RB

Media  

RB 1340

RCC: Dirk kan niet rekenen!

RCC 1 maart 2012, dossiernr. 2012/000123 (Dirk van den Broek tegen Albert Heijn)

Vergelijk RB 1283. De prijsvergelijking is niet juist, omdat een verkeerde berekeningswijze is toegepast. Waar op de kassabon van Dirk per product het percentage wordt genoemd dat Dirk goedkoper is dan Albert Heijn, is in feite sprake van het percentage dat Albert Heijn duurder is dan Dirk. En bij de producten die bij Dirk duurder zijn, worden de percentages vermeld die Albert Heijn goedkoper is. In beide gevallen pakt de onjuiste berekeningswijze voor Dirk gunstiger uit. Bovendien wordt van 1 kilo Jonagold appels gezegd dat de prijs bij Dirk “209% goedkoper” is. Als een product meer dan 100% goedkoper is, zou de klant bij aankoop geld toe moeten krijgen, terwijl dat niet het geval is. Bij het totaal is wel een juiste berekeningswijze toegepast.

Klager deelt mee marktonderzoeker (van met name de juridische markt) te zijn, maar de klacht als particulier en consument te hebben ingediend.

Als eerste viel klager in de advertentie op dat enkele producten bij Dirk meer dan 100% goedkoper zouden zijn dan bij Albert Heijn, wat niet waarschijnlijk is. Bij het narekenen van de overige percentages bleek in de vergelijking van de productprijzen de in de klacht omschreven onjuiste berekeningswijze te zijn gehanteerd. Met name bij grote percentages prijsverschil is de aanduiding “duurder” of “goedkoper” van belang. Als voorbeeld noemt klager Fructis shampoo, die bij Albert Heijn € 2,99 kost en bij Dirk € 1,57. In de advertentie wordt met betrekking tot dit product gesteld dat Dirk 90% goedkoper is, terwijl Dirk in werkelijkheid 47,5% goedkoper is.

 

1. Vooropgesteld wordt dat de Commissie geen aanleiding ziet aan te nemen dat klager de klacht niet als particulier en consument heeft ingediend. Overigens is de vraag of een klacht al dan niet door een particulier wordt ingediend alleen van belang voor de beoordeling of de klager klachtengeld verschuldigd is en leidt een ontkennende beantwoording van de vraag niet tot niet-ontvankelijkheid van de klager.

 2. Het verweer van adverteerder dat de reclame-uiting inmiddels is gestaakt en gestaakt zal blijven en klager dus geen belang heeft bij een uitspraak van de Commissie, houdt geen stand. De Commissie heeft tot taak te beoordelen of reclame wordt gemaakt in overeenstemming met de bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Daarbij is niet van belang of de betreffende uiting ten tijde van het indienen en/of de behandeling van de klacht daartegen nog steeds openbaar wordt gemaakt.

 3. De onderhavige reclame-uiting, waarin een prijsvergelijking wordt gemaakt tussen Dirk en een met name genoemde concurrent, Albert Heijn, betreft vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC.  Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC genoemde voorwaarden is voldaan. De Commissie vat klagers klacht aldus op, dat hij de vergelijkende reclame door de vermelding van onjuiste percentages “duurder” of “goedkoper” misleidend acht, hetgeen op grond van artikel 13 sub a NRC niet is toegestaan.

4. Niet is weersproken dat de in de advertentie weergegeven percentages ‘goedkoper’ van producten bij Dirk zijn berekend door het prijsverschil te delen door de prijs van Dirk. Dit geeft als uitkomst het percentage dat Albert Heijn duurder is, terwijl in de advertentie wordt gesteld dat dit het percentage betreft dat Dirk goedkoper is. Adverteerder heeft aangevoerd dat de berekeningsmethode waarbij het prijsverschil wordt afgezet tegen de prijs van Albert

Heijn en die uitkomt op een totaal prijsverschil van 17% in plaats van 20%, voor de gemiddelde consument geen aanleiding zal zijn om zijn aankoopgedrag aan te passen, zodat de uiting niet misleidend is. Dit verweer treft geen doel.

