RB
RB 3897
28 april 2025
Uitspraak

Verbod tot gebruik van ‘laagste prijs garantie’ door Bauhaus in vergelijking met de producten van Hornbach toegewezen

 
RB 3894
17 april 2025
Uitspraak

Nordic Fire mag kritisch zijn op Milieu Centraal, maar moet oppassen met absolute milieuclaims

 
RB 3896
16 april 2025
Uitspraak

Greenpeace-lespakket onvoldoende herkenbaar als reclame, deels te stellig geformuleerd

 
RB 1365

'Bijwerkingen' in een uiting

RCC 29 maart 2012, dossiernr. 2012/00065 (Zorgverzekeraar, bijwerkingen)

In de uiting komt naar voren dat een vrouw weet van welke medicatie zij bijwerkingen krijg, zij mag zelf kiezen van de zorgverzekeraar welke medicijnen zij gebruikt. De klager heeft bezwaren tegen die als volgt kunnen worden samengevat:
- Bijwerkingen verhinderen niet per definitie daarnaast een goede werking.
- Gesuggereerd wordt dat er medicijnen bestaan die geen bijwerkingen hebben. Dit is niet het geval.
- Gesuggereerd wordt dat bijwerkingen per definitie nadelig of hinderlijk zijn. Ook dit is onjuist
- Tot slot wordt (ten onrechte) op angstgevoelens ingespeeld)

De RCC stelt - kort gezegd - dat de mededeling slechts ter illustratie dient van de keuzevrijheid bij deze zorgverzekeraar, er is geen sprake van misleiding noch appelleert de uiting aan angstgevoelens.

In de reclame worden twee voordelen genoemd die gelden voor mensen die zijn verzekerd bij zorgverzekeraar ONVZ, te weten dat men zelf keuzes mag maken met betrekking tot arts, ziekenhuis of medicijnen en dat deskundige zorgconsulenten haar klanten van advies kunnen voorzien. Als voorbeeld komt een vrouw aan het woord, kennelijk verzekerd bij ONVZ, die vertelt dat zij nu weet welk merk medicijn goed werkt en van welke medicijnen zij bijwerkingen krijgt. Zij vertelt dat ze om die reden blij is dat ze zelf mag kiezen. Duidelijk blijkt aldus dat de boodschap is dat men bij adverteerder keuzevrijheid heeft en zich daarbij kan laten adviseren door zorgconsulenten. De mededeling met betrekking tot de bijwerkingen dient slechts ter illustratie van dit laatste en heeft betrekking op de persoonlijke situatie van de vrouw die aan het woord is. Naar het oordeel van de Commissie wordt niet gesteld dat bijwerkingen in het algemeen een goede werking verhinderen of dat er medicijnen zouden bestaan die geen (nadelige of hinderlijke) bijwerkingen hebben.

RB 1364

Gelijkwaardige, wettelijke spelersbescherming

Conclusie AG HvJ EU 17 april 2012, zaak C-176/11 (HIT tegen Bundesminister für Finanzen)

Kansspelen en reclame maken in het buitenland. Vraag: „Is een regeling van een lidstaat, die reclame in deze lidstaat voor in het buitenland gelegen casino’s slechts toestaat wanneer de voor deze casino’s geldende wettelijke bepalingen ter bescherming van de speler overeenkomen met de nationale bepalingen ter zake, verenigbaar met de vrijheid van dienstverrichting?”

Conclusie AG: „Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de regeling van een lidstaat die voor de afgifte van een vergunning voor reclame voor buitenlandse casino’s vereist dat de casino-exploitant aantoont dat de wettelijke spelersbescherming in de lidstaat van vestiging van het betrokken casino gelijkwaardig is aan die in de lidstaat op het grondgebied waarvan reclame zou moeten worden gemaakt.”

RB 1363

Schonere wereld

RCC 28 maart 2012, dossiernr. 2012/00124 (Toyato Prius schonere wereld)

In de auto wordt de Toyota Prius aangeprezen met de woorden: minder brandstof en [rijders] dragen zo bij aan een schonere wereld". De voorzitter besluit dat de uiting voldoent aan de eisen van de Milieu Reclame Code. De klager maakt bezwaar tegen de terzijdelegging van de klacht onder verwijzing naar dossier 2011/00244, RB 857: het is algemeen bekend dat motorvoertuigen het milieu niet schoner maken.

