Zuivelbenaming voor een plantaardig product
Vzr. Rechtbank Breda 30 mei 2012, LJN BW6807 (Nederlandse Zuivel Organisatie tegen Alpro Nederland) - persbericht
NZO behartigt de belangen van Nederlandse zuivelproducenten. In maart 2012 schrijft Alpro over een nieuw product met de naam Mild & Creamy. In het bericht schrijft Alpro onder meer: "Alpro innoveert opnieuw met Alpro Mild & Creamy, een heerlijke yoghurtvariatie met een zachte, milde smaak. De yoghurt is mooi romig en tegelijk lekker licht." en vergelijkbare advertentie en televisiereclamespot.
NZO heeft een spoedeisend belang om zich te verzetten tegen het gebruik van zuivelbenamingen voor het plantaardige product dat Alpro recent op de markt heeft gebracht onder de naam Mild & Creamy. De voorzieningenrechter constateert dat Alpro een aantal keren de zuivelterm ‘yoghurt’ gebruikt om haar product aan te duiden. Daarmee wekt zij de suggestie dat het product Mild & Creamy een zuivelproduct is, dat is op grond van de EG-Verordening 1234/2007 verboden.
Het woord ‘yoghurt’ en alle varianten op dat woord die suggereren of impliceren dat sprake is van een zuivelproduct, zoals ‘variatie op yoghurt’, ‘yoghurtvariatie’ en ‘yoghurtcategorie’, dient Alpro te staken en gestaakt te houden.
2.6. Tussen partijen is niet in geschil dat Mild & Creamy een product op plantaardige basis is en geen melk of zuivelproduct. Op grond van artikel III lid 2 van Bijlage XII bij de EG-Verordening nr. 1234/2007 is het verboden om voor andere levensmiddelen dan melk of zuivel in etiketten, handelsdocumenten, reclame en andere presentatievormen aan te geven, te impliceren of te suggereren dat het betrokken product een zuivelproduct is. Dit verbod gaat verder dan het gebruik van de term ‘yoghurt’. Impliciete of suggestieve aanduidingen zijn eveneens verboden.
2.10. De in de voorgaande overwegingen geconstateerde strijdigheden met de Europese regelgeving leiden de voorzieningenrechter ertoe om de gevorderde voorzieningen toe te wijzen als navolgend zal blijken. Aan het beoordelen van de andere grondslagen van NZO voor haar vorderingen komt de voorzieningenrechter niet toe. De vordering sub A zal de voorzieningenrechter nader toespitsen op concreet gebruikte slogans. Voor het wijzigen van de tekst op de verpakkingen van het product Mild & Creamy zal Alpro een ruimere termijn worden gegund. In dat verband stelt Alpro dat zij binnen tien weken een nieuwe verpakking op de markt kan brengen, terwijl NZO aangeeft dat een terugroep van de reeds in de winkels liggende verpakkingen niet wordt verlangd. De vordering sub B wordt toegewezen conform hetgeen door Alpro ter zitting als uitvoerbaar is erkend. Tegen het doen van deze opgave door een registeraccountant heeft Alpro geen bezwaar gemaakt. De onder C gevorderde rectificatie zal worden geconcretiseerd als uit het dictum zal blijken. Verder zal Alpro daarvoor een ruimere termijn worden gegund. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd. De dwangsom op het wijzigen van de verpakkingen zal niet worden gesteld op het aantal verpakkingen dat naderhand wordt aangetroffen maar per dag dat het gebod niet wordt nagekomen.