Voor de gemiddelde consument is immers niet slechts (een juiste vermelding van) het totale prijsverschil tussen beide supermarkten van belang, maar met name het verschil in prijs van de afzonderlijke producten. De Commissie acht voldoende aannemelijk geworden - onder meer aan de hand van het door klager ter vergadering gegeven voorbeeld - dat in de prijsvergelijking op productniveau grote verschillen kunnen optreden tussen het in de advertentie geclaimde percentage ‘goedkoper’ en het daadwerkelijke percentage.

5. Gelet op het voorgaande gaat de bestreden advertentie gepaard met onjuiste informatie en is de uiting dubbelzinnig ten aanzien van het prijsvoordeel van Dirk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d NRC. Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de uiting de gemiddelde consument ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Om deze reden is de uiting tevens in strijd met het bepaalde in artikel 13 aanhef en onder a NRC.

RB 1336

Geen uitstoot tijdens het rijden

RCC 23 februari 2012, dossiernr. 2012/00051 (Geen uitstoot tijdens het rijden)

Ten onrechte - zo meent klager - wordt in de uiting (YouTube) gesuggereerd dat elektrische auto’s geen uitstoot hebben. De -uit het stopcontact afkomstige- stroom voor het elektrische voertuig wordt opgewekt door kolen- en gascentrales “die uitstoot hebben”. De commissie acht het voldoende duidelijk dat de adverteerder in de uiting op het oog heeft dat er op het moment van het gebruiken van de Renault ZE geen uitstoot optreedt. De vermelding "geen uitstoot tijdens het rijden" zou iets duidelijker in beeld kunnen, maar dit leidt niet tot een ander oordeel. De klacht wordt afgewezen.

Nadat eerst de aandacht is gevestigd op het gebruik van diverse elektrische apparaten en de daarmee gepaard gaande uitstoot, wordt erop gewezen dat er bij de Renault ZE geen sprake is van uitstoot. Daarbij acht de Commissie het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat adverteerder hier het oog heeft op het moment van gebruiken van de Renault ZE. Dit volgt uit de vergelijking met andere elektrische apparaten, bij het gebruik waarvan wel uitstoot optreedt en uit de vermelding in beeld: “Geen uitstoot tijdens het rijden”.
Deze laatste vermelding zou naar het oordeel van de Commissie iets duidelijker in beeld kunnen worden gebracht, maar dat leidt niet tot een ander oordeel.
In de uiting ligt niet de suggestie besloten dat de productie van de voor het elektrische voertuig benodigde stroom geen uitstoot van CO2 mee zou brengen.

RB 1334

Kadasterdata en WoningWizard

RCC 21 februari 2012, dossiernr. 2012/00028 (Kadasterdata)

Een 'nieuwslezer' spreekt over 'opschudding in de woningmarkt' wanneer via een sms informatie over hypotheekhoogte kan worden opgevraagd. Klaagster vraagt zich af of er strijd is met privacyregels, voorts blijkt uit de website dat aflossingen niet bekend zijn. Er is - volgens de commissie - sprake van onjuiste informatie als het gaat om het gegeven 'hypotheekhoogte'. Dit betreft de hoogte van de hypothecaire inschrijving die via andere bestaande bronnen beschikbaar is en er wordt niet duidelijk of er is afgelost. Omdat de gegevens reeds ter beschikking staan, acht de commissie geen strijd met privacyregels aanwezig.

RCC 21 februari 2012, dossiernr. 2012/00029 (WoningWizard)

In de uiting wordt gemeld: "Weet Woningwizard echt wat we voor ons huis betaald hebben? Dat wil ik wel eens zien”. De voice over zegt: “Als je alles wilt weten van een huis…” De vrouw: “Nou ja, het klopt precies! Probeer de buren eens”. Klacht: men krijgt slechts de verkoopprijs zoals bij het kadaster beschreven en de klager acht het ongepast dat gegevens van buren opgevraagd kunnen worden.

Uit dossiernr. 2012/00028

Ad 1.
Naar adverteerder heeft aangevoerd, worden voor de bewuste sms-dienst gegevens gebruikt uit voor een ieder toegankelijke bronnen, zoals het Kadaster en de gemeentelijke WOZ gegevens. Aldus acht de Commissie het voldoende aannemelijk dat het gebruik van de verstrekte gegevens gebeurt in overeenstemming met de privacy wetgeving.

