RB

Media  

RB 1177

Durex Play Vibrations

RCC 28 januari 2009, Dossiernr. 2008/01228 (Durex Play Vibrations) en dossiernr. 2008/01228A

De uiting betreft een tv-commercial waarin een intens vibrerende ring wordt gepresenteerd middels vrouwen di op het ritme van hun mondbewegingen een melodie uit een opera zingen. Hoewel geen naakt te zien is, toch suggestief.

Klacht: uitgezonden om 20:30 tijdens het programma popstars. SBS Broadcasting heeft geoordeeld dat de commercial vanaf 19:00 getoond kan worden. Geen bezwaar tegen uitzending om 20:30, maar wel vóór 20:00, adverteerder heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid.

Commissie acht het tijdstip ongeschikt en doet aanbeveling, mede gebruik makend van haar bevoegdheid voorwaarden te stellen aan het tijdstip van uitzending.

2. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de uiting in strijd met de goede smaak en het fatsoen is, voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur. Klaagster maakt weliswaar bezwaar tegen het uitzenden van de commercial om 20.30 uur, maar nu adverteerder erkent dat de commercial ook vóór 20.00 uur is uitgezonden, acht de Commissie de klacht gegrond. Hieraan doet niet af dat de SBS Broadcasting van mening is dat de commercial vanaf 19.00 uur mag worden uitgezonden. De adverteerder heeft ten deze een eigen verantwoordelijkheid. De Commissie is voorts bevoegd te beoordelen of een bepaalde commercial in strijd met de Nederlandse Reclame Code is, dit ongeacht de mening van de betrokken exploitant over het toegestane tijdstip van uitzenden. Nu de Commissie van oordeel is dat adverteerder door het tijdstip waarop de commercial is uitgezonden in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) nieuw heeft gehandeld, zal de Commissie - gebruikmakend van haar bevoegdheid die volgt uit artikel 17 lid 1 sub g van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep - voorwaarden stellen aan het tijdstip van uitzending van de reclame.

RB 1176

Een zekere tegenspraak

RCC 12 oktober 2011, Dossiernr. 2011/00828 (Nikita Bruidsmode €35 kosten + 30% commissie onvermeld)

De website www.verkoopjetrouwjurk.nl vermeldt niet dat er naast € 35 kosten ook 30% commissie wordt berekend. Dit staat alleen in de “kleine lettertjes” van het inschrijfformulier. Klager acht dit misleidend. Commissie ziet een zekere tegenspraak, het is echter wel voldoende duidelijk toegelicht dat geen commissie in rekening wordt gebracht, dat adverteerder van de koper een hoger bedrag ontvangt is niet in strijd met aangehaalde tekst.

Commissie:
Hoewel op het eerste gezicht een zekere tegenspraak aanwezig lijkt tussen het tekstgedeelte “Bij dit soort concepten wordt er met commissie gewerkt en meestal wordt dit bij verkoop van je trouwjurk dan van jouw vraagprijs verrekend. Wij werken echter anders, bij ons ontvang je ook echt wat je voor de jurk vraagt, zie ons inschrijfformulier” en de zinsnede in het inschrijfformulier “We hanteren een commissie van 30% over uw vraagprijs (excl. BTW)”, is naar het oordeel van de Commissie geen sprake van misleiding. In het inschrijfformulier, waarnaar op de website wordt verwezen en dat via een link kan worden opgevraagd, wordt voldoende duidelijk toegelicht dat aan de inbrenger van een trouwjurk geen commissie in rekening wordt gebracht en op welke wijze de vraagprijs wordt berekend. De mededeling dat de kosten € 35 bedragen voor één jaar is derhalve niet onjuist. Aan de aanbieder van de jurk worden immers niet meer kosten in rekening gebracht en de verkoper ontvangt bij verkoop het volledige bedrag van zijn vraagprijs. Dat adverteerder van de koper een hoger bedrag ontvangt is niet in strijd met het hiervoor aangehaalde tekstgedeelte.

RB 1174

Type fiets

RCC 10 oktober 2011, Dossiernr. 2011/00753 (Dutch Lady Bike)

Reclamerecht. Herkomstfunctie van een merk. lager acht reclame misleidend over de kwaliteit en herkomst, omdat de "Dutch Lady Bike in China wordt gemaakt. Dutch Bike wordt gebruik om het type fiets te omschrijven.

