RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Misleidende en vergelijkende reclame  

RB 1615

Voor legaal downloaden moet doorgaans worden betaald

Vz RCC 28 januari 2013, dossiernr. 2012-01139-(I) (downloaden op: thevoiceofholland.com)

Het betreft de mededeling “de volledige versie van alle liedjes zijn te downloaden op: thevoiceofholland.com”, die tijdens het televisieprogramma “The Voice Of Holland” in beeld verschijnt. Klager acht de uiting misleidend omdat op de banner niet wordt vermeld dat je voor het downloaden van de liedjes moet betalen. Dit blijkt pas bij het bezoeken van de website.

Het betreft volgens de voorzitter een zuiver feitelijke mededeling omtrent de beschikbaarheid van de volledige versie van de liedjes die tijdens het programma te horen zijn. De gemiddelde consument is bekend met het feit dat voor het legaal downloaden van muziek doorgaans moet worden betaald. Nu de mededeling geen suggestie bevat waaruit zou blijken dat de liedjes gratis zijn, kan de uiting niet als misleidend worden beoordeeld. De voorzitter wijst de klacht af.

De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal afwijzen. Hij overweegt daartoe het volgende. Het betreft een zuiver feitelijke mededeling omtrent de beschikbaarheid van de volledige versie van de liedjes die tijdens het programma te horen zijn. Naar het oordeel van de voorzitter is de gemiddelde consument bekend met het feit dat voor het legaal downloaden van muziek doorgaans moet worden betaald. Nu de mededeling geen suggestie bevat waaruit zou blijken dat de liedjes gratis zijn, kan de uiting niet als misleidend worden beoordeeld.

RB 1610

Antwoorden kamervragen over misleidende reclame voor kansspelen

Antwoord op vragen van het lid Mei Li Vos over misleidende reclame voor kansspelen, Aanhangsel Handelingen II, 2012/13, nr. 1140.

3 en 4. Voldoet de reclame-uiting van de Vriendenloterij en de daarbij behorende kraskaart aan de bepalingen uit het derde lid van artikel 4a  en voldoet de genoemde reclame-uiting aan de bepalingen uit het lid 4 van artikel 4a, in het bijzonder dat reclame misleidend wordt geacht als de indruk wordt gewekt dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen of als de indruk wordt gewekt dat de consument door het verrichten van een bepaalde handeling een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen terwijl daarop slechts een kans bestaat?

De Wet op de kansspelen (Wok) vereist dat wervings- en reclameactiviteiten van kansspelaanbieders op zorgvuldige en evenwichtige wijze worden vormgegeven. De kansspelautoriteit (ksa) houdt toezicht op de naleving van de Wok. Desgevraagd laat de kansspelautoriteit mij weten geen mededeling te doen over individuele zaken, behalve wanneer bijvoorbeeld sprake is van een openbaar sanctiebesluit. De ksa heeft mij daarnaast laten weten voornemens te zijn met alle vergunninghouders in gesprek te gaan over de wijze van reclame-uitingen in het licht van artikel 4a van de Wok.

7. Deelt u de mening dat, aangezien het vijfde lid van artikel 4a slechts de mogelijkheid en niet de plicht tot nadere uitwerking van de wettelijke regels ten aanzien van gokreclame biedt, het uitblijven van die uitwerking de handhaving van de wet niet in de weg mag staan? Zo nee, waarom niet? Wanneer treedt het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in werking?

Ik deel de mening dat wetgeving te allen tijde gehandhaafd dient te worden. Het Ontwerpbesluit Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is ter advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State gezonden. De beoogde datum van inwerkingtreding van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is 1 juli 2013. Gezien de bijzondere risico’s die aan kansspelen zijn verbonden acht ik het van groot belang dat moet worden voorkomen dat met wervings- en reclame activiteiten de algemene deelneming aan kansspelen wordt gestimuleerd of, in het bijzonder, dat wordt aangezet tot onmatige deelneming.

