat kader dienen te worden overgelegd. Het College verwijst in dit verband naar artikel 15 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Uit dit artikel volgt dat een klacht gemotiveerd dient te zijn, dat wil zeggen voldoende duidelijk en voldoende onderbouwd. Bij de vraag of aan deze eisen is voldaan, dient rekening te worden gehouden met het feit dat sprake is van een laagdrempelige procedure.

2. Het College acht de klacht, gelet op de aan een laagdrempelige procedure als de onderhavige te stellen eisen, voldoende duidelijk en voldoende onderbouwd. Geïntimeerde maakt, voor zover in beroep van belang, in de kern bezwaar tegen het feit dat tijdens het boeken de prijs is verhoogd. Ter onderbouwing hiervan heeft geïntimeerde stukken overgelegd die het aannemelijk maken dat de prijs bij aanvang van het boeken € 2.966,14 bedroeg terwijl op het moment dat de boeking werd afgerond en hij de “Reisbevestiging” ontving dezelfde reis € 3.026,18 kostte. Niet valt in te zien dat geïntimeerde aldus zijn klacht onvoldoende gemotiveerd zou hebben.

3. Volgens de eigen stellingen van appellante is een prijsverhoging tijdens het boekingsproces in beginsel mogelijk. Blijkbaar is geïntimeerde hiermee geconfronteerd. Het College volstaat met deze constatering. Of sprake is geweest van in totaal drie prijsverhogingen tijdens het boeken, zoals geïntimeerde stelt, of hooguit één, acht het College voor de beoordeling niet relevant. Het College zal daarom uitgaan van de situatie dat geïntimeerde tijdens het boeken met één prijsstijging is geconfronteerd. Grief 1 treft op grond van het voorgaande geen doel.

Ten aanzien van de grieven 2 en 3
4. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het College zal daarbij uitgaan van hetgeen appellante stelt over het live-boekingssysteem waaraan de uiting die als bijlage 1 aan de beslissing van de Commissie is gehecht, blijkbaar is gekoppeld. Het systeem van appellante werkt op basis van een indeling in categorieën met daaraan gekoppelde prijzen. Hierbij wordt begonnen met de laagste (voordeligste) categorie. Indien die categorie is volgeboekt, komt de klant automatisch in de volgende (duurdere) categorie terecht. De mogelijkheid bestaat dat men, zoals kennelijk ten aanzien van geïntimeerde het geval was, bij de aanvang van de boeking een bepaalde prijs ziet en dat nog tijdens het boeken deze prijs wordt verhoogd doordat een bepaalde categorie is volgeboekt en men daardoor in een duurdere categorie belandt. Bij geïntimeerde bleek dit laatste impliciet uit het feit dat in de Reisbevestiging een hogere prijs stond dan genoemd bij de aanvang van het boekingsproces.

5. Appellante stelt dat de kans dat een categorie tijdens het boeken volgeboekt raakt groter is naarmate het boekingsproces langer duurt. Ter vergadering is echter gebleken dat appellante deze kans reeds reëel acht bij een boekingsduur van in totaal 10 minuten. Het College acht een dergelijke duur niet ongebruikelijk lang. Daarnaast is van belang dat in het onderhavige geval geen sprake is van een boeking die het hoogseizoen betrof. De boeking had kennelijk evenmin betrekking op een massabestemming of een aanbieding. Desalniettemin kan, zoals is gebleken, zelfs in die situatie al sprake zijn van het optreden van een prijsstijging als gevolg van het feit dat een bepaalde categorie niet meer beschikbaar blijft tijdens het boeken. Van een “incident”, zoals aan de orde was in de procedure die bekend is onder dossiernummer 2009/00928, is op grond van het voorgaande geen sprake.

6. In de beleving van de gemiddelde consument, die niet bekend kan worden geacht met het feit welke consequenties het systeem van appellante voor hem kan hebben, betekent de indeling in een duurdere categorie tijdens het boeken een onverwachte en onverklaarbare prijsverhoging. In de uiting wordt niet op de mogelijkheid van een prijsverandering gewezen. Nu uit het voorgaande volgt dat er een niet te verwaarlozen kans is dat de consument tijdens het boeken met een prijsverhoging wordt geconfronteerd, acht het College het uit het oogpunt van de verplichting voor een aanbieder tot het hanteren van duidelijke prijzen als bedoeld onder IV sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen, noodzakelijk dat appellante de consument bij de aanvang van het boekingsproces informeert over de mogelijkheid dat de getoonde prijs tijdens het boeken nog kan wijzigen.