Commissie:
Naast een afbeelding van een typisch Nederlandse (oma)fiets, staat de naam “Dutch Lady Bike 28 (…)”. In de omschrijving staat onder meer:
“Type: Dutch Lady Bike; Color: black”

De Commissie acht het aldus aannemelijk dat de gemiddelde consument de term ‘Dutch Lady Bike’ in de uiting zal toeschrijven aan een bepaald type fiets en niet aan de herkomst en de kwaliteit van de fiets.

RB 1173

Een of ander smeerseltje

RCC 4 oktober 2011, dossiernr. 2011/00758 (VSM Pure Lijfkracht)

Uiting betreft een tv-commercial over Arniflor "Arniflor vermindert op natuurlijke wijze de zwelling en daarmee de pijn. Pure lijfkracht noemen we dat.” Klager meent dat pure lijfkracht niet gaat over het toepassen van een of ander smeerseltje.

Verweer: het is een homeopatisch geneesmiddeld en ingeschreven bij College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en magals zodanig worden aangeprezen. Tevens is het door KOAG/KAG goedgekeurd.

Commissie keurt klacht af:

De Commissie heeft geconstateerd dat het aangeprezen product Arniflor van VSM een door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen geregistreerd homeopathisch geneesmiddel is. Krachtens de Bijzondere Reclamecode onder a dient publieksreclame voor geneesmiddelen te zijn voorzien van een geldig toelatingsstempel, afgegeven door de KOAG. Vast is komen te staan dat de bestreden reclame-uiting van een dergelijk toelatingsstempel is voorzien.
 
Goedkeuring door de KOAG betekent niet zonder meer dat de bestreden pay-off “Pure Lijfkracht” niet als misleidend in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC) zou kunnen worden beoordeeld. De Commissie is echter van oordeel dat van misleiding geen sprake is, nu de aanduiding “Pure Lijfkracht” duidelijk doelt op de ondersteuning door het homeopathische middel Arniflor van het zelfherstellend vermogen van het lichaam bij blauwe plekken en kneuzingen. De klacht wordt daarom afgewezen.

RB 1171

Haal je ouders over

RCC 22 september 2011, Dossiernr. 2011/00675 (The Oddshop, www.haaljeoudersover.nl)  

Reclamerecht. Kinder en jongerencode. Een reclameuiting op de website www.haaljeoudersover.nl, en twee commercials voor vakanties die zijn te boeken bij prijsvrij.nl. In de commercial wordt gezegd "Maar ja, hoe krijg je je ouders zover om hierin te trappen. Verderop in het reclameblok zit een echte 'haal-je-ouders-over-reclame", en "Zitten je ouders klaar? Daar komt ie … En, hebben ze hem gezien? Zo niet, ga naar haaljeoudersover.nl en stuur ze de reclame."

Klacht: Minderjarigen worden aangespoord om persoonlijke gegevens van hun ouders door te geven aan adverteerder, hetgeen in strijd is met artikel 2b van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC), en in strijd met privacy regelgeving.  

RCC meent dat KJC van toepassing is, omdat de uitingen geheel of gedeeltelijk tot kinderen zijn gericht. Dergelijke reclame mag er niet rechtstreeks toe aanzetten hun ouders of anderen te overreden tot de aankoop van producten waarvoor reclame wordt gemaakt. De website en de commercial is in strijd met deze bepaling. De RCC begrijpt dat de campagne humoristisch is bedoeld, en acht het aannemelijk dat de gemiddelde ouder deze reclame ook zo opvat. Dit is echter geen goede grond om van de KJC af te wijken, gezien de groep die door de KJC wordt beschermd (kinderen van 12 jaar en jonger). 

Slotsom: campagne is in strijd met artikel 2 sub b KJC. RCC beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige klacht afgewezen.

RB 1169

Moment dat de folder werd gedrukt

RCC 16 december 2010, dossiernr. 2010/00793-I (Geldigheid strippenkaart per 18 november beëindigd)

Misleidende informatie over invoering OV-Chipkaart en uiting in folder: "De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft de minister toestemming gevraagd om de geldigheid van alle strippenkaarten in de regio’s Arnhem en Nijmegen te beëindigen per 18 november 2010" Op het moment van drukken was de (gewijzigde) informatie juist, klacht wordt ongegrond verklaard.