De commissie vernietigt de beslissing van de voorzitter vanwege strijd met artikel 3 CvP:

In artikel 3 CvP is onder meer bepaald:
“In reclame-uitingen dient het gebruik van termen waarmee de auto wordt aangeprezen als een milieuvriendelijk product te worden vermeden”.

Doordat in de bestreden uiting met betrekking tot “Prius rijders” wordt gesteld: “Al drie miljoen Prius rijders verbruiken minder brandstof en dragen zo bij aan een schonere wereld” wordt de Toyota Prius naar het oordeel van de Commissie aangeprezen als een milieuvriendelijk product. Derhalve is de uiting in strijd met artikel 3 CvP.

Het verweer dat de Toyota Prius Wagon Full Hybrid minder milieubelastend is dan auto’s in dezelfde grootteklasse doet niet aan bovenstaand oordeel af.

RB 1362

Suggestie dat er onvoldoende toezicht zou zijn

Hof 's-Hertogenbosch 10 april 2012, LJN BW2293 (Stichting Virtuele Trombosedienst tegen Stichting Orbis Medisch Centrum)

In't kort: Follow-up na RB 1304 en RB 1216. Reclamerecht. Misleidende reclame. Ongeoorloofde mededelingen. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en verbiedt de trombosediensten (gedaagden) enige mededeling openbaar te maken waarin is vermeld of wordt gesuggereerd dat er onvoldoende toezicht zou zijn op de kwaliteit en veiligheid van de trombosezelfzorg van de Nationale Trombose Dienst.

4.10. Grief 9 is gericht tegen de overweging in het vonnis waarvan beroep dat niet kan worden geoordeeld dat met de mailing van de trombosediensten is beoogd gezamenlijk de toetreding van NTD op de Limburgse trombosemarkt te bemoeilijken. Het hof overweegt daarover het volgende. De Mededingingswet heeft ten doel bij te dragen aan een goed functionerend marktmechanisme van de Nederlandse economie. Artikel 6 Mw verbiedt overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Dat daarvan sprake is heeft NTD in het kader van dit kort geding onvoldoende aangetoond. NTD heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat een overeenkomst als hier bedoeld tussen de trombosediensten is gesloten. Van een onderling afgestemde feitelijke gedraging die een vorm van een coördinatie tussen de trombosediensten inhoudt die de risico’s van de onderlinge concurrentie welbewust vervangt door een feitelijke samenwerking is voorshands onvoldoende gebleken. Van mededinging beperkende onderlinge afspraken als prijsafspraken, marktverdeling, kartelvorming en dergelijke blijkt uit die brieven niets, evenmin van het gebruik van een machtspositie of enige vorm van dwang. Grief 9 faalt.

4.11. Het hof ziet in hetgeen onder 4.9.4. is overwogen aanleiding de trombosediensten te verbieden in de toekomst mededelingen te doen waarin wordt vermeld of waarmee wordt gesuggereerd dat er onvoldoende toezicht zou zijn op de kwaliteit en veiligheid van de trombosezelfzorg van NTD. De gevorderde rectificatie zal het hof afwijzen. Het hof acht dit in de omstandigheden van het geval een te zware maatregel, nu de brieven waarom het hier gaat inmiddels meer dan een half jaar geleden zijn verzonden. Het hof neemt mede in aanmerking dat de in rov. 4.9. besproken mededeling van de trombosediensten niet onjuist is, maar onvolledig. Nu uitsluitend een verbod wordt gegeven, heeft de NTD geen belang bij opgaaf van de NAW-gegevens van degenen aan wie de trombosediensten hun mailing hebben toegezonden, zodat ook deze vordering wordt afgewezen. De gevorderde dwangsom heeft alleen betrekking op de gevorderde rectificatie. De vordering tot betaling van € 5.000,00 als voorschot op de schade voor buitengerechtelijke kosten zal het hof afwijzen, nu NTD niet heeft onderbouwd dat dergelijke kosten zijn gemaakt.

RB 1361

Internetconsultatie Wijziging regeling universele dienstverlening

Internetconsultatie Wijziging regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen

Deze regeling wijzigt de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen en strekt ter implementatie van de herziene Europese richtlijnen op het gebied van elektronische communicatie en ziet vooral op het recht op kostloze blokkade van Premium SMS– en MMS–diensten, controle van de abonnee over de hoogte van de telefoonrekening, de omzetgrenzen met betrekking tot een bijdrage aan de universele dienst en de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van locatiegegevens.

