RB

Media  

RB 2080

Durex ballonbeestensex onmiskenbaar humoristisch bedoeld

RCC 5 maart 2014, dossiernummer 2014/00159 (Durex ballonbeestensex)
Voorzittersafwijzing. Het betreft een commercial voor Durex condooms waarin animatiefiguren in de vorm van ballonbeesten seks met elkaar lijken te hebben, waarbij geluiden zijn te horen die lijken op tegen elkaar schurende ballons. Volgens klager is de commercial op 6 november 2013 uitgezonden op RTL5 en is deze ook te zien op YouTube. Klager stelt, kort samengevat, dat het acceptabel is dat adverteerder reclame voor condooms maakt. De samenhang met piepende beestjes kan echter niet door de beugel. Dieren hebben niks met Durex te maken en dit kan consumenten op verkeerde ideeën brengen.

Het oordeel van de voorzitter
Adverteerder betwist dat de onderhavige commercial in november 2013 op RTL5 zou zijn uitgezonden. Uit navraag door het secretariaat van de Reclame Code Commissie bij RTL5 blijkt dat de commercial inderdaad destijds niet door deze omroep is uitgezonden. Op grond hiervan gaat de voorzitter ervan uit dat de commercial waartegen de klacht zich richt uitsluitend op YouTube is te zien.

Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak of het fatsoen, zoals kennelijk met de klacht is bedoeld, stelt de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. Met inachtneming van deze terughoudendheid acht de voorzitter de onderhavige, onmiskenbaar humoristisch bedoelde commercial, niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Het feit dat adverteerder voor de aanprijzing van zijn product beeldtaal gebruikt in de vorm van ballonbeesten, leidt niet tot een ander oordeel. Of adverteerder verantwoordelijk is voor de verspreiding van de commercial via YouTube, doet bij deze uitkomst niet meer ter zake en kan daarom in het midden blijven.

De beslissing van de voorzitter

Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.
RB 2076

Groupon-actie Disneyland en hotel met toegang tot themapark toch duurder

RCC 3 maart 2014, dossiernummer 2014/00036 (Groupon actie Disneyland)
Aanbeveling. Misleidend en oneerlijk. Het betreft de aanbieding op adverteerders website www.groupon.nl (subpagina https://travel.groupon.nl) met de kop: “ Verblijf bij Disneyland® Paris Magisch verblijf in het Algonquin Explorers-hotel naar keuze met toegang tot de thema-parken (vanaf € 89 voor 4 personen)”.

Toen klaagster één nacht in het hotel en één dag toegang tot Disneyland Parijs voor vier personen wilde boeken, bleek de prijs niet € 89,- te bedragen, zoals zij naar aanleiding van de kop van de uiting verwachtte, maar € 349,-. De genoemde prijs van € 89,- geldt indien alleen een overnachting in het hotel wordt geboekt. Pas bij het verder naar beneden scrollen in de uiting wordt duidelijker beschreven dat de aanbieding het hotel betreft en dat er een mogelijkheid is om toegangskaartjes voor Disneyland Parijs erbij te kopen.

De aanbieding “Magisch verblijf in het Algonquin Explorers-hotel naar keuze met toegang tot de themaparken (vanaf € 89 voor 4 personen)” wekt naar het oordeel van de Commissie de indruk dat de genoemde vanaf-prijs van € 89,- de laagste prijs is waarvoor men een hotelovernachting voor vier personen naar keuze kan combineren met toegangskaarten voor Disneyland Parijs. Als erkend is echter komen vast te staan dat de geadverteerde (vanaf)prijs van € 89,- alleen betrekking heeft op een overnachting in het genoemde hotel, zonder toegang tot de themaparken. Nu dit niet blijkt uit de kop, die door de grote, vetgedrukte letters sterk de aandacht trekt, acht de Commissie de uiting onduidelijk ten aanzien van de prijs van het aangeboden product als bedoeld in de aanhef en onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument door de kop van de aanbieding ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat in het vervolg van de uiting de verschillende opties met bijbehorende prijzen worden vermeld, neemt het misleidende karakter van de kop van de aanbieding niet weg.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2075

Banner datingsite lexa.nl als In-Game advertising voetbalspelapp geen overtreding KJC