Klacht: Onlangs heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat besloten om voor Oost-Nederland de verplichte invoering van de OV-chipkaart op te schorten tot 1-02-2011. Het was de wens van o.a. de Provincie Gelderland en de Stadsregio KAN (Knooppunt Arnhem-Nijmegen) om de strippenkaart per 18 -11-2010 af te schaffen, maar dit is niet gehonoreerd. Desondanks verspreidt de regionale (KAN)busvervoerder Breng nog folders met de mededeling dat het mogelijk in november al zover is. Aldus wordt misleidende informatie verspreid.

Verweer: Er wordt geadviseerd niet te veel strippenkaarten op voorraad te nemen, grote promotiecampagne was reeds gepland en materiaal kon niet worden aangepast.

Commissie: De in de folder onder het kopje “Strippenkaart nog beperkt geldig’’ staande tekst is niet onjuist. Deze bevat de feitelijk juiste mededeling dat aan de minister toestemming is gevraagd om de geldigheid van de strippenkaart te beëindigen per 18 november 2010. Daarmee was, op het moment dat de folder werd gedrukt, niets miszegd. In verband met de onzekerheid over de geldigheidsduur van de strippenkaart wordt geadviseerd om in afwachting van het besluit van de minister daarover niet te veel strippenkaarten in voorraad te nemen. De consument wordt slechts gemaand tot een voorzichtig uitgavenpatroon, ten aanzien van de strippenkaart. Adverteerder heeft de tekst van de eerstvolgende folder aan de gewijzigde situatie aangepast, zoals ook blijkt uit een door adverteerder overgelegd exemplaar daarvan. Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de klacht ongegrond.

RB 1162

Waardebon voor volgend bezoek

RCC 3 oktober 2011, Dossiernr. 2011/00773 (Vakantieveilingen.nl Waardebon t.w.v. €24,50 bij volgend saunabezoek =vrijkaartje voor 2e persoon)

Klager heeft op de website van VakantieVeilingen.nl geboden op een veiling van een sauna-arrangement van Sauna de Veluwe. Hierbij werd een waardebon van € 24,50 aangeboden bij een volgend saunabezoek. De waardebon bleek echter een vrijkaartje te zijn voor een tweede persoon bij een volgend bezoek. Dit blijkt niet uit het aanbod. De waardebon is daarom niet duidelijk en daardoor misleidend.

Verweer Emesa: De consu­ment had uit de context, met name de veilingprijs, kunnen afleiden dat er voorwaarden verbonden zouden zijn aan de waardebon. De consument kan zich over deze voorwaar­den laten informeren. De veilingtekst is inmiddels aangepast.

Verweer Sauna & Beauty de Veluwe: De klacht betreft de bonus bij het sauna-arrangement namelijk een waardebon ter waar­de van € 24,50 te besteden bij een volgend bezoek aan Sauna & Beauty de Veluwe. De mededeling “ter waarde van” is niet gelijk aan “vrij te besteden”. Verder betreft het een arrangement voor twee personen dat door klager wordt gebruikt voor één persoon.

Commissie: uitleg dat bon uitsluitend kan worden gebruik om bij een volgend bezoek als betalende klant een andere persoon zonder bijbetaling mee te nemen, lig niet voor de hand. Geen duidelijke informatie, misleidend en oneerlijk. Aanbeveling volgt.

Adverteerders bieden in de reclame-uiting een sauna-arrangement aan voor twee per­sonen , inclusief een waardebon ter waarde van 24,50, te besteden bij een volgend bezoek aan Sauna & Beauty de Veluwe. In de uiting staat geen informatie over de wijze waarop de waardebon dient te worden besteed. Evenmin wordt daarnaar verwezen.

