Resultaat op proefdieren kan wezenlijk anders uitpakken op mensen
RCC 19 april 2012, dossiernr. 2012/00105 (Lipo-XR) op Reclamecode.nl.
Beslissing ingezonden door Arne ten Hoeve, Ten Hoeve & van der Horst Incasso.
Het betreft reclame op de internetwinkel / website www.lipo-xr.nl voor de gelijknamige afslankpil (klik afbeelding voor vergroting).
(1) Klager begrijpt dat de adverteerder dit product als 'voedingssuplement' verkoopt. Op grond van art. 7 Warenwetbesluit Etikettering moet het etiket de afzonderlijke bestanddelen van deze 'unieke formule ForsLean®' noemen. (2) Uit recent klinische bewijs is gebleken dat het ingrediënt Citrin® HCA zeer waarschijnlijk het gewicht niet gunstig zal beïnvloeden.
(3) Het ingrediënt L-Carnitine, aldus adverteerder, metaboliseert vet dat opgeslagen ligt in bloedvaten en spieren. Adverteerder doet voorkomen dat het een enzym is, dat is onjuist. (4) Het ingrediënt L-Tyrosine helpt, aldus adverteerder, bij het afbreken van vet en vermindert de eetlust. Dit is echter niet gebaseerd op gepubliceerd klinisch onderzoek.
De Commissie heeft zich tot de KOAG/KAG gewend, zij laat weten dat de uiting onder de competentie van de KAG valt, maar niet ter preventieve toetsing is voorgelegd
RCC: preliminaire verweren: de commissie acht zich bevoegd om de 'oude', reeds verwijderde reclame-uiting te beoordeling. De Commissie wijst het verzoek om door te verwijzen naar de bevoegde Belgische autoriteit af, omdat een .nl-domeinnaam kennelijk is gericht op Nederlandse consumenten.
Ad (1). De plicht om een lijst van ingrediënten te voeren op verpakkingen op grond van het Warenwetbesluit, valt niet te beoordelen. Het gaat in dit geval een reclame-uiting op een website, niet zijnde een verpakking.
Ad (2). Dat de werking van HCA wordt aangetoond aan de hand van onderzoeken op proefdieren, en dat de voor menselijke consumptie samengestelde pil ook andere bestanddelen bevat, is niet uit te sluiten dat de resultaten bij een mens wezenlijk afwijken van de onderzoeksresultaten bij een mens. Bovendient is het de vraag of de werkzame stof in voldoende mate in het product aanwezig is. Adverteerder heeft dus geen juiste informatie verschaft over een van de voornaamste kenmerken, te weten de te verwachten resultaten van het product. strijd met 8.2 NRC en art. 7 NRC
Ad (3) en(4). De geclaimde werking van beiden ingrediënten zijn niet aannemelijk gemaakt tegenover klagers gemotiveerde betwisting. Eveneens strijd met 8.2 sub b NRC en art. 7 NRC.
De adverteerder is overigens al tweemaal eerder door de RCC terecht gewezen in 2006 en 2011 (2011/00907).
Mooier maken van de vrouwenborst
RCC 28 maart 2012, dossiernr. 2012/00203 (mooier maken van de vrouwenborst)
Met samenvatting van Daan van Eek, Hoogenraad & Haak advocaten.
Klacht over radioreclame voor borstoperatie. Strijd goede smaak en fatsoen (art. 2 NRC), want strijdig met Mediawet.
De radiocommercial bevat een aanprijzing van het werk van dr. Werner Beekman, te weten: "het mooier maken van de vrouwenborst". Daarbij wordt gesproken over een "ingreep" die "zo moet worden uitgevoerd dat het natuurlijk lijkt". De luisteraar wordt op deze wijze uitgenodigd om de website wernerbeekman.nl te bezoeken en een afspraak met dr. Werner te maken voor een persoonlijk advies.
De RCC oordeelt "doordat de aandacht wordt gevestigd op de werkzaamheden van dr. Werner Beekman, is er naar het oordeel van de Commissie sprake van een reclameboodschap voor medische behandelingen als bedoeld in artikel 2.94 lid 2 onder a van de Mediawet (verbod op reclame voor medische behandelingen), en is de uiting in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC."
De RCC komt niet aan toetsing van de overige klachten toe (artikel 15 Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen), dat suggesties die de indruk wekken dat de normale goede gezondheid van een persoon door het gebruik van het geneesmiddel kan worden verbeterd verbiedt en/of artikel 8.2 NRC aanhef en onder e (noodzaak van een dienst).
Illustratie is gelinkt van beautyplus.tv
Nadere invulling regels voor reclame, etc.