 

RB 1607

Misleidende informatie bij productaankoop leidingssysteem

Rechtbank Arnhem 12 december 2012, LJN BZ0957 (Stichting Vivantes Zorggroep tegen Nathan Import/Export B.V. en Uponor GmbH)
Onrechtmatige daad. Misleidende informatie bij productaankoop. Productaansprakelijkheid leidingssysteem na verhoging werktemperatuur in verband met legionell. 6:162 BW en 6:194 BW.

Vivantes exploiteert woonzorgcentra en heeft van Nathan Unipipe systeem afgenomen en laten installeren. Het leidingsysteem is van toepassing voor het transport van koud en verwarmd drinkwater met een bedrijfstemperatuur van maximaal 70 oC en een toelaatbare werkdruk van maximaal 8,0 bar.

De beslissing om de temperatuur te verhogen, op het moment dat de legionellaproblematiek zich voordeed en Vivantes besloot tot verhoging van de aanvangstemperatuur, (mede) is gebaseerd op de mededeling dat de buizen een constante werktemperatuur van maximaal 95o C konden hebben. Vast staat dat gedaagden Vivantes op 21 oktober 2005 hebben gewaarschuwd dat de temperatuur niet moest worden verhoogd boven de 70o C en dat de legionellaproblematiek moest worden ondervangen door een adequate inregeling van het systeem.

Vivantes stelt dat gedaagde onjuiste informatie hebben verstrekt over de producteigenschappen van de Unipipe-buizen.

Zij stelt dat zij, afgaande op de door Nathan en/of Uponor verstrekte informatie, de buizen heeft doen toepassen. De toegepaste druk- en temperaturen vallen ruimschoots binnen de specificaties, maar desondanks zijn de buizen daar niet tegen bestand gebleken, als gevolg waarvan Vivantes schade heeft geleden.

Nathan en Uponor betwisten de vordering gemotiveerd. Hun stellingname komt kort samengevat op het volgende neer. Zij betwisten dat de reclamefolder misleidende mededelingen bevat, dat de keuze van Vivantes op basis van die folder op de Unipipe buizen is gevallen en dat de Unipipe buizen niet geschikt zouden zijn. Zij voeren verder aan dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW. Zij betwisten de hoogte van de schade.

Uit de feiten blijkt dat er onvoldoende grond is om causaal verband aan te nemen tussen de mededeling in de folder en de beslissing tot aanschaf van deze buizen over te gaan. Het is onduidelijk gebleven hoe dit beslissingsproces zich heeft voltrokken en welke installateurs dan wel onderhoudsbedrijven daarbij betrokken zijn geweest. Vivantes heeft ook niet gesteld dat er door de installateurs is gekeken naar de maximale constante werktemperatuur van de buizen. De vorderingen worden afgewezen.

4.3.  Allereerst moet worden beslist over de vraag of de folder van gedaagden misleidend is in de zin van artikel 6:194 BW. Gedaagden hebben gesteld dat de buizen, anders dan in de folder wordt voorgespiegeld niet een maximale constante werktemperatuur van 95o C kunnen verdragen. Gedaagden hebben aangevoerd dat deze informatie niet misleidend is. Volgens hen is in verwarmingsinstallaties de temperatuur van 95o C geen enkel probleem. Ter comparitie is dat aldus toegelicht, dat het water in een verwarmingsinstallatie niet constant op die temperatuur zal zijn, dat een verwarmingsinstallatie niet constant in gebruik is, en dat het een gesloten systeem betreft met zuurstofarm en dus minder belastend water. Volgens gedaagden zien de aangegeven maximale specificaties niet op toepassing in drinkwaterleidinginstallaties en zeker niet in een ringleiding. Dat was ten tijde van de uitgave van de folder voor elke vakspecialist duidelijk, zo stellen gedaagden. Het standaard drinkwaterbereik dat in de gehele installatiebranche werd toegepast was namelijk een maximale werktemperatuur van 70o C. Daarmee waren professionele installateurs bekend. De folder richt zich uitdrukkelijk tot de professionele installateur.