 

De Commissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de gemiddelde consu­ment geen rekening hoeft te houden met het feit dat adverteerder de woorden “inclusief waardebon (…) te besteden bij een volgend bezoek” aldus uitlegt, dat de waardebon uitsluitend kan worden gebruikt om bij een volgend bezoek als betalende klant een an­de­re persoon zonder bijbetaling te kunnen meenemen. Deze uitleg ligt naar het oordeel van de Commissie in het onderhavige geval ook niet voor de hand. Hierbij is van belang dat in de reclame-uiting staat dat bij Sauna & Beauty de Veluwe optionele behan­delin­gen en lunches te verkrijgen zijn, hetgeen de suggestie wekt dat de waardebon ook voor derge­lijke doeleinden kan worden gebruikt. Uit het enkele feit dat het arrangement is bedoeld voor twee personen bij het eerste bezoek, zal de gemiddelde consument niet afleiden dat de waarbon slechts op de hiervoor omschreven wijze kan worden verzilverd. Ook de veilingprijs wijst hier onvoldoende duidelijk op.

 

Blijkens het voorgaande is geen duidelijke informatie verstrekt over de voornaamste kenmerken van de waardebon als bedoeld onder artikel 8.2 van de Nederlandse Re­clame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 1161

Vaste lage prijzen

RCC 29 september 2011, Dossiernr. 2011/00815 (HEMA - Vaste lage prijzen, 22 koffiepads > 20 koffiepads)

Uiting op www.hema.nl/winkel/vaste-lage-prijzen: Aanbieding vaste lage prijs van €1 voor koffiepads, sinds kort geen 22, maar slechts 20 koffiepads. Verweer; stijging grondprijzen en de afbeelding is verouderd ten tijde van de klacht, is inmiddels aangepast.

Commissie: Gebleken is dat de in de uiting voor “altijd 1,-” aangeboden zak koffiepads mokka één van de artikelen is die door adverteerder voor een “vaste lage prijs” worden aangeboden. Naar het oordeel van de Commissie is geen sprake van een vaste (lage) prijs als voor de eerder gehanteerde  prijs op een later moment een kleinere hoeveelheid van het betreffende product wordt aangeboden..De prijs per producteenheid stijgt dan immers. Nu adverteerder heeft erkend dat de inhoud van de voor € 1,- aangeboden verpakking koffiepads mokka onlangs is teruggebracht van 22 naar 20 pads, wordt ten aanzien van dit product ten onrechte de aanduiding “vaste lage prijs” gebruikt. Gelet hierop gaat de reclame-uiting gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef NRC.
 
Vast is komen te staan, dat in de bestreden uiting een verpakking met 22 koffiepads is afgebeeld, terwijl het aanbod in werkelijkheid een verpakking met 20 koffiepads betreft. Op dit punt wordt derhalve in de uiting onjuiste informatie verstrekt ten aanzien van een van de voornaamste kenmerken van het aangeboden productals bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, te weten de hoeveelheid. In dit kader wijst de Commissie tevens op haar
Algemene aanbeveling onder i (afbeelding van het aangeboden product).

De Commissie is van oordeel dat de gemid­delde con­su­ment door de genoemde onjuiste informatie ertoe ge­bracht kan worden een besluit over een transactie te ne­men, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daar­door oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1160

Een concurrent belachelijk maken

RCC 29 september 2011, Dossiernr. 2011/00831 (Nederlandse Energie Maatschappij concurrent belachelijk maken)

Reclamerecht. Vergelijkende reclame middels sterk daarop lijkende animatiemannetje. Uiting is commercial waarin een telefoniste van NLEnergie te zien, die achter elkaar telefoontjes krijgt. De voice-over zegt: “Zo, lekker druk. Logisch, met die mega zomerkorting. Dat wil iedereen wel.” Vervolgens steekt het animatiemannetje uit de Oxxio-reclames zijn hoofd om de deur en zegt: “Pardon, mag ik ook overstappen naar jullie?”

Klacht: Klager vindt het niet kunnen dat NLEnergie nieuwe klanten wil werven door een concurrent belachelijk te maken en door klanten van de desbetreffende concurrent ervan te overtuigen dat hun energieleverancier ook liever overstapt.

Commissie acht de commercial wel toelaat en niet kleinerend op grond van artikel 13 sub e NRC wijst de klacht af, het feit dat gebruik is gemaakt van een symbool dat lijkt op dat van een concurrent leidt in dit geval niet tot een ander oordeel. Het is bovendien

Commissie: Op grond van het bepaalde in artikel 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) wordt onder vergelijkende reclame verstaan elke vorm van reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd. In de onderhavige commercial is het in reclame-uitingen van Oxxio gebruikte - of in ieder geval sterk daarop lijkende - animatiemannetje te zien dat zich meldt bij (de telefoniste van) adverteerder en vraagt of hij - kennelijk in verband met de eerder in de commercial genoemde “mega zomerkorting”- ook mag overstappen. Aldus is sprake van een impliciete vergelijking op prijs tussen adverteerder en Oxxio en derhalve van vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC.
 
Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC genoemde voorwaarden is voldaan. De Commissie vat klagers klacht aldus op, dat hij de vergelijkende reclame niet geoorloofd acht omdat Oxxio hierin belachelijk wordt gemaakt en adverteerder zich dus kleinerend uitlaat over een concurrent,  hetgeen op grond van artikel 13 sub e NRC niet is toegestaan.

De Commissie acht de bestreden commercial  wel toelaatbaar, nu daarin op een voor de gemiddelde consument herkenbare humoristische wijze de aandacht wordt gevestigd op de “mega zomerkorting die iedereen wel wil. Niet kan worden geoordeeld dat de reclame-uiting zich kleinerend uitlaat over een concurrent. Het feit dat gebruik is gemaakt van een symbool dat lijkt op dat van een concurrent leidt in dit geval niet tot een ander oordeel.

RB 1158

Over een paar weken...

Commentaar in't kort van Timme Geerlof, Ploum Lodder Princen advocaten en notarissen

Over een paar weken maakt Sinterklaas zijn intocht in Nederland in de haven van Harderwijk en wellicht dat de SRC daarin aanleiding zag om de uitspraken van haar rechterlijke colleges over de film “Sint” (van vorig jaar) recentelijk te publiceren. Iedereen herinnert zich nog de bezorgde ouders in diverse media die hun bezorgdheid en woede uitten over de beschadiging van de tere kinderzieltjes door de film over de “horror Sint” (voor een afbeelding van de gewraakte poster zie hiernaast). Vier van hen wisten ook hun weg te vinden naar de RCC, hetgeen tot  de beslssingen met de volgende kenmerken heeft geleid: 2010/00753, 2010/00753A, 2010/00753B (vorig jaar gepubliceerd) , 2010/00753C en2010/00573D

Alle beslissingen hielden een afwijzing van de klacht in. De klachten in dossiernummers 2010/00753 en 2010/00753A waren erop gericht om te voorkomen dat de gewraakte poster in bioscopen of elders zichtbaar zou zijn, een soort voorlopige voorziening dus. In die zaken wijst de RCC de klacht af, oordelend dat zij slechts kan oordelen over “uitingen zoals deze op het moment van de klacht zijn gepubliceerd.”
In de zaak met kenmerk 2010/00753B luidt de klacht dat de poster voor de film in strijd is met het fatsoen (2 NRC) en, zoals ter vergadering aangevoerd, in strijd met het algemeen belang (3 NRC), schade toebrengend aan de geestelijke gezondheid van een groep mensen (4 NRC)  en appelleert aan angstgevoelens (6 NRC). 

De RCC stelt voorop dat zij bij de toetsing van de subjectieve fatsoensnorm terughoudendheid dient te betrachten. De RCC oordeelt vervolgens dat de poster  “slechts” een silhouet van een Sinterklaas te paard toont die bij kinderen niet meer angst inboezemt  dan iedere andere afbeelding van Sinterklaas te paard. Ook de overige details van de poster (de staf, het paardenhoofd en de deels rode letters) leiden niet tot een ander oordeel. Ter vergadering is de poster ook nog voor een lichtbak gehangen of de confrontatie met de poster in de (gangen van de) bioscoop zo waarheidsgetrouw mogelijk te maken, maar ook hierdoor komt de RCC niet tot een ander oordeel. Ook de aangehaalde deskundigenberichten die door klager telefonisch (en schriftelijk, zoals in hoger beroep bleek) werden ingewonnen, konden niet overtuigen. De RCC overweegt te dien aanzien ten eerste dat niet voldoende is komen vast te staan dat “ de meningen van de deskundigen specifiek zijn toegespitst op de uiting, zoals deze in het onderhavige geval wordt beoordeeld. Anderzijds wijst de RCC erop dat een van de vijf deskundigen een afwijkende mening had en dat er “op dit punt dus onvoldoende duidelijkheid [bestaat, red.]”. Op grond van het voorgaande oordeelt de RCC dat  ook geen sprake is van strijd met de overige ingeroepen artikelen.