RCC 3 maart 2014, dossiernummer 22014/00033 (In-Game advertising lexa.nl)
Geen (In-)Game advertising als bedoeld in de KJC. Commissie niet bevoegd zich uit te laten over voorschriften betreffende minimumleeftijd voor Apple App Store spel. Het betreft een banner, vertoond tijdens het voetbalspel “FTS 2014” dat klagers zoon van 11 jaar speelde op de Ipad van klager. In de banner staat naast de foto van een vrouw een “wolkje” met de uitspraak: “Hi, zin in een date?!” Daarnaast staat: “lexa.nl” en “Bekijk foto’s”. Klagers zoon van 11 klikte op deze banner, die zeer regelmatig gedurende het bewuste spel te zien was, en kwam op de site lexa.nl terecht.

Het maken van reclame voor een datingsite gedurende een app die (mede) door (jonge) kinderen wordt gebruikt, is op zichzelf niet in strijd met de NRC. De wijze waarop in dit geval gedurende een app, namelijk het voetbalspel FTS 2014, reclame wordt gemaakt voor de datingsite lexa.nl leidt evenmin tot het oordeel dat de NRC, daaronder begrepen de KJC, is overtreden. De Commissie overweegt daartoe het volgende.

De inhoud van de banner acht de Commissie niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden, ook niet voor zover deze door (jonge) kinderen wordt gezien en kinderen aldus bekend raken met het bestaan van lexa.nl.

Voorts acht de Commissie de banner, voor zover deze geacht moet worden geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen te zijn gericht, duidelijk herkenbaar als reclame. De bewuste app betreft een voetbalspel, terwijl de banner betrekking heeft op een datingsite. Voorts onderscheidt de banner zich in die zin van de app/het voetbalspel dat de banner buiten het spelscherm is geplaatst.

Van (In-)Game advertising als bedoeld in de KJC is overigens geen sprake. De definitie van (In-)Game advertising luidt:

“reclame maken in of door middel van een game (digitaal spel en/of wedstrijd), waarbij een reclame-uiting respectievelijk in de game verschijnt of waarbij de game zelf (of delen daarvan) de reclame-uiting vormt”.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De Commissie wijst de klacht af.
RB 2071

Inserts in strijd met tabaksreclameverbod

Vzr. Rechtbank Den Haag 5 februari 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:1365 (British American Tobacco Nederland B.V. tegen De Staat der Nederlanden)
Kort geding. Tabakswet. Gebruik van insteekbriefjes in de verpakking van tabaksprodukten ('inserts') is in strijd met het reclameverbod zoals neergelegd in de Tabakswet.

2.3. In de verpakking van de door haar verhandelde tabaksproducten (sigaretten en shag) voegt BAT regelmatig insteekkaartjes - zogenaamde 'inserts' - toe, waarop zij informatie verstrekt over het betreffende product, dan wel een of meer andere producten waarin zij handelt.
4.4. Uit de Tabakswet vloeit voort dat verpakkingen van sigaretten en shag niet vallen onder het in die wet geregelde reclameverbod. Partijen verschillen daarover ook niet van mening. Voorts heeft BAT op de zitting erkend dat de inserts (ook) kunnen worden beschouwd als een vorm van reclame in de zin van de Tabakswet.