Ad 2.
In de commercial wordt onder meer meegedeeld dat sprake is van ‘opschudding op de woningmarkt’ en dat de bewuste sms-dienst ‘komt met hypotheekhoogte’. De Commissie is van oordeel dat de gemiddelde consument aldus op het verkeerde been wordt gezet. De indruk wordt gewekt dat via de betreffende sms-dienst onder meer de actuele hypotheekhoogte op een huis wordt gegeven. In werkelijkheid echter blijkt dat de gegeven ‘hypotheekhoogte’ de hoogte van de hypothecaire inschrijving betreft, welke informatie zoals is gebleken reeds voor een ieder beschikbaar is via andere reeds bestaande bronnen en waaruit niet duidelijk is of er bijvoorbeeld is afgelost of sprake is van een hogere inschrijving dan de geldlening.

Uit dossiernr. 2012/00029:

1. Naar adverteerder heeft erkend, wordt in de televisie-commercial de indruk gewekt dat ook de hypotheekgegevens kunnen worden opgevraagd. In werkelijkheid maken de hypotheekgegevens geen onderdeel uit van de te ontvangen berichten. Aldus is komen vast te staan dat de commercial gepaard gaat met onjuiste informatie met betrekking tot het product zoals bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), te weten de voordelen. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen.

Gelet op het voorgaande is de reclame-uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2.
Met betrekking tot klagers bezwaar dat hij het ongepast vindt om gegevens van de buren beschikbaar te stellen, heeft adverteerder aangevoerd dat zij deze gegevens betrekt via de openbare registers, zoals het Kadaster. Aldus waren de betreffende gegevens reeds openbaar vóórdat de onderhavige dienst werd aangeboden en treft deze klacht geen doel.

RB 1333

Kennelijk in elkaar wordt getimmerd

RCC 16 februari 2012, dossiernr. 2011/01256 (Steunpunt Huiselijk Geweld)

Klager ergert zich eraan dat wordt uitgegaan van de veronderstelling dat huiselijk geweld altijd van de man afkomstig is. Klager stelt dat huiselijk geweld – waarbij moet worden inbegrepen ‘niet fysiek’ huiselijk geweld – bij vrouwen ongeveer even vaak voorkomt als bij mannen. Gelet op het voorgaande acht klager de reclame niet realistisch.

De voorzitter neemt de klacht niet in behandeling. De Commissie heeft begrip voor dat de uiting niet op prijs wordt gesteld. Echter de commissie is niet van oordeel dat de indruk wordt gewekt dat uitsluitend mannen huiselijk geweld plegen of dat uitsluitend vrouwen het slachtoffer zijn.

Het oordeel:
Klager heeft gemotiveerd en onweersproken aangevoerd dat niet slechts vrouwen slachtoffer zijn van huiselijk geweld en dat niet uitsluitend mannen de dader hiervan zijn.

Hoewel de Commissie er begrip voor heeft dat klager de uiting, waarin een situatie wordt geschetst waarbij een vrouw kennelijk ‘in elkaar wordt getimmerd’ door haar man, niet op prijs stelt, kan dat niet tot het oordeel leiden dat deze in strijd is met de Nederlandse Reclame Code (NRC). Evenals de voorzitter is de Commissie van oordeel dat in de commercial niet de indruk wordt gewekt dat uitsluitend mannen huiselijk geweld plegen of dat uitsluitend vrouwen hiervan het slachtoffer zijn.

RB 1332

Ingrediënten niet gelijk aan naam en afbeelding

Vz. (afwijzing) RCC 22 februari 2012, dossiernr. 2012/00125 (Ekoland Ingredienten sappen niet gelijk aan naam en afbeelding verpakking)

Klacht: De naam en tekening op de verpakking vruchtensap “Peer & passievrucht” suggereren dat het sap uitsluitend uit peer en passievruchten bestaat. Dat blijkt echter maar voor 12% respectievelijk 9% het geval te zijn. De voorzitter wijst de klacht af:

Door de naam van de sappen en de afbeeldingen op de verpakkingen en het etiket wordt niet de suggestie gewekt dat de producten uitsluitend of voor het grootste deel uit de in de naam en afbeelding voorkomende vruchten bestaan. De gemiddelde consument zal de verpakkingen en het etiket opvatten in die zin dat in de producten de genoemde en afgebeelde vruchten in enige vorm zijn verwerkt. Voor zover de consument na het zien van de naam en afbeelding de indruk mocht hebben dat het product voor een groot deel uit de betreffende vruchten bestaat, wordt die onjuiste indruk voldoende weggenomen door de op de verpakkingen en het etiket opgenomen ingrediëntenlijst, waaruit de samenstelling van het product blijkt en in het bijzonder de hoeveelheid van de in de naam en de afbeelding voorkomende vruchten. Van de gemiddelde consument mag worden verwacht dat hij deze ingrediëntenlijst betrekt bij zijn aankoopbeslissing.