Einddatum: 4 mei 2012
Consultatieversie: hier

RB 1360

Bekrachtiging lijst van"probleemvluchten"

Hof Arnhem 10 april 2012, LJN BW2994 (Transavia Airlines C.V. tegen EUClaim B.V.)

 

Uitspraak ingezonden door Milica Antic, SOLV.

In navolging van RB 1135. In een kort geding tussen luchtvaartmaatschappij Transavia en EUclaim biedt diensten en verkoopt documenten aan waarmee passagiers claims kunnen indienen ogv EU en nationale wet- en regelgeving, inzake misleiding en onrechtmatig handelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat EUclaim niet misleidt of onrechtmatig handelt en wijst de vorderingen af. In hoger beroep bekrachtigt het hof het tussen partijen gewezen vonnis.

3.17. EUclaim vermeldt nergens op haar website dat de vluchten op de lijst van Transavia-vluchten gegarandeerd recht op compensatie geven. De mededeling dat deze vluchten "volgens EUclaim voldoen aan de EG verorderdening 261/2004" is in dit opzicht niet misleidend. Blijkens de woorden "volgens EUclaim" gaat het om de visie van EUclaim zelf, terwijl de mededeling dat de bewuste vluchten aan de Verordening "voldoen" aldus is te verstaan dat zij beantwoorden aan het in de Verordening besloten liggende criterium dat zij zijn geannuleerd of minimaal drie uur zijn vertraagd. Daarmee vallen die vluchten onder het werkingsbereik van de Verordening en geven zij in beginsel -behoudens het geval dat door de luchtvaartmaatschappij wordt aangetoond dat van buitengewone omstandigheden sprake is- recht op compensatie. Om dezelfde reden is ook het gebruik van het woord "probleemvluchten" niet misleidend (welk woord op de aangepaste website overigens niet meer voorkomt).

3.18. De naast de lijst van Transavia-vluchten geplaatste tekst dat "(d)eze vluchten zijn gecontroleerd op overmachtssituaties" is op zichzelf geschikt om een verkeerd beel op te roepen. De overige informatie op de website corrigeert dit beeld echter in voldoende mate. De navolgende teksten op de site maken de passagier die overweegt een claim in te dienen, voldoende duidelijk dat de door EUclaim toegepaste controle op overmacht geen 100% zekerheid geeft en dat compensatie niet zonder meer gegarandeerd is.

3.23. Voor zover Transavia wil betogen dat EUclaim tevens misleidt door op haar website te verzwijgen dat diverse kantonrechters de claimprocedures tegen de luchtvaartmaatschappijen momenteel aanhouden in afwachting van uitspraken van hogerhand over de rechtsgeldigheid van het Sturgeon-arrest, wordt ook dit betoog gepasseerd. EUclaim kan niet worden verweten zich bij de aanbieding van haar diensten te baseren op de uitleg die het HvJ EU in het Sturgeon-arrest aan de Verordening heeft gegeven. Weliswaar is discussie ontstaan over de verenigbaarheid van dit arrest van het EU-recht en het Verdrag van Montreal en zijn in dit kader prejudiciële vragen aan het HvJ EU voorgelegd, maar tot op heden is het Sturgeon-arrest leidend. Van de passagier noch van degene die hem bijstaat mag worden verwacht het indienen van een claim uit te stellen totdat omtrent dit juridisch dispuut uitsluitsel zal zijn verkregen.

Lees het arrest hier (grosse zaaknr. 200.097.503, LJN BW2994)

RB 1359

Te weinig Muppets

Vz (afwijzing) RCC 28 maart 2012, dossiernr. 2012/00244 (Te weinig Muppets)

Gedurende de laatste twee weken van de actie waren er in het filiaal Moerwijk Breda geen Muppet poppen meer verkrijgbaar. Volgens de filiaalmanager was er maar een beperkt aantal Muppets geleverd. Hierdoor bestond onvoldoende mogelijkheid alle 8 Muppet poppen bij elkaar te sparen.

Het inkoopaantal van 2,5 miljoen handpoppen is gebaseerd op voorgaande acties, de populariteit van het thema “Muppets” en het verwachte drukkende effect van de bijbetaling van € 1,-. Iedere winkel is, afhankelijk van de winkelgrootte, een startvoorraad verstrekt. Muppet handpoppen die werden verkocht zijn door middel van scanning bij de kassa automatisch bijbesteld, waardoor naar behoefte aan iedere winkel kon worden geleverd.

