RCC over Slankbrood: overtreding van de Claimsverordening
RCC 14 februari 2012, dossiernr. 2011/01158 (Stichting Nederlands Bakkerij Centrum tegen Bloem Natuurproducten Winschoten en Prograin International)
Beslissing ingezonden door Maurits Jan Voogt en Marjolein Bronneman, De Brauw Blackstone Westbroek N.V.
De uiting prijst het product Slankbrood aan met de term "Slankbrood", "Eet je slank met..." en "Slankbrood versnelt vetafbraak". De RCC volgt de klacht van Stichting NBC zodat de beweringen moeten worden aangemerkt als niet toegestane gezondheidsclaims en ook dat de beweringen misleidend zijn, omdat zij niet wetenschappelijk zijn onderbouwd.
Kort gezegd heeft de Reclame Code Commissie geoordeeld dat:
- de betreffende claims gezondheidsclaims zijn in de zin van artikel 2 lid 5 Claimsverordening;
- de claims niet voorkomen op een zogenaamde artikel 13-lijst van goedgekeurde gezondheidsclaims, dat er geen aanvraag is ingediend voor opname van de claims in deze lijst en dat er geen overgangsregime van toepassing is waardoor deze claims nog tijdelijk gebruikt zouden mogen worden;
- de claims derhalve in strijd zijn met artikel 10 lid 1 Claimsverordening en daarmee in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 Nederlandse Reclame Code en tevens met art 3 lid 1 Reclame Code voor Voedingsmiddelen; en
- de claims daarnaast als misleidend worden aangemerkt, omdat de juistheid van de claims niet kon worden aangetoond door de adverteerder van Slankbrood. Om die reden is het in strijd geoordeeld met artikel 7 NRC.
Inzenders tippen de volgende passage:
"Het verweer van verweerder sub 1 dat de nVWA geen bezwaren heeft geuit wat betreft gebruik van gezondheidsclaims in de campagne voor Slankbrood leidt niet tot een ander oordeel. Naar klager ter vergadering onweersproken heeft medegedeeld, heeft de Minister van VWS in antwoord op Kamervragen medegedeeld dat de nVWA niet handhaaft ten aanzien van onterechte gezondheidsclaims, totdat de artikel 13 lijst is vastgelegd in de Claimsverordening. Dit neemt niet weg dat de Commissie kan oordelen dat deze verordening is overtreden."
Actualiteitendebat persvrijheid Caroline von Hannover II
West-Indisch Huis, Amsterdam, woensdag 7 maart 16u tot 18u, volledige uitnodiging.
Recentelijk is het Caroline von Hannover II-arrest gewezen waarin het Europees Hof voor de Rechten van de Mens haar eerdere arrest (Caroline I) inzake portretrecht en privacy van royalty’s lijkt te temperen. De strijd die prinses Caroline van Monaco ruim tien jaar geleden voerde tegen haar achtervolgende paparazzi heeft geleid tot de belangrijkste portretrechtzaak in Europa. Ook de Nederlandse (vrijwillige) Mediacode beroept zich op Caroline I.
Naar aanleiding hiervan organiseert uitgeverij deLex op woensdag 7 maart 2012 van 16.00 tot 18.00 uur een actualiteitendebat in Het West-Indisch Huis in Amsterdam. Na afloop is er gelegenheid tot het drinken van een borrel.
Tijdens deze bijeenkomst zal een viertal sprekers dit arrest met u doornemen en hun visie geven wat het arrest voor mogelijke gevolgen heeft voor de toekomst. Vervolgens zal er ruimte zijn voor inbreng vanuit en discussie met de zaal.
• Jens van den Brink, mediarecht advocaat, Kennedy Van der Laan
• Bertil van Kaam, mediarecht advocaat, Van Kaam advocaten
• mr. Willem F. Korthals Altes, seniorrechter rechtbank Amsterdam.
• prof. mr. Gerard Schuijt, emeritus hoogleraar Mediarecht Universiteit Leiden en oud-hoofddocent UvA.
De onderwerpen zijn, globaal: portretrecht, privacy, persvrijheid, de mediacode, andere richtlijnen rondom perspublicaties. Het arrest Caroline von Hannover II is te vinden op IE-Forum onder IEF 10878.
Kosten
Deelname € 225,- per persoon (excl. BTW).
Sponsors van IE-Forum betalen €195 (excl. BTW).
Hierin zijn begrepen de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.
Ook op IE-Agenda, zie hier.
Wikiquote Reclame
Wikiquote Reclame: Deze rubriek bevat naast reclameslogans ook bekende uitspraken uit radio- en/of televisie-commercials.
A
ABN AMRO (bank):
"Het begint met ambitie" (2004)
"Meer mogelijk maken" (2005)
"De Bank" (met specifieke typografie)
"De bank anno nu" (2011)
Adecco (uitzendwerk):
"Werkt voor jou." (2004)
"Better work, better life" (2009 - 2010)
AEG (witgoed): "AEG laat je niet in de steek."
Albert Heijn (supermarkt):
"Hamsteruuuh!"
"AH levert tegen de allerlaagste prijzen en geeft U garantie voor prima kwaliteit." (1925)
"Albert Heijn, leverancier van kwaliteitsproducten." (1950)
"Albert Heijn maakt U het leven goedkoper." (1959)
....
....
Eerdere vonnis overtreden
Reclamerecht. Misleidende reclame. Ongeoorloofde mededelingen. Follow-up na RB 1216. Het geschil gaat tussen Stichting Virtuele Trombosedienst (SVT) en de regionale trombosedienst Neder-Veluwe. SVT was bij een eerder vonnis in kort geding verboden bepaalde uitlatingen over de regionale trombosedienst te doen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De essentie van het onderhavige geschil tussen partijen is of en zo ja, voor welk bedrag SVT dwangsommen heeft verbeurd. SVT heeft het eerdere vonnis overtreden. Haar vorderingen worden afgewezen.
4.21. De stellingen van TD Neder-Veluwe komen er op neer dat het onderzoek van SVT op meerdere onderdelen niet aan de gangbare kwaliteitswaarborgen voldoet. Onderzocht dient dus te worden of deze stellingen voldoende aannemelijk zijn en vervolgens of deze het verwijt rechtvaardigen dat de vergelijkende reclame, wat de vergelijking betreft, niet geoorloofd is.
4.22. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het aantal bevraagde patiënten, circa 300 op een landelijke groep van circa 375.000 trombosepatiënten, te klein is om verantwoord de mededelingen in het onderzoek te kunnen doen. Door enerzijds wel de mening van de patiënten van SVT mee te nemen in het onderzoek, maar de mening van patiënten, die niet zijn overgestapt naar SVT maar zijn gebleven bij de regionale trombosediensten bij hun bevraging naar hun tevredenheid over de dienstverlening door de regionale trombosediensten buiten beschouwing te laten, zijn de resultaten van de enquête niet gebaseerd op een aselecte steekproef en kunnen zij reeds daarom niet als objectief worden beoordeeld. Deze resultaten verstrekken dan ook niet de eerlijke en betrouwbare informatie over de positie van SVT ten opzichte van de regionale trombosediensten, als door SVT in haar publicatie wordt voorgewend, zodat geen sprake is van geoorloofde, vergelijkende reclame in de zin van artikel 6:194a BW.De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat SVT, met hetgeen zij op haar website heeft geplaatst, suggereert dat haar diensten voordelen voor patiënten hebben, die de regionale diensten missen, zoals het door haar genoemde ‘gevoel van vrijheid’. Dit klemt temeer nu uit de publicatie niet blijkt dat de enquête alleen is uitgevoerd onder patiënten van SVT. SVT heeft haar mededelingen, waarin zij haar dienstverlening direct of indirect vergelijkt met de dienstverlening van de regionale trombosediensten, geenszins deugdelijk en controleerbaar onderbouwd. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat SVT de juistheid van de mededelingen in het klanttevredenheidsonderzoek niet aannemelijk heeft kunnen maken. Reeds op grond hiervan is voldoende komen vast te staan dat SVT het verbod, zoals geformuleerd in het vonnis van 9 februari 2010, heeft overtreden.
4.23. In het licht van het vorenstaande zal de vordering van SVT tot betaling van€ 7.899,12 aan SVT door TD Neder-Veluwe worden afgewezen. De voorzieningenrechter kan een geldvordering als de onderhavige slechts toewijzen indien is voldaan aan de onder r.o. 4.4. genoemde criteria. Dat is niet het geval, nu voldoende aannemelijk is geworden dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat SVT de aan haar bij vonnis van 9 februari 2010 opgelegde verboden heeft geschonden en dat zij als gevolg daarvan dwangsommen heeft verbeurd. Een belangenafweging kan niet tot een ander oordeel leiden.