Klager laat het er niet bij zitten en (de raadsman van) klager appelleert met 3 grieven tegen beslissing van de RCC voor het College van Beroep. De eerste grief is gericht tegen het oordeel van RCC dat zij geen kennis kan nemen van de klacht van klager, voorzover deze betrekking had op de toekomstige openbaarmaking van de poster  (onder meer in abri’s). De tweede grief is eigenlijk een uitwerking van de eerste en stelt aan de orde dat het oordeel van de RCC dat de poster niet angstaanjagend zou zijn onbegrijpelijk is , omdat daarbij geen acht is geslagen op het effect dat de van achter verlichte  poster (zoals in een abri het geval zal zijn) wel angstaanjagend zal zijn. De eerste twee grieven zien dus op het oordeel van de RCC dat zij – kort gezegd – niet kan oordelen over reclameuitingen die ten tijde van de klacht nog niet waren geopenbaard. Dat oordeel van de RCC over de reikwijdte van de beoordeling van klachten door de RCC is juist en begrijpelijk, aldus het College. Grieven 1 en 2 falen derhalve.

De derde grief houdt in dat de RCC ten onrechte geen waarde heeft gehecht aan de geciteerde meningen van de deskundigen. In hoger beroep legt klager nieuwe verklaringen van deskundigen over. Ook grieft appellant dat de RCC heeft nagelaten te motiveren haar oordeel dat geen sprake is van strijd met de overige ingeroepen gronden (strijd met algemeen belang, schade aan geestelijke gezondheid van een groep mensen en appelleren aan angstgevoelens). Het College oordeelt dat de RCC wel waarde heeft toegekend aan de geciteerde meningen van deskundigen, maar heeft de RCC daarin geen aanleiding gezien om de klacht gegrond te achten, wegens voornoemde redenen (mening specifiek toegespitst op de gewraakte uiting en tegenstrijdige meningen). Voor het College is wel duidelijk dat de door appellant geciteerde meningen specifiek zien op de gewraakte uiting, maar is ook zij van mening dat door het feit dat de meningen van de deskundigen niet eenduidig zijn “niet [kan, red.] worden aangenomen dat volgens gangbare opvattingen van deskundigen de poster, zoals deze in bioscopen hangt, schadelijke effecten heeft op kinderen van 12 jaar en jonger. Op grond daarvan is dan ook niet aannemelijk, aldus het College, dat de poster “een bedreiging inhoudt van de geestelijke en/of lichamelijke volksgezondheid als bedoeld in artikel 4 van de Nederlandse Reclame Code.”

Ter vergadering is de poster getoond zoals deze in bioscopen hangt, dat wil zeggen voor een lichtbak. Appellant voert aan dat dit een nog angstaanjagender effect heeft op de kinderen die de poster zien. Het College acht dit niet aannemelijk en overweegt: “tegenover deze heldere achtergrond valt het gelaat van de persoon niet bijzonder op. Dit gelaat is zeer vaag en ook zeer donker afgebeeld  en vertoont bij vluchtige beschouwing op een voor een poster in een bioscoop normaal te achten afstand, geen opvallende details of kenmerken.” Het College besluit met het oordeel dat “de op de poster afgebeelde persoon, voor kinderen die bang zijn Sinterklaas, niet angstaanjagender is dan een willekeurige afbeelding van Sinterklaas op een poster.”

Resumerend leren de Sint-uitspraken ons het volgende. Je kunt als klager niet bij de RCC terecht voor een voorshands oordeel over een geplande reclameuiting (wel als adverteerder, RB 1085). Op opinies van deskundigen kan slechts met succes een beroep worden gedaan als gemotiveerd wordt dat de opinie is gebaseerd op de uiting zoals deze wordt getoond. Tot slot zien we nog eens bevestigd dat de RCC en het College met terughoudendheid beslissen over de subjectieve fatsoensnorm ex artikel 2 NRC en dat niet lichtvaardig wordt aangenomen dat een reclame uiting schadelijk kan zijn voor de geestelijke gezondheid van (een groep) kinderen.