De voorzitter stelt dat de adverteerder, wanneer zij een bijzonder aanbod doet, ervoor zorg dient te dragen dat er een redelijke voorraad aanwezig is in verhouding tot het aanbod en de daarvoor gevoerde reclame. De voorzitter oordeelt dat dit voldoende aannemelijk is gemaakt met het bovenstaande en wijst de klacht af.

Het verweer
Albert Heijn heeft het mogelijk willen maken dat iedere klant voor in ieder geval 1 of 2 van de 8 Muppet handpoppen kon sparen, wat ligt besloten in de mededeling “Spaar voor uw favoriete Muppet handpop”. Het inkoopaantal van 2,5 miljoen handpoppen is gebaseerd op voorgaande acties, de populariteit van het thema “Muppets” en het verwachte drukkende effect van de bijbetaling van € 1,-. Iedere winkel is, afhankelijk van de winkelgrootte, een startvoorraad verstrekt. Muppet handpoppen die werden verkocht zijn door middel van scanning bij de kassa automatisch bijbesteld, waardoor naar behoefte aan iedere winkel kon worden geleverd. Wellicht heeft klager, die stelt dat in de laatste twee actieweken geen Muppet pop meer beschikbaar was, mis gegrepen tussen twee leveringen in.

Op basis van voorraad- en verkoopcijfers is geconstateerd, dat aan het eind van de derde actieweek 3 van de 8 Muppetpoppen uitverkocht waren en de overige poppen op de woensdag van de vierde (laatste) week. Aan het eind van de actie is het communicatiemateriaal betreffende de actie aangepast en zijn, omdat nabestelling van de poppen op korte termijn niet mogelijk was, als tegemoetkoming aan klanten met volle spaarkaarten gratis Muppet ansichtkaarten in plaats van handpoppen verstrekt.

Oordeel van de voorzitter
Voorop gesteld wordt dat, indien een adverteerder een bijzonder aanbod doet, hij ervoor zorg dient te dragen dat er een in verhouding tot dat aanbod en de daarvoor gevoerde reclame redelijke voorraad goederen aanwezig is. Het feit dat sprake is van een actie, wat erop duidt dat sprake kan zijn van een beperkte beschikbaarheid, maakt dit niet anders.

Naar het oordeel van de voorzitter heeft adverteerder voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een redelijke voorraad Muppet poppen aan het begin van de actieperiode en dat deze voorraad op basis van de verkoopcijfers per filiaal is aangevuld. Bovendien heeft adverteerder gesteld dat tot in de laatste actieweek Muppet poppen – zij het niet alle varianten – beschikbaar zijn geweest.

Dat klager in de door hem bezochte winkel mogelijk is meegedeeld dat in de derde en vierde actieweek geen Muppet pop meer verkrijgbaar was, kan niet leiden tot het oordeel dat de uiting misleidend is.

RB 1358

Wat als... de lepel in de steel zit

Vz (afwijzing) RCC 28 maart 2012, dossiernr. 2012/00240, 2012/00240A ("Wat als..." de vork nooit was uitgevonden)

De klacht richt zich tegen het tijdstip van het uitzenden van de promo. De ene klacht gaat over de uitzending overdag, de tweede over het eerste reclameblok tijdens "The Voice Kids". In de promo is te zien dat een vrouw seks heeft met een man, en de tagline betreft "nu weet ik hoe de lepel in de steel zit".

Omdat de RCC zich terughoudend opstelt bij de subjectieve normen en met inachtneming van de onderhavige, duidelijk humoristisch bedoelde uiting is de grens van het toelaatbare niet overschreden.

De voorzitter begrijpt de klacht aldus, dat de uiting volgens klaagster in strijd is met de goede smaak of het fatsoen, gelet op het tijdstip van uitzenden daarvan. Bij de beoordeling van der­gelijke klachten stelt de Reclame Code Commissie zich terughoudend op, gelet op het sub­jec­tieve karakter van de criteria waaraan dient te worden getoetst. Bij subjectieve normen speelt, anders dan bij objectieve normen, de persoonlijke waardering een belangrijke rol. Deze verschilt van persoon tot persoon. Op grond daarvan dient de Commissie zich terug­houdend op te stellen en van geval tot geval te beoordelen of volgens de huidige maat­schap­pelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden.