7. Appellante kan in dit verband er niet mee volstaan om bedoelde informatie uitsluitend in haar algemene voorwaarden (de spreekwoordelijke kleine lettertjes) onder te brengen. Deze informatie is zo belangrijk dat zij op duidelijke wijze in de uiting zelf behoort te worden vermeld. Veel mensen nemen bovendien niet de moeite algemene voorwaarden te lezen en daardoor ontgaat hun die informatie. Er komt bij dat de consument die bij appellante boekt, pas aan het einde van het boekingsproces op de algemene voorwaarden wordt gewezen. Dit is te laat voor consumenten die op dat moment reeds tot een transactie hebben besloten. Voor zover Appellante zich in dit kader nog beroept op de beslissingen in de dossiers 2009/00928 en 2013/00298 volstaat het College met op te merken dat die zaken een wezenlijk andere situatie aan de orde was. De grieven treffen op grond van het voorgaande geen doel.

8. Appellante stelt dat een aanbeveling haar in een ongelijke marktpositie zal brengen. Indien het juist is dat, zoals appellante stelt, alle andere aanbieders bij het gebruik van hetzelfde systeem evenmin informatie geven over de mogelijkheid van een tussentijdse prijswijziging, is het van belang dat de onderhavige beslissing ook onder de aandacht van die aanbieders wordt gebracht. Het College zal om die reden als volgt gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 17 lid 1 aanhef en onder in verbinding met artikel 27 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van beroep. Het College zal deze beslissing onder de aandacht brengen van een breed publiek zonder verwijzing naar appellante.

 

De beslissing
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie en brengt deze beslissing onder de aandacht van een breed publiek zonder verwijzing naar appellante.
Regeling: RRA IV. sub 1.

RB 1989

iPhone 4 kan helemaal geen gebruik maken van 'retesnel 4G'

RCC 24 oktober 2013, dossiernr. 2013/00749 (bye bye wifi)
Aanbeveling. Het betreft een reclame-uiting waarin onder de aanhef: “Bye Bye Wifi. Giga veel data. Retesnel 4G KPN netwerk” een Hi Medium 4G 1 GB abonnement wordt aangeboden in combinatie met een iPhone 4 8GB”.

De klacht - Van de reclame-uiting gaat de suggestie uit dat men met het aangeprezen abonnement voor de Apple iPhone 4 gebruik kan maken van “retesnel 4G”. De iPhone 4 ondersteunt echter geen 4G-netwerken. Gelet hierop is het misleidend om in de uiting zo uitdrukkelijk melding te maken van 4G.

Het oordeel van de Commissie
Nu men bij het aangeprezen 4G-abonnement een iPhone 4 8GB krijgt en daarbij “retesnel 4G” in het vooruitzicht wordt gesteld, wordt de indruk gewekt dat dit toestel de mogelijkheid biedt om daarvan gebruik te maken. Nu dit, naar adverteerder heeft erkend, niet het geval is, is de Commissie van oordeel dat de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie bevat ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Hierdoor kan de gemiddelde consument ertoe worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.

Gelet op het vorenstaande is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

In hetgeen adverteerder bij verweer heeft aangevoerd, ziet de Commissie aanleiding een aanbeveling te doen “voor zover nog nodig”.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met de artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1988

Adje's bedrijf De Zingende Decoupeerzaag krijgt schadevergoeding van verandabedrijf

Rechtbank Oost-Brabant 16 oktober 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:6239 (De Zingende Decoupeerzaag tegen Vervor)
Het productiebedrijf De Zingende Decoupeerzaag (DZD) van 'Adje' en verandabedrijf Vervor hebben een overeenkomst gesloten. Het ging hierbij om het maken van reclamespotjes. In het eerdere tussenvonnis (en eerder) heeft de rechtbank al overwogen dat Vervor een toerekenbare tekortkoming heeft gepleegd door het weigeren de overeenkomst uit te voeren en daardoor aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door DZD geleden schade. DZD vordert nu schadevergoeding.