4.5. BAT kan niet worden gevolgd in haar stelling dat de inserts behoren te worden gerekend tot de verpakking van tabaksproducten. Daarvoor is het volgende van belang.
Artikel 5 lid 1 van de Tabakswet verbiedt iedere vorm van reclame, zoals gedefinieerd in artikel 1 aanhef en onder d van die wet. Uit de wet, alsmede uit vaste jurisprudentie, volgt dat enkel de expliciet in de Tabakswet genoemde uitzonderingen op het reclameverbod zijn toegestaan, alsmede dat die uitzonderingen strikt/restrictief moeten worden toegepast. Ingevolge artikel 5 lid 4 aanhef en onder b van de Tabakswet valt de verpakking van tabaksproducten niet onder het reclameverbod. Daarmee is uitsluitend beoogd een belemmering voor de verkoop van tabaksproducten, die door het verbod zou ontstaan, weg te nemen. Die uitzondering reikt dus niet verder dan nodig is om in een tabaksverkooppunt te tonen welk tabaksproduct voor welke prijs wordt verkocht (zie ook CBB 20-12-2007, ECLI:NL:CBB:2007:BC2232 en HR 25-11-2011, ECLI:NL:HR:2011:BS8874). Weliswaar bevinden de inserts zich in de verpakking van tabaksproducten, maar daarmee maken zij nog geen deel uit van de verpakking. De inserts dienen immers niet om de sigaretten en shag te 'verpakken'. Daar komt bij dat door middel van de inserts in een tabaksverkooppunt niet wordt getoond welk product tegen welke prijs wordt verkocht. De inserts bevinden zich immers in de verpakking en zijn daardoor van buitenaf niet zichtbaar.
4.6. Schending van het 'lex certabeginsel' kan evenmin worden aangenomen. Blijkens vaste jurisprudentie van het CBB maakt de in artikel 5 lid 4 aanhef en onder b van de Tabakswet geformuleerde norm voldoende concreet duidelijk welke gedragingen met betrekking tot de presentatie van tabaksproducten zijn toegestaan - en daarmee tevens welke gedragingen op grond van het eerste lid van dat artikel verboden en beboetbaar zijn - en dat deze norm degene tot wie zij is gericht voldoende in staat stelt zijn gedrag daarop af te stemmen (zie o.a. CBB 20-12-2007, ECLI:NL:CBB:2007:BC2232 en CBB 22-11-2012, ECLI:NL:CBB:2012:BY7506). Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen bestaat geen aanleiding om in de hier aan de orde zijnde kwestie anders te beslissen.

4.7. Tot slot faalt ook het beroep van BAT op het vertrouwensbeginsel.
RB 2058

Moet duidelijk kenbaar zijn dat het product 'refurbished' is

RCC 6 februari 2014, dossiernummer 2013/00687 (Refurbished toestel)
Misleidend en oneerlijk. Levertijd. Garantie. Onduidelijke informatie. De klacht richt zich succesvol tegen de volgende uiting: “’Ready to go’ Delivery: Dit toestel wordt inclusief hoogwaardige kwaliteit oplader en accu geleverd. (…)” Onder het kopje “Levering” staat onder meer: “Origineel product: Op onze website worden enkel 100% originele merkproducten en OEM (Original Equipment Manufacturer) producten aangeboden.” “Product & Garantie: Op dit product zit 30 dagen volledige omruilgarantie, [..] Het gaat hier om zogenaamde tot in complete nieuwstaat gereviseerde modellen die met een nieuwe garantietermijn worden geleverd”. “Bedenktijd: Op dit product zit een bedenktijd van 7 werkdagen [..]”

De Commissie oordeelt dat het gaat om essentiële informatie (refurbished toestel) die niet duidelijk is vermeld, waardoor niet duidelijk is welke garantietermijn van toepassing is. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Het feit dat, naar adverteerder stelt, het aanbieden van refurbished toestellen algemeen geaccepteerd is, betekent niet dat men, indien men een dergelijk toestel aanbiedt, dit niet duidelijk moet vermelden. Dit is, zoals de voorzitter overwoog, essentiële informatie die aan geïnteresseerden direct kenbaar moet worden gemaakt. In de onderhavige uiting staat dit pas onder het kopje “Levering” en dan ook nog in het midden van de onder het subkopje “Product & Garantie” staande tekst, na informatie over de aard en de duur van de garantie(periode). Hierdoor is ook niet dan wel onvoldoende duidelijk welke garantie(termijn) op het aangeboden product van toepassing is.

Blijkens het voorgaande is voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code NRC. Voorts kan de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Tevens is de uiting, gelet op het vorenstaande, voor wat betreft het gebruik van het woord “garantie” in strijd met artikel 12 NRC.

RB 2055

Vergelijking LouseBuster met resultaat luizenshampoo misleidend

RCC 12 februari 2014, dossiernummer 2013/00842 (luizenkliniek.nl)
Met hete lucht doden hoofdluis. Vergelijking met andere methoden. Aanbeveling. Klager, die producent is van luizenmiddelen en een farmaceutisch bedrijf heeft, heeft succesvol geklaagd over de website www.luizenkliniek.nl, met name de subpagina “Luizenmiddelen” en de homepagina met de aanhef “Kliniek voor professionele behandeling van hoofdluis”. Volgens klager bevat de website onjuiste informatie alsmede opmerkingen jegens farmaceutische bedrijven die te kwalificeren zijn als smaad en laster.

De Commissie oordeelt dat op de gewraakte pagina’s van de website het resultaat van de door verweerder aangeprezen behandelmethode, die hieruit bestaat dat in verweerders luizenkliniek luizen door professionals worden bestreden met behulp van de LouseBuster, waarmee hoofdluizen en neten worden gedood door middel dehydratatie, wordt vergeleken met het resultaat van de luizenshampoos/lotions waarmee hoofdluizen en neten worden bestreden. Aanbieders van luizenshampoos en/of -lotions kunnen zich door de wijze waarop verweerder zich over deze producten uitlaat aangesproken voelen. De Commissie beschouwt de bewuste webpagina’s om die reden als vergelijkende reclame en beveelt verweerder niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Commissie oordeelt op grond van het overwogene onder B 5 en 13 in strijd met artikel 6 NRC, op grond van het overwogene onder B 2, 4, 5, 7, 8, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 in strijd met artikel 13 sub a NRC en op grond van het overwogene onder B1 in strijd met artikel 13 e NRC.

Ad B 1.
In de gewraakte zinsneden laat verweerder zich op onfatsoenlijke wijze uit over de handelwijze van concurrenten, daar waar hij de farmaceutische industrie ervan beschuldigt dat zij misbruik maakt van paniek die uitbreekt bij het ontdekken van hoofdluis door haar “macht en miljoenen” aan te wenden om de consument “te laten geloven” dat insecten het best zijn te bestrijden met pesticiden. Verweerder beschuldigt zijn concurrenten ervan de consument te manipuleren en schaadt daardoor de goede naam van hen, waaronder die van klager. Dat klagers naam niet in de uiting wordt genoemd, maakt dit niet anders. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 13 sub e NRC.

Ad B 2.
Verweerder baseert zich in de gewraakte mededeling met betrekking tot de resistentie op de situatie in het buitenland en op zijn eigen veronderstelling dat de in het buitenland geconstateerde resistentie ook ten aanzien van de luis in Nederland geldt. Dit wordt echter niet vermeld zodat de gemiddelde consument ten onrechte zal denken dat ook in Nederland hoofdluis en insecten massaal resistent zijn (geworden) tegen pesticide. Echter, in Nederland zijn -aldus de LCI-richtlijn Hoofdluis- ”beperkt cijfers over resistentieontwikkeling beschikbaar waaruit blijkt dat therapiefalen vaker optreedt na behandeling met permetrine dan met malathion”. Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de gewraakte mededeling onjuist alsmede misleidend in de zin van de aanhef van artikel 8 NRC en om die reden in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 4.
Blijkens de LCI-richtlijn Hoofdluis bevatten de ter bestrijding van hoofdluis beschikbare middelen dimeticon, malathion en permetrine en kunnen deze “huidirritatie, overgevoeligheid en sensibilisatie als bijwerking hebben”. Voorts wordt “het gebruik van malathion en permetrine (…) afgeraden aan zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven” en bestaat “over het gebruik van dimeticon tijdens zwangerschap en borstvoeding (…) geen consensus”. Het feit dat het gebruik van een luizenmiddel bij sommigen wordt afgeraden en dat over de vraag of het gebruik van dimeticon tijdens zwangerschap en het geven van borstvoeding veilig is, geen consensus bestaat, rechtvaardigt niet de zo absolute en algemene mededeling dat luizenmiddelen, waaronder de gemiddelde consument middelen die dimeticon bevatten ook zal brengen, voor de gezondheid schadelijke stoffen bevatten. Nu adverteerder de juistheid van deze bewering niet heeft aangetoond dan wel aannemelijk heeft gemaakt, acht de Commissie deze zinsnede te absoluut en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 a NRC.

Ad B 5.
Verweerder heeft niet weersproken dat de concentratie waarin pesticide in hoofdluismiddelen aanwezig is niet te vergelijken is met c.q. geringer is dan de concentratie van pesticide in landbouwgif. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede onjuist en misleidend in de zin van de aanhef van artikel 8 NRC en daardoor in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Tevens getuigt de gewraakte mededeling van overdrijving waardoor deze ten onrechte gevoelens van angst jegens het gebruik van hoofdluismiddelen kan oproepen. Op grond daarvan acht de Commissie deze zinsnede ook in strijd met artikel 6 NRC.

Ad B 7.
De bewuste zinsnede is, anders dan de aanhalingstekens doen vermoeden, geen citaat maar geeft verweerders mening weer. De strekking van deze zinsnede is dat het gebruik van luizenmiddelen geen effect heeft en derhalve zinloos is. Aangezien luizenmiddelen luizen doden en derhalve wel degelijk effect hebben, acht de Commissie deze zinsnede misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC. Dat het advies is om na het gebruik van het luizenmiddel te (blijven) kammen, maakt deze conclusie niet anders.

Ad B 8.
De reden om de behandeling met luizenmiddel te herhalen is niet omdat luizenmiddelen niet effectief is, maar omdat deze middelen niet effectief zijn tegen de larven in de neten. Na een eerste behandeling kunnen uit de mogelijk nog achtergebleven neten luizen komen en een herhaalde behandeling dient ter bestrijding van deze nieuwe luizen. Voorts is de mededeling dat “het RIVM deze middelen niet adviseert” niet in de LCI-richtlijn Hoofdluis terug te vinden. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede onjuist en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 a NRC.

Ad B 13.
Afhankelijk van de werkzame stof van de verschillende luizenmiddelen, staan in de bijsluiters beperkingen ten aanzien van het gebruik en verweerder heeft niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat als de middelen volgens de respectievelijke bijsluiters worden gebruikt, deze de gezondheid in gevaar (kunnen) brengen. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsneden misleidend en daardoor in strijd met artikel 13 sub a NRC. De zinsneden zijn tevens in strijd met artikel 6 NRC nu daardoor in de uiting zonder te rechtvaardige redenen wordt geappelleerd aan gevoelens van angst.

Ad B 14.
Dit tekstgedeelte acht de Commissie onvolledig nu is vermeld dat dimeticon een chemische stof bevat, maar niet is vermeld dat dimeticon, anders dan men op grond hiervan zou verwachten, geen chemische, maar een mechanische werking heeft. Gelet hierop acht de Commissie deze mededeling onvolledig en daardoor misleidend en derhalve in strijd met artikel 13 sub a NRC.

De daarop volgende zinsnede, die luidt dat middelen op basis van dimeticon niet schadelijk zijn voor de gezondheid maar wel voor de hoofdhuid en het haar, acht de Commissie, gezien de in de LCI-richtlijn Hoofdluis genoemde mogelijke bijwerkingen, zoals ook onder ad B 4 overwogen, te absoluut en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 15.
Klager trekt de juistheid van de onder het kopje “Waarom zinloos?” staande zinsnede dat je “De neten (…) helaas nooit allemaal (kunt) uitkammen, maar wel een deel” in twijfel en verweerder heeft nagelaten om aan te tonen dan wel aannemelijk te maken dat deze mededeling juist is. Gelet hierop acht de Commissie deze mededeling misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 16.
De mededeling dat het aantal neten dat men met een kam kan verwijderen altijd groter is dan er gedood kan worden met een luizenmiddel kan weliswaar juist zijn, omdat volgens de LCI-richtlijn Hoofdluis een luizenmiddel geen neten doodt, maar gegeven het feit dat deze mededeling wordt gedaan onder de aanhef “Waarom zinloos?”, wordt de suggestie gewekt dat een luizenmiddel niet werkt. Dit is een misleidende suggestie en daarmee in strijd met artikel 13 sub a NRC, zoals onder B 7 reeds is overwogen.

Ad B 17.
De juistheid van de eveneens onder het kopje “Waarom zinloos?” staande mededeling dat “het combineren van kammen en een luizenmiddel (…) ook niet meer zekerheid” geeft, is door adverteerder niet aangetoond en bovendien in strijd met de LCI-richtlijn Hoofdluis, waarin deze gecombineerde behandeling “bewezen effectief” wordt genoemd.

Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede eveneens misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Dat in verband met de mededeling dat neten vast blijven zitten aan het haar geen melding is gemaakt van het bestaan van het middel Prioderm Foam, dat de lijm waarmee de neten aan het haar vastzitten oplost, betekent niet dat de uiting onvolledig is.

Ad B 18.
De gewraakte zinsnede wekt ten onrechte de indruk dat bij de bestrijding van hoofdluis een keuze zou moeten worden gemaakt tussen kammen en het gebruik van een luizenmiddel. Geadviseerd wordt immers naast een luizenmiddel ook te kammen. Voorts wordt de indruk gewekt dat men een luizenmiddel altijd 8 uur moet laten intrekken, terwijl er in ieder geval één middel is met een inwerktijd van 15 minuten. Waar ook hier weer gewezen wordt op de schadelijkheid van luizenmiddelen, verwijst de Commissie naar hetgeen zij hierboven onder Ad B 4 ten aanzien daarvan heeft overwogen. Op grond van het vorenstaande acht de Commissie deze zinsnede te absoluut en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 a NRC.

Ad B19.
Van deze mededeling gaat ten onrechte de suggestie uit dat een luizenmiddel geen enkel effect heeft, terwijl dit de luizen doodt. Wel wordt in de LCI-richtlijn Hoofdluis geadviseerd om naast het gebruik van een luizenmiddel ook nog 14 dagen te kammen. Dat men dit een half uur zou moeten doen, heeft verweerder echter niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 20.
De gewraakte zinsnede impliceert dat het gebruik van luizenmiddelen niet effectief is en dientengevolge ondeugdelijk is ter bestrijding van hoofdluis. Aangezien luizenmiddelen wel degelijk effectief zijn tegen luizen acht de Commissie deze mededeling misleidend en om die reden in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 21.
Verweerder heeft de juistheid van deze stellige mededeling niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt. Gelet hierop acht de Commissie deze mededeling misleidend en om die reden in strijd met artikel 13 a NRC.

RB 2051

Schone waterdamp e-smoking niet bewezen

RCC 3 februari 2014, dossiernummer 2013/0085 (Reclamefilmpje e-smoking)
Misleidend. Oneerlijk. Milieuclaim. E-smoking. Aanbeveling. Het betreft een televisiereclame voor “het nieuwe roken van e-smoking”. Daarin is een tekenfilmpje is te zien, waarbij wordt gezegd: “Roken zonder op het balkon alleen in de regen achter te blijven? Het kan met het nieuwe roken van e-smoking. U blaast geen stinkende rook uit, maar schone waterdamp. Dus blijf gezellig binnen en rook wanneer u wilt. E-smoking.” De klager heeft succesvol ingebracht dat men anders dan bij reguliere sigaretten geen schadelijke stoffen, maar alleen waterdamp zou uitblazen. De bestreden uiting is een milieuclaim waarvan de juistheid niet is aangetoond door adverteerder en is derhalve in strijd met de Milieu Reclame Code en de Nederlandse Reclame Code.

Ter vergadering van de Commissie van 12 december 2013 is adverteerder in de gelegenheid gesteld de woorden “schone waterdamp” nader (schriftelijk) te onderbouwen. Van deze gelegenheid heeft adverteerder geen gebruik gemaakt; adverteerder heeft -samengevat- meegedeeld dat “de onderzoeksresultaten” nog enige tijd op zich zullen laten wachten en dat adverteerder op dit moment nog niet in staat is te bewijzen dat “de uitgeblazen damp niet schadelijk is voor de omgeving”.

De rechtbank oordeelt dat gelet op de mededeling “U blaast geen stinkende rook uit, maar schone waterdamp” de bestreden uiting moet worden aangemerkt als een milieuclaim in de zin van de MRC. Nu adverteerder de juistheid van voornoemde mededeling niet heeft aangetoond, acht de Commissie de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC. Bovendien gaat het gepaard met onjuiste informatie over de risico’s van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2038

Opinion on the legal basis of the proposal for a Directive of tobacco and related products

Opinion on the legal basis of the proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the approximation of the laws, regulations and administrative provisions of the Member States concerning the manufacture, presentation and sale of tobacco and related products (COM(2012)0788 – C7-0420/2012 – 2012/0366(COD)) 24 January 2014
The legal basis originally proposed by the Commission was Article 114(1) of the Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU), which is the general legal basis in the Treaty concerning measures for the harmonisation of Member States' legislation in the internal market. Plenary confirmed the mandate based on Article 114(1) TFEU on 8 October 2013.
 
