RB
DOSSIERS
Alle dossiers

kansspelen  

RB 1846

'Moeilijk om niet te winnen' is te positief

RCC 8 juli 2013, dossiernr. 2013/00438 (Try- en Winweken)
Voornaamste kenmerken product. Onjuiste informatie. Kansspelen. Aanbeveling. Het betreft een radio- en een televisiecommercial met de volgende tekst: “Het zijn Try- en Winweken bij Holland Casino. Loop je nu binnen, dan maak je gratis kans op 100.000,-. Daarnaast hebben we zoveel extra prijzen dat het moeilijk is om niet te winnen. Loop nu dus binnen, want… Het gebeurt alleen bij Holland Casino. Kijk voor meer informatie op hollandcasino.nl”

De klacht - Klager is de afgelopen tijd een paar keer naar het casino gegaan en heeft daar ervaren dat de mededeling in de uiting dat “het moeilijk is om niet te winnen” niet is bewaarheid. De uiting zet aan tot gokken, nu adverteerder doet voorkomen alsof iedereen wint. Dit is niet het geval en om die reden acht klager de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Uitgangspunt in deze is dat het adverteerder, als ieder ander, in beginsel is toegestaan zijn diensten aan te prijzen en daarbij is een zekere mate van overdrijving toegestaan. In het onderhavige geval heeft adverteerder zich echter te positief uitgelaten over de winkans. Uitgaande van het feit dat er in de Try- en Winweken in totaal 6200 extra prijzen waren en adverteerder 12 vestigingen heeft, betekent dit dat er in totaal 516 extra prijzen per vestiging waren. Daarbij in aanmerking nemende dat de actie 5 weken duurde, waren er per vestiging iets meer dan 100 extra prijzen per week, of wel 14 per dag. Bij een bezoekersaantal van gemiddeld 1000 per dag, acht de Commissie het misleidend te stellen dat “het moeilijk is om niet te winnen”. Daarvoor is de toename van de winkans in de bewuste weken te gering. Deze te gunstige voorspiegeling van de kans op het winnen van een prijs, zal mensen mogelijk aansporen tot een (extra) bezoek, maar dit betekent niet dat bezoekers in de uitingen worden aangespoord tot onmatige deelname.
Blijkens het voorgaande is de Commissie van oordeel dat in de reclame-uitingen onjuiste informatie wordt verstrekt als bedoeld in artikel II.3 van de Reclamecode voor Kansspelen die worden aangeboden door vergunninghouders ingevolge de Wet op de Kansspelen (RVK) 2012. Daarbij zij opgemerkt dat de RVK per 1 juli 2013 is gewijzigd, maar omdat de gewraakte uitingen voordien openbaar zijn gemaakt, is deze code daarop niet van toepassing.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uitingen in strijd met artikel II.3 RVK en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijk wijze reclame te maken.

RB 1845

Niet vermelden minimumleeftijd is misleidend

RCC 9 juli 2013, dossiernr. 2013/00405-1 (DZC ’68)
Kansspelen. Omissie. Kinderen. Aanbeveling. Het betreft drie uitingen
1. Een uiting op www.dzc68.nl/vriendenbal/geef-de-jarige-een-prachtcadeau.html. Daarin staat onder de aanhef: “HEB JIJ AL EEN CADEAUTJE VOOR DE JARIGE DZC ’68?” onder meer: “Speel voor € 11,- mee met de VriendenLoterij, de helft (kennelijk dient hierachter te staan: “van”) de lotprijs gaat naar de clubkas” (..) Je verkoopt tenminste één Vriendenlot voor de VriendenBal aan een familielid, kennis of buur. Met hun persoonlijke code maken zij kans op een extra prijs tijdens de VriendenBal-spektakel op 25 mei bij DZC’68”.
2. Een flyer met de aanhef: “De VriendenBal TeamCompetitie (VBTC)” en bijbehorend machtigingsformulier.
3. Een aan klager verzonden e-mail met de aanhef: “Hoi Jelle”, klagers 9-jarige zoon, met als onderwerp: “Vriendenbal” en met als bijlage de hiervoor onder 2 genoemde flyer.

De klacht - Via voetbalverenigingen zet de VriendenLoterij jeugdigen aan tot overmatige deelname aan kansspelen. Door de onderhavige reclame worden ook zeer jeugdige spelers met het fenomeen van kansspelen in aanraking gebracht.