Overigens heeft klager niet gesteld dat de in de productnamen en afbeeldingen voorkomende vruchten niet de kenmerkende en smaakbepalende ingrediënten van het betreffende product vormen.

RB 1331

Gevoelens van angst voor bijwerkingen

RCC 22 februari 2012, dossiernr. 2011/01208 (Remark groep Appeleren aan gevoelens van angst voor bijwerkingen geneesmiddelen; misleiding)

In een serie uitingen over geneesmiddelen is onder andere opgenomen: onder A. “Grijp niet direct naar een geneesmiddel als je ergens last van hebt. Ga niet direct iets slikken bij elk ongemak. Zeker als je probleem redelijk aan de buitenkant van je lichaam zit. Dan is het logischer en efficiënter een middel te gebruiken dat ter plekke zijn werk doet. Dat is minder belastend voor je lichaam. Zo voorkom je nare bijwerkingen. En het levert vaak betere resultaten.” Klager meent dat de tekst appelleert aan angstgevoelens, ex artikel 6 NRC, dat er sprake is van agressieve reclame en dat er op een denigrerend wijze gesproken wordt over geneesmiddelen. Tot slot zijn de I SAY-producten slechts hulpmiddelen, die niet door het CBG worden beoordeeld en de mededeling "vaak betere resultaten" is daarom misleidend ex artikel 8 NRC. In een uitgebreid oordeel worden de klachten voor het overgrote deel gegrond verklaard en een aanbeveling gedaan.


1. Tussen partijen is niet in geschil dat de producten waarop de bestreden uitingen betrekking hebben medische hulpmiddelen zijn in de zin van artikel 1 van de Wet op de medische hulpmiddelen (WMH). In reactie op de klacht is namens adverteerder aangevoerd dat de
i say producten een CE-markering met nummeraanduiding hebben. Het is de Commissie bekend dat een dergelijke CE-markering krachtens artikel 7 van het Besluit medische hulpmiddelen (BMH)  wordt  afgegeven door een aangewezen instantie die heeft geverifieerd of sprake is van conformiteit van het betreffende product met de essentiële eisen die op het product van toepassing zijn. Nu door Bayer echter niet wordt betwist dat de i say producten een CE-markering hebben, maar - kort samengevat - wordt gesteld dat de uitingen misleidend zijn en appelleren aan gevoelens van angst, kan de verleende CE-markering in de verdere beoordeling buiten beschouwing blijven.
 
2. Met betrekking tot het beroep van Bayer op artikel 6 NRC overweegt de Commissie het volgende.
Met de tekst “Grijp niet direct naar een geneesmiddel als je ergens last van hebt. Ga niet direct iets slikken bij elk ongemak. Zeker als je probleem redelijk aan de buitenkant van je lichaam zit. Dan is het logischer en efficiënter een middel te gebruiken dat ter plekke zijn werk doet. Dat is minder belastend voor je lichaam. Zo voorkom je nare bijwerkingen. En het levert vaak betere resultaten.” wordt naar het oordeel van de Commissie ingespeeld op gevoelens van angst voor “nare bijwerkingen” van geneesmiddelen. Hiervoor bestaat geen aanleiding. Daarom acht de Commissie de hiervoor aangehaalde tekst op de verpakkingen en de website in strijd met artikel 6 NRC, waarin is bepaald dat reclame zonder te rechtvaardigen redenen niet mag appelleren aan gevoelens van angst.
 
3. Naar het oordeel van de Commissie is tevens sprake van misleidende reclame. Van de naam “i say bye-bye..” in combinatie met het noemen van een kwaal gaat de suggestie uit dat de kwaal waarvoor het product bestemd is geheel weggaat. In de onder A t/m C aangehaalde uitingen wordt gesteld dat het gebruik van de i say producten logischer en efficiënter is dan het gebruik van geneesmiddelen, de i say producten minder belastend zijn voor het lichaam en de resultaten vaak beter zijn dan bij geneesmiddelen. Voorts wordt geclaimd dat de i say producten geen bijwerkingen kennen en “volkomen veilig” zijn. Nu deze stellingen door Bayer gemotiveerd zijn aangevochten, ligt het op de weg van adverteerder de juistheid ervan aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de Commissie is adverteerder daarin niet geslaagd. Ten aanzien van deze kwalificaties is immers geen inhoudelijk verweer gevoerd.
 