Dictum
gebiedt gedaagde om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gebruik van het woord ‘yoghurt’ en alle varianten op dat woord die suggereren of impliceren dat sprake is van een zuivelproduct, zoals ‘variatie op yoghurt’, ‘yoghurtvariatie’ en ‘yoghurtcategorie’, in haar eigen publicaties en reclame-uitingen over haar product Mild & Creamy te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EURO 25.000,- voor iedere dag dat zij dit gebod niet nakomt, tot een maximum van EURO 500.000,-;
Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (Alpro Mild & Creamy: geen yoghurt, wel een yoghurtalternatief)
Ten gunste van kleine cafés
Rechtbank 's-Gravenhage 16 mei 2012, LJN BW6789 (NL nietrokersvereniging, Club Actieve Nietrokers / Clean Air Nederland tegen Staat der Nederlanden)Als randvermelding. De vordering van de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN ("CAN") tegen de Staat der Nederlanden wordt afgewezen. Gevorderd wordt een verklaring voor recht dat het maken van een uitzondering op het rookverbod ten gunste van kleine cafés met ingang van 6 juli 2011 onverbindend is. Dit wordt gevorderd op basis van strijd met de Tabakswet, algemene rechtsbeginselen, met een beroep op het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (beroep op rechtstreekse werking) en Europese regelgeving.
4.4. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
De opzet van artikel 11a lid 4 Tabakswet is dat bij amvb de verplichting tot het treffen van maatregelen (hier te verstaan als: het instellen en handhaven van een rookverbod) op te bepalen categorieën van gebouwen van toepassing kan worden verklaard. Uit deze opzet volgt dat het aan de regering is overgelaten bij amvb te bepalen voor welke categorieën van gebouwen een rookverbod van kracht zal zijn en hoever dit rookverbod reikt. Aanvankelijk is in het Uitvoeringsbesluit 2008 als categorie aangewezen: "horeca-inrichtingen (worden) geëxploiteerd door een ondernemer zonder personeel". Hiervan is bij Besluit 2011 teruggekomen, in zoverre dat de aanwijzing is beperkt tot horeca-inrichtingen anders dan kleine cafés.Naar het oordeel van de rechtbank wordt met deze gewijzigde invulling bij amvb van de in artikel 11a lid 4 Tabakswet bedoelde categorie gebouwen gebleven binnen de ruimte die de wet biedt.
4.6. De rechtbank oordeelt dat uit de parlementaire behandeling van de (wijziging van) de Tabakswet niet valt af te leiden dat de wetgever voor ogen heeft gestaan binnen afzienbare tijd na de inwerkingtreding van de wijzigingen in de Tabakswet in 2002 te komen tot een algeheel rookverbod.
Onverbindendheid
4.9. Wanneer een beroep wordt gedaan op de onverbindendheid van een niet door de formele wetgever gegeven bindend voorschrift in verband met, kort gezegd, algemene rechtsbeginselen - en als zodanig moet het beroep van CAN dat hier aan de orde is worden beschouwd - dan geldt ten aanzien van de toetsing door de civiele rechter het navolgende. Volgens vaste jurisprudentie kan de rechter de vaststelling en uitvoering van een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift onrechtmatig oordelen op de grond dat sprake is van willekeur, omdat, in aanmerking genomen de belangen die ten tijde van de totstandkoming van het betreffende voorschrift bekend waren of behoorden te zijn, in redelijkheid niet tot de het betreffende voorschrift kon worden gekomen. Daarbij heeft de rechter niet tot taak de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen. Ook de aard van de wetgevende functie en de positie van de rechter in het rechtsbestel brengen mee dat de rechter bij de hiervoor bedoelde toetsing terughoudendheid moet betrachten (zie met name: HR 16 mei 1986, NJ 1987/251 Landbouwvliegers en HR 15 oktober 2004, NJ 2005/67).Strijd met de WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging?
4.11. CAN stelt zich op het standpunt dat het WHO-Kaderverdrag een internationale overeenkomst is die rechtstreekse werking heeft in de Nederlandse rechtssfeer omdat artikel 8 daarvan helder en dwingend is geformuleerd. In de visie van CAN geldt deze rechtstreekse werking in ieder geval vanaf 27 april 2010, vijf jaar na de inwerkingtreding van het verdrag en wel op grond van de zogenaamde Guidelines for implementation of the WHO Framework Convention on Tobacco Control (hierna: Guidelines) die zijn voortgekomen uit conferenties van partijen bij het WHO-Kaderverdrag. Sindsdien, aldus CAN, kunnen burgers naleving vorderen van de normen zoals deze zijn vastgelegd in het verdrag.4.16. Nu - als hiervoor is overwogen - de conclusie luidt dat het WHO-Kaderverdrag niet geacht kan worden rechtstreekse werking te hebben in de Nederlandse rechtssfeer, kunnen ingezeten zich niet op de inhoud van het verdrag beroepen ingevolge artikel 94 van de Grondwet. CAN kan daarom niet worden gevolgd in haar stelling dat het Besluit 2011 wegens strijd met het verdrag onverbindend is.