De klacht (vervolg) - Aangezien een voetbalclub voor een groot deel uit leden onder de 18 jaar bestaat, zal  de onderhavige reclame snel deze doelgroep aanspreken, zeker gelet op de tekst op de website: “Je verkoopt tenminste één Vriendenlot voor de VriendenBal aan een familielid, kennis of buur. Met hun persoonlijke code maken zij kans op een extra prijs tijdens de VriendenBal-spektakel op 25 mei bij DZC’68”. Deze tekst suggereert dat ieder lid van DZC ’68 deze loten mag verkopen. Naar de mening van klager had uitdrukkelijk moeten worden vermeld dat alleen leden van 18 jaar en ouder de loten mogen verkopen. In de e-mail staat weliswaar dat alleen 18-plussers de loten mogen verkopen, maar door de aanhef “Hoi Jelle” en de tekst van de e-mail wordt klagers 9-jarige zoon bij een en ander betrokken. Het machtigingsformulier dat deel uitmaakt van de flyer zet aan tot overmatig “mimespelen” (de Commissie neemt aan dat is bedoeld: meespelen) door niet de optie te bieden om eenmalig deel te nemen aan het kansspel en daarna automatisch te stoppen.

Het oordeel van de Commissie
Ad 1. a. In de bestreden uiting op de website is niet vermeld dat alleen loten mogen worden verkocht door personen van 18 jaar en ouder. Derhalve is er sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Gelet hierop en nu er sprake is van reclame voor een kansspel, is de uiting tevens in strijd met artikel II.3 van de Reclamecode voor Kansspelen (RvK).
b. Voor zover de klacht mede moet worden opgevat in die zin dat de uiting op de website is gericht op minderjarigen, en in zoverre in strijd is met de RvK, en wel met artikel III.1,  acht de Commissie deze ongegrond, nu de uiting niet specifiek op minderjarigen is gericht.
Ad 2. Voor zover de klacht is gericht tegen de flyer, acht de Commissie deze ongegrond. In punt 5 van de flyer is uitdrukkelijk vermeld dat men 18 jaar dient te zijn om mee te mogen spelen. Voor zover de flyer is uitgereikt aan spelers onder de 18 jaar is daarbij - volgens de mededeling van beide verweerders - door de teamleider meegedeeld dat het een brief voor de ouders betrof. De Commissie ziet geen aanleiding om de juistheid van deze mededeling in twijfel te trekken. Dat in het machtigingsformulier niet de mogelijkheid wordt geboden om eenmalig deel te nemen aan het kansspel en daarna automatisch te stoppen, betekent nog niet dat de uiting aanzet tot overmatige deelname aan de VriendenLoterij.
Ad 3. In de e-mail wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de situatie dat de geadresseerde 18 jaar of ouder is, in welk geval men wordt uitgenodigd een lot te verkopen, en het geval dat men nog geen 18 jaar is, in welk geval aan de ouder(s) wordt gevraagd een lot te verkopen. Noch het feit dat noch de wijze waarop klagers zoon van 9 jaar aldus bij de onderhavige loterij wordt betrokken, betekent dat de uiting in strijd is met de NRC.                                    

De beslissing
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen onder Ad 1 a acht de Commissie de uiting op de website in strijd met de artikelen 7 NRC en II.3 RvK. Zij beveelt verweerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 1823

Ontwerpbesluit: werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen

Herplaatsing Staatscourant d.d. 7 juni 2013, nr. 14921 betreffende Advies Raad van State Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. - In navolging van RB 1767
Het ontwerpbesluit strekt ertoe handvatten te bieden om concrete invulling te geven aan de verplichting voor vergunninghouders voor kansspelen om op zorgvuldige en evenwichtige wijze vorm te geven aan wervings- en reclameactiviteiten en om preventiebeleid te voeren, zoals vervat in artikel 4a van de Wet op de kansspelen (hierna: Wok). Een belangrijk doel is voorts om de kansspelautoriteit de noodzakelijke handvatten te geven om daar waar nodig handhavend op te kunnen treden.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen over onder meer de effectiviteit en handhaafbaarheid van het ontwerpbesluit, de persoonlijke benadering van consumenten en de zorgplichtbepaling betreffende het preventiebeleid. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Effectiviteit en handhaafbaarheid
2. Persoonlijke benadering van consumenten
3. Beperkingen aan reclame-uitingen in de media naar tijd en methode
4. Zorgplichtbepaling betreffende preventiebeleid
5. Verhouding Wok, ontwerpbesluit en Wohp
6. Rapportageverplichting
7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