4.4.  Gedaagden worden hierin niet gevolgd. De rechtbank wil, desnoods veronderstellenderwijs, wel aannemen dat het op het moment van uitgave van de folder niet normaal was om een werktemperatuur voor drinkwaterinstallaties te hanteren die hoger was dan 70o C. De redenen daarvoor waren, zo begrijpt de rechtbank, dat er bij hogere temperaturen risico’s bestaan op verbranding bij de gebruiker, opwarming van schachten en plafonds en daarmee van de koudwaterleidingen, gevaar van kalkafzetting en milieu-overwegingen. Uit het enkele feit dat het om deze redenen, die buiten de technische specificaties van de Unipipe buizen lagen, niet gebruikelijk was om hogere temperaturen te hanteren dan 70o C, kan echter niet worden afgeleid dat de professionele installateur, dan wel andere gebruikers van de folder, behoorden te begrijpen dat de Unipipe buizen geen hogere temperatuur dan 70o C zouden kunnen weerstaan bij toepassing in een ringleiding van een drinkwaterinstallatie. In de folder worden de specificaties immers zonder enige terughoudendheid vermeld. Daarbij staat er in die folder, in deels vetgedrukte letters: “Unicor biedt de professionele installateur de nieuwe meerlagenbuis aan: één buis voor alle toepassingen, of het om sanitair, radiatoraansluitingen of vloerverwarming gaat.” Enkele pagina’s verderop: “Eén systeem voor alle toepassingen. Belastbaarheid Max constante werktemperatuur 95o C. Max. kortstondige werktemperatuur 110o C. (…).” Op die pagina is ook een verouderingsdiagram weergegeven, waaruit lijkt te volgen dat de pijpen zeker 50 jaar mee kunnen. Dat wordt enkele pagina’s verder ook bevestigd met de tekst: “Duurzaamheidstesten worden uitgevoerd om de levensduur van de UNIPIPE te garanderen. Deze testen geven de garantie dat er na 50 jaar nog voldoende zekerheid is voor het probleemloos functioneren.” Hiermee wordt zonder meer de indruk gewekt dat de buis, in welke toepassing dan ook, een maximale constante werktemperatuur kan hebben van 95o C, te meer daar ook een maximale kortstondige werktemperatuur wordt vermeld van maar liefst 110o C.

4.5.  De enige ‘slag om de arm’ is de opmerking, naast het verouderingsdiagram: “De technische goedkeuringen hangen af van de staat van ontwikkeling en test. Gedetailleerde info van verschillende instituten zijn op aanvraag verkrijgbaar.”. Dat is echter niet voldoende duidelijk. Met name behoefde de gebruiker, ook de professionele gebruiker, daaruit niet te begrijpen dat de elders in de folder vermelde maximale constante werktemperatuur niet voor alle toepassingen zou opgaan. Daar komt nog het volgende bij. Tussen partijen staat wel vast dat in Nederland het Kiwa het instituut is dat dergelijke goedkeuringen verstrekt. Uit het Kiwa-certificaat van 1 januari 1998 blijkt dat de Unipipe buizen voor toepassing in leidingsystemen voor koud en warm drinkwater zijn goedgekeurd met de volgende opmerking: “Toepassing en gebruik: het leidingsysteem is van toepassing voor het transport van koud en verwarmd drinkwater met een bedrijfstemperatuur van maximaal 70o C en een toelaatbare werkdruk van maximaal 8,0 bar.” Daaruit kan worden afgeleid dat Kiwa het systeem heeft goedgekeurd voor een bedrijfstemperatuur van maximaal 70o C. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat het systeem ongeschikt zou zijn voor een temperatuur van meer dan 70o C. Indien juist zou zijn, zoals gedaagden stellen, dat het destijds niet gebruikelijk was om drinkwaterinstallaties te ontwerpen voor temperaturen hoger dan 70o C, kan uit het certificaat niet anders worden afgeleid dan dat het niet is onderzocht door Kiwa. Dan blijft overeind dat Unipipe op basis van eigen onderzoeken in haar folder zonder verdere slag om de arm heeft aangegeven dat een maximale constante werktemperatuur van 95o C mogelijk is. De rechtbank is al met al op grond van het voorgaande van oordeel dat die folder op dit punt misleidend is in de zin van artikel 6:194 sub a BW.