Strijd met de Aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie?
4.17. CAN heeft voorts een beroep gedaan op de inhoud van de Aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie van 2 december 2002 inzake de preventie van roken en die van 30 november 2009 betreffende rookvrije ruimten. Partijen zijn het er over eens dat deze aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie niet bindend zijn. CAN betoogt dat de Staat geen solide argumenten heeft die afwijking van de Aanbevelingen rechtvaardigen - de Staat heeft dit gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kan de juistheid van de stelling van CAN in het midden blijven nu, gelet op het niet-bindende karakter van de Aanbevelingen, bedoelde stelling niet tot de conclusie kan leiden dat de beperking van het rookverbod onverbindend is. In het bovenstaande is al behandeld of de Staat binnen de grenzen van de algemene rechtsbeginselen (anders gezegd: de algemene beginselen van behoorlijke wetgeving) is gebleven. Het bestaan van deze aanbevelingen maakt de eerder gegeven beoordeling niet anders.Strijd met het discriminatieverbod, het gelijkheidsbeginsel, het willekeurverbod, het rechtszekerheidsbeginsel, en de Grondwet?
4.18. In haar dagvaarding heeft CAN terloops opgemerkt dat de beperking van het rookverbod in strijd is met het discriminatieverbod, het gelijkheidsbeginsel, het willekeurverbod en het rechtszekerheidsbeginsel, alsmede met de Grondwet. Zij heeft haar beroep echter niet onderbouwd. In hetgeen is gesteld en gebleken in dit geding zijn geen aanknopingspunten te vinden voor de gegrondheid van één van deze beroepen als gevolg waarvan het door CAN gevorderde wel, geheel of ten dele, voor toewijzing vatbaar zou zijn.
Huis-aan-huisblad als één geheel
RCC 17 april 2012, dossiernr. 2011/01271 (De Rijnpost en meer- Code VOR)
Klager heeft zijn brievenbus voorzien van een NEE/JA-sticker. Desondanks heeft hij samen met De Rijnpost op 2 november 2011 ook daarin het “City Jounaal Veenendaal”, op 23 november 2011 folders van Burger King en Game Mania, op 25 november 2011 “Autostad” en op 2 december 2011 “Kijk op wonen” ontvangen.
Moet huis-aan-huisblad De Rijnpost samen met de andere uitgaven per geval als één geheel moeten worden beschouwd? En zo ja, of dit geheel in elk van die gevallen kan worden aangemerkt als een huis-aan-huisblad?
De commissie oordeelt dat City Journaal Veenendaal, Autostad en Kijk op Wonen kunnen worden aangemerkt als huis-aan-huisblad (als bijlage bij De Rijnpost) en dus als één geheel moet worden beschouwd. De losse folders dienen te worden aangemerkt als op zichzelf staande ongeadresseerde reclamedrukwerken, en betreft dit laatste wordt een aanbeveling gedaan.
3) In de eerste plaats blijkt uit de uiterlijke opmaak van deze bijlagen reeds dat deze een geheel vormen met De Rijnpost. De pagina’s van de bijlagen hebben dezelfde grootte en zijn op hetzelfde papiersoort gedrukt als de pagina’s van de krant. De paginanummering loopt door in de bijlagen, ook in de gevallen dat pagina’s van de bijlagen niet (zichtbaar) genummerd zijn. Op grond van het voorgaande dient de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de uitgaven “City Journaal Veenendaal”, “Autostad” en “Kijk op wonen” bij De Rijnpost, te worden afgewezen.