Vermelding 'onder andere'
RCC 13 februari 2012, dossiernr. 2011/01193 (Trekpleister; 6 mini flesjes? Burberry geschenkset 6 of 3 flesjes Burberry?)
Uiting: In de Trekpleister-folder staat een Burberry mini geschenkset aangeboden. Bij een foto van de geschenkset staat: “Bevat onder andere een eau de parfum Lanvin Rumeur 5 ml, London 4.5 ml en Weekend 4.5 ml.” (klik inzet). Het lijkt op een aanbieding voor 6 flesjes, waar het in werkelijkheid om slechts 3 flesjes gaat.
RCC:
Door de woorden “Bevat onder andere” in combinatie met de foto van een verpakking met daarin 3 flesjes en 3 doosjes, waarbij niet voldoende duidelijk is dat die doosjes leeg zijn, is de bestreden uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De stelling bij verweer, dat een prijs van € 15,- wel erg laag is voor 6 flesjes eau de parfum van het merk Burberry, leidt niet tot een ander oordeel. Dit verweer neemt de onduidelijkheid van de uiting naar het oordeel van de Commissie niet weg.
Auto = geen parkeerplaats
Vz RCC 3 februari 2012, dossiernr. 2012/00092 (SunCamp Reis niet "met auto")
Het betreft de website www.suncamp.nl voor zover het betreft de accommodaties van Camping Sikia en de mededeling: “Inbegrepen in de prijs Auto”. Bij navraag bleek echter dat men gratis een auto mag parkeren bij de accommodatie.
Voorzitter: Niet in geschil is dat op de onderhavige website ten onrechte staat dat een auto in de prijs is inbegrepen. Aldus is geen juiste informatie verstrekt over de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), te weten over hetgeen bij de te boeken accommodatie is inbegrepen.
Markt voor medische hulpmiddelen
Zojuist gepubliceerd. Ecorys heeft in opdracht van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een studie naar de structuur en werking van de markten voor medische hulpmiddelen uitgevoerd.
In de studie worden de volgende marktsegmenten in kaart gebracht:
De markt voor medische apparatuur
De markt voor chirurgisch instrumentarium
De markt voor medische verbruiksgoederen
De markt voor prothesen en implantaten
Juistheid van de informatie van de makelaar
HR 17 februari 2012, LJN BV6162 (Savills tegen verweerster), BU9891 (ALCOA tegen verweerster)
Als randvermelding, ook op cassatieblog. Beroepsaansprakelijkheid makelaar. Onjuiste gegevens in verkoopbrochure. De makelaar is gehouden de juistheid te controleren van de van opdrachtgever of derde ontvangen gegevens, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Of potentiële koper mag afgaan op juistheid van de informatie van de makelaar, is onder meer afhankelijk van eventuele mededelingen van de makelaar over mate waarin hij voor de juistheid instaat. Dat makelaar jegens potentiële koper niet in contractuele verhouding staat, doet daaraan niet af.
Het oordeel van het hof dat het beroep van de makelaar op exoneratieclausule in verkoopbrochure naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is onjuist dan wel onvoldoende gemotiveerd, nu hof niet is ingegaan op alle relevante omstandigheden.
In citaten:
3.3.2 Onderdeel 3 klaagt over de hiervoor in 3.3.1 weergegeven oordelen en betoogt onder meer, kort samengevat, dat het hof ten onrechte althans onvoldoende gemotiveerd geen rekening heeft gehouden met de in de verkoopbrochure aan [verweerster] vermelde exoneratieclausule (hiervoor in 3.1 onder (iii) weergegeven) en met de invloed daarvan op de mate waarin potentiële kopers op de verstrekte oppervlaktegegevens mogen afgaan.
Voorts heeft het hof volgens het onderdeel miskend dat het van de omstandigheden van het geval afhangt of een makelaar de oppervlakte van een pand eerst zelf dient op te meten voordat hij die aan potentiële kopers bekend maakt, of dat hij mag afgaan op de juistheid van de van zijn opdrachtgever of van een andere makelaar verkregen oppervlaktegegevens, en of hij onzekerheid over de juistheid van de oppervlaktegegevens ter kennis van potentiële kopers moet brengen.
3.3.3 Deze klachten treffen doel. De vraag of een makelaar die bij een transactie betrokken is, gehouden is om zelfstandig te (laten) controleren of van de opdrachtgever of een derde ontvangen gegevens die onder zijn verantwoordelijkheid aan potentiële kopers worden meegedeeld, juist zijn, kan niet in haar algemeenheid worden beantwoord. Dat antwoord is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
3.3.4 Het hof is echter uitgegaan van de regel dat een makelaar de aan potentiële kopers medegedeelde oppervlakte van kantoor- en bedrijfsruimte "in het normale geval" (waartoe het kennelijk ook het onderhavige geval heeft gerekend) zelf dient op te meten, waarbij het (alleen) van belang heeft geacht dat Savills wist dat [verweerster] het bedrijfspand wilde gaan verhuren. Het hof heeft daarbij ten onrechte geen aandacht geschonken aan andere omstandigheden waarop Savills zich heeft beroepen, en die evenzeer van belang kunnen zijn voor het oordeel met betrekking tot de (on)rechtmatigheid van de gedragingen van Savills en het vertrouwen dat [verweerster] in de verstrekte gegevens mocht stellen. Savills heeft immers onder meer gesteld dat zij de oppervlaktegegevens had ontvangen van haar opdrachtgever Alcoa, die het pand zelf had ontworpen en gebouwd, en dat in de aan [verweerster] verstrekte verkoopbrochure staat vermeld dat de daarin vermelde gegevens afkomstig zijn van de verkoper en dat Savills een voorbehoud maakt ten aanzien van de juistheid van die gegevens. Door niet op de stellingen van Savills in te gaan, heeft het hof dan ook hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, hetzij zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd.
3.5.1 Het tweede onderdeel klaagt over het oordeel van het hof dat, voor zover de aangehaalde clausule wel tussen Savills en [verweerster] zou gelden, een beroep op die clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is vanwege de omvang van de door [verweerster] te lijden schade, bestaande in de jaarlijks te derven huurinkomsten (rov. 4.4 in verbinding met rov. 4.3).3.5.2 De klacht behelst onder meer dat het hof niet is ingegaan op alle relevante omstandigheden, waaronder die welke door Savills zijn aangevoerd, zoals de mate van verwijtbaarheid van haar schadeveroorzakende gedraging, de wijze waarop de exoneratieclausule kenbaar is gemaakt, de inhoud van de exoneratieclausule, waarin wordt vermeld dat de verstrekte gegevens van derden afkomstig zijn, en het gedrag van [verweerster] ten aanzien van het gekochte.
Deze klacht treft doel. Het hof heeft in de aangehaalde overweging onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang. Indien het heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat [verweerster] door de kleinere oppervlakte jaarlijks een aanzienlijk bedrag aan huurinkomsten derft, reeds aan het beroep op het exoneratiebeding in de weg staat, ongeacht de overige omstandigheden van het geval, getuigt zijn oordeel van een onjuiste rechtsopvatting. Indien het hof echter heeft geoordeeld dat naast de omvang van de gederfde huurinkomsten ook andere omstandigheden meebrengen dat het beroep van Savills op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, heeft het zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd, nu het niet heeft vermeld op welke andere omstandigheden het dat oordeel "mede" heeft gebaseerd, en het bovendien geen aandacht heeft geschonken aan de door Savills aangevoerde omstandigheden.
Reclame is gebruik van domeinnamen en metatags?
Vraag gesteld aan HvJ EU, zaak C-657/11 (Belgian Electronic Sorting Technology tegen Bert Peelaers/Visys NV)
This case raises the following question which has been sent to the Court of Justice for a preliminary ruling:
Is the term ‘advertising’ in Article 2 of Council Directive 84/450/EEC of 10 September 1984 relating to the approximation of the laws, regulations and administrative provisions of the Member States concerning misleading advertising and in Article 2 of Directive 2006/114/EC of 12 December 2006 concerning misleading and comparative advertising to be interpreted as encompassing, on the one hand, the registration and use of a domain name and, on the other, the use of metatags in a website’s metadata?
Het begrip 'individueel profijt' in reclamebelasting
Reclamebelasting op in beton gegoten naam van voormalig garagehouder. Op last van monumentencommissie beplating voor 't beton weghalen. Uitleg van het begrip 'individueel profijt'
Rechtspraak.nl: Belanghebbende oefent een garagebedrijf uit in een pand waarop in beton gegoten de naam van een vroegere eigenaar van de garage is aangebracht. Belanghebbende wordt voor deze reclameuiting aangeslagen in de reclamebelasting en hij verweert zich allereerst met de stelling dat de betreffende naam geen reclameuiting is maar ten doel heeft de authenticiteit van het pand te benadrukken. Nu er in het pand nog steeds een garagebedrijf wordt uitgeoefend oordeelt het Hof dat er sprake is van een reclameuiting waarmee de aandacht van het publiek wordt getrokken en dat er dus sprake is van een openbare aankondiging in de zin van de reclameverordening. Ten aanzien van de gebiedsafbakening stelt het Hof vast dat het pand is gelegen binnen het in de verordening beschreven gebied en oordeelt dat de gebiedsafbakening niet willekeurig of onredelijk is. Tenslotte oordeelt het Hof dat niet uitgesloten kan worden dat belanghebbende in de toekomst enig profijt zal hebben van aan de voor het gebied te ontwikkelen jaarplannen. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar is gegrond.
