RB
RB 3838
10 juni 2024
Artikel

Laatste plekken voor de Actualiteitenlunch Reclamerecht

 
RB 3837
3 juni 2024
Artikel

Vacature Simmons & Simmons: Advocaat-stagiaire IP / Life Sciences

 
RB 3836
31 mei 2024
Artikel

Pinsent Masons Amsterdam zoekt voor haar octrooi- en Life Sciences team junior en senior advocaat-medewerkers

 
RB 1299

Reclame is gebruik van domeinnamen en metatags?

Vraag gesteld aan HvJ EU, zaak C-657/11 (Belgian Electronic Sorting Technology tegen Bert Peelaers/Visys NV)

This case raises the following question which has been sent to the Court of Justice for a preliminary ruling:

Is the term ‘advertising’ in Article 2 of Council Directive 84/450/EEC of 10 September 1984 relating to the approximation of the laws, regulations and administrative provisions of the Member States concerning misleading advertising and in Article 2 of Directive 2006/114/EC of 12 December 2006 concerning misleading and comparative advertising to be interpreted as encompassing, on the one hand, the registration and use of a domain name and, on the other, the use of metatags in a website’s metadata?

RB 1298

Het begrip 'individueel profijt' in reclamebelasting

Hof 's-Hertogenbosch 25 november 2011, LJN BV6158 (X tegen Heffingsambtenaar - betonnen garagereclame)

Reclamebelasting op in beton gegoten naam van voormalig garagehouder. Op last van monumentencommissie beplating voor 't beton weghalen. Uitleg van het begrip 'individueel profijt'

Rechtspraak.nl: Belanghebbende oefent een garagebedrijf uit in een pand waarop in beton gegoten de naam van een vroegere eigenaar van de garage is aangebracht. Belanghebbende wordt voor deze reclameuiting aangeslagen in de reclamebelasting en hij verweert zich allereerst met de stelling dat de betreffende naam geen reclameuiting is maar ten doel heeft de authenticiteit van het pand te benadrukken. Nu er in het pand nog steeds een garagebedrijf wordt uitgeoefend oordeelt het Hof dat er sprake is van een reclameuiting waarmee de aandacht van het publiek wordt getrokken en dat er dus sprake is van een openbare aankondiging in de zin van de reclameverordening. Ten aanzien van de gebiedsafbakening stelt het Hof vast dat het pand is gelegen binnen het in de verordening beschreven gebied en oordeelt dat de gebiedsafbakening niet willekeurig of onredelijk is. Tenslotte oordeelt het Hof dat niet uitgesloten kan worden dat belanghebbende in de toekomst enig profijt zal hebben van aan de voor het gebied te ontwikkelen jaarplannen. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar is gegrond.

2.2. Het pand is gebouwd in de jaren dertig van de vorige eeuw. Bij de bouw is op de gevel, tussen de begane grond en de eerste verdieping, in gegoten beton het opschrift "A" aangebracht. "A" is al jaren niet meer gevestigd in het pand. Uit een brief van de Welstands-/Monumentencommissie aan het College van Burgemeester en Wethouders van 13 juni 2002 blijkt dat voornoemde commissie wenste dat de beplating van de voorgevel - die onder meer het opschrift "A" afdekte - verwijderd diende te worden.

Autonomie van de gemeente / geen willekeur betreft het gebied waar reclamebelasting geldt

4.14. Het Hof stelt voorop dat de gemeentelijke autonomie het mogelijk maakt een reclamebelasting slechts in een deel van de gemeente in te voeren, mits daarvoor een redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat (arrest van de Hoge Raad 21 juni 2000, nr. 33 816, LJN: AA6253, BNB 2000/272). In het onderhavige geschil is het de vraag of die rechtvaardiging kan worden gevonden in het feit dat de opbrengst van de reclamebelasting ten goede komt aan de ondernemers en eigenaren van commercieel vastgoed - degenen van wie de reclamebelasting wordt geheven - in het afgebakende gebied (hierna ook: het werkingsgebied).