DZD heeft haar vordering beperkt tot haar gemaakte kosten en haar misgelopen winst vermeerderd met 19% BTW. Zo heeft persoon A 4 dagdelen besteed aan het optreden in drie promotionele filmpjes ten behoeve van de veranda's van Vervor, voor het maken van foto's en het inspreken van een geluidsbandje voor een telefoonlijn. DZD heeft het tarief per dagdeel gesteld op € 4.500,00 met als onderbouwing facturen aan andere opdrachtgevers. De aan andere opdrachtgevers in rekening gebrachte bedragen bestaan uit gemaakte kosten vermeerderd met winst. De rechtbank wijst de vorderingen toe zonder vermeerderingen van de BTW. Bij andere opdrachtgevers betaalde DZD de BTW van het tarief per dagdeel.

Beoordeling

2.4 DZD heeft gesteld dat uitgegaan moet worden van een tarief per dagdeel van € 4.500,00 voor [persoon A]; zij heeft ter onderbouwing hiervan een aantal van haar facturen aan andere opdrachtgevers in het geding gebracht. Vervor heeft dit weersproken in die zin dat de vergoedingen van andere opdrachtgevers niet kunnen worden vergeleken met de overeenkomst tussen partijen, omdat in die laatste voor [persoon A] een deel variabele vergoeding (in de vorm van een vergoeding per verkochte veranda) was voorzien en voor de andere opdrachtgevers een vaste vergoeding gold. De rechtbank verwerpt dit verweer. De aan andere opdrachtgevers in rekening gebrachte bedragen bestaan uit gemaakte kosten vermeerderd met winst. Had Vervor de overeenkomst onberispelijk nagekomen, dan had DZD - buiten een eventuele winstcomponent die naast een vergoeding voor de gemaakte kosten zat besloten in de initiële factuur van € 18.000,00 - ook winst gemaakt, of in ieder geval kunnen maken middels de variabele vergoeding. De hoogte van die potentiële winst is niet langer vast te stellen en dat is veroorzaakt door de wanprestatie van Vervor. Vervor heeft ook niet gesteld, noch is anderszins gebleken, dat DZD in geval de overeenkomst was nagekomen veel minder winst zou (hebben) kunnen maken op de inzet van [persoon A] in vergelijking met andere opdrachtgevers. De rechtbank begroot gelet hierop deze winstcomponent dan ook op de winstcomponent die zit besloten in de vaste vergoedingen die DZD aan andere opdrachtgevers in rekening brengt. De hoogte van het door DZD gestelde bedrag (€ 4.500 per dagdeel) heeft Vervor voor het overige niet gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank als schadevergoeding voor gemaakte kosten en misgelopen winst (4 x € 4.500,00 =) € 18.000,00 zal vaststellen zoals gevorderd.

RB 1985

Het ontbreken van de medeling over uitvoering als OV-chipkaart is niet misleidend

RCC 22 oktober 2013, dossiernr. 2013/00670 (Blokker NS-dagkaart)
Afwijzing. Het betreft het op het winkelraam van het Blokker-filiaal in de Ferdinand Bolstraat te Amsterdam aangebrachte raambiljet met als kop:
“Voordelig op reis! 1 dag onbeperkt treinen door héél Nederland”.
De klacht - Klager heeft in de winkel gevraagd of de aanbieding voor 1 dag onbeperkt treinen, zoals voorheen, een papieren dagkaart betrof, hetgeen hem door de betreffende verkoopster werd bevestigd. Thuisgekomen zag klager, die vier dagkaarten had gekocht, echter dat sprake was van een OV-chipkaart. Dit had duidelijk in de uiting vermeld moeten worden, wat niet het geval is. Klager voelt zich hierdoor misleid. Zijn verzoek aan Blokker om de gekochte kaarten terug te nemen is afgewezen.

Het oordeel van de Commissie
Vast is komen te staan dat de in de uiting aangeboden dagkaart een wegwerp OV-chipkaart betreft. Klager acht de uiting door het ontbreken van de vermelding hiervan onduidelijk en daardoor misleidend. Naar het oordeel van de Commissie echter betreft de uitvoering van de dagkaart als papieren treinkaartje of als wegwerp OV-chipkaart geen informatie die voor de gemiddelde consument dermate essentieel is dat deze in de uiting dient te zijn opgenomen.

Het ontbreken van een mededeling over de uitvoering als OV-chipkaart maakt de bestreden uiting daarom niet misleidend. Hieraan doet niet af dat klager door het winkelpersoneel wellicht onjuist is geïnformeerd over de uitvoering van de dagkaart.