Voordat het Commissariaat voor de Media nieuwe beleidsregels vaststelt, worden betrokkenen in het veld over de inhoud van de conceptregels geconsulteerd. Zo kon de afgelopen maanden worden gereageerd op twee beleidsregels en een regeling voor commerciële media-instellingen, respectievelijk over reclame, sponsoring en productplaatsing [zie RB 1233, red].
Lees verder hier in Co.Media, pagina's 8 en 9.
Verslag instelling ACM
Autoriteit Consument en Markt, Kamerstukken II 33 186, nr. 5.
Uit het verslag inzake de regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt), p. 14:
De leden van de CDA-fractie hechten aan het voortbestaan van organen die voortkomen uit zelfregulering vanuit de sector. Kan artikel 7 van het wetsvoorstel (beperking informatieverkeer) zo worden geïnterpreteerd dat het niet de bedoeling is van dit artikel om de rol van een onafhankelijk orgaan als de Stichting Reclame Code in de toekomst te beperken? Blijft met de inwerkingtreding van zowel deze instellingswet als de materiële wet, het huidige contract van de CA met de Stichting Reclame Code ook met de oprichting van de ACM, volledig in stand?
Acht bestuurlijke boetes
illustratie Tweakers
Rechtspraak.nl: De Consumentenautoriteit heeft aan een aanbieder van sms-diensten 8 bestuurlijke boetes opgelegd voor overtredingen van artikel 8.2, 8.5 en 8.8 van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) wegens het in internet- en tv-uitingen niet nakomen van informatieverplichtingen in een dienst van de informatiemaatschappij (artikel 3:15d van het BW ) en bij de overeenkomst op afstand (artikel 7:46c van het BW ) en wegens oneerlijke handelspraktijken (artikelen 6:193b tot en met 6:193g van het BW ).
Rechtbank vernietigt het besluit gedeeltelijk en stelt zelf de boetes vast op in totaal€ 690.000,-,
Op grond van artikel 5:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen de overtredingen leiden tot het opleggen van afzonderlijke boetes. Op grond van de indringende evenredigheidstoets van de hoogte van deze boetes die volgt uit artikel 3:4, tweede lid, van de Awb , wordt ten aanzien van drie overtredingen de boete gematigd.
Voor wat betreft de internetuitingen geen misleidende informatie ten aanzien van het product, te weten het werkelijke aanbod, de betaalde sms-dienst.
Niet nakomen van verplichtingen uit de SMS-Gedragscode en de daarvan deel uitmakende SMS-Reclamecode. Het niet nakomen van deze verplichtingen, hoe gering ook, is op zich al van invloed op de beslissingen die een consument neemt over een overeenkomst, of kan dat zijn. Het is niet voldoende dat wordt voldaan aan debedoeling van de gedragscode. Er rustte op eisers een concrete en kenbare verplichting.
Zowel de landingspagina’s van de internetuitingen als de tv-reclames zijn uitnodigingen tot aankoop. Niet expliciet vermeld dat een geschikt toestel nodig is om volledig gebruik te kunnen maken van de sms-dienst, essentiële informatie. De link naar een lijst geschikte toestellen in de algemene en specifieke voorwaardenis onvoldoende, want niet voldoende rechtstreeks en transparant.
Dat de overtreding aangaande het vermelden dat eerste game gratis is en toch daarvoor een bedrag afschrijven op het beltegoed) een gevolg is van een fout die naderhand is hersteld maakt de gedraging niet minder onzorgvuldig. Geen aanleiding om de boete te matigen.
Handelen in strijd met de vereisten van professionele toewijding. Invulling van dit begrip aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het geval, doch geen situatie waarin voor een handelaar niet duidelijk is wat van hem op grond van deze norm wordt verwacht: een normaal niveau van bijzondere vakkundigheid en zorgvuldigheid. In de SMS-Gedragcode hieraan concreet invulling gegeven.
De overtredingen zijn verwijtbaar. Naleving van de SMS-Gedragscode en de daarvan deel uitmakende SMS-Reclamecode vrijwaart eisers niet van de op hen rustende verplichtingen op grond van de Whc. Geen strijd met het gelijkheidsbeginsel. De door verweerder gestelde omstandigheden (onder meer: eisers hebben bewust de grenzen van al dan niet misleidende reclame-uitingen opgezocht en daardoor consumentenbelangen per definitie ondergeschikt heeft gemaakt aan haar eigen zakelijke belangen; daarnaast misleiding van de consument een steeds terugkerend probleem in de uitingen van Artiq Mobile, ondanks aanpassingen in concrete gevallen na klachten bij de Reclame Code Commissie) rechtvaardigen geen verhoging van de basisboete met 10%.