4.15. Blijkens de onder 4.12 en 4.13 vermelde passages strekt het werkingsgebied van het centrummanagement zich uit tot het centrum van Maastricht en Wijck, kortweg het gebied binnen de singels en het station, en daarmee mede tot het pand van belanghebbende. Daarbij is bewust het werkingsgebied van het centrummanagement ten opzichte van de bestaande situatie uitgebreid. Het centrummanagement heeft als taak en doel de opbrengsten van de reclamebelasting, met het oog op het versterken van de economische positie van het centrumgebied van Maastricht ten opzichte van de concurrentie, aan te wenden voor het hele werkingsgebied. Met inachtneming van het vorenstaande acht het Hof de keuze voor het afgebakende gebied niet willekeurig of onredelijk en de tot dit gebied beperkte heffing van reclamebelasting aanvaardbaar. Daaraan doet niet af dat voor de korte termijn bepaalde prioriteiten zijn gesteld welke niet direct ten voordele strekken van de A-straat en het pand van belanghebbende.

Het individuele profijt
4.18. Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft in zijn conclusie van 12 augustus 2011 in de zaak met rolnummer 10/04446, LJN: BR 4564, met betrekking tot (individueel) profijt het volgende opgemerkt:

'5.10 Ik merk op dat het in principe mogelijk is een gemeentelijke belastingheffing te beperken tot een bepaald gebied, mits daartoe aanwijsbaar is 'een objectieve en redelijke rechtvaardiging'.(60) Die rechtvaardiging is er hier in gelegen dat de opbrengst van deze reclamebelasting in het algemeen ten goede komt aan ondernemers in centrumgebied. Dat acht ik in overeenstemming met de voornoemde rechtsgrond van de reclamebelasting, zijnde het (veronderstelde) profijt van de desbetreffende (geplande) gemeentelijke voorziening als algemeen gesteld, niet bepaald tot het individuele profijt voor een bepaalde belastingplichtige.(61)'.

4.19. Het Hof sluit zich bij vorenvermelde conclusie van de Advocaat-Generaal. Toegesneden op de onderhavige situatie betekent een en ander dat, indien de aanwending van de opbrengst van de reclamebelasting door het centrummanagement daadwerkelijk leidt tot versterking van de economische positie van het centrumgebied, er voor de ondernemers in het afgebakende gebied direct profijt kan ontstaan, waarbij naar het oordeel van het Hof in het midden kan blijven hoe groot dit profijt is en hoe groot het profijt is of zal zijn in de specifieke situatie van belanghebbende.
RB 1297

Mislukte verbouwing

Vzr. Rechtbank Groningen 25 november 2011, LJN BV5602 (Mislukte verbouwing)

Eerdere vonnissen (afbeelding van Eigenhuisenpuin.nl). Mislukte verbouwing. Plaatsing van foto's op de website die daarvoor is ingericht. Kwalificeren van aannemer als onder meer 'bedrieglijk persoon'.

Welk recht - het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10 lid 1 EVRM) of het recht op bescherming van eer of goede naam - weegt zwaarder: belangenafweging. Een – door feiten en foto’s onderbouwde – beschrijving van de mislukte verbouwing niet onrechtmatig in de zin van artikel 6: 162 BW. De kwalificaties “bedrieglijk persoon”, “een zichzelf noemende aannemer” en een “boef” zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter – in het licht van de vaststaande mislukte verbouwing – bezwaarlijk als zeer krenkend en als een zodanige aantasting van de eer en goede naam van eiser aan te merken dat deze onrechtmatig jegens eiser zijn. De vrijheid van meningsuiting prevaleert.

4.4.  Uitgangspunt is dat de vordering van [A] en [B] in beginsel een beperking inhoudt van het in artikel 10 lid 1 van het (Europese) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van [C] op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [C] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrijheid van meningsuiting of het recht op bescherming van eer of goede naam - in dit geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen.

4.5.  Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat de inhoud van de website www.eigenhuisenpuin.nl grotendeels betrekking heeft op de in opdracht van [C] door [B] aangenomen verbouwing die is mislukt. Dat de verbouwing niet juist is uitgevoerd en dat dit aan [B] is toe te rekenen, is daarbij met feiten onderbouwd. Tevens geven de van de verbouwing gemaakte foto’s die op de website zijn geplaatst daarvan een goed beeld.