4.6.  Dat betekent dat er in beginsel sprake is van een onrechtmatige daad, die aan gedaagden moet worden toegerekend.

4.9.  Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank met gedaagden van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat Vivantes haar keuze van de Unipipe-buizen (mede) heeft gebaseerd op de mededeling dat de buizen een constante werktemperatuur van maximaal 95o C konden verdragen. Vivantes werd destijds, bij ontwerp en bouw van de verzorgingstehuizen, bijgestaan door tal van professionele adviseurs.

4.10.  Dan rijst de vraag of de beslissing om de temperatuur te verhogen, op het moment dat de legionellaproblematiek zich voordeed en Vivantes besloot tot verhoging van de aanvangstemperatuur, (mede) is gebaseerd op de mededeling dat de buizen een constante werktemperatuur van maximaal 95o C konden hebben. Vast staat dat gedaagden Vivantes op 21 oktober 2005 hebben gewaarschuwd dat de temperatuur niet moest worden verhoogd boven de 70o C en dat de legionellaproblematiek moest worden ondervangen door een adequate inregeling van het systeem. In dat licht is de beslissing – in 2006 – om de temperaturen desondanks te verhogen niet het gevolg van de mededelingen in de folder, aangezien Vivantes en haar bouwkundige partners door de bespreking van 21 oktober 2005 al bekend waren met het feit dat volgens gedaagden de aanvoertemperatuur niet boven de 70o C moest worden ingesteld.

Over de periode tot 21 oktober 2005 wordt het volgende overwogen. Daarover heeft Vivantes gesteld dat de folder in de revisiedocumentatie zat en dat de installateurs daar kennis van hebben kunnen nemen. Hoewel dit uitdrukkelijk op de comparitie en tijdens het pleidooi ter sprake is gekomen, heeft Vivantes echter geen concrete omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat deze mededeling bij de beslissing om de temperatuur te verhogen een rol heeft gespeeld. Het is onduidelijk gebleven hoe dit beslissingsproces zich heeft voltrokken en welke installateurs dan wel onderhoudsbedrijven daarbij betrokken zijn geweest. Uit hetgeen zij in dat verband naar voren heeft gebracht, of juist niet naar voren heeft gebracht, kan niet worden afgeleid dat de betreffende installateurs de folder of de daarin gedane mededelingen hebben betrokken bij hun beoordeling en advisering omtrent de belastbaarheid van het systeem bij temperaturen van hoger dan 70o C. Zij heeft ook niet gesteld dat er door de installateurs is gekeken naar de maximale constante werktemperatuur van de buizen. Anders dan Vivantes stelt, ligt de stelplicht daaromtrent bij haar. Hierop stuiten de vorderingen af.

RB 1606

Alleen korting bij drie grote koffieverpakkingen

RCC 23 januari 2013, dossiernr. 2012/01111 (korting op de Winter Efteling Douwe Egberts)

Misleiding. Kortingsactie. Voorwaarden. Beperking.

Het betreft de besteden reclame-uiting: “Nu 8 euro korting op de Winter Efteling bij drie pakken Douwe Egberts koffie”. Onderin beeld verschijnt de mededeling “3 actieverpakkingen Douwe Egberts Aroma Rood 500 gram filterkoffie”. De klacht richt zich op het feit dat de commercial de indruk wekt dat bij drie pakken koffie 8 euro korting wordt gegeven. De tekst onder de getoonde pakken koffie verschijnt zo kort in beeld, dat deze niet goed leesbaar is. Volgens klager is er sprake van misleiding.

Vast is komen te staan dat de aanbieding in de commercial van “nu 8 euro korting op drie pakken Douwe Egberts koffie” - voor welke korting zes spaarzegels nodig zijn - alleen geldt voor de 500-gramsverpakkingen Douwe Egberts Aroma Rood filterkoffie, waarop twee spaarzegels zitten, en niet voor de kleinere koffieverpakkingen, die elk slechts één zegel bevatten. Naar het oordeel van de Commissie wordt in de televisiecommercial onvoldoende duidelijk gemaakt dat de aanbieding alleen betrekking heeft op drie grote koffieverpakkingen. De in beeld verschenen tekst is gezien de duur zo kort dat de daaruit af te leiden beperking de gemiddelde kijker gemakkelijk kan ontgaan.

De Commissie doet een aanbeveling op grond van de aanhef en onder c van artikel 8.3 NRC en artikel 7 NRC.

Vast is komen te staan dat de aanbieding in de commercial van “nu 8 euro korting op drie pakken Douwe Egberts koffie” - voor welke korting zes spaarzegels nodig zijn - alleen geldt voor de 500-gramsverpakkingen Douwe Egberts Aroma Rood filterkoffie, waarop twee spaarzegels zitten, en niet voor de kleinere koffieverpakkingen, die elk slechts één zegel bevatten. Naar het oordeel van de Commissie wordt in de televisiecommercial onvoldoende duidelijk gemaakt dat de aanbieding alleen betrekking heeft op drie grote koffieverpakkingen. Weliswaar wordt tijdens het uitspreken van de tekst “nu 8 euro korting op drie pakken Douwe Egberts koffie” onder in beeld de mededeling “3 actieverpakkingen Douwe Egberts Aroma Rood 500 gram filterkoffie” getoond, maar de duur dat deze tekst in beeld staat is zo kort dat de daaruit af te leiden beperking van het aanbod - mede gelet op de lengte van de mededeling - de gemiddelde kijker gemakkelijk kan ontgaan.

 Gelet op het voorgaande is sprake van het op een onduidelijke wijze verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 NRC. Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De kort in beeld verschijnende verwijzing naar de actievoorwaarden op adverteerders website neemt het misleidende karakter van de commercial niet weg.

 

RB 1598

Reinigende werking 'Berry Blaster' niet misleidend

CvB 12 juli 2012, Dossiernr. 2012/00073 (Berry Blaster)

Het betreft een reclame-uiting in een advertentie in de Volkskrant waarin onder de aanhef ‘SCHONE LEVER, LEKKER LEVEN!’ de “Berry Blaster" wordt aangeprezen. Klacht richt zich op het bewijs van de werkzaamheid van het product.

Er wordt verwezen naar dossier 06.0350 betreffende een eerdere klacht. In 2006 maakte klaagster bezwaar tegen reclame voor hetzelfde product. In die periode heeft de Keuringsraad KOAG/KAG een advertentie voor Berry Blaster beoordeeld en daarbij de mededeling “ondersteunt de reinigende werking van de lever” toegelaten (toelatingsnummer 1184.1007.1091). De Commissie acht de klacht van klaagsters (dossiernr. 06.0350) tegen de advertentie voor Berry Blaster gegrond.

De bestreden reclame-uitingen gaan gepaard met onjuiste informatie omtrent de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De commissie acht de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Het college van Beroep [beslissing 12 juli 2012]
Kern van de inleidende klacht is dat Berry Blaster niet de werking heeft die daaraan in de gewraakte reclame-uitingen wordt toegeschreven, voor zover het betreft het reinigen van (het lichaam door) de lever. In beroep is uitsluitend de vraag aan de orde of de Commissie terecht heeft geoordeeld dat de werking van Berry Blaster onvoldoende is onderbouwd.

Vaststaat dat Berry Blaster 100 mg choline per dagdosering bevat. Met betrekking tot choline is, voor zover relevant en voor een minimale dosering van 82,5 mg per dag, de volgende claim vermeld op de lijst met toegestane gezondheidsclaims: “Choline draagt bij tot de instandhouding van de normale leverfunctie”. Zoals hiervoor onder 4.3 vermeld acht de  KOAG/KAG als alternatieve voorbeeldbewoordingen toelaatbaar: “ondersteunt de reinigende werking door de lever” of “reinigen van het lichaam door de lever”. Het College onderschrijft het oordeel van de Keuringsraad dat deze omschrijvingen in voldoende mate onder de reikwijdte van de toegestane claimbewoordingen vallen.

Op grond van het voorgaande dient het toelaatbaar te worden geacht dat Amiset in reclame-uitingen voor Berry Blaster claimt dat dit product de reinigende werking van de lever ondersteunt dan wel in verband met dat product verwijst naar het reinigen van het lichaam. Aangenomen moet worden dat Berry Blaster deze werking heeft. Van misleiding is in dat opzicht geen sprake. Het college vernietigt de beslissing en wijst de klacht alsnog af.

RB 1597

Met het oog op inwoners van Nederland die de Franse taal begrijpen

Hof Den Haag 29 januari 2013, zaaknummer 200.101.128/01 (Wilkinson tegen Gillette)

Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Robbert Sjoerdsma, De Brauw Blackstone Westbroek.

Beroep na IEF 10712 (De beste scheerbeurt). Reclamerecht. Merkenrecht. Ongeoorloofde vergelijkende reclame en (dus) merkinbreuk. Territoriale reikwijdte: gemeenschapswijd verbod, uitbreiding verbod in Nederland met Franstalige claim, met het oog op inwoners van Nederland die de Franse taal begrijpen. Omvang proceskostenveroordeling.

Zowel Gillette (MACH en MACH3) als Wilkinson (HYDRO3 en HYDRO 5) zijn producenten van scheersystemen voor natscheren. Wilkinson gebruikt de tekst "scheert BETER dan MACH 3" en "de BESTE SCHEERBEURT voor je HUID" op haar producten [zie afbeelding].

Internationale bevoegdheid/litispendentie
Het hof ziet geen reden om zijn oordeel aan te houden tot in de in Duitsland en Spanje aanhangige procedures uitspraak is gedaan. Beroep op artikel 27 EEX faalt, omdat deze procedures niet tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp worden gevoerd.

Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de vergelijkende reclame en wijst de merkenrechtelijke grief tevens af, nu Wilkinson niet anders heeft weersproken dan met de stelling dat er sprake is van geoorloofde reclame.

Reikwijdte van de verboden
Wilkinson betoogt dat het verbod, inbreuk te maken op de Gemeenschapsmerkrechten van Gillette, beperkt dient te worden tot Nederland. Nu de merkinbreuk uitsluitend berust op het oordeel over de vergelijkende reclame en zich de uitzonderingssituatie van DHL/Chronopost voordoet dat de inbreuk is beperkt tot één lidstaat. Gillette betoogt dat het verbod gebaseerd op onrechtmatige daad betrekking heeft op de Claim in welke taal dan ook.

Gillette heeft slechts voor de Benelux-landen aannemelijk gemaakt dat er een onrechtmatige daad plaatsvindt of dreigt te vinden. Het hof heeft geen reden te veronderstellen dat de implementatie van de Richtlijn in België en Luxemburg afwijkt van het bepaalde in artikel 4 van de Richtlijn. Derhalve dient tot uitgangspunt dat ook naar het recht van België en Luxemburg sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame, zodat het verbod mede voor die landen wordt opgelegd.

Wat betreft het merkenrechtelijk verbod
De vaststelling van een inbreuk in een EU-lidstaat brengt volgens de GMV mee dat in beginsel een verbod voor de gehele Europese Unie dient te worden opgelegd. De omstandigheid dat een concern ervoor kiest de distributie per land door een andere rechtspersoon te laten plaatsvinden kan er dan niet toe leiden dat ook een verbod slechts per land zou kunnen worden opgelegd.

Niet valt uit te sluiten dat Gillette (met het oog op inwoners van Nederland die de Franse taal begrijpen) ook een belang heeft bij een verbod op gebruik van de Claim in de Franse taal in Nederland en het tegendeel niet is gesteld of gebleken. Het verbod wordt uitgebreid zodat ook de Franstalige Claim in Nederland verboden is.

Proceskosten merkenrecht/vergelijkende reclame
Wilkinson bepleit dat artikel 1019h Rv slechts voor 5% ziet op de merkinbreuk. Het hof is van oordeel dat, nu Gillette haar vorderingen, ook voor zover zij stelt dat geen sprake is van geoorloofde vergelijkende reclame, grondt op haar merkrechten, terwijl omgekeerd de uitkomst van de beoordeling van de vraag of de vergelijkende reclame geoorloofd is bepalend is voor de uitkomst van het merkenrechtelijke geschil, alle proceskosten kunnen worden beschouwd als gemaakt ter handhaving van de merkrechten van Gillette en daarmee voor vergoeding op de voet van artikel 1019h Rv.