4) Voor wat betreft de folders van Burger King en Game media is gebleken dat deze, ook volgens afzender, dienen te worden aangemerkt als op zichzelf staande ongeadresseerde reclamedrukwerken in de zin van de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR). Dit drukwerk had derhalve niet in een van een "NEE/JA-sticker" voorziene brievenbus mogen worden gedeponeerd. Afzender heeft door deze folders in de brievenbus van klager te deponeren artikel 3.1 Code VOR overtreden.
Kamervragen EK-bieroorlogen
Kamervragen: Het bericht dat C1000 begint met een EK-oorlog
2 Kunt u – mede in het licht van de doelstelling van de Drank- en Horecawet om het overmatig alcoholgebruik tegen te gaan – aangeven hoe u tegen dergelijke bieroorlogen aankijkt? Bent u van mening dat dergelijke stuntprijsacties onwenselijk zijn?
3 Bent u bekend met de wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat er een relatie is tussen de hoogte van de prijs van alcoholhoudende dranken en de omvang van de alcoholconsumptie en de schade die daaruit voortkomt 2)? Deelt u de mening dat met name minderjarigen en jongvolwassenen voor dergelijke stuntacties erg gevoelig zijn omdat ze én heel voordelig aan alcohol kunnen komen én worden gestimuleerd om heel veel alcohol te nuttigen? Vindt u dat ook onwenselijk?
4 Valt een dergelijke actie volgens u nog steeds onder de door de branche zelf opgestelde alcoholcode? Is een dergelijke actie in overeenstemming met de Europese richtlijn, waarin onder andere staat dat de reclame geen onmatig alcoholgebruik mag aanmoedigen?
5 Deelt u de mening dat het instrument van zelfregulering onvoldoende zwaar is, niet ver genoeg reikt en derhalve een onvoldoende bijdrage levert aan het alcoholpreventiebelei richting jongeren? Bent u daarom alsnog bereid om artikel 15 van de Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn (AVMDR) in de wet op te nemen?
6 Zou u voor het tegengaan van dergelijke landelijke stuntacties een landelijk verbod op het verkopen van alcoholhoudende dranken onder de kostprijs willen overwegen?
7 Bent u bereid om in overleg te treden met het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) om te bezien hoe soortgelijke stuntacties rondom het EK gestopt en voorkomen kunnen worden?
Bericht uit metro 23 mei 2012
Voldoende inschrijvingen voor aanleg glasvezel
RCC 7 mei 2012, (Voldoende inschrijvingen glasvezel), Reggefiber dossiernr. 2012/00296, XS4All dossiernr. 2012/00339
KPN dossiernr. 2012/00340.
In diverse uitingen wordt uitgelegd dat er voldoende inschrijvingen moeten zijn in de woonplaats van klagers om glasvezel aan te leggen. Reggefiber wil pas glasvezel aanleggen bij minimaal 30% deelname van de huishoudens in het gebied. XS4All en KPN werken met Reggefiber samen en kunnen geen diensten aanbieden via de andere aanbieder, de (non-profit) Stichting Kabelnet Veendam (SKV) die sinds januari 2012 is gestart met de aanleg van de glasvezelverbinding. Er is strijd, in alledrie de gevallen, met artikel 7 en 8.2 onder e NRC.
Reggefiber-dossier
Door de zinsnede “Schrijft u zich nu niet in voor glasvezel, dan kan het jaren duren voordat Veendam en Wildervank weer aan de beurt zijn” wordt de indruk gewekt dat in genoemde plaatsen de komende jaren in het geheel geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft bij Reggefiber. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat Reggefiber niet de enige aanbieder van glasvezelnetwerk in Veendam en Wildervank is en dat de aanleg van glasvezel door SKV reeds is gestart. Strijd met art 7 en 8.2 onder e NRC.
XS4All-dossier
XS4ALL werkt voor de uitrol van glasvezel samen met het bedrijf Reggefiber, dat de bouw en uitrol van het glasvezelnetwerk verzorgt. In de uiting zegt XS4ALL glasvezel internet aan te bieden als 30% van het gebied zich voor glasvezel inschrijft.