Over drie jaar
RCC 29 maart 2012, dossiernr. 2012/00093 (NLEnergie)
Er wordt in een tabel door NLEnergie getoond welke bedragen men 'over drie jaar' kan besparen in vergelijking met aanbieder Nuon, Essent en Eneco.
Klager, zoals blijkt uit de door hem overgelegde stukken, heeft de tarieven van Nuon en van NLEnergie, zoals die gelden bij een 1-jarig contract vergeleken. De vergelijking in de reclame-uiting betreft echter een vergelijking van de kosten over drie jaar.
Uit de mededeling ‘Besparing over drie jaar’ bij de in de reclame-uiting getoonde vergelijking blijkt dan ook dat de hier genoemde besparing pas na drie jaar kan worden verkregen. Niet gesteld of gebleken is dat de daarbij getoonde bedragen onjuist zijn.
De klacht wordt afgewezen.
Afbeelding op verpakking
RCC 3 april 2012, dossiernr. 2012/00139 (Afbeelding op verpakking)
Klager meent dat door op de verpakking twee mokken en een verpakking Senseo koffiepads af te beelden wordt, de suggestie gewekt dat deze ook in de doos zitten.
De Commissie is van oordeel dat het enkele feit dat, naast het apparaat, op de verpakking tevens twee mokken en een zak koffiepads zijn afgebeeld, er niet toe leidt dat sprake is van misleidende reclame. Naar haar oordeel zal de gemiddelde consument, wanneer op een verpakking naast het product waar het om gaat, tevens andere elementen zijn afgebeeld, in het algemeen niet verwachten dat alle afgebeelde producten in de verpakking aanwezig zijn. In het onderhavige geval zal de gemiddelde consument begrijpen dat de afgebeelde kopjes en (zakken) koffiepads dienen ter nadere informatie met betrekking tot de wijze van het gebruik van het apparaat.
Personalia: Christine Fontaine
Het nichekantoor Hoogenraad & Haak, advertising + IP advocaten te Amsterdam heeft zich versterkt met de komst van advocate Christine Fontaine. Zij komt van De Brauw Blackstone Westbroek, waar zij o.a. op de sectie Intellectuele Eigendom werkte.
Atoomstroom en nucleaire opwekking
College van Beroep 17 april 2012, dossiernr. 2011/01170 (Atoomstroom)
Misleidende merknaam Atoomstroom? Nee, geen suggestie dat alle geleverde stroom nucleair is.
In diverse uitingen op internet en op een billboard wordt onder meer gesteld: 100% Atoomstroom, leverancier van 100% met kerncentrale opgewerkt elektriciteit, 100% CO2-vrij 100%kernenergie, etc.. De Klager heeft aangegeven dat Atoomstroom een zogenaamde handelsmix levert die in 2010 slechts uit 4 á 5% uit kernenergie bestond. Het merk ATOOMSTROOM zet consumenten op het verkeerde been. Ten onrechte wordt gesuggereerd dat alle geleverde stroom nucleair is.
Uit het overlegde Stroometiket Atoomstroom 2009 & 2010 volgt dat de handelsmix dus voor 95% bestaat uit opwekking waarbij wel CO2 vrijkomt. De zogenaamde Garanties van Oorsprong (GvO) konden tot 2009 slechts uitgegeven worden voor electriciteit dat het label '100% groen opgewekt' mag dragen. Dit wordt geadministreerd door CertiQ, en vanaf maart 2012 zal dat ook voor nucleaire energie worden bijgehouden door CertiQ.
De adverteerder heeft meegedeeld dat er een overaanbod is van nucleaire GvO’s en dat voor alle stroom die Atoomstroom levert nucleaire GvO’s worden gekocht en afgeboekt. Niet kan worden geoordeeld dat door het gebruik van dat merk in de bestreden uitingen ten onrechte wordt gesuggereerd dat alle door Atoomstroom geleverde stroom nucleair is. Het College stelt Atoomstroom in de gelegenheid het stroometiket voor 2011 over te leggen zodra dat beschikbaar is en door de Energiekamer/ NMA is beoordeeld.
In citaten:
De Adverteerder: De SWAP-methode is in het leven geroepen bij gebrek aan nucleaire zogenaamde ‘Garanties van Oorsprong’ (GvO’s). GvO’s zijn de (enige) certificaten waarmee leveranciers van groene stroom er voor zorgen dat de door hen geleverde elektriciteit het label ‘100% groen opgewekt’ mag dragen. Sinds 2009 zijn er wel nucleaire GvO’s verkrijgbaar.
De Commmissie:
(...) Namens Atoomstroom is meegedeeld dat nucleaire GvO’s tot maart 2012 zullen worden geadministreerd op de wijze waarop dat voorheen -voordat CertiQ bestond- in het geval van groene GvO’s gebeurde, maar dat de administratie binnenkort via CertiQ zal verlopen.