Gelet op het vorenstaande gaan de uitingen gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van de i say producten als bedoeld in artikel 8.2. aanhef en onder b NRC. Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uitingen ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
4. Van agressieve reclame in de zin van artikel 14 lid 1 NRC is sprake als reclame door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk beperkt of kan beperken. Blijkens de toelichting bij artikel 14 NRC wordt onder ongepaste beïnvloeding verstaan het uitbuiten van een machtspositie ten aanzien van de consument om pressie uit te oefenen op een wijze die het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen, aanzienlijk beperkt. Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van de Commissie in het onderhavige geval niet voor, zodat de klacht dat sprake is van agressieve en om die reden oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 NRC wordt afgewezen.

 

RB 1327

De hoogste kwaliteitsnormen

RCC 16 februari 2012, dossiernr. 2012/00013 (LOI hoogste kwaliteit)

Uit de uitingen op de site www.LOI.nl volgt dat alle opleidingen voldoen aan de hoogste kwaliteitsnormen, dat het lesmateriaal makkelijke leesbaar en begrijpelijk is en  wordt er verzekerd dat het materiaal altijd up-to-date is. Klager heeft in de cursus Frans voor meergevorderden 100 fouten gevonden en zij bevat veel teksten die niet makkelijk leesbaar zijn. Klager voelt zich ondersteund door de vele negatieve kritieken van cursisten. Door het opschorten van de opleiding, erkent de adverteerder dat zij niet voldoet aan de normen.

RCC: Alle Bachelor-opleidingen zijn geaccrediteerd door de NVAO en het is voldoende duidelijk wat de adverteerder verstaat onder "de hoogste kwaliteitsnormen". Op grond van de ervaringen van de klager kan niet worden geconcludeerd dat het lesmateriaal in het algemeen niet 'extra duidelijk, makkelijk leesbaar en begrijpelijk' is. Dat het lesmateriaal voor de door klager aangevraagde cursus niet up-to-date is, betekent niet dat dat betrekking heeft op het gehele cursusaanbod van LOI. De klachten worden afgewezen.

Klachten:
1.    “Alle LOI-opleidingen voldoen aan de hoogste kwaliteitsnormen en staan continu onder controle van topfunctionarissen uit de praktijk. Niet voor niets is LOI Hogeschool de eerste afstandsopleider waarvan alle bacheloropleidingen zijn geaccrediteerd door de NVAO. Hét officiële kwaliteitskeurmerk van de overheid.”

2. “3. De hoogste kwaliteit
Bij de LOI staat kwaliteit voorop. Zowel waar het gaat om service, de begeleiding en inhoud van de opleidingen alsook de aansluiting van onze opleidingen op de examens en de arbeidsmarkt” (dit fragment is tevens te vinden op de website www.springest.nl/loi).
 
3. “Het lesmateriaal van de LOI is geschreven door professionele auteurs en bovendien extra duidelijk, makkelijk leesbaar en begrijpelijk. Want dankzij jarenlange ervaring in onderwijs weten we precies bij welke onderwerpen extra uitleg of praktijkvoorbeelden nét dat verschil maken” (tevens te vinden op de website www.springest.nl/loi)
 
4. “Daarnaast is al ons lesmateriaal losbladig, zodat we op elk moment aanpassingen kunnen doorvoeren. En zelfs tijdens je studie gratis updates kunnen toesturen. Bijvoorbeeld als er iets verandert in de exameneisen. Je bent er dus van verzekerd dat je lesmateriaal altijd up-to-date is en volledig aansluit op de exameneisen.”(tevens te vinden op de website www.springest.nl/loi).