RB 1783

Nieuwsbrief KoningsPrijs onvoldoende duidelijk

RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00345 (KoningsPrijs)
Onduidelijk. Kansspel. Winkansen KoningsPrijs.
Het betreft de op 17 april 2013 per e-mail aan klager gezonden nieuwsbrief van NPL betreffende de “KoningsPrijs van € 4,4 miljoen”, waarin onder meer staat: “Wilt u in de prijzen […] vallen als de KoningsPrijs op uw postcode valt? Dat kan…als u vóór 27 april gaat meespelen met een extra lot in de Postcode Loterij.” In de e-mail is een button opgenomen met de tekst “Ja, ik speel mee voor € 4,4 miljoen“.

De klacht - In de uiting wordt gesuggereerd dat een extra lot gekocht moet worden om mee te dingen naar de KoningsPrijs, wat inhoudt dat loten waarmee al wordt gespeeld nu niet meedingen. Op de website van NPL staat echter: “Bent u al deelnemer? Dan maakt u al kans op de KoningsPrijs.” De tekst van de nieuwsbrief is misleidend.

Het oordeel van de Commissie
In de uiting wordt niet duidelijk gemaakt dat men als deelnemer al kans op de prijs maakt en door het bestellen van een extra lot (slechts) zijn aandeel in de prijzenpot vergroot.
Aldus wordt in de uiting onvoldoende duidelijk gemaakt hoe de kansen op het winnen van de KoningsPrijs liggen. Dat de nieuwsbrief alleen aan deelnemers van de NPL is gestuurd, zoals door NPL is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Ook indien de geadresseerden van de nieuwsbrief op de hoogte zijn van andere aanbiedingen van de NPL waarbij de kans op een prijs wordt vergroot door het meespelen met (een) extra lot(en), betekent dit niet dat de onderhavige uiting bij de ontvangers van de nieuwsbrief geen verwarring kan veroorzaken over de noodzaak om mee te spelen met een extra lot om mee te kunnen dingen naar de KoningsPrijs. Ook het feit dat men er na het aanklikken van de button alsnog op wordt gewezen dat men als deelnemer hoe dan ook al kans maakt op de KoningsPrijs, maakt de beslissing niet anders. Die mededeling is immers tegenstrijdig aan het bericht in de nieuwsbrief, zodat niet helder is wie aan de trekking mee mag doen. 

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel II.3 RVK. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1767

Advies Raad van State: werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen

Advies Raad van State Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, Stc. 14921.
De Afdeling maakt opmerkingen over de noodzaak en tijdelijkheid van de zelfstandige algemene maatregel van bestuur (amvb) en over de aanpassingen in het Speelautomatenbesluit 2000. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Noodzaak en tijdelijkheid zelfstandige amvb