Bovendien is dat verhaal bevestigd door het in het geschil tussen [C] en [B] gewezen arbitrale vonnis d.d. 18 juli 2011.

4.6.  Gegeven voormelde maatstaf acht de voorzieningenrechter de uitingen op de site www.eigenhuisenpuin.nl voor zover deze een beschrijving van de mislukte verbouwing geven niet onrechtmatig in de zin van artikel 6: 162 BW.

4.7.  Voor zover daarbij – zoals ter zitting is aangegeven – termen zijn gebezigd als een “bedrieglijk persoon”, “een zichzelf noemende aannemer” en een “boef”, komt de voorzieningenrechter tot hetzelfde oordeel.

Deze kwalificaties zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter – in het licht van de vaststaande mislukte verbouwing – immers bezwaarlijk als zeer krenkend en als een zodanige aantasting van de eer en goede naam van [B] aan te merken dat deze onrechtmatig jegens [B] zijn en kunnen dan ook geen rechtvaardiging vormen voor toewijzing van de gevraagde voorzieningen.

4.8.  Voor het overige hebben [A] en [B] de grondslag van hun vorderingen onvoldoende onderbouwd met objectieve en controleerbare bescheiden. Weliswaar hebben zij aangevoerd dat hun vorderingen gebaseerd zijn op onrechtmatige uitlatingen van de zijde van [C] die de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschrijden, doch zij zijn niet in staat gebleken deze stelling nader te concretiseren.

[A] en [B] hebben evenmin nader aangegeven welke specifieke uitlatingen op de website van [C] onrechtmatig zouden zijn. Ook ter zitting hebben zij dat nagelaten.

Derhalve bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende grond voor toewijzing van de gevraagde voorzieningen.

RB 1296

Goede verzorging van uw borsten

Vz. toewijzing RCC 26 januari 2012, dossiernr. 2012/00006 (Goede verzorging voorkomt borstkanker)

Op de website www.massagespa.nl staat “Door een goede verzorging van uw borsten kunt u borstkanker voorkomen en de kans op ziektes verminderen.”. De titel van de uiting luidt: “Mammacare (borstenverzorging) en een strakke buik voor vrouwen.” Verderop in de uiting staat onder meer: “Wij, van Green Relax en Spa, gebruiken een speciale massagemethode; (…)”
 
In de gewraakte mededeling wordt gesuggereerd dat met de behandeling van adverteerder borstkanker kan worden voorkomen en de kans op ziektes kan worden verminderd. Er zijn echter door adverteerder geen nadere stukken overgelegd waarmee deze claims worden bewezen.

Derhalve is niet komen vast te staan dat de in de uiting genoemde behandeling de geclaimde werking heeft. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie over de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van arti­kel 8.2 NRC, met name ten aanzien van de voordelen. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde con­sument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de bewuste mededeling misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1295

Ambtshalve het oneerlijk karakter onderzoeken

Conclusie AG HvJ EU 14 februari 2012, zaak C-618/10 (Banco Español de Crédito tegen Joaquín Calderón Camino) - dossier

Mag een rechtbank bij ontbreken van een omzettingsbepaling en tegen de achtergrond van artikel 11, lid 2, van richtlijn 2005/29/EG, ambtshalve het oneerlijk karakter van de opname van een beding over moratoire rente in de overeenkomst onderzoeken?

Conclusie (helaas niet in het Nederlands beschikbaar):

(1) Council Directive 93/13/EEC of 5 April 1993 on unfair terms in consumer contracts is to be interpreted to the effect that it does not require a national court, in the context of a national order for payment procedure, to give a ruling of its own motion and in limine litis on whether a term concerning interest on late payments in a consumer credit agreement is not binding, provided the assessment of whether that term is unfair can be transferred, in accordance with the national procedural rules, to an inter partes procedure to be initiated through an appeal brought by the debtor, in which the national court is given the opportunity to obtain the legal and factual elements necessary to conduct such an assessment.

(2) Article 6(1) of Directive 93/13 precludes a national provision which authorises the national court to modify a consumer agreement so as to replace an unfair contractual term by another term which is not to be regarded as unfair.
(3) The provisions of Regulation (EC) No 1896/2006 of the European Parliament and of the Council of 12 December 2006 creating a European order for payment procedure are not applicable to a national order for payment procedure.
RB 1294

Reclamebelasting

Hof 's-Gravenhage 3 januari 2012, LJN BV3614 (X B.V. tegen de Inspecteur)

Reclamebelasting. Artikel 227 Gemeentewet of artikel 59 FinBES.

Vanaf 1 januari 1995 kent de gemeentelijke retributieheffing  slechts twee randvoorwaarden:
1. de heffing mag zich niet richten naar het inkomen, de winst of het vermogen;
2. zij mag niet in strijd komen met algemene rechtsbeginselen en/of leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing.

Er bestaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de beperking van de onderhavige reclamebelasting tot het centrumgebied. Van een willekeurige en onredelijke belastingheffing is geen sprake. De Inspecteur heeft de afbeelding op de rolgordijnen terecht in de heffing betrokken.

8.2.  Bij de beoordeling van de stelling van belanghebbende dat voor de beperking van de heffing tot het centrumgebied geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat dient, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2011, LJN: BR4564, te worden vooropgesteld dat de reclamebelasting in artikel 227 van de Gemeentewet is voorzien als een algemene belasting, hetgeen meebrengt dat een gemeente in beginsel vrij is in de besteding van de opbrengst van die belasting en derhalve ook de vrijheid heeft om die opbrengst te besteden aan activiteiten en voorzieningen binnen een bepaald gedeelte van haar grondgebied.

8.5.  Uit de toelichting bij de Verordening leidt het Hof af dat de opbrengst van de reclamebelasting in de algemene middelen van de gemeente Goes vloeit en dat deze opbrengst vrijwel geheel wordt aangewend om gedane en toekomstige investeringen in de openbare ruimte van het centrumgebied te dekken, zoals de herinrichting in het centrumgebied. Voorts blijkt uit de toelichting dat de opbrengst van de reclamebelasting ook wordt besteed aan andere uitgaven in het centrumgebied, zoals een extra impuls in sfeerverlichting. Aannemelijk is dat voor de ondernemers in het centrumgebied profijt kan ontstaan door de met de reclamebelasting te subsidiëren activiteiten en voorzieningen, en dat veel van de ondernemers in het centrumgebied - die in enigerlei mate profijt hebben van de activiteiten en de voorzieningen - in de vorm van een reclamebelasting bijdragen aan de kosten ervan. Derhalve moet worden geoordeeld dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor de beperking van de onderhavige reclamebelasting tot het centrumgebied en dat van een willekeurige en onredelijke belastingheffing geen sprake is.

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover betrekking hebbend op de proceskostenveroordeling en het griffierecht,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar; en
- vermindert de aanslag tot een naar een bedrag van € 2.328.

RB 1293

kids Wintersport keurmerk

Kindvriendelijke wintersport accommodaties onderscheiden met keurmerk

Kids Vakantiegids en Zoover Vakantiebeoordelingen lanceren vandaag het Kids WintersportTip! Keurmerk. Met dit nieuwe initiatief worden de beste wintersportaccommodaties voor kinderen onderscheiden. Afgelopen weekend overhandigde het Kids Vakantiegids Detectiveteam het eerste Kids WintersportTip! Keurmerk certificaat aan vakantiepark Landal Brandnertal.

Lees meer hier.

RB 1292

Ontwerpwedstrijd met wervend karakter

Hof van Beroep te Brussel 7 februari, 2009/AR/560 (Responsible Young Drivers tegen McCann Erickson en Centrum voor Beeldexpressie)

Met dank aan Kristof Neefs en Paul Maeyaert, ALTIUS.

België. Merkenrecht. Handelend onder de naam Responsible Young Drivers, tevens als Benelux woordmerk geregistreerd, stimuleert de stichting van openbaar nut verantwoord rijden onder jongeren.

Geïntimeerde organiseert een wedstrijd met een wervend karakter waarbij studenten van kunsthogescholen de doelgroep zijn (zie inzet voor uiting op MySpace). In de creative briefing werd aangekondigd dat RESPONIBLE YOUNG DRIVERS vermeld moest worden als klant en merk. De hoofdprijs was een stageplaats bij reclamebureau McCann Erickson. Vanwege dit geschil is de naam uit de creative briefing voor een fictieve organisatie, met hetzelfde doel, gewijzigd in "De Bende van de nachtrijders".

Over het merkenrechtelijk gebruik in het economisch verkeer: de wedstrijd heeft een wervend karakter, want de hoofdprijs was een stageplaats bij de inrichter (r.o. 21 e.v.).

Interessante overwegingen omtrent de communicatie- en investeringsfunctie van het merk (r.o. 32-33). De communicatiestrategie van de merkhouder die bepaalde waarden uitdraagt. Het gebruik door geïntimeerde strookt niet met de beoogde merkuitstraling. De vervangnaam werd door de deelnemers van de wedstrijd en de vakpers onvermijdelijk geassocieerd met de eerdere creative briefing en de organisatie RYD. Dit doet afbreuk aan de door appellante beoogde merkuitstraling.

r.o. 21 Eerste geïntimeerde is geen onderwijsinstelling, doch een commercieel reclamebureau en een commerciële vennootschap.

Het gelaakte gebruik van het teken "Responsible Young Drivers" kwalificeert om twee redenen als "gebruik in het economische verkeer"; (1) eerste geïntimeerde beoogt hiermee toekomstig personeel aan te trekken of minstens te identificeren en (2) het teken wordt gebruikt voor associatie met de diensten van appellante en om aldus bekendheid te verwerven bij studenten, de pers en potentiële klanten of, met andere woorden, als reclamemiddel. (...) Het nagestreefde voordeel, het verwerven van talent, staat buiten kijf.

Ook dit nagestreefde economisch voordeel, het associëren van eerste geïntimeerde en derhalve haar handelsactiviteiten met het imago en de diensten van appellante, geeft aanleiding tot de vaststelling dat er sprake is van gebruik van het teken in het economisch verkeer.

Tot slot stelt het hof vast dat, wanneer een commercieel reclamebureau een wedstrijd uitschrijft zoals dat in casu in concreto gebeurde, dit (tevens) gebeurt als een vorm van reclame die erop gericht is om rond de onderneming in kwestie goodwill te creëren. Ook de nagestreefde goodwill is een economisch voordeel.

32. Wat de afbreuk aan de overige functies van het merk betreft:
Daarenboven doet het gebruik van het teken door eerste geìntimeerde eveneens afbreuk aan de communicatie/ en investeringsfunctie van het merk. (...)

Nadat appellante te kennen had gegeven dat zij niet gediend was met dergelijk gebruik van een aan haar woordmerk identiek teken, verving eerste geïntimeerde dit teken tot ontzetting van appellante door "De Bende van de Nachtrijders". Door het aanvankelijk gebruik van het teken "Responsible Young Drivers", werd de vervangnaam "de Bende van de Nachtrijders" hiermee echter onvermijdelijk geassocieerd door de deelnemers van de wedstrijd en de vakpers. Dit doet afbreuk aan de door appellante beoogde merkuitstraling. Uit de inzendingen van de studenten, waaronder de winnende inzending, blijkt bovendien dat de studenten de opdracht zo hebben opgevat dat zij vrijwilligers diende te werven voor het naar huis rijden van dronken chauffeurs, hetgeen niet strookt met de communicatiestrategie van appellante.

33. het hof besluit dat eerste geïntimeerde niet enkel de herkomstfunctie, maar ook de communicatie- en investeringsfunctie van het merk van appellante heeft geschaad.

RB 1291

Jaarplan 2012 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

Jaarplan 2012 van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), Bijlage bij kamerstuk 32 262, nr. 8.