2.2. Het pand is gebouwd in de jaren dertig van de vorige eeuw. Bij de bouw is op de gevel, tussen de begane grond en de eerste verdieping, in gegoten beton het opschrift "A" aangebracht. "A" is al jaren niet meer gevestigd in het pand. Uit een brief van de Welstands-/Monumentencommissie aan het College van Burgemeester en Wethouders van 13 juni 2002 blijkt dat voornoemde commissie wenste dat de beplating van de voorgevel - die onder meer het opschrift "A" afdekte - verwijderd diende te worden.
Autonomie van de gemeente / geen willekeur betreft het gebied waar reclamebelasting geldt
4.14. Het Hof stelt voorop dat de gemeentelijke autonomie het mogelijk maakt een reclamebelasting slechts in een deel van de gemeente in te voeren, mits daarvoor een redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat (arrest van de Hoge Raad 21 juni 2000, nr. 33 816, LJN: AA6253, BNB 2000/272). In het onderhavige geschil is het de vraag of die rechtvaardiging kan worden gevonden in het feit dat de opbrengst van de reclamebelasting ten goede komt aan de ondernemers en eigenaren van commercieel vastgoed - degenen van wie de reclamebelasting wordt geheven - in het afgebakende gebied (hierna ook: het werkingsgebied).
4.15. Blijkens de onder 4.12 en 4.13 vermelde passages strekt het werkingsgebied van het centrummanagement zich uit tot het centrum van Maastricht en Wijck, kortweg het gebied binnen de singels en het station, en daarmee mede tot het pand van belanghebbende. Daarbij is bewust het werkingsgebied van het centrummanagement ten opzichte van de bestaande situatie uitgebreid. Het centrummanagement heeft als taak en doel de opbrengsten van de reclamebelasting, met het oog op het versterken van de economische positie van het centrumgebied van Maastricht ten opzichte van de concurrentie, aan te wenden voor het hele werkingsgebied. Met inachtneming van het vorenstaande acht het Hof de keuze voor het afgebakende gebied niet willekeurig of onredelijk en de tot dit gebied beperkte heffing van reclamebelasting aanvaardbaar. Daaraan doet niet af dat voor de korte termijn bepaalde prioriteiten zijn gesteld welke niet direct ten voordele strekken van de A-straat en het pand van belanghebbende.
Het individuele profijt
4.18. Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft in zijn conclusie van 12 augustus 2011 in de zaak met rolnummer 10/04446, LJN: BR 4564, met betrekking tot (individueel) profijt het volgende opgemerkt:
'5.10 Ik merk op dat het in principe mogelijk is een gemeentelijke belastingheffing te beperken tot een bepaald gebied, mits daartoe aanwijsbaar is 'een objectieve en redelijke rechtvaardiging'.(60) Die rechtvaardiging is er hier in gelegen dat de opbrengst van deze reclamebelasting in het algemeen ten goede komt aan ondernemers in centrumgebied. Dat acht ik in overeenstemming met de voornoemde rechtsgrond van de reclamebelasting, zijnde het (veronderstelde) profijt van de desbetreffende (geplande) gemeentelijke voorziening als algemeen gesteld, niet bepaald tot het individuele profijt voor een bepaalde belastingplichtige.(61)'.
4.19. Het Hof sluit zich bij vorenvermelde conclusie van de Advocaat-Generaal. Toegesneden op de onderhavige situatie betekent een en ander dat, indien de aanwending van de opbrengst van de reclamebelasting door het centrummanagement daadwerkelijk leidt tot versterking van de economische positie van het centrumgebied, er voor de ondernemers in het afgebakende gebied direct profijt kan ontstaan, waarbij naar het oordeel van het Hof in het midden kan blijven hoe groot dit profijt is en hoe groot het profijt is of zal zijn in de specifieke situatie van belanghebbende.