a. Het ontwerpbesluit voorziet erin dat het CJIB de (voorlopige) kansspelheffing, leges, dwangsommen en bestuurlijke boetes int. Voor het innen van de kansspelheffing biedt artikel 33f, achtste lid, van de Wok1 een grondslag, maar voor het innen van de leges, dwangsommen en boetes bestaat geen expliciete wettelijke delegatiebepaling, aldus de toelichting. In dit opzicht gaat het om een zelfstandige amvb. De toelichting vermeldt dat de keuze voor een zelfstandige amvb gerechtvaardigd is omdat in het ontwerpbesluit geen door straffen te handhaven voorschriften2 zijn opgenomen en het besluit evenmin op een andere manier rechten en vrijheden van betrokken partijen inperkt, nu het besluit slechts bepaalt welke instantie bestaande vorderingen gaat innen voor de kansspelautoriteit. Bij een volgende wijziging van de Wok zal worden voorzien in een expliciete wettelijke delegatiebepaling op dit punt, aldus de toelichting.
De Afdeling merkt op dat de regering zelf terughoudendheid betracht met de figuur van de zelfstandige amvb. Ook naar het oordeel van de Afdeling ware met deze figuur terughoudendheid te betrachten.3 Daarbij komt dat niet duidelijk wordt waarin de urgentie bestaat om de taken van de kansspelautoriteit op een zodanig korte termijn over te dragen aan het CJIB dat de benodigde wijziging van de Wok niet kan worden afgewacht.4 Het is de Afdeling opgevallen dat de toelichting geen aandacht besteedt aan de mogelijkheid de inning van dwangsommen, bestuurlijke boetes en leges tijdelijk via een mandaatconstructie aan het CJIB op te dragen, in ieder geval totdat de aangekondigde wettelijke grondslag voor deze onderdelen van het ontwerpbesluit is gecreëerd. De omstandigheid dat ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit Instelling Justitieel Incassobureau het CJIB de taken uitvoert die hem bij algemene maatregel van bestuur zijn opgedragen, staat aan een dergelijke mandaatconstructie niet in de weg.5 Voorts kan de inning, zoals nu, vooralsnog gedaan blijven worden door incassobureaus.
De Afdeling is van oordeel dat er, in afwachting van een wettelijke grondslag voor de aan het CJIB op te dragen taken, geen goede reden is voor een zelfstandige amvb. De Afdeling adviseert daarvan af te zien.
b. Onverminderd het vorenstaande merkt de Afdeling op dat de tijdelijkheid van de zelfstandige amvb niet is gegeven, omdat daarvoor geen voorziening in het ontwerpbesluit is opgenomen en evenmin inzichtelijk is gemaakt op welke termijn de benodigde wijziging van de Wok is voorzien.
De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het besluit zo nodig aan te passen.
2. Aanpassing van het Speelautomatenbesluit 2000

Over de aanpassing van het Speelautomatenbesluit 2000 maakt de Afdeling twee opmerkingen.
a. Drank- en Horecawet
Artikel 4, vierde lid, van het Speelautomatenbesluit 2000 voorziet in weigeringsgronden voor een kansspelvergunning. De daarin thans expliciet genoemde artikelen van de Drank- en Horecawet worden vervangen door een algemene verwijzing naar de Drank- en Horecawet. Volgens de toelichting is een aanpassing van deze bepaling nodig, omdat met een wijziging van de Drank- en Horecawet enkele van de genoemde bepalingen zijn vervallen.6 De Afdeling merkt op dat een aantal van de in de huidige bepaling genoemde artikelen van de Drank- en Horecawet niet zijn vervallen.7 Voorts leidt een algemene verwijzing naar de Drank- en Horecawet in artikel 4, vierde lid, van het Speelautomatenbesluit 2000 ertoe dat onduidelijk is welke gronden uit de Drank- en Horecawet kunnen leiden tot weigering van een kansspelvergunning. Daardoor bestaat de mogelijkheid dat thans nog onbekende, nieuwe weigeringsgronden voor het verlenen van een kansspelvergunning ontstaan.
Naar het oordeel van de Afdeling zijn door de algemene verwijzing naar ‘de bepalingen in de Drank- en Horecawet’ in het voorgestelde artikel 4, vierde lid, van het Speelautomatenbesluit 2000 de weigeringsgronden voor de kansspelvergunning onvoldoende nauwkeurig omschreven.
De Afdeling adviseert de bepalingen uit de Drank- en Horecawet die kunnen leiden tot weigering van een kansspelvergunning expliciet op te sommen.
b. Opiumwet
Tevens wordt met het ontwerpbesluit aan artikel 4, vierde lid, van het Speelautomatenbesluit 2000 een algemene verwijzing naar de bepalingen in de Opiumwet toegevoegd. De toelichting gaat niet in op deze toevoeging. Voorts is ook deze wijziging niet nader bepaald, waardoor onduidelijk is welke bepalingen uit de Opiumwet een grondslag kunnen vormen voor weigering van een kansspelvergunning.
De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en ook de bepalingen uit de Opiumwet die kunnen leiden tot weigering van een kansspelvergunning expliciet op te sommen.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
RB 1756

Bijdrage afscheidsbundel Peeters: U heeft niet gewonnen!

O.M.B.J. Volgenant, 'U heeft niet gewonnen!', in: M. Balk, G.C. Boot, R.A. Dudok van Heel (red.), Recht voor gewone mensen (Peeters-bundel), Amsterdam 2013.
Een bijdrage van Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan.