RCC-uitgebreid:
Ad. 1.
In dit fragment wordt meegedeeld dat ‘alle opleidingen’ voldoen aan de hoogste kwaliteitsnormen. In de hierop volgende zin wordt meegedeeld dat ‘alle bacheloropleidingen zijn geaccrediteerd door de NVAO’, hetgeen als onweersproken is komen vast te staan. Aldus is naar het oordeel van de Commissie voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk wat adverteerder verstaat onder ‘de hoogste kwaliteitsnormen’. Dat klagers normen met betrekking tot de kwaliteit hoger liggen en dat één van de aangeboden cursussen niet aan zijn normen voldoet, leidt er niet toe dat de reclame op dit punt misleidend is.

Ad 2.
In het tweede fragment wordt de kwaliteit in algemene zin van het cursusaanbod weergegevenen wordt gesproken over de kwaliteit van onder meer de inhoud van de opleidingen en de begeleiding hierbij, hetgeen niet ontoelaatbaar is. Voor de gemiddelde consument is voldoende duidelijk dat het hier de persoonlijke mening van adverteerder betreft. Dat klager in de desbetreffende cursus verschillende fouten heeft ontdekt en dat hij ontevreden is over de begeleiding, service en inhoud van de cursus, brengt niet mee dat de kwaliteit van de opleidingen op die punten in het algemeen onvoldoende is, laat staan dat om die reden zou kunnen worden gezegd dat de uitingen misleidend zijn.

Ad 3.
Evenmin kan op grond van de ervaringen van klager worden geconcludeerd dat het lesmateriaal van de LOI in het algemeen niet ‘extra duidelijk, makkelijk leesbaar en begrijpelijk’ is.

Ad 4.
In dit fragment wordt uitgelegd op welke manier het lesmateriaal up-to-date wordt gehouden waarbij een relatie wordt gelegd met de exameneisen van dat moment. Het door klager gestelde dat het lesmateriaal van de door hem aangevraagde cursus niet geheel up-to-date is, leidt er niet toe dat de onderhavige reclame, die betrekking heeft op het gehele cursusaanbod van LOI, om die reden als misleidend moet worden beschouwd.

Dat adverteerder de desbetreffende cursus heeft opgeschort leidt niet tot een ander oordeel

RB 1324

Kamervragen: Convenant Overgewicht

Antwoord kamervragen over het ontduiken van afspraken in het Convenant Overgewicht, Aanhangsel Handelingen II, nr. 1 667

De meest interessante citaten uit de beantwoording van Kamervragen over de ontduiking van het Convenant Overgewicht:

Vraag 1: Bent u op de hoogte van het feit dat de regels van het Convenant Overwicht ten aanzien van reclame voor snoep worden overtreden? Wat is uw mening?

Antwoord: 1 Nee. Het Convenant Overgewicht is niet meer actueel; eind 2009 is dit beëindigd. Op basis van draagvlak van betrokken partijen en met steun van de Kamer is ingezet op een nieuw convenant: het Convenant Gezond Gewicht (TK 31 899, nr. 15). Het thema voedingsmiddelenreclame gericht op kinderen maakt hier geen onderdeel van uit.

Vraag 2:Vindt u dat het sponsoren door Haribo van het populaire programma The Voice Kids past binnen de afspraken van het Convenant?

 

(...) De afspraken waar u vermoedelijk op doelt zijn opgenomen in de RvV, waarin een verbod op voedingsmiddelenreclame gericht op kinderen tot 7 jaar is opgenomen. Volgens de gegevens uit het bereikonderzoek blijkt dat “The
Voice Kids” zich niet richt op kinderen onder de 7 jaar. Het kijkerspubliek van het “The Voice Kids” bestaat voor 85% uit kijkers ouder dan 12 jaar (bron: RTL 4).

(...) Dit kabinet zet in op een integrale aanpak op het gebied van gezond gewicht, zoals vermeld in de Landelijke nota Gezondheidsbeleid, waarbij de jeugd wordt ondersteund door programma’s zoals Mediawijsheid bij het ontwikkelen van weerbaarheid tegen de prikkels en verleidingen die nu eenmaal onderdeel uitmaken van onze leefwereld. Reclame is daar onderdeel van.

Vraag 5: Kunt u de Kamer zo snel mogelijk een lijst sturen van fabrikanten en reclameuitingen voor snoep in het afgelopen jaar, en hier ook een lijst aan toevoegen van snoep in de vorm van populaire figuurtjes voor kinderen, of waarbij deze figuurtjes op de verpakking staan afgebeeld?

Nee, in het kader van zelfregulering zie ik het niet als mijn taak dit soort lijsten samen te stellen en te verspreiden.