Niet is gesteld of gebleken dat met de aangeboden dagkaart niet daadwerkelijk 1 dag onbeperkt door heel Nederland met de trein kon worden gereisd, zoals in de uiting in het vooruitzicht wordt gesteld.

Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1984

De hypotheker had associaties met dierenmishandeling niet beoogd

Vz. RCC 16 oktober 2013, dossiernr. 2013/00702 (De Hypotheker)
Voorzittersafwijzing. Het betreft een televisiecommercial van adverteerder waarin onder meer een fragment van een jongeman met een pony is te zien.
De klacht - Mede gelet op recente voorbeelden van mishandeling van pony’s, is het fragment van een volwassen man met een kleine pony zeer onpasselijk.

Het oordeel van de voorzitter
De Voorzitter vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen acht als bedoeld in de artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter daarvan.

Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Voorzitter van oordeel dat in de onderhavige uiting de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden.

In de televisiecommercial wordt op duidelijk overdreven en humoristisch bedoelde wijze tot uitdrukking gebracht dat het gezin te groot is geworden voor het huidige huis, de tuin en de huisdieren. Voor zover dit wordt uitgebeeld in het fragment van een jongeman en een pony, blijkt dat de jongeman niet op de pony zit, maar in feite op de grond staat terwijl de pony loopt. De Voorzitter is van oordeel dat dit niet als dierenkwelling of mishandeling kan worden gezien. Voor zover de commercial associaties oproept met dierenmishandeling is dit onmiskenbaar niet door de adverteerder beoogt. De klacht dient op grond van het voorgaande te worden afgewezen.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het hierboven overwogene wijst de voorzitter de klacht af.

RB 1982

Geen BTW is niet 21% maar 18% korting en dus misleidend

Vz. RCC 21 oktober 2013, dossier 2013/00620 en 2013/00772 (BTW-korting)
Voorzitterstoewijzing. Het betreft de televisiereclame voor de ‘deze week geen BTW-actie’ ofwel “BTW Vrij Markt-actie” van adverteerder. In de televisiecommercial wordt onder meer gezegd: “deze week betaal je bij Praxis geen BTW op heel veel producten”. De tekst “geen BTW” verschijnt ook in beeld bij het noemen en tonen van verschillende productgroepen waarop deze actie van toepassing is, waarbij onder in beeld de tekst verschijnt: “zie praxis.nl voor de actievoorwaarden”.
De klacht - In de commercial wordt gesuggereerd dat men 21% korting krijgt bij adverteerder. Bij de kassa blijkt de korting echter op grond van de door adverteerder gehanteerde rekenmethode 18% te zijn. Klager acht de reclame op grond van het voorgaande misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
1) De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen, en overweegt daartoe het volgende.

2) In de commercials wordt uitdrukkelijk gezegd: “deze week betaal je bij Praxis geen BTW op heel veel producten”. De gemiddelde consument, die geacht kan worden op de hoogte zijn van het feit dat in de koopprijs van het product BTW is inbegrepen, zal naar het oordeel van de voorzitter deze mededelingen aldus opvatten, dat in het kader van bedoelde actie de prijzen worden verlaagd, en wel met hetzelfde percentage als de BTW. In feite zal de consument derhalve de onderhavige actie opvatten als een 21% kortingsactie. Van de gemiddelde consument kan niet worden verwacht dat hij weet dat het onjuist is in verband met de actie 21% korting te berekenen over het bedrag inclusief BTW. Indien men het bedrag inclusief BTW op juiste wijze wil terugrekenen naar het bedrag exclusief BTW, dient immers het bedrag inclusief BTW te worden verminderd met een rekenpercentage van 17,35%.

3) Het voorgaande impliceert dat de consument moet worden geïnformeerd over de wijze waarop de actie moet worden uitgelegd om te voorkomen dat bij hem onjuiste verwachtingen worden gewekt omtrent het voordeel waarop hij op grond van de actie recht heeft. Deze infor-matie is essentieel in de zin van artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Het gaat immers om de hoogte van het voordeel en daarmee om de prijs die de consument uiteindelijk dient te betalen. Nu in de uiting dergelijke informatie ontbreekt, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De enkele verwijzing in de uiting naar de actievoorwaarden leidt niet tot een ander oordeel. Voor essentiële informatie kan immers niet worden volstaan met een enkele verwijzing naar voorwaarden die elders kunnen worden geraadpleegd.