Conclusie: De rechtspraak overziend is de conclusie dat er vanuit juridisch oogpunt weinig te doen is tegen een teleurstellende afloop bij het meedoen aan een quiz of loterij. Doordat de deelnemer de algemene voorwaarden van de organisator accepteert is de ruimte om na te hebben verloren alsnog een prijs te claimen of de organisator aansprakelijk te stellen uiterst beperkt. De uitspraak van mr. Peeters waardoor Obe niet mee mocht doen met de finale van de Kennisquiz waarin hij mogelijk de slimste brugklasser van Nederland zou worden, past naadloos in de lijn van die jurisprudentie. Het is dus zaak voor de gewone man om eerst te bedenken of hij goed genoeg tegen zijn verlies kan alvorens mee te doen aan een quiz of een loterij. Kun je niet tegen je verlies, doe dan niet mee. En alle lezers van deze bijdrage zullen zich, wanneer zij in de toekomst eens aan de oever van de Taag mochten staan – in Spanje óf in Portugal! – herinneren dat mr. Peeters daar ooit een verstandig vonnis over wees.

Dit artikel is sterk ingekort, lees de gehele bijdrage hier of klik op de citeerwijze.

RB 1754

Staatsloterij heeft misleidende mededelingen gedaan

Hof Den Haag 28 mei 2013, LJN CA0587 (Stichting Loterijverlies.nl tegen Staatsloterij) - persbericht
Als randvermelding.
Reclamerecht. Misleidende reclame; collectieve actie; vordering van Stichting Loterijverlies tegen Staatsloterij op grond van artikel 6:194 (oud) BW toegewezen.

In hoger beroep vordert Loterijverlies succesvol een verklaring voor recht dat Staatsloterij gedurende de periode 2000 t/m 2007 misleidende mededelingen heeft gedaan over het wel- of niet-gegarandeerd zijn van de prijzen, de winkansen en het aantal gewonnen prijzen en hierdoor in strijd heeft gehandeld met artikel 6:194 (oud) BW; tevens dat Staatsloterij in 2008 misleidende mededelingen heeft gedaan over de hoogte van prijzen en hierdoor in strijd heeft gehandeld met artikel 6:194 (oud) BW. De overige grondslagen voor de vorderingen worden afgewezen.

In citaten, de toegewezen gronden:

4. Vordering A (i), (ii) en (iv): gegarandeerde en gewonnen prijzen, winkansen
4.17 (...) Staatsloterij meent niettemin dat vordering A, in haar hier aan de orde zijnde onderdelen, niet (volledig) kan worden toegewezen, om drie redenen.

4.18. In de eerste plaats betoogt Staatsloterij, dat Loterijverlies geen voldoende belang heeft bij vordering A omdat er door het handelen van Staatsloterij geen of hooguit een miniscule kans op winst is gemist (in de orde van grootte van het verschil tussen 0,00000667 % en 0,000000953 %, zie rov. 4.14) en de schade per deelnemer daarom nihil is althans nagenoeg nihil (een fractie van een eurocent). Hiermee ziet Staatsloterij echter over het hoofd dat de schade als gevolg van de misleidende mededelingen van Staatsloterij niet bestaat uit het verlies van de kans op winst (het positief belang), maar uit de kosten van aankoop van een staatslot (het negatief belang) waarvan, gezien het onder 4.17 gegeven oordeel, een aanzienlijk deel van de consumenten zou hebben afgezien, althans tegen dezelfde voorwaarden, wanneer Staatsloterij juiste en volledige mededelingen had gedaan. Ook de in dit verband door Staatsloterij betrokken stelling (zie punt 3.28 MvA), dat de deelnemers hierdoor geen vermogensschade kunnen hebben geleden omdat zij 'nooit enige 'winkans' zijn misgelopen' faalt. In rov. 4.12 is immers geoordeeld dat de kans op winst kleiner was dan door Staatsloterij was gesuggereerd, met de in de daarop volgende rechtsoverwegingen beschreven consequenties. Geconcludeerd moet worden dat ten aanzien van de hier bedoelde onderdelen van vordering A het - in rov. 2.5 al aangestipte - 'onvoldoende belang'-verweer van Staatsloterij niet slaagt.