Met inachtneming van de hiervoor bedoelde terughoudende wijze waarop de uiting dient te worden getoetst, acht de voor­zitter de onder­havige, duidelijk humoristisch bedoelde uiting, waarin te zien is hoe een man een trap oploopt en – kennelijk – zijn vrouw in bed betrapt terwijl ze blijkbaar seks heeft met een andere man, niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare is over­schre­den. Van belang hierbij is dat in de promo slechts een enkele sek­suele handeling voor­komt die niet expliciet in beeld is ge­bracht. Daarbij zijn geen genitaliën te zien. Met dit oordeel is in overeenstemming dat ook vol­gens het kwalificatiesysteem van Kijkwijzer de promo de hele dag mag worden uit­ge­zonden.

RB 1357

Om een onderzoek af te ronden

RCC 16 maart 2012, dossiernr. 2011/01026 (Yellowbrick tot 20% lagere parkeerkosten)

De mededeling “Tot 20% lagere parkeerkosten op straat” [klik afbeelding voor vergroting] doet vermoeden dat men via Yellowbrick goedkoper uit is. Met Yellowbrick is men echter per definitie duurder uit, omdat men altijd de werkelijke parkeerkosten op straat vermeerderd met transactiekosten betaalt.

Nadat de adverteerder meerdere malen om uitstel heeft gevraagd om een onderzoek onder respondenten af te ronden is de uitslag bekend, echter het onderzoek waaruit de juistheid hiervan volgt, wordt niet overlegd.

De commissie kan de resultaten van dit onderzoek dus niet staven en acht de uiting misleidend en daardoor oneerlijk.

De uitslag van het onderzoek onder klanten luidt als volgt. De 251 tot nu toe onderzochte transacties (parkeeracties) leverden een gemiddelde besparing op van 21,76%.

Er loopt nog een onderzoek via Intomart onder niet-klanten. Dit veldwerk is inmiddels gestart en de uitslag daarvan wordt medio februari verwacht. 

Nadat adverteerder een aantal malen uitstel heeft gevraagd en verkregen om een onderzoek onder 500 respondenten af te ronden, heeft adverteerder ruim drie maanden na het indienen van de klacht verwezen naar de uitslag van een onderzoek betreffende  251 transacties (parkeeracties). Volgens adverteerder blijkt uit dit onderzoek dat er sprake is van een gemiddelde besparing van 21,76%. Het onderzoek zelf heeft adverteerder niet aan de Commissie overgelegd, zodat de Commissie niet kan  vaststellen wat de uitgangspunten van het onderzoek zijn en of de resultaten van het onderzoek voldoende grondslag bieden voor de daaraan door adverteerder verbonden conclusie.  

Naar het oordeel van de Commissie is adverteerder er met bovenstaande reactie niet in geslaagd om aan te tonen dat de mededeling “Tot 20% lagere parkeerkosten op straat” in elk geval ten tijde van publicatie daarvan, juist was.

RB 1356

Wat onder een bankstel wordt verstaan

Vz RCC (toewijzing) 22 maart 2012, dossiernr. 2011/01211 (Seats and Sofa's / Gratis huishoudpakket)

Aangekomen in de winkel bleek het gratis huishoudpakket niet te zijn inbegrepen bij de in de folder afgebeelde bankstellen, maar alleen bij de bankstellen met een duurdere stof en een hogere prijs. Bij afgeprijsde bankstellen wordt geen huishoudpakket geleverd. Er bestaat discussie over wat zou worden verstaan onder een bankstel.

In de folders, waarin tevens losse banken en banken met een ‘L-shape’ worden aangeboden, wordt op verschillende plekken zonder verdere nuancering meegedeeld dat het huishoudpakket ‘bij elk bankstel’ wordt verkregen. De voorzitter acht het voor de gemiddelde consument onvoldoende duidelijk dat onder ‘elk bankstel’ niet ‘losse’ banken en banken in de vorm van een ‘L-shape’ moeten worden begrepen.

Ten aanzien van de vraag of men bij aankoop van een bankstel dat in de folder is afgebeeld bij elke uitvoering recht heeft op het gratis huishoudpakket, is de voorzitter van oordeel dat ook na de verder gevoerde correspondentie onvoldoende duidelijkheid  bestaat. Deze kwestie wordt daarom verder in het midden gelaten.