De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de bestreden reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.
Hij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRc (nieuw) art. 8.3 onder c.

RB 1979

ProstEase ten onrechte aangeduid als natuurlijk product

RCC 18 oktober 2013, dossiernr. 2013/00311 (ProstEase)
Het betreft een uiting op www.naturesrange.nl voor het voedingssupplement ProstEase. Onder een afbeelding van de verpakking van het product staat onder meer:
“ProstEase TM voor het behoud van een normale prostaat. ProstEase is een natuurlijk voedingssupplement voor het behoud van een normale prostaat. Goed voor de prostaat. Goed voor de prostaatfunctie. Voor het behoud van een normale prostaat”  en “ProstEase bestaat uit een complete formule met 25 ingrediënten waaronder de vruchten van de zegepalm (serenoa repens), (…) He Shou Wu wortelextract, lycopeen en zink”.
 
De klacht - De klacht, voor zover gehandhaafd in klaagsters e-mails, kan als volgt worden samengevat.
3. Waarom zink aan ProstEase is toegevoegd en zo natuurlijk wordt gevonden, is een raadsel. Mineralen met zink dienen een flinke bewerking te ondergaan om zink te isoleren. Veel natuurlijks is daar niet aan en dat betekent dat ProstEase ook niet erg natuurlijk is.

1. Volgens een bij de klacht overgelegde monografie van Natural Medicines Comprehensive Database kan Polygonum Multiflorum (in het Chinees: He Shou Wu) leverschade veroorzaken. Er is dus geen sprake van dat er bij het gebruik van ProstEase geen bijverschijnselen zouden zijn.
Voorts is er onvoldoende betrouwbare informatie beschikbaar over de werkzaamheid van Polygonum Multiflorum.
2. Over de werkzaamheid van Serenos repens is meer informatie beschikbaar, maar volgens de betere studies heeft dit ingrediënt weinig effect. Bovendien zijn er de nodige -zij het lichte- bijverschijnselen.
4. Veel kan niet worden gezegd over het totale effect van ProstEase, omdat maar 6 van de 25 ingrediënten worden genoemd. De overige ingrediënten zouden ook moeten worden vermeld. Wat dat betreft biedt de uiting onvoldoende informatie. Overigens dient de samenstelling op de verpakking te worden vermeld. Die ziet men pas als men de bestelling heeft ontvangen, en dat is te laat. 

Het oordeel van de Commissie
Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie het volgende.
Ad 1 en 2.
In de bestreden uiting wordt niet gesteld of gesuggereerd dat het gebruik van ProstEase geen bijverschijnselen met zich zou brengen. Derhalve acht de Commissie dit onderdeel van de klacht ongegrond.
Voor zover klaagster de werking van afzonderlijke ingrediënten betwist, moet in de eerste plaats worden beoordeeld of het product ProstEase ingrediënten bevat waaraan de bestreden werking kan worden toegeschreven, en zo ja, of er sprake is van een werkzame hoeveelheid. De Commissie toetst in dit verband aan Verordening (EG) 1924/2006 (hierna: de Claimsverordening), aangezien de claims
“voor het behoud van een normale prostaat”
“goed voor de prostaat” en
“goed voor de prostaatfunctie”
moeten worden aangemerkt als gezondheidsclaims in de zin van artikel 2 lid 5 van de Claimsverordening,
De Commissie constateert dat niet is gebleken dat het onderhavige product ingrediënten bevat ten aanzien waarvan is komen vast te staan dat zij voornoemde gezondheidsclaims rechtvaardigen. De ingrediënten die in de uiting worden genoemd, staan deels niet op de lijst van goedgekeurde claims als bedoeld in Verordening (EU) Nr. 432/2012 van de Europese Commissie van 16 mei 2012 en rechtvaardigen, voor zover zij wel op die lijst staan (zink), niet de onderhavige, specifiek voor de prostaat bedoelde claims. Voor het overige is niet gebleken dat er momenteel, waar het betreft de in de uiting genoemde ingrediënten, zodanige claims aanhangig zijn bij de Europese Commissie.
Op grond van het bovenstaande zijn de bewuste gezondheidsclaims in strijd met de Claimsverordening en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 van Nederlandse Reclame Code (NRC).