4.19 In de tweede plaats heeft Staatsloterij aangevoerd - zie CvD onder 57, deels herhaald in punt 5.11 MvA - dat iedere vordering die ziet op de periode voor 2003, althans 18 september 2003, is verjaard, zulks kennelijk op basis van de redenering dat op de datum van de inleidende dagvaarding (ID) in deze zaak, 18 september 2008, vijf jaren waren verstreken sinds (18 september) 2003. Voor de gevorderde verklaringen voor recht, waaronder vordering A, geldt evenwel een verjaringstermijn van twintig jaren (artikel 3:306 BW), en niet van vijf jaren zoals door Staatsloterij tot uitgangspunt is genomen. In zoverre stuit haar verjaringsverweer hierop af. Indien in een geval als het onderhavige, waar het uiteindelijke doel het verkrijgen van schadevergoeding is, nochtans zou moeten worden gekeken naar de vijf-jaartermijn van artikel 3:310 BW, dan kan dat niet tot een ander oordeel leiden. Gezien het onder 4.8 overwogene kan immers niet worden aangenomen dat de deelnemers aan de staatsloterij, althans de bij Loterijverlies aangesloten deelnemers, voor de uitzending van Tros Radar van 29 oktober 2007 met de gestelde schade bekend zijn geworden - Loterijverlies zelf bestond toen niet eens - zodat de termijn van deze verjaring op zijn vroegst kan zijn gaan lopen op 29 oktober 2007 en dus ten tijde van de ID nog niet was verstreken.

4.20 In de derde plaats heeft Staatsloterij naar voren gebracht dat Loterijverlies zich op het standpunt stelt dat alle reclame-uitingen van Staatsloterij uit de periode 2000-2008 misleidend zijn, 'zodat het petitum aldus kon worden geformuleerd', doch dat Loterijverlies in dit standpunt niet kan worden gevolgd aangezien vordering A moet zijn toegespitst op bepaalde als zodanig aangeduide mededelingen. Het hof constateert dat het standpunt dat Staatsloterij aan Loterijverlies toeschrijft aansluit bij het petitum sub (i) van Loterijverlies uit de eerste aanleg, strekkende tot een declaratoir dat 'de reclame-uitingen' misleidend zijn (vgl. de punten 1.5 en 3.1 van de PE van Staatsloterij), maar niet meer bij de in hoger beroep daarvoor in de plaats gestelde vordering A die strekt tot een declaratoir, dat in de bedoelde periode misleidende mededelingen zijn gedaan. Als derhalve klaarblijkelijk berustend op een misverstand, wordt aan dit verweer van Staatsloterij voorbij gegaan.
4.21  Het voorgaande brengt met zich dat vordering A van Loterijverlies met betrekking tot de onderdelen (i), (ii) en (iv) toewijsbaar is, over de periode t/m 2007 (zie rov. 4.5). Omdat het hof tot dit oordeel is gekomen zonder gebruik te maken van de in opdracht van Loterijverlies door ing. J.F.G. Klaver gehouden, als productie 10 bij MvG overgelegde, enquete (hierna: de Klaver-enquete), een enquete van Tros Radar (zie punt 33 MvG), het door Loterijverlies als productie B overgelegde rapport 'Onderzoek Kansspelen Communicatie Partners' van marktonderzoeksbureau Kien van oktober 2012 (hierna: het Kien-rapport) en de door Loterijverlies als productie I overgelegde crossing-tabellen, kunnen de daartegen gerichte bezwaren van Staatsloterij onbesproken blijven.