Het jaarplan van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is opgebouwd uit twee delen. Hoofdstuk 1 beschrijft de missie, taken en de visie van de NVWA op de toekomst van handhaving. Daaruit zijn de belangrijkste resultaten voor de vernieuwing van de handhaving in 2012 gedestilleerd. Hoofdstuk 2 beschrijft de belangrijkste handhavingsresultaten die de NVWA in 2012 wil bereiken in de diverse domeinen.

Uitgebreide inhoudsopgave:

De ontwikkeling van handhaving 2012 - 2016
1.1 De missie en taken
1.2 De kaders in ontwikkeling
1.3 De visie
1.4 De ontwikkeling van de visie
1.4.1 Risicogericht
1.4.2 Kennisgedreven
1.4.3 Samenwerkend
1.4.4 Beïnvloedend
1.5 De samenvatting – Op weg naar ‘De staat van..’
De resultaten van handhaving in 2012

2.1 Inleiding
2.2 Veiligheid in de voedselketen
2.2.1 Vleesketen en Voedselveiligheid
2.2.2 Visketen
2.2.3 Industriële productie
2.2.4 Dierlijke bijproducten
2.2.5 Diervoeders
2.2.6 Bijzondere eet- en drinkwaren, inclusief claims
2.2.7 Horeca en ambachtelijke productie
2.2.8 Pathogene micro-organismen en alimentaire zoönosen
2.3 Productveiligheid
2.4 Diergezondheid
2.4.1 Diergezondheid (Bestrijding en afhandeling van verdenkingen dierziekten
& non-alimentaire zoönosen)
2.4.2 Levende dieren (Preventie, I&R en exportcertificeringen)
2.4.3 Levende dieren en diergezondheid (I&R)
2.4.4 Diergeneesmiddelen
2.5 Dierenwelzijn
2.5.1 Dierenwelzijn
2.5.2 Dierproeven
2.6 Plantgezondheid
2.6.1 Gewasbescherming
2.6.2 Fytosanitair
2.6.3 Meststoffen
2.7 Natuur
2.8 Export
2.9 Import
2.10 Alcohol en tabak
2.11 Uitvoeringstaken
2.11.1 Europese subsidieregelingen, inclusief nacontroles
2.11.2 Cross Compliance
2.11.3 Grondgebonden subsidies
2.12 Inlichtingen en opsporing
2.13 Risicobeoordeling en onderzoeksprogrammering
2.14 Internationale projecten

RB 1290

Veiligscan

Vz toewijzing RCC 18 januari 2012, dossiernr. 2011/01246 (Veiligscan / Angst aanjagen veiligheid in de buurt reclame appelleert aan gevoelens van angst over veiligheid in buurt)

Angstgevoelens. Subjectieve beoordeling. Meegedeeld wordt dat men, door een postcode te sms’en naar 3040, bij Veiligscan de ‘status van veiligheid van die buurt’ kan opvragen, waarna in maximaal 3 sms’jes informatie wordt verstrekt over inbraken, branden, geweldsmisdrijven, opmerkelijke zaken zoals zedendelicten en wapenbezit, en een recente misdaadmelding in die buurt. Verschillende gebruikers van Veiligscan vertellen hun ervaringen daarmee.

De voorzitter vat de klacht aldus op dat klager de uiting in strijd acht met artikel 6 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat reclame niet zonder te rechtvaardigen redenen mag appelleren aan gevoelens van angst. Bij de beoordeling van de vraag of een reclame-uiting onnodig appelleert aan angstgevoelens stelt de voorzitter zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter hiervan. Met inachtneming van deze terughoudendheid is de voorzitter van oordeel dat in de onderhavige uiting de grens van het toelaatbare niet is overschreden. De uiting heeft betrekking op een dienst waarmee via sms gegevens over bijvoorbeeld auto- en woninginbraken, geweldsdelicten en branden in een bepaalde buurt (postcode) kunnen worden opgevraagd. De wijze waarop in de bestreden uiting voor deze dienst aandacht wordt gevraagd, is naar het oordeel van de voorzitter niet ontoelaatbaar.