In the context of negotiations for a compromise in first reading, the Commission suggested that Article 53(1) TFEU, on the right of establishment concerning the taking-up and pursuit of activities as self-employed persons, and Article 62 TFEU, on the freedom to provide services, should be added to the legal basis.
 
The agreed text includes a completely new Article 18a which did not appear in the Commission proposal and which sets out provisions on electronic cigarettes, notably a prohibition on advertising and sponsorship thereof. The relevant provisions correspond to provisions in the Tobacco Advertising Directive and the Audiovisual Media Services
Directive, the legal basis of both of which include Articles 53 and 62 TFEU.

Lees verder

RB 2037

Afbeelding tablet wijkt af van werkelijk aangeboden tablet

RCC 21 januari 2014, dossiernummer 2013/00948, (www.typhone.nl)
Aanbeveling. Het betreft een banner op https://www.typhone.nl. Daarin staat onder de aanhef “SUPERKNALLER!” onder meer: “Samsung Galaxy Tab3 8.0 + Samsung Galaxy Young voor slechts € 49,-” en “· 1-jarig Vodafone Bel + SMS + web 100 A · 200 MB + 100 min + Onbeperkt SMS · Slechts € 23,- p/mnd”. In de uiting zijn een tablet en een mobiele telefoon afgebeeld.

Adverteerder erkent dat in de bestreden uiting een afbeelding is opgenomen van een tablet, die afwijkt van de in werkelijkheid aangeboden tablet. Gelet hierop gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de NRC. De reclame-uiting is misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC. De voorzitter acht de uiting tevens in strijd met de "algemene aanbeveling onder i. afbeelding van het aangeboden product". Het verweer dat in de algemene voorwaarden een voorbehoud is opgenomen met betrekking tot fouten leidt niet tot een ander oordeel.

RB 2036

Geen gevaar kopieergedrag jongeren door uiting BNN-presentratice waarin handrem in rijdende trein en auto wordt getrokken

RCC 6 januari 2014, dossiernr. 2013/00875 / A (BNN Talent Day)
Afwijzing klachten. Uiting om je aan te melden voor "BNN Talent Day". In de uiting trekt Nicolette Kluijver in een rijdende trein aan de handrem. Ook is Nicolette Kluijver zichtbaar als 9-jarige meisje in de auto naast haar vader, rijdend door het bos. Ook in de auto trekt Nicolette Kluijver aan de handrem, waarna de auto slipt. Klager acht gedraging dat jongeren in een trein aan handrem zouden trekken onverantwoord als die getoond werden in een uiting waarin orgaandonoren werden geworven en die door de Commissie met de NRC in strijd werd geoordeeld.

Commissie stelt eerst vast dat het een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC betreft, evenals in haar uitspraak van van 31 mei 2002 (dossier 02.0262) betreffende een klacht tegen een vooraankondiging van het BNN-programma “De Nationale Humor Test”. Dit omdat de oproep tot deelname wervend van aard is. Weliswaar is het verboden en strafbaar om in de trein onnodig aan de noodrem te trekken en kan dit, evenals het trekken aan de handrem in een rijdende auto, een gevaarlijke situatie opleveren, maar dit betekent niet dat het tonen van voornoemde gedragingen in de onderhavige reclame-uiting in strijd is met de NRC.Voorwaarde om als BNN-presentator te worden aangenomen, is dat men net zoveel “lef” heeft als de presentatoren van “Try before you die” en wie in een presentator-schap van BNN geïnteresseerd is, wordt uitgenodigd zich aan te melden voor BNN Talent Day, teneinde te laten zien dat men over zodanig lef beschikt. Nu deze handelingen voor de gemiddelde kijker duidelijk aansluiten bij het karakter van BNN en de gewenste kwaliteiten van een BNN-presentator, is de Commissie van oordeel dat er geen reden is om voor navolging te vrezen en acht zij de grens van wat in het licht van de NRC toelaatbaar moet worden geacht, niet overschreden.De Commissie wijst beide klachten af.