Ad 3.
Klaagster heeft de juistheid van de mededeling “natuurlijk voedingssupplement” gemotiveerd weersproken, door te stellen dat mineralen met zink een flinke bewerking moeten ondergaan, om zink te isoleren. Vervolgens heeft adverteerder volstaan met de mededeling dat zink een essentieel sporenelement is en een belangrijke rol in het lichaam speelt. Aldus is niet aannemelijk geworden dat de mededeling “natuurlijk voedingssupplement” juist is.
Gelet hierop is de Commissie van oordeel dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad 4.
In de uiting is duidelijk vermeld dat ProstEase 25 ingrediënten bevat. Dat hiervan maar 6 ingrediënten met name zijn genoemd, betekent niet dat de uiting in strijd is met de NRC. Meer in het bijzonder is er naar het oordeel van de Commissie geen sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om en geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c NRC.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met de artikelen 2 en 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

Regeling: NRC (nieuw) art. 2 (wet)
NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

RB 1975

"Gratis tablet" krijg je niet, maar maak je kans op

RCC 1 november 2013, dossiernr. 2013/00441 (Gratis Tablet)
Latitude 10 TabletAanbeveling. Het betreft de per e-mail aan klager gezonden reclame-uiting met de aanhef
“GRATIS Android Tablet, een uniek kado voor jou! Gefeliciteerd, het AD is vernieuwd en deelt uit om dat te vieren! Jij krijgt daarom alleen deze week nog een Android 0.4 Tablet kado.”
De klacht - In de uiting wordt aan klager een gratis tablet in het vooruitzicht gesteld. Nadat klager zijn persoonlijke gegevens op de website had ingevuld, bleek echter dat hij slechts kans maakte op een gratis tablet.

Het oordeel van de Commissie
Allereerst overweegt de Commissie dat de onderhavige reclame-uiting misleidend is, aangezien daarin aan klager gratis een Android Tablet wordt aangeboden, terwijl klager in werkelijkheid slechts kans maakt om deze tablet gratis te krijgen.

Blijkens het voorgaande is de Commissie van oordeel dat in de reclame-uiting voor de gemiddelde consument onjuiste informatie wordt verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de reclame-uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Thans dient beoordeeld te worden wie voor de gewraakte reclame-uiting verantwoordelijk dient te worden gehouden.

De Commissie is van oordeel dat het AD voor de uiting verantwoordelijk moet worden gehouden en overweegt daartoe als volgt.

Het AD heeft, teneinde meer abonnees te krijgen, Digimo benaderd om de marketing voor abonnementenwerving te verzorgen en heeft daartoe een (digitale) advertentie geaccordeerd. Nu het AD de aanprijzing van zijn product heeft overgelaten aan een derde, i.c. Digimo, van wie het AD geacht moet worden te (hebben ge)weten dat deze daarbij gebruik maakt van zogenaamde affiliates, die belang hebben bij het behalen van een gunstig verkoopresultaat, moet het AD geacht worden zich bewust te zijn geweest van het risico dat het daarmee nam. In verband daarmee had het AD maatregelen behoren te nemen om er voor te zorgen dat zijn product wordt aangeprezen op een wijze die niet in strijd is met wet- en regelgeving.

Op het verzoek aan het AD om met bescheiden aan te tonen de geëigende maatregelen te hebben genomen, stelt het AD een waarschuwing te hebben doen uitgaan en, na kennis te hebben genomen van de gewraakte reclame-uiting, het contact met Digimo te hebben verbroken en verzocht te hebben een rectificatie te plaatsen. Daarbij heeft het AD volstaan met het overleggen van een kopie van de geaccordeerde reclame-uiting.

Niet is daarmee aangetoond dat het AD voorwaarden heeft gesteld aan de wijze waarop voor het AD abonnees mogen worden geworven dan wel dat het AD maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat dit gebeurt op een wijze die in strijd is met de NRC.

Gelet hierop acht de Commissie het AD voor de gewraakte reclame-uiting (mede) verantwoordelijk.

Ten aanzien van Digimo overweegt de Commissie dat Digimo niet heeft weersproken de gewraakte reclame-uiting te hebben (doen) verspreiden, zodat zij ook Digimo voor de gewraakte reclame-uiting verantwoordelijk acht.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij verweerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

Regeling: NRC (nieuw) art. 7

NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef