RB
DOSSIERS
Alle dossiers

kansspelen  

RB 2120

Bol van misleidende definitieve prijzen

RCC 11 maart 2014, dossiernr. 2014/00121 (prijs-express-aanvraagbewijs)
Agressieve reclame. Aanbeveling met Alert. Art. 14.2 bijlage 2 NRC, 7 NRC.   De uiting staat bol van misleidende “definitieve” prijzen, waardoor de suggestie wordt gewekt dat de geadresseerde een prijs heeft gewonnen. De tekst is zo opgesteld dat adverteerder achteraf, na ontvangst van een bijdrage van € 40,-, kan stellen dat er niets wordt uitgekeerd. Op ontoelaatbare wijze wordt misbruik gemaakt van “achteloze” lezers.

In een schijnbaar handgeschreven brief met daarbij een op naam van de klaagster gesteld ‘definitief prijscertificaat’, wekt adverteerder Baroness de Rothman de indruk dat de geadresseerde twee grote geldbedragen toegezonden zal krijgen. Enkel door het ‘beslist vandaag nog’ te antwoorden, het inzenden van enkele ‘certificaten’ en, zo blijkt, het betalen van een ‘bijdrage’ van 40 euro, zal zij de geldbedragen ontvangen.

Mede door het ontbreken van een reactie van adverteerder Baroness de Rothman acht de Commissie het niet onaannemelijk dat de in de brief gewekte indruk niet strookt met de werkelijkheid, en zij beschouwt deze wijze van reclame maken als agressieve en oneerlijke reclame. In de brief wordt tevens een ‘rijkdomstalisman’ beloofd die een ‘onuitputtelijke geldbron’ voor de geadresseerde zal zijn. Beweren dat producten het winnen van kansspelen vergemakkelijken is voorts misleidende reclame in de zin van de Nederlandse Reclame Code.

I. De Commissie acht het – mede gelet op het ontbreken van een reactie van adverteerder – niet onaannemelijk dat de door de uiting gewekte indruk dat klaagster definitief winnaar is van de twee genoemde geldbedragen niet strookt met de werkelijkheid. Voorts blijkt uit het “aannamecertificaat” dat niet kan worden volstaan met het insturen van de betreffende certificaten, maar dat een “bescheiden bijdrage van slechts 35 Euro” moet worden toegevoegd, “plus 5 Euro voor de veilige verzending, dus een totaal van 40 Euro”, welke “bijdrage onderdeel [is] van de onkosten voor de verwerking- en verzendingskosten”.

II. In de uiting wordt voorts meegedeeld dat adverteerder klaagster een “zeer bijzonder voorwerp [zal] schenken, dat u zal helpen regelmatig geld te winnen” c.q. een “magische rijkdomstalisman”, die voor klaagster “een onuitputtelijke geldbron” zal zijn. Krachtens artikel 8.5 in combinatie met punt 15 van Bijlage 1 bij de NRC betreft het beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken onder alle omstandigheden misleidende reclame. Daardoor is de uiting ook op dit punt oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

III. In de uiting wordt in tekst en lettertype de indruk gewekt dat sprake is van een handgeschreven brief, hetgeen naar het oordeel van de Commissie het vermoeden rechtvaardigt dat de uiting met name op ouderen gericht is. Bovendien wordt in de uiting druk uitgeoefend op de geadresseerde om snel te reageren. In deze omstandigheden en in de ernst van de overtredingen van de NRC ziet de Commissie aanleiding om de uitspraak als Alert te verspreiden en aldus onder de aandacht te brengen van een breed publiek.
RB 2107

Kraskaart, maar er wordt geen extra winkans gesuggereerd

Vz. RCC 1 april 2014, dossier 2014/00168 (Kraskaart)
Afwijzing. Kansspel. Vaststaat dat de uiting (een soort kraskaart) is voorzien van een aantal vakjes die kunnen worden opengekrast in verband waarmee wordt gezegd dat bij “3x Bingo” de kaart “geld waard” is. Adverteerder heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat het openkrassen van de vakjes in feite een overbodige handeling is, nu men bij het openkrassen altijd “3x Bingo” ziet, en men ook zonder die vakjes open te krassen direct de code op de kaart kan invoeren op de in de uiting genoemde website.

Het voorgaande is evenwel onvoldoende om de uiting misleidend te achten. Er wordt immers in de uiting niet gezegd of gesuggereerd dat men een extra win(st)kans heeft bij drie gelijke symbolen. Daarnaast is de voorzitter, mede gelet op hetgeen adverteerder heeft aangevoerd, van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een algemeen aanvaarde reclame- en marketingpraktijk die het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen, niet wezenlijk beperkt (vgl. considerans nr. 6 van Richtlijn 2005/ 29/EG). De klacht kan derhalve niet slagen.
RB 2095

Agressieve reclame dat 'handgeschreven' brief met spoed moet worden betaald voor 'gewonnen' prijs

RCC 11 maart 2014, dossiernummer 2014/00121 (Agressieve handgeschreven brief)
Aanbeveling met ALERT. Agressieve reclame. Misleiding. Het betreft een aan klaagster gerichte, schijnbaar handgeschreven brief van adverteerder, met daarbij gevoegd een op klaagsters naam gesteld “definitief prijscertificaat betreffende het bedrag van 28.750,00 Euro”, een “prijs-express-aanvraagbewijs voor u als begunstigde. Prijs: Geldbedrag van 28.750,00 Euro op uw naam” en een “Aannamecertificaat, om mijn bedrag van 1.500,00 Euro te ontvangen”. Volgens klager staat de uiting bol van misleidende “definitieve” prijzen, waardoor de suggestie wordt gewekt dat de geadresseerde een prijs heeft gewonnen. De tekst is zo opgesteld dat adverteerder achteraf, na ontvangst van een bijdrage van € 40,-, kan stellen dat er niets wordt uitgekeerd. Op ontoelaatbare wijze wordt misbruik gemaakt van “achteloze” lezers.

Het oordeel van de Commissie

I.

In zowel de brief als de bijlagen wordt naar het oordeel van de Commissie de stellige indruk gewekt dat klaagster - door snel te reageren - twee geldprijzen, van respectievelijk

€ 1.500,- en € 28.750,-, zal ontvangen.

Zo staat in de brief dat aan klaagster “de betaaldocumenten voor het bedrag van 1.500,00 Euro” worden toegezonden, welk bedrag zij “daarna in ontvangst kan nemen”, als klaagster de aanwijzingen op het “definitief prijscertificaat” opvolgt (van welk certificaat de Commissie overigens heeft geconstateerd dat het alleen betrekking heeft op de prijs van € 28.750) en zodra het “dringend aannamecertificaat” door adverteerder terug is ontvangen.

Met betrekking tot het bedrag van € 28.750,- wordt in de brief gesteld dat klaagster dit in ontvangst kan nemen zodra zij “het winnende ‘prijs-express-aanvraagbewijs’ aan adverteerders adres terugzendt. Benadrukt wordt dat klaagster “niets bijzonders hoeft te doen” om gebruik te maken van de “(gratis) hulp” van adverteerder, behalve “beslist vandaag nog beantwoorden”. In de bijlagen bij de brief wordt door de kop (“definitief prijscertificaat”, “prijs-express-aanvraagbewijs ”en “aannamecertificaat om mijn bedrag van 1.500,00 Euro te ontvangen”) en de inhoud de in de brief gewekte indruk versterkt dat klaagster de genoemde geldprijzen zal ontvangen door deze op te vragen door middel van het inzenden van de betreffende “certificaten”.

De Commissie acht het – mede gelet op het ontbreken van een reactie van adverteerder – niet onaannemelijk dat de door de uiting gewekte indruk dat klaagster definitief winnaar is van de twee genoemde geldbedragen niet strookt met de werkelijkheid. Voorts blijkt uit het “aannamecertificaat” dat niet kan worden volstaan met het insturen van de betreffende certificaten, maar dat een “bescheiden bijdrage van slechts 35 Euro” moet worden toegevoegd, “plus 5 Euro voor de veilige verzending, dus een totaal van 40 Euro”, welke “bijdrage onderdeel [is] van de onkosten voor de verwerking- en verzendingskosten”.

Gelet op het voorgaande dient de onderhavige wijze van reclame maken aangemerkt te worden als agressieve reclame als bedoeld in artikel 14.2 en in de aanhef en onder 2 van Bijlage 2 bij de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat sprake is van onder alle omstandigheden agressieve reclame in het volgende geval:

De bedrieglijke indruk wekken dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen dan wel door een bepaalde handeling te verrichten een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen,  als er in feite geen sprake is van een prijs of voor een soortgelijk voordeel, dan wel als het ondernemen van stappen om in aanmerking te komen voor de prijs of voor een ander soortgelijk voordeel afhankelijk is van de betaling van een bedrag door de consument of indien daaraan voor hem kosten zijn verbonden.

Nu sprake is van agressieve reclame, is de uiting ook oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

II.

In de uiting wordt voorts meegedeeld dat adverteerder klaagster een “zeer bijzonder voorwerp [zal] schenken, dat u zal helpen regelmatig geld te winnen” c.q. een “magische rijkdomstalisman”, die voor klaagster “een onuitputtelijke geldbron” zal zijn. Krachtens artikel 8.5 in combinatie met punt 15 van Bijlage 1 bij de NRC betreft het beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken onder alle omstandigheden misleidende reclame. Daardoor is de uiting ook op dit punt oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

III.

In de uiting wordt in tekst en lettertype de indruk gewekt dat sprake is van een handgeschreven brief, hetgeen naar het oordeel van de Commissie het vermoeden rechtvaardigt dat de uiting met name op ouderen gericht is. Bovendien wordt in de uiting druk uitgeoefend op de geadresseerde om snel te reageren. In deze omstandigheden en in de ernst van de overtredingen van de NRC ziet de Commissie aanleiding om de uitspraak als Alert te verspreiden en aldus onder de aandacht te brengen van een breed publiek.

De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Commissie zal de uitspraak als Alert laten verspreiden.
RB 2089

Boetes houden stand vanwege ongevraagd bellen door Goede Doelen Loterijen

Rechtbank Rotterdam 20 maart 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:1924 (Goede doelen loterijen)
Uit het persbericht (ACM): Op 20 december 2012 heeft ACM (destijds als OPTA) aan de BankGiro Loterij, Nationale Postcode Loterij, VriendenLoterij en de overkoepelende Holding Nationale Goede Doelen Loterijen (gezamenlijk: De Goede Doelen Loterijen) boetes opgelegd van in totaal € 845.000 voor het overtreden van de telemarketingregels.

De loterijen hadden ongevraagd consumenten gebeld die stonden ingeschreven in het Bel-me-niet Register. Daarnaast hadden de loterijen tijdens hun telemarketinggesprekken niet gevraagd of zij in de toekomst nog eens mochten bellen. Ook boden zij inschrijving in het Bel-me-niet Register niet tijdens het gesprek aan.

Tegen het boetebesluit hadden de Goede Doelen Loterijen eerder bezwaar gemaakt. ACM heeft het bezwaar van de loterijen op 27 mei 2013 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing hebben de loterijen vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van de Goede Doelen Loterijen op 20 maart 2014 ongegrond verklaard en de boetes volledig in stand gelaten.

De Goede Doelen Loterijen kunnen tegen deze uitspraak nog in hoger beroep gaan bij het CBb.

 

Rechtspraak.nl: ACM heeft eiseressen bestuurlijke boetes opgelegd tot een bedrag van in totaal € 845.000 wegens overtreding van artikel 11.7, negende en tiende lid, in samenhang met het vijfde lid, en artikel 11.7, twaalfde lid, van de Telecommunicatiewet (Tw). Volgens de rechtbank is geen sprake van dubbele bestraffing. Onderzoeksrapport 1 is gericht op de periode van 1 oktober 2009 tot 1 november 2009, zijnde de eerste maand na invoering van de nieuwe wetgeving. Gesteld noch gebleken is dat ACM tijdens dit onderzoek en de daarop volgende boeteoplegging zich tevens heeft gericht op periode 2. Dat periode 2 afliep voordat onderzoeksrapport 1 afkwam is in dit verband niet maatgevend. Nu onderzoeksrapport 1 en de daaropvolgend opgelegde boete zagen op periode 1 stond het ACM vrij om een nader onderzoek te starten ter zake van periode 2, onderzoeksrapport 2 uit te brengen en nieuwe besluiten te nemen en bestuurlijke boetes op te leggen ter zake van periode 2 (vgl. CBb 1 december 2011, ECLI:NL:CBB:2011:BU9159). Uit artikel 11.7, vijfde en negende lid, van de Tw volgt dat het na de inschrijving van een telefoonnummer van een abonnee in het BMNR niet langer is toegestaan deze te benaderen met ongevraagde commerciële, ideële of charitatieve communicatie door middel van telemarketing. Door inschrijving in het BMNR maakt een abonnee zijn ‘opt out’ kenbaar. Bij telemarketing is het slechts toegestaan de in het BMNR ingeschreven abonnee te benaderen indien onmiskenbaar geen sprake is van ongevraagde communicatie. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake, nu de abonnees op initiatief van eiseressen zijn gebeld zonder dat is gebleken dat daarvoor voorafgaand toestemming is verleend. Voor de onderhavige overtreding is echter maatgevend of in het BMNR geregistreerde abonneenummers zijn gebeld door de door eiseressen ingeschakelde callcenters. Uit de logbestanden die eiseressen aan ACM hebben verstrekt, volgt dat dit is gebeurd. Voor zover eiseressen ter zitting hebben willen betogen dat die logbestanden niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, omdat die onder druk zouden zijn afgegeven, merkt de rechtbank op dat het hier gaat om zogenoemd wilsonafhankelijk materiaal waarop het zwijgrecht geen betrekking heeft (vgl. HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640). Of daadwerkelijk de abonneehouder telkens heeft opgenomen of niet is geen constitutieve voorwaarde om artikel 11.7, negende en tiende lid, in samenhang met het vijfde lid, van de Tw te kunnen overtreden. Gelet op de omstandigheid dat het BMNR uitsluitend is bedoeld voor natuurlijke personen en gelet op het aantal belbestanden en de omvang daarvan is de rechtbank van oordeel dat het buiten redelijke twijfel is dat in ieder geval ook is gebeld met niet-ontdubbelde nummers van natuurlijke personen. Eiseressen betogen dat artikel 11.7, twaalfde lid, van de Tw niet is overtreden. De ingeschakelde interne en externe callcenters wezen de gebelde mensen op het recht op verzet en de mogelijkheid om ingeschreven te worden in BMNR door middel van een ‘Interactive Voice Response’ (IVR)-bandje. Blijkens de toelichting op het Besluit bel-me-niet-register van 26 februari 2009 (Stb. 2009, 129, blz. 8) kan met een IVR-bandje worden voldaan aan de wettelijke informatieplicht. De rechtbank volgt dit betoog niet en verwijst daarbij naar haar uitspraak van 6 december 2012 (ECLI:NL:RBROT:2012:BY5391).

Op andere blogs:
Dirkzwager

RB 1957

Geldwaarde van de te winnen reis kan niet worden afgeleid

RCC 2 oktober 2013, dossiernr. 2013/00638 (Koninklijke Reis)
Aanbeveling. Prijsvragen. Kansspel. Reizen en toerisme. Het betreft een folder. Daarin staan onder de aanhef “KONINKLIJKE REIS” en “WIN Reis naar Argentinië voor 2 personen!” 10 meerkeuzevragen over de “Koninklijke Familie”. Onder die vragen staat onder meer: “Eén van de winnaars maakt kans op de reis voor twee personen naar Argentinië! (loting op vrijdag 3 mei 2013)”.
De klacht - Tot haar vreugde vernam klaagster op 8 mei 2013 dat zij de winnaar was van de reis naar Argentinië. Tijdens de prijsuitreiking op 17 mei 2013 werd een reischeque uitgereikt ter waarde van € 2.000,- voor  2 personen. Thuis bleek dat er veel “kleine lettertjes” waren. De tickets alleen kostten al € 2.200,-, en daar kwamen nog hotelovernachtingen bij. Klaagster voelde zich misleid. Zij heeft adverteerder gevraagd het bedrag aan te passen of klaagster een andere bestemming te laten uitkiezen waarbij € 2.000,- wel toereikend zou zijn was. Adverteerder blijft echter bij de voorwaarden, die achteraf bekend zijn gemaakt.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt vast dat uit de bestreden uiting niet valt op te maken wat de geldswaarde is van de in die uiting bedoelde reis naar Argentinië. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd met de Bijzondere Reclamecode “c. Prijsvragen 2012” aanhef en onder b, waarin staat:
“Reclame in gedrukte media (..) waarin een prijsvraag wordt aangekondigd dient tenminste de volgende mededelingen te bevatten:
(..)
b. het aantal prijzen en een omschrijving waaruit de geldswaarde blijkt of gemakkelijk kan worden afgeleid”.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde onder b van de Bijzondere Reclamecode “c. Prijsvragen 2012”. Zij beveelt adverteerder, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling: Bijzondere Reclame Code c. (Prijsvragen)

RB 1953

Prejudiciële vragen over de verhouding tussen BTW en bijzondere belasting op kans- of geldspelen

HvJ EU 24 oktober 2013 C-440/12 (Metropol Spielstätten Unternehmergesellschaft) - dossier
Gambling adictPrejudiciële vragen gesteld door Finanzgericht Hamburg, Duitsland
Uitlegging van de artikelen 1, lid 2, eerste zin, 73, 135, lid 1, sub i, en 401, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) – Belasting van kans- of geldspelen – Regeling van een lidstaat die de exploitatie van speelautomaten met geringe prijzen cumulatief aan btw en een bijzondere belasting onderwerpt. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Metropol Spielstätten Unternehmergesellschaft (haftungsbeschränkt) (hierna: „Metropol”) en het Finanzamt Hamburg‑Bergedorf over de heffing van belasting over de toegevoegde waarde over de opbrengsten van de organisatie van kansspelen door middel van speelautomaten met geringe prijzen.

Het hof verklaart voor recht:
1) Artikel 401 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, juncto artikel 135, lid 1, sub i, ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de belasting over de toegevoegde waarde en een nationale bijzondere belasting op kansspelen cumulatief mogen worden geheven, mits deze laatste belasting niet het karakter van een omzetbelasting bezit.

2) De artikelen 1, lid 2, eerste volzin, en 73 van richtlijn 2006/112 moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale bepaling of praktijk op grond waarvan bij de exploitatie van speelautomaten waarmee geld kan worden gewonnen de kasontvangsten van een bepaalde periode worden gehanteerd als maatstaf van heffing.

3) Artikel 1, lid 2, van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling van een niet-geharmoniseerde belasting op grond waarvan de verschuldigde belasting over de toegevoegde waarde volledig op deze eerste belasting in mindering wordt gebracht.

Gestelde prejudiciële vragen
- Moet artikel 401 (juncto artikel 135, lid 1, sub i) van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, aldus worden uitgelegd dat belasting over de toegevoegde waarde (btw) en een nationale bijzondere belasting op kansspelen slechts alternatief en niet cumulatief mogen worden geheven?

Enkel indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
- Indien krachtens nationale bepalingen zowel btw over kansspelen als een bijzondere belasting op kansspelen wordt geheven, mag dan de btw niet worden geheven of de bijzondere belasting, of bepaalt het nationale recht welke van beide belastingen niet mag worden geheven?

- Moeten artikel 1, lid 2, eerste zin, en artikel 73, van richtlijn 2006/112 aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale bepaling of praktijk op grond waarvan voor de exploitatie van speelautomaten waarmee geld kan worden gewonnen de kasinhoud ("elektronisch getelde kas") van de automaat na afloop van een bepaalde periode als maatstaf van heffing wordt gehanteerd?

Enkel indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord:
- Hoe moet de maatstaf van heffing anders worden vastgesteld?

- Moeten artikel 1, lid 2, eerste zin, en artikel 73, van richtlijn 2006/112 aldus worden uitgelegd dat de heffing van btw vereist dat de ondernemer de btw op de dienstontvanger kan afwentelen? Wat moet in voorkomend geval onder afwentelbaarheid worden verstaan? Moet daarvoor in het bijzonder rechtens de mogelijkheid bestaan om een evenredig hogere prijs voor het goed of de dienst te vragen?

Enkel indien het in antwoord op de vijfde vraag rechtens mogelijk moet zijn een hogere prijs te vragen:
- Moeten artikel 1, lid 2, eerste zin, en artikel 73, van richtlijn 2006/112 aldus worden uitgelegd dat bepalingen die de tegenprestatie voor aan btw onderworpen goederen of diensten beperken - om in overeenstemming met het Unierecht te zijn - zo moeten worden toegepast dat de vastgestelde tegenprestatie niet inclusief maar exclusief btw is bedoeld, ook wanneer die nationale bepalingen dat niet uitdrukkelijk bepalen?

Enkel indien de vijfde vraag bevestigend wordt beantwoord en de zesde en de derde vraag ontkennend worden beantwoord:
- Wordt in dat geval over de gehele omzet van de speelautomaten geen btw geheven of enkel over het deel waarvoor geen afwenteling mogelijk is, en hoe moet dat laatste dan worden bepaald - bijvoorbeeld de omzet waarvoor de inzet per spel niet kon worden verhoogd of die waarvoor de kasinhoud per uur niet kon worden verhoogd?

- Moet artikel 1, lid 2, van richtlijn 2006/112 aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling van een niet-geharmoniseerde belasting op grond waarvan de verschuldigde btw volledig op deze belasting in mindering wordt gebracht?

Enkel indien de achtste vraag bevestigend wordt beantwoord:
- Volgt uit het in mindering brengen van de btw op een nationale, niet-geharmoniseerde belasting ten gunste van de aan deze belasting onderworpen ondernemers dat geen btw mag worden geheven bij hun concurrenten die weliswaar niet aan deze, maar aan een andere bijzondere belasting zijn onderworpen en geen dergelijke mindering genieten?

RB 1947

Reclame in de vorm van nieuwsbericht

RCC 7 oktober 2013, dossiernr. 2013/00667
Aanbeveling, Casino, loterij, kansspel.
Het betreft een uiting met de aanhef “Overvallen Fair Play Casino’s in Eindhoven 4 JULY 2013 by CASINOTOPLISTS” op www.casinotoplistst.nl.
Daarin staat onder meer:
“Het is alweer de derde keer in een paar maanden tijd dat een Fair Play Casino in Eindhoven werd overvallen.
(…). Maar liefst drie Fair Play Casino’s in Eindhoven werden overvallen in een tijdsbestek van een paar maanden.
Het filiaal in de Kruisstraat werd in mei overvallen en in de maanden maart en juni was het filiaal aan de Kruisstraat de klos.

(..). De toekomst van de kleinere casino’s lijkt er dus enigszins somber uit te zien. Naast de problemen van de overvallen kampen de kleinere filialen ook met toekomstige concurrentie van online casino’s. Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden, waardoor mensen ook de mogelijkheid krijgen om vanuit de  comfort van hun eigen huis online casino spellen te spelen.
Naast het voordeel dat men niet meer naar een filiaal hoeft te gaan, is het spelen van online casino spellen ook een stuk veiliger gezien de huidige trend van overvallen op casino filialen”.

De klacht - Klager heeft de volgende bezwaren.
1. Deze reclame, in de vorm van een nieuwsbericht, is nadelig voor de amusementscentra (speelautomatenhallen) in Nederland. Nadat op neutrale wijze melding wordt gemaakt van een derde overval op eenzelfde amusementscentrum in Eindhoven, worden langzaam maar zeker allerlei nadelen van amusementscentra genoemd. Deze wijze van reclame maken over de rug van andere bedrijven is in strijd met de goede smaak.
 
2. De mededeling “Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden, waardoor mensen ook de mogelijkheid krijgen om vanuit het comfort van hun eigen huis online casino spellen te spelen” is in strijd met de waarheid. Er dient immers nog een wetgevingsproces te worden doorlopen, dat met de nodige onzekerheden omgeven is. 
 
3. De reclame is afkomstig van een aanbieder van kansspelen die op basis van de Wet op de Kansspelen (WOK) illegaal opereert in Nederland, maar onder voorwaarden wel wordt gedoogd door de overheid, in dit geval de Kansspelautoriteit. Hier is sprake van een frictie met het algemeen belang als bedoeld in artikel 3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), in die zin dat in reclame van een gedoogde partij een legale partij zwart wordt gemaakt. Oneerlijke concurrentie, die er al is, wordt versterkt.
 
4. Er wordt zonder te rechtvaardigen redenen geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC. Door het opsommen van maatregelen die amusementscentra soms moeten nemen, wordt gesuggereerd dat de veiligheid in het geding is.
 
5. De uiting is oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC, om de volgende redenen:
a. Het nieuwsbericht is niet met professionele toewijding gemaakt; gelet op de inhoud rijst de vraag of er sprake is van drie overvallen op één dan wel op drie amusementscentra van Fair Play. Gesteld wordt immers:
“Het filiaal in de Kruisstraat werd in mei overvallen en in de maanden maart en juni was het filiaal aan de Kruisstraat de klos”.
b. Het economische gedrag van bezoekers van amusementscentra wordt wezenlijk verstoord. Hen wordt angst aangepraat en de toekomst van amusementscentra wordt ten onrechte als een aflopende zaak beschreven. Voorts worden bedoelde bezoekers overgehaald om te gaan spelen bij het illegale of gedoogde alternatief, dat ten onrechte als legaal (op korte termijn) wordt voorgesteld.
 
6. De uiting is misleidend als bedoeld in artikel 7 NRC, omdat de veiligheid, klantvriendelijkheid en toekomst van amusementscentra ten onrechte als nadelig worden beschreven, zulks ten voordele van bijvoorbeeld het in de uiting genoemde Oranje Casino en andere internetcasino’s. Nadelen van internetcasino’s, zoals de afwezigheid van wettelijke begrenzingen, waardoor de kans op verlies vele malen groter is dan bij amusementscentra, worden niet vermeld.   
   

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat de bestreden uiting moet worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 NRC; de uiting houdt duidelijk een aanprijzing in van online casino’s en online casino spellen, waar gesteld wordt:

“Naast de problemen van de overvallen kampen de kleinere filialen ook met toekomstige concurrentie van online casino’s. Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden, waardoor mensen ook de mogelijkheid krijgen om vanuit de  comfort van hun eigen huis online casino spellen te spelen.

Naast het voordeel dat men niet meer naar een filiaal hoeft te gaan, is het spelen van online casino spellen ook een stuk veiliger gezien de huidige trend van overvallen op casino filialen”.

De Commissie ziet aanleiding de verschillende bezwaren gezamenlijk te behandelen. Zij overweegt met betrekking tot die bezwaren het volgende.

Ingevolge artikel 1 lid 1 sub a WOK is het verboden om gelegenheid te geven om mee te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend. Naar het oordeel van de Commissie dienen de in de uiting aangeprezen online casino spellen te worden aangemerkt als kansspelen als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub 1 a WOK. Niet is gebleken dat voor deze kansspelen een vergunning is verleend ingevolge de WOK. Gelet hierop acht de Commissie de bestreden uiting, inhoudende een aanprijzing van online casino spellen, in strijd met artikel 1 aanhef en lid 1 sub 1 b WOK, waarin -voor zover hier van belang- is bepaald:

“(…) is het verboden:
b. de deelneming (…) aan een onder a bedoelde gelegenheid, gegeven zonder vergunning ingevolge deze wet, (…) te bevorderen (..)”.     

Adverteerder heeft niet weersproken dat de mededeling “Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden” in strijd is met de waarheid, nu nog een wetgevingsproces moet worden doorlopen, dat met de nodige onzekerheden is omgeven. 

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting in strijd met wet en met de waarheid als bedoeld in artikel 2 NRC. Nu de uiting reeds om deze redenen in strijd is met de NRC, komt de Commissie niet toe aan toetsing van de uiting aan andere in de klacht genoemde bepalingen van de NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 2  NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 2 (wet)
NRC (nieuw) art. 2 (waarheid)

RB 1916

Deelnemersbrief Staatsloterij niet onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Amsterdam 12 september 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:5806 (stichting Loterijverlies tegen Staatsloterij)
Zie eerder IEF 12702. Reclamerecht, misleidende reclame, onrechtmatige handelspraktijk, collectieve actie. Eerder in mei 2013 heeft Loterijverlies in hoger beroep een verklaring voor recht gekregen dat Staatsloterij gedurende de periode 2000 t/m 2007 misleidende mededelingen heeft gedaan over het wel- of niet-gegarandeerd zijn van de prijzen, de winkansen en het aantal gewonnen prijzen en hierdoor in strijd heeft gehandeld met artikel 6:194 (oud) BW. Nu vordert Loterijverlies het verspreiden van de deelnemersbrief te staken en een rectificatie te sturen. Volgens haar is de deelnemersbrief onvolledig betreffende het arrest van 28 mei en is daarom te kwalificeren als misleidende reclame ex 6:194 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dan wel een oneerlijke handelspraktijk ex artikel 6:193d BW. Zij stelt verder dat zij door deze handelswijze van de Staatsloterij schade lijdt aan haar reputatie en deelnemers misloopt.

De voorzieningenrechter is het hier niet mee eens. Het is wel een mededeling in de zin van artikel 6:194 BW, maar  deelnemersbrief  kan niet gezien worden als misleidend. Ook is er geen sprake van een oneerlijke handelspraktijk. De Staatsloterij is verder niet verplicht om potentiële crediteuren (stichting Loterijverlies) te informeren.

De beoordeling
4.3 In de deelnemersbrief wordt eerst, onder de vetgedrukte tekst “Rechtszaak” door de Staatsloterij ingegaan op het arrest van het gerechtshof. Daarover worden geen inhoudelijke mededelingen gedaan, de Staatsloterij volstaat met op te merken dat zij de zaak aan de Hoge Raad voor zal leggen. Het enkel vermelden er zelf van overtuigd te zijn juist te hebben gehandeld en dat cassatie zal worden ingesteld, zonder inhoudelijk in te gaan op hetgeen door het gerechtshof is geoordeeld, acht de voorzieningenrechter niet misleidend, noch een handelspraktijk waarbij voor een consument essentiële informatie wordt achtergehouden, noch op andere grond onrechtmatig. Voor dit oordeel is mede van belang dat het arrest van het gerechtshof inhoudelijk alleen twee verklaringen voor recht bevat, en derhalve niet tot directe aanspraken voor de consument leidt. De stelling van Stichting Loterijverlies dat door de deelnemersbrief consumenten het nut van het, via Stichting Loterijverlies, instellen van een vordering jegens de Staatsloterij niet op waarde zouden schatten en ervan zouden kunnen worden weerhouden om zich bij haar aan te sluiten, wat mogelijk tot verjaring van hun vordering zou kunnen leiden, acht de voorzieningenrechter, nog afgezien van het speculatieve karakter ervan, ongegrond. Geen rechtsregel verplicht de Staatsloterij om potentiële crediteuren eigener beweging te informeren over de mogelijkheden voor het instellen en erkend krijgen van een vordering en het waarschuwen voor het mogelijk verlopen van een verjaringstermijn. Dat de Staatsloterij dat heeft nagelaten is dan ook niet onrechtmatig.

4.5 Aannemelijk is dat de Staatsloterij onder het kopje “Prijzen” ingaat op berichtgeving zoals weergegeven onder rechtsoverweging 2.3. De stelling dat er prijzen ten onrechte niet zijn uitgekeerd (die gemakkelijk tot de conclusie kan leiden dat de Staatsloterij hiertoe alsnog dient over te gaan) is geen juiste weergave van het arrest van het gerechtshof. Dat de Staatsloterij dat beeld wenst recht te zetten kan daarom niet onrechtmatig worden geacht.

4.6. Door beide onderwerpen direct na elkaar te behandelen kan bij de lezers van de deelnemersbrief de indruk ontstaan dat ook de laatste alinea een reactie op het arrest van het gerechtshof bevat. Nu echter in de media beide onderwerpen ook steeds gezamenlijk aan de orde zijn gesteld acht de voorzieningenrechter dit geen omstandigheid die de inhoud van de deelnemersbrief alsnog onrechtmatig maakt.

RB 1887

Geen sprake van 'zeker gewonnen cash-geldaandeel'

RCC 25 juli 2013, dossiernr. 2013/00497 (Euro-Shopping)
Forex Money for Exchange in Currency BankOnduidelijk en ondubbelzinnige informatie. Voornaamste kenmerken product. Aanbeveling. Het betreft een aan klaagster geadresseerde mailing van Euro-Shopping. Op de envelop is een “zegel” afgebeeld met de tekst: “DRINGENDE WAARDEZENDING ****AANDACHT**** “ Voorts staat op de envelop: “Wij hebben al meerdere malen geprobeerd u telefonisch te bereiken. U heeft nog slechts 10 dagen tijd om uw gegarandeerde cash geldprijs op te vragen!” De mailing bestaat voorts onder meer uit een brief met als kop: “Dringende prijsmededeling”,  een “Officiële Prijsbevestiging”, een “Bestel-/windocument” met “Cash geld-opvraag” en een kaartje waarop de ontvanger wordt aangespoord als “bevestigde cash geldwinnaar” de “gegarandeerde prijs” op te vragen door de documenten tijdig terug te sturen.

De klacht - De uiting bevat “allemaal leugens”. In de uiting wordt de indruk gewekt dat klaagster een prijs heeft gewonnen, die is “gegarandeerd” en “bevestigd”. Ook wordt gerefereerd aan een telefoongesprek dat niet heeft plaatsgevonden en beweert men meerdere malen te hebben geprobeerd klaagster te bereiken. Weliswaar staat hier en daar in de uiting in kleine letters “De uitkering gebeurt strikt volgens de deelnemingsvoorwaarden”, maar deze voorwaarden zijn niet meegestuurd.

Het oordeel van de Commissie
1) In de uiting wordt klaagster op verschillende plaatsen genoemd en gefeliciteerd als “officieel bevestigde cash geld-winnaar uit de € 10.600 categorie”. Om haar “zeker gewonnen cash geldaandeel in ontvangst te kunnen nemen”, dient klaagster te kiezen voor de voor haar “beste uitbetalingsoptie: per bankcheque of per overschrijving” en dient zij de “cash geld-opvraag op het bestel-/windocument” in te vullen en “beide binnen de 10 dagen (…) samen met een vrijblijvende bestelling of zonder” naar adverteerder terug te sturen. Hierna kan adverteerder aan klaagster haar “cash geldaandeel aan de € 10.600,00 doen toekomen”. Door bovengenoemde zinsneden, alsmede aanduidingen zoals “officiële prijsbevestiging” en “dringende waardezending”, wordt de indruk gewekt dat klaagster door de ‘documenten’ aan adverteerder toe te sturen gegarandeerd een substantieel geldbedrag in ontvangst kan nemen. De Commissie acht echter niet aannemelijk gemaakt dat daarvan daadwerkelijk sprake is. Nu – blijkens de deelnemingsvoorwaarden - de prijs blijkt te bestaan uit een aandeel in de totale winsom van € 10.600,00 en de hoogte van dit aandeel bepaald wordt door het aantal opgestuurde ‘cashgeldopvragen’, acht de Commissie de mogelijkheid reëel dat van een aanmerkelijk te winnen bedrag geen sprake is. In geval het prijsaandeel kleiner is dan € 2,-, wordt het tegoed zelfs in het geheel niet uitbetaald en is dus geen sprake van een “zeker gewonnen cash-geldaandeel”.

2) Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat in de uiting onduidelijke en dubbelzinnige informatie wordt verstrekt over de van deelname aan het kansspel te verwachten resultaten, een van de voornaamste kenmerken van het aangeprezen product als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

3) De deelnemingsvoorwaarden zijn in de mailing opgenomen. In zoverre kan klaagsters klacht niet slagen. De vermelding van de deelnemingsvoorwaarden neemt echter het misleidende karakter van de mailing niet weg. De voorwaarden, die zijn opgenomen in een blok met een grote hoeveelheid dicht op elkaar staande en daardoor moeilijk leesbare tekst, die bovendien aanvangt met “individuele leveringsvoorwaarden”, vallen onvoldoende op tegenover de sterk de aandacht trekkende boodschap van de mailing dat klaagster een “officiële cash geldwinnaar” is van een “gegarandeerde cash geldprijs”.

4) De mededeling op de envelop van de mailing dat adverteerder al meerdere keren heeft geprobeerd klaagster telefonisch te bereiken is, naar adverteerder heeft erkend, niet juist. De Commissie acht daarom deze mededeling, die bijdraagt aan de indruk dat sprake is van een aanmerkelijke prijs waarover adverteerder klaagster telefonisch op de hoogte had willen stellen, in strijd met de waarheid als bedoeld in artikel 2 NRC. 

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in de artikelen 2 en 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wordt de klacht afgewezen.

RB 1884

Niet onaannemelijk dat onjuiste code is ingevoerd

Vz RCC 22 juli 2013, dossiernr. 2013/00428 (Lentekraskaart)
Loterij. Promotioneel kanspel. Voorzittersafwijzing. Het betreft het huis aan huis verspreide kraslot.

De klacht - Op de kaart staat een grijs vlak dat, naar klager op www.lentekrasactie.nl had gelezen, moest worden schoongekrabt. Daar verscheen de code PRG6112G met de mededeling “Je hebt gewonnen”. Nadat klager de code had ingevoerd, werd hem meegedeeld dat de code ongeldig was. Gelet hierop acht klager de uiting misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
Aangezien klager in zijn klacht een andere code vermeldt dan die welke staat op de door hem meegestuurde kraskaart, acht de voorzitter het, ondanks klagers betwisting daarvan, niet onaannemelijk dat klager deze onjuiste code heeft ingetypt en om die reden het bericht “code ongeldig” kreeg. Nu adverteerder stelt dat hij geen probleem ondervond bij het intypen van de op de kraskaart vermelde code, acht de voorzitter de klacht ongegrond.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het hierboven overwogene wijst de voorzitter de klacht af.