5.   Vordering A (iii): de hoogte van de (uitgekeerde) prijzen
5.1  Loterijverlies heeft haar stelling, dat de hoogte van de uitgekeerde prijzen lager is dan de advertenties van Staatsloterij doen vermoeden, geconcretiseerd (in punt 72 MvG) en uitgewerkt (in productie 14 bij MvG) voor één geval, namelijk de Koninginnedagtrekking in 2008. In productie 14 zijn een aantal 'reclamespotjes van radio en tv' weergegeven, waaronder deze twee:
-   'Wordt u straks miljonair van oranje? Dat is heel goed mogelijk want tijdens de Koninginnedag op 30 april gaat er maar liefst 10 x 1 miljoen uit.'
-  'U heeft nog maar 7 dagen om kans te maken op één van de prijzen van een miljoen (...).'
In die productie staat verder vermeld dat er 10 successen waren gecommuniceerd en dat het werkelijk aantal successen ook 10 bedroeg, maar dat er slechts € 6.800.000,- was uitgekeerd, terwijl € 10.000.000,- was gecommuniceerd, en dat dit 'een procentuele overdrijving van 47,06% betekent'. Het verweer van Staatsloterij, dat de hier bedoelde trekking buiten de periode valt van waar de vordering op ziet, gaat niet op; vordering A strekt zich uit over de periode 't/m 2008'. Het enige andere verweer dat Staatsloterij op dit punt heeft gevoerd (zie punt 4.59 MvA) houdt in dat productie 14 geen onderbouwing bevat van de gestelde lagere uitkering. Hierin is echter geen (onderbouwde) betwisting te lezen van de in productie 14 opgenomen toelichting, zodat deze als vaststaand moeten worden beschouwd en geen nadere onderbouwing behoeft. Hierbij is in aanmerking genomen dat Staatsloterij zich er niet over heeft beklaagd dat die toelichting in een productie is opgenomen, en niet in de MvG zelf. Nu de in punt 72 MvG ingenomen stellingen in samenhang bezien met de in productie 14 daarop gegeven toelichting, de daaraan door Loterijverlies verbonden conclusie kunnen dragen (zie ook de punten 15 en 24 MvG), dat voor de Koninginnedagtrekking in 2008 misleidende mededelingen zijn gedaan over de hoogte van de uit te keren prijzen, is vordering A ook wat onderdeel (iii) betreft toewijsbaar, zij het alleen voor 2008 nu het enige door Loterijverlies geconcretiseerde geval van deze vorm van misleiding in dat jaar heeft plaatsgevonden.

Lees de uitspraak LJN CA0587 (pdf)

Op andere blogs:
ICTRecht (Staatsloterij schuldig aan misleidende reclame)

RB 1702

Niet aannemelijk dat de prijs zal vallen op 9 postcodes in dezelfde straat

RCC 20 maart 2013, dossiernr. 2013/00015 (PostcodeKanjer € 48 miljoen Nationale postcode loterij)

Het betreft een geadresseerde mailing in een vensterenvelop. Door het venster is boven de naam en het adres van de geadresseerde onder meer te lezen:  “€ 48 MILJOEN” en “€ 48 miljoen in uw straat… Hoeveel wint u dan, meneer (naam geadresseerde)?”.

Volgens klager wordt gesuggereerd dat er € 48 miljoen kan worden uitgekeerd in klagers straat. Verder wordt aan het eind van de spelregels, letterlijk kleine lettertjes, vermeld dat het totaalbedrag verdeeld wordt over 8 prijzen van 1 miljoen, één prijs van 20 miljoen naar de winnende postcode en één prijs van 20 miljoen naar de winnende wijk. Hoe de verdere verdeling over de winnende postcodes plaatsvindt, is onduidelijk. Daarnaast komt het klager voor dat het winnen van 1 miljoen al zo goed als onhaalbaar is.

Door de in het oog springende tekst “€ 48 miljoen in uw straat…” wordt naar het oordeel van de Commissie de onjuiste indruk gewekt dat € 48 miljoen kan worden gewonnen in de straat van de geadresseerde. In werkelijkheid, zo staat elders in de mailing, wordt voornoemde prijs verdeeld over 9 postcodes, en “rijdt de Kanjertruck het hele land door om de PostcodeKanjer van € 48 miljoen uit te delen”. De Commissie acht het niet aannemelijk dat de prijs zal vallen op 9 postcodes in dezelfde straat.

Naar het oordeel van de Commissie wordt in de uiting niet voldoende duidelijk gemaakt hoe de kansen op het winnen van een prijs in werkelijkheid liggen. Zo wordt het bedrag van € 48 miljoen niet alleen in verband gebracht met de straat van de geadresseerde, maar ook met de enkele postcode van de geadresseerde. (...)
Niet voldoende duidelijk is dat het bedrag van 48 miljoen in werkelijkheid wordt verdeeld zoals op de achterzijde van de mailing is vermeld onder “Zo werkt het:”, namelijk als volgt: Een Kanjer van € 40 miljoen, waarvan de helft naar de winnende wijk gaat en de andere helft over de winnende postcode wordt verdeeld, en 8 prijzen van € 1 miljoen, die worden verdeeld in de betreffende winnende postcodes.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting misleidend met betrekking tot de kansen op het winnen van een prijs als bedoeld in artikel II.3 van de Reclamecode voor Kansspelen (RVK).