Door de aanhef “Schrijf u nú in” en de zinsneden “Wordt de benodigde 30% niet gehaald, dan duurt het minimaal vijf jaar voordat uw woonplaats weer aan de beurt is. Schrijf u daarom nu in” wordt de indruk gewekt dat in klaagsters woonplaats de komende vijf jaar geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft via XS4ALL. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat in klaagsters woonplaats Veendam een andere aanbieder reeds met de aanleg van glasvezel is gestart. Strijd met art. 7 en 8.2 onder e.
KPN-dossier:
Uit eerdere communicatie volgt dat KPN zijn diensten aanbiedt over het glasvezelnetwerk van Reggefiber. KPN kan zijn diensten niet aanbieden over het netwerk van SKV.
Door de zinsneden “Uw inschrijving kan beslissend zijn voor de aanleg van glasvezel in Wildervank. Alleen als alle inwoners samen op 25 maart voldoende interesse hebben getoond, wordt er glasvezel aangelegd” wordt de indruk gewekt dat in klagers woonplaats in het geheel geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft via KPN. Als onweersproken is echter komen vast te staan Reggefiber, via wiens glasvezelnetwerk KPN zijn diensten kan aanbieden, niet de enige aanbieder van glasvezelnetwerk in Wildervank is en dat de aanleg van glasvezel door SKV reeds is gestart.
Ingeblikt fruit
RCC 3 mei 2012, dossiernr. 2012/00332 (Ingeblikt fruit) Het tijdschrift Allerhande prijst een blik Del Monte fruit aan als volgt: Een eenvoudige manier om aan 2 stuks fruit per dag te komen…” eronder staat: “Het fruit van Del Monte wordt vers geplukt en direct verpakt zodat alle voedingsstoffen optimaal behouden blijven. Voor een gezonde traktatie kies je voor Del Monte fruit op sap of als je jezelf wat meer wilt verwennen kies je voor Del Monte fruit op siroop – wat je ook kiest, het telt mee voor je 2 stuks fruit per dag!”
Klager heeft aangevoerd dat een blik Del Monte fruit dezelfde voedingswaarde wordt toegekend als aan vers fruit (strijd met artikel 1 RVV, waarin is bepaald dat in een reclame-uiting de mededelingen over een bijdrage van het aangeprezen voedingsmiddel aan een verantwoord voedingspatroon juist en volledig dienen te zijn.
Deze klacht treft geen doel. De Commissie acht het niet onaannemelijk dat door het snel inblikken minder kans bestaat op verlies aan voedingswaarde dan bij vers fruit dat enige tijd in de winkel ligt en/of thuis wordt bewaard alvorens het wordt geconsumeerd.
De mededeling dat Del Monte fruit uit blik meetelt voor het eten van twee stuks fruit per dag zal door de gemiddelde consument niet worden opgevat als een aansporing om het eten van vers fruit geheel te vervangen door fruit uit blik. De Commissie acht voldoende aannemelijk geworden dat fruit uit blik een bijdrage levert aan het voldoen aan de aanbeveling van het Voedingscentrum om twee stuks fruit per dag te eten. De mededeling dat bij Del Monte fruit “alle voedingsstoffen optimaal behouden blijven” heeft betrekking op de ervoor staande zinsnede dat het fruit vers wordt geplukt en direct verpakt. De Commissie acht niet onaannemelijk, zoals in het verweer gesteld, dat door het snel inblikken minder kans bestaat op verlies aan voedingswaarde dan bij vers fruit dat enige tijd in de winkel ligt en/of thuis wordt bewaard alvorens het wordt geconsumeerd.
Voorts kan naar het oordeel van de Commissie uit de drie plaatjes, in samenhang met de gehele advertentie bezien, niet worden afgeleid dat Del Monte fruit in blik wordt aangeprezen als een afslankmiddel. Het enkele feit dat op een foto een persoon de taille meet is, gelet op het totaalbeeld van de uiting, onvoldoende om hierover anders te oordelen.
Commission adopts landmark list of permitted health claims
Uit het persbericht:
Food manufacturers will have a period of 6 months to adapt their practices to the new requirements. As from the beginning of December 2012 all claims that are not authorised and not on hold/under consideration shall be prohibited.