Voorts heeft adverteerder meegedeeld dat er een overaanbod is van nucleaire GvO’s en dat voor alle stroom die Atoomstroom levert nucleaire GvO’s worden gekocht en afgeboekt. De Commissie ziet geen aanleiding om de juistheid van deze mededelingen in twijfel te trekken.
Het enkele feit dat de administratie van nucleaire GvO’s op dit moment nog niet via CertiQ verloopt, leidt niet tot het oordeel dat de mededeling “100% Atoomstroom” en mededelingen van diezelfde strekking in de bestreden uitingen misleidend zijn.
Ad 3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder Ad 1 is het bezwaar tegen het merk “Atoomstroom” eveneens ongegrond. Niet kan worden geoordeeld dat door het gebruik van dat merk in de bestreden uitingen ten onrechte wordt gesuggereerd dat alle door Atoomstroom geleverde stroom nucleair is.
Ad 3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder Ad 1 is het bezwaar tegen het merk “Atoomstroom” eveneens ongegrond. Niet kan worden geoordeeld dat door het gebruik van dat merk in de bestreden uitingen ten onrechte wordt gesuggereerd dat alle door Atoomstroom geleverde stroom nucleair is.
Het College...
...wijst de klacht af voor zover het betreft de bestreden reclame-uitingen die in 2008, 2009 en 2010 zijn gepubliceerd.
Het College stelt Atoomstroom in de gelegenheid het stroometiket voor 2011 over te leggen zodra dat beschikbaar is en door de Energiekamer/ NMA is beoordeeld.
Houdt in afwachting daarvan ten aanzien van de reclame-uitingen die in 2011 zijn gepubliceerd elke verdere beslissing aan.
RIVM-rapport herziening EU-Tabaksproductrichtlijn
6) Toegang tot tabaksproducten. De mogelijkheden om tabaksproducten uit te stallen en in verkooppunten reclame te maken verschilt sterk tussen lidstaten, net als de toegankelijkheid van sigarettenautomaten. Er zijn aanwijzingen dat het uitstallen van tabaksproducten op verkooppunten het koopgedrag, starten met roken en stoppen met roken beïnvloedt. In sommige lidstaten zijn tabaksproductuitstallingen sinds enkele jaren verboden. Ook hier is het nog te vroeg om de effectiviteit van de maatregel goed te kunnen beoordelen.
In Australië is de toekomst van tabaksontmoedigingsbeleid voorgelegd aan bijna honderd experts op dit gebied (Freeman et al., 2010). Bij de tien beleidsopties die de experts het meest belangrijk achtten om tabaksgebruik te verminderen, worden ook een aantal van de bovengenoemde beleidsopties genoemd. De meest gesteunde beleidsoptie (94%) was het verminderen van de aantrekkelijkheid van sigaretten door een verbod op het gebruik van additieven die rook meer aanvaardbaar maken of invloed hebben op nicotineabsorptie. Ook zeer vaak genoemd werd het verbieden van alle tabaksproductuitstallingen (83% van de experts), gevolgd door verplichte generieke verpakkingen (80%) en fotowaarschuwingen die minstens 75% van de verpakking beslaan (48%).
Daarnaast wordt een aantal opties genoemd die niet als beleidsoptie in de consultatie worden genoemd, deels omdat de Richtlijn geen betrekking heeft op dergelijke maatregelen. Het gaat om een accijnsverhoging van 30% (91% ), oormerken van een deel van de tabaksaccijnzen om een sociale marketingcampagne voor tabaksontmoediging te financieren (74% ), een volledig rookverbod voor terrasjes waar men ook kan eten (68% ) of alleen drinken (46%), het deels vergoeden van nicotinevervangingproducten via de verzekering (61%), het uitfaseren van detailhandelverkoop van tabaksproducten (57%) en tot slot het invoeren van een detailhandelvergunningssysteem voor tabaksverkoop (36%).
Naast de opties die genoemd worden in het consultatiedocument zou ook verbreding van de ingrediëntdefinitie (momenteel omvat deze alleen additieven) en rapportage van zaken als designkenmerken en marktaandelen van
tabaksproducten overwogen kunnen worden. Met deze informatie kunnen tabaksproducten beter geanalyseerd en door de jaren heen gemonitord worden en kan het publiek beter geïnformeerd worden over de producten die zij consumeren. Daarnaast kan door het meten en rapporteren van andere rookcomponenten de schadelijkheid van producten beter geschat en gereguleerd worden. Tot slot leidt vervanging of aanvulling van het ISO-regime voor het machinaal genereren van rook met één of meer andere rookmethodes tot een betere risicoschatting.