Adverteerder heeft, volgens de Commissie, voldoende aannemelijk gemaakt dat er in het kader van de onderhavige loterij in 5 huishoudens prijzen van meer dan 1 miljoen zijn gevallen. Derhalve acht de Commissie het laatste bezwaar ongegrond.

RB 1696

Sanoma reclame postcodeloterij aan minderjarige

RCC 13 maart 2013, dossiernr. 2013/00118 (Sanoma reclame postcodeloterij aan minderjarige)

Het betreft een folder voor de Nationale Postcode Loterij, bijgevoegd in het door verspreider uitgegeven jeugdblad “Zo Zit Dat”.

Klager stelt, kort samengevat, dat reclame voor kansspelen niet mag worden gericht aan minderjarigen.
Verspreider erkent dat er een fout is gemaakt en heeft haar interne procedures aangescherpt om te voorkomen dat een dergelijke onwenselijke situatie zich nogmaals voordoet.

De gewraakte uiting moet worden aangemerkt als reclame voor een kansspel. Naar verspreider erkent is de uiting per abuis bijgesloten bij het jeugdblad “Zo Zit Dat” en gestuurd naar de minderjarige lezers van dat blad. Gelet hierop is artikel III.6 van de Reclamecode voor Kansspelen (RvK) overtreden. (...)

RB 1683

Beantwoording kamervragen over de aanpak van illegale aanbieders van kansspelen op internet

Antwoord van staatssecretaris Teeven op vragen van het lid Mei Li Vos over de aanpak van illegale aanbieders van kansspelen op internet, Aanhangsel van de Handelingen II 2012-2013, nr.1611

2. Kent u de reclame van het online gokbedrijf 7red, zoals uitgezonden op de op Nederland gerichte tv-zender van National Geographic en de site https://nl.7red.com/index.asp ? (...) en wellicht vele andere sites die zich expliciet op de Nederlandse markt voor online gokken richten? Zo ja, voldoen deze sites aan de prioriteringscriteria op grond waarvan de kansspelautoriteit (KSA) online goksites zegt aan te pakken, te weten de criteria van het hebben van «een nl.site, of het aanbieden van de site in de Nederlandse taal of reclame maken op radio, televisie en in geprinte media»? (...)

Antwoord op vraag 2: Het is sinds 1 april 2012 aan de kansspelautoriteit (ksa) om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen (Wok), waaronder de regels ten aanzien van werving en reclame. Het is aan de ksa om te bepalen hoe zij omgaat met de handhaving van de Wok.

3. Hoe verhoudt het nog steeds bestaan van op Nederland gerichte illegale online goksites tot de genoemde aanpak van de KSA tegen deze sites? Op welke termijn worden deze sites en andere gelijkaardige sites alsnog aangepakt?

Antwoord op vraag 3: De ksa heeft mij desgevraagd meegedeeld het afgelopen jaar een 40-tal bedrijven te hebben opgeroepen hun illegale kansspelaanbod gericht op de Nederlandse consument te staken, dan wel aan te passen aan de prioriteringscriteria van de ksa. Meer dan de helft van de aangeschreven partijen voldoet inmiddels aan deze oproep. Andere partijen hebben aangegeven bereid te zijn hun kansspelaanbod aan te passen. (...) Er loopt inmiddels een aantal onderzoeken. De ksa zal een bestuurlijk rapport opmaken, wat kan leiden tot het opleggen van een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang en/ of een bestuurlijke boete. Gedurende het onderzoek kan de ksa niet op de concrete zaken ingaan.

5. Welke mogelijkheden zijn er om tegen Nederlandse banken op te treden die de financiële transacties voor illegaal online gokken door middel van het Ideal-systeem of anderszins faciliteren? Gaat u van die mogelijkheden gebruik maken en op welke wijze en schaal?

Antwoord op vraag 5: De Wok verbiedt het bevorderen van deelname aan kansspelen zonder vergunning. Zoals ik uw Kamer bij brief van 4 mei 2012 heb geïnformeerd1, zijn afspraken gemaakt met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) over het gebruiken van een zwarte lijst. De ksa is in dialoog met de NVB om een proces te ontwikkelen om tot adequate betalingsblokkeringen te komen. (...)