Health claims on food labelling and in advertising, for example on the role of calcium and bone health or vitamin C and the immune system, have become vital marketing tools to attract consumers' attention. Therefore EU consumers expect accurate information on products they buy, in particular on the health claims the products may put forward.
Today, a list of 222 health claims has been approved by the Commission. This list is based on sound scientific advice, will be used throughout the EU and will also help to remove misleading claims from the market before the end of the year.
Register is hier te vinden: EU Register of nutrition and health claims made on foods.
Vervolg persbericht: John Dalli, Commissioner in charge of Health and Consumer Policy, said: "Today's decision is the culmination of years of work and marks a major milestone in regulating health claims on food. The EU-wide list of permitted health claims will be available on-line and will allow consumers everywhere in the EU to make an informed choice. Non-scientifically backed claims will have to be removed from the market after a short transition period." The list also provides legal clarity to food manufacturers on the health claims they can or cannot make. The administrative burden will also be reduced, since all enforcement authorities will from now on be able to rely on one list of authorised health claims and their conditions of use to verify if a claim is misleading or not.
Van knop tot sinaasappel in 18 maanden
Vz (afwijzing) 24 april 2012, dossiernr. 2012/00319 (Van bloem naar fruit in 18 maanden)
In't kort: In een tv-commercial wordt in animatiebeelden aangegeven dat het 18 maanden duurt van bloemknop tot sinaasappel. De klacht: neen, dat is 6 tot 7 maanden. Het verweer: Appelsientje gebruikt late rassen die langer hangen. De voorzitter wijst de klacht af, omdat het voldoende aannemelijk gemaakt dat de sinaasappels pas na 18 maanden worden geoogst.
Integrale beslissing: Het betreft een televisiecommercial voor Appelsientje. Terwijl animatiebeelden zijn te zien van de groei van een bloemknop tot een sinaasappel wordt - voor zover hier van belang - gezegd: “Dit is een Appelsientje sinaasappel. Althans, dit wórdt een Appelsientje sinaasappel. Dat duurt maar liefst 18 maanden. Dat is natuurlijk best lang, maar de natuur heeft de tijd.”
De klacht
De periode tussen bloesem en fruit is niet 18 maanden, zoals in de reclame wordt gezegd, maar 6 tot 7 maanden. De reclame is niet waar en daardoor misleidend.
Het verweer
Voor Appelsientje worden late rassen sinaasappels gebruikt, die langer aan de boom hangen (15 tot 18 maanden) dan vroege rassen. In het najaar worden de sinaasappels geoogst die vanaf het voorjaar van het voorafgaande jaar hebben gerijpt.
Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter is van oordeel dat de Reclame Code Commissie de klacht zal afwijzen, nu adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voor Appelsientje sinaasappels worden gebruikt die na 18 maanden worden geoogst.
Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter wijst de klacht af.
Indien het bestemd is voor medische doeleinden
Conclusie AG HvJ EU 15 mei 2012, zaak C-219/11 (Brain Products tegen BioSemi)
Prejudiciële vragen gesteld door het Bundesgerichtshof, Duitsland.
Vragen gesteld over de uitlegging het begrip medisch hulpmiddel uit artikel 1(2)(a) derde streepje, van richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen en de toepassing van de richtlijn op een voor niet-medische doeleinden verkocht artikel dat bestemd is voor de diagnose van een fysiologisch proces.
De A-G concludeert als volgt: „Een product dat door de fabrikant is bestemd om bij de mens te worden aangewend voor het onderzoek van een fysiologisch proces, is slechts een medisch hulpmiddel in de zin van artikel 1, lid 2, sub a, derde streepje, van richtlijn 93/42/EEG betreffende medische hulpmiddelen indien het bestemd is voor medische doeleinden.”
D – Samenvatting
62. Zoals is gebleken, wijzen een groot aantal elementen erop dat een louter letterlijke uitlegging van de in de richtlijn gegeven definitie van „medisch hulpmiddel” onbevredigend zou zijn. Het lijkt integendeel meer aangewezen de norm en meer in het bijzonder artikel 1, lid 2, sub a, derde streepje, uitsluitend toepassing te laten vinden op hulpmiddelen die bestemd zijn voor medisch gebruik.63. Dit vergt evenwel een precisering. Hoewel het hoofdelement om te bepalen of een product voor medisch gebruik is bestemd, de door de producent verstrekte informatie is, zal een product dat naar de aard ervan enkel bestemd is voor medisch gebruik, moeten worden beschouwd als een medisch hulpmiddel, ook al wordt het niet als zodanig bestempeld door de producent. In ieder geval is een dergelijke antimisbruikbepaling meestal niet noodzakelijk, aangezien de vaste praktijk in de medische sector – ook wegens evidente redenen van beroepsaansprakelijkheid – erin bestaat dat uitsluitend producten worden aangekocht die zijn gecertificeerd in de zin van de richtlijn.
64. De omstandigheid dat een product niet als medisch hulpmiddel is gecertificeerd impliceert evenwel niet dat bepaalde aspecten van dit product bijzonder gevaarlijk kunnen zijn voor de gebruikers. Alle andere algemene veiligheidsvoorschriften voor producten blijven immers gelden, met inbegrip van die welke bijvoorbeeld de conformiteit van en het aanbrengen van de EG-markering op alle elektrische toestellen(21), op alle producten die problemen met de elektromagnetische compatibiliteit kunnen veroorzaken(22), etc. voorschrijven Zoals de Commissie ter terechtzitting heeft benadrukt, voorzien andere types van certificering paradoxalerwijze in een groot aantal gevallen in eisen die nog strenger zijn dan die welke voor medische hulpmiddelen gelden. Terwijl een medisch hulpmiddel in de regel ook significante risico’s mag meebrengen indien deze door passende voordelen worden gecompenseerd, voorzien de andere types certificering immers meestal niet in de mogelijkheid van een dergelijke afweging en beogen zij enkel de minimalisering van elk mogelijk risico.
Verfresten in een vaatwasser
Vz (toewijzing) 24 april 2012, dossiernr. 2012/00330 (Verfkwasten in Miele)
In een commercial worden verfkwasten, een palet en potjes met verfresten in de vaatwasser gedaan. Dit is in strijd met de milieuwetgeving. Door de reclame zouden meer mensen op het idee kunnen komen verfresten door het riool te spoelen. Als verweer wordt aangegeven dat gebruik is gemaakt van natuurverf.
De voorzitter oordeelt dat de gemiddelde consument zal uitgaan van de in het algemeen gebruikte verven, nu er niets over de soort gebruikte verf wordt gebruikt. Er is strijd met de wet (artikel 10.1 lid 2 van de Wet milieubeheer - verbod om zodanige handelingen met betrekking tot afvalstoffen te verrichten of na te laten waarvan hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan) en tv-commercial in strijd met het openbaar belang.
Ingevolge artikel 10.1 lid 2 van de Wet milieubeheer is het een ieder verboden om zodanige handelingen met betrekking tot afvalstoffen te verrichten of na te laten waarvan hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) ontstaan. Het in een vaatwasser reinigen van gebruikte verfartikelen dient te worden aangemerkt als een verboden handeling als bedoeld in deze bepaling. Verf bevat immers over het algemeen stoffen die bezwaarlijk zijn voor het (water)milieu. Of dat ook het geval is bij “natuurverf”, waarvan volgens Miele in de commercial gebruik wordt gemaakt, kan in het midden blijven, nu over het soort gebruikte verf in de commercial niets wordt gezegd. De gemiddelde consument zal uitgaan van de in het algemeen gebruikte verven.
Consumenten kunnen door de commercial ertoe gebracht worden om, in strijd met genoemde wettelijke bepaling, gebruikt verfmateriaal te reinigen in een (Miele) afwasautomaat. Om deze reden acht de voorzitter de televisiecommercial in strijd met het algemeen belang als bedoeld in artikel 3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
TV-Commercial is hier nog te vinden: YouTube.