Vraag 6: Wat is uw mening over de uitspraak van Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie (VBZ)-directeur Baas dat reclame voor programma's die op een later tijdstip worden uitgezonden maar wel populair zijn bij kinderen niet onder de Convenantafspraken vallen omdat kinderen dan “in bed horen te liggen”?

Antwoord 6: Deze uitspraak komt niet overeen met de gehanteerde criteria. In artikel 8 van de RvV wordt aangegeven wanneer een programma gericht is op kinderen. Dit wordt niet beoordeeld op basis van tijdstip, zoals wordt gesuggereerd, maar op basis van bereikcijfers. De FNLI hanteert een vergelijkbaar criterium voor de oproep om terughoudend te zijn met reclame gericht op kinderen tussen de 7 en 12 jaar.

RB 1320

Angstgevoelens Veiligscan

Vz (afwijzing) RCC 18 januari 2012, dossiernr. 2011/01246 (Veiligscan)

Middels een sms kan de ‘status van veiligheid van die buurt’ worden opgevraagd, waarna in maximaal 3 sms’jes informatie wordt verstrekt over inbraken, branden, geweldsmisdrijven, opmerkelijke zaken zoals zedendelicten en wapenbezit, en een recente misdaadmelding in die buurt. Verschillende gebruikers van Veiligscan vertellen hun ervaringen daarmee. Het is een onwenste manier van reclame maken waarop onnodig wordt ingespeeld op angstgevoelens van consumenten.

De voorzitter stelt zich terughoudend op gelet op het subjectieve karakter van angstgevoelens. De klacht wordt afgewezen.

De voorzitter vat de klacht aldus op dat klager de uiting in strijd acht met artikel 6 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat reclame niet zonder te rechtvaardigen redenen mag appelleren aan gevoelens van angst. Bij de beoordeling van de vraag of een reclame-uiting onnodig appelleert aan angstgevoelens stelt de voorzitter zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter hiervan. Met inachtneming van deze terughoudendheid is de voorzitter van oordeel dat in de onderhavige uiting de grens van het toelaatbare niet is overschreden. De uiting heeft betrekking op een dienst waarmee via sms gegevens over bijvoorbeeld auto- en woninginbraken, geweldsdelicten en branden in een bepaalde buurt (postcode) kunnen worden opgevraagd. De wijze waarop in de bestreden uiting voor deze dienst aandacht wordt gevraagd, is naar het oordeel van de voorzitter niet ontoelaatbaar.

RB 1318

Een fris gevoel

RCC 13 februari 2012, dossiernr. 2011/01176 (Always maandverband dragen tot 8 uur)

In een tv-reclame wordt gezegd: "“Met een innovatief design absorbeert Always uur na uur na uur, zodat je je tot wel 8 uur lang fris kunt voelen.” Klacht: vanuit een hygiënisch oogpunt dient een maandverband om de 2 á 3 uur vervangen te worden. De adverteerder kan de claim wetenschappelijk ondersteunen, omdat het product is getest bij een representatieve groep consumenten. Het product is bijvoorbeeld geschikt om de nachtrust tot 8 uur te overbruggen.

Een fris gevoel is echter een subjectief begrip en het is duidelijk dat niet iedere vrouw tot wel 8 uur dit zi zal ervaren. De klacht is onvoldoende onderbouwd en de stelling van klaagster is niet voldoende. Klacht wordt afgewezen.

RCC: In de bestreden televisiereclame wordt de aandacht gevestigd op het absorptievermogen van Always, gedurende meerdere uren. In dat kader wordt gezegd dat men zich tot wel 8 uur lang fris kan voelen. Naar het oordeel van de Commissie is “een fris gevoel” een subjectief begrip en is duidelijk dat niet iedere vrouw tot wel 8 uur “een fris gevoel” zal ervaren. Maar dat het niet mogelijk is om het Always maandverband met een fris gevoel tot ongeveer 8 uur lang te gebruiken, zoals klaagster stelt, kan de Commissie niet vaststellen. Daarvoor biedt de klacht onvoldoende onderbouwing, de enkele stelling van klaagster is niet voldoende. De Commissie houdt het er daarom op dat de uiting geen onwaarheid bevat. In de uiting ligt overigens ook niet de suggestie besloten dat eenieder er goed aan doet om Always maandverband 8 uur lang te gebruiken.