Vergelijkende reclame
16. Uit het voorgaande volgt dat het hof, evenals de voorzieningenrechter, voorshands van oordeel is dat de Claim niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel6:194a, lid 2, onder c BW, zodat Wilkinson daartegen in haar grief 2 tevergeefs opkomt. Dit betekent dat in het midden kan blijven of de Claim juist is. Grief 3 kan derhalve niet tot vernietiging leiden. Daarmee faalt ook grief 4, gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame.

Merkinbreuk
17. Nu Wilkinson de gestelde merkinbreuk niet anders heeft weersproken dan met de stelling dat sprake is van geoorloofde vergelijkende reclame, en deze stelling wordt verworpen, staat (voorshands) vast dat Wilkinson met de Claim inbreuk maakt op de merkrechten van Gillette. Ook grief 5 faalt derhalve.

26. (...) Het hof is van oordeel dat Gillette daarin slechts is geslaagd ten aanzien van Wilkinson Sword voor wat betreft de landen van de Benelux. Gillette heeft wel gesteld, maar, gelet op de betwisting door Wilkinson, onvoldoende gemotiveerd dat wat betreft Frankrijk sprake is van een concrete dreiging tot gebruik van de Claim. Wat betreft de overige landen van de Europese Unie beeft Gillette niet gesteld dat sprake is van een ( op dit moment) concrete dreiging van gebruik van de Claim (in de Nederlandse en Franse taal). Nu Energizer het product alleen in Nederland distribueert, dient het verbod jegens baar slechts voor Nederland te worden toegewezen. Jegens Wilkinson Sword, die de verpakkingen (in elk geval) ook voor de andere Benelux-Ianden produceert, dient het verbod tevens te worden toegewezen voor Belgi! en Luxemburg. In dat verband is nog het volgende van belang. De regeling betreffende vergelijkende reclame is geharmoniseerd in de Richtlijn. De voorwaarden waaronder vergelijkende reclame is toegestaan zijn, wat betreft de vergelijking, neergelegd in artikel 4 onder c van de Richtlijn. In zoverre is sprake van maximum-harmonisatie. Zoals uit het voorgaande blijkt, is het hof van oordeel dat niet aan die voorwaarden is voldaan. Het hof beeft geen reden te veronderstellen dat de implementatie van de Richtlijn in België en Luxemburg afwijkt van het bepaalde in artikel 4 van de Richtlijn. Dat is door partijen ook niet gesteld. Derhalve dient tot uitgangspunt dat ook naar het recht van België en Luxemburg sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame, zodat het verbod mede voor die landen kan worden opgelegd In zoverre slaagt (dit onderdeel van) grief A van Gillette.

Verboden
28. (...) Er is geen reden in dit verband onderscheid te maken tussen Energizer en Wilkinson Sword. De vaststelling van een inbreuk in een EU-lidstaat brengt volgens de GMV mee dat in beginsel een verbod voor de gehele Europese Unie dient te worden opgelegd. De omstandigheid dat een concern ervoor kiest de distributie per land door een andere rechtspersoon te laten plaats vinden kan er dan niet toe leiden dat ook een verbod slechts per land zou kunnen worden opgelegd. Gelet op het voorgaande faalt grief 7 van Wilkinson .

29. (...) Nu i) de Claim die de inzet vormt van dit geding in de Nederlandse en de Franse taal is gesteld, terwijl ii) de HYDRO 3-producten met daarop de Nederlands/Franse Claim ook in België en Luxemburg worden verhandeld, ziet het hof aanleiding de verboden uit te breiden met het gebruik van (de merken van Gillette in) de Franstalige Claim. Het hof zal deze uitbreiding, ook wat betreft het op onrechtmatige daad gebaseerde verbod, mede op Nederland betrekken, omdat niet valt uit te sluiten dat Gillette (met het oog op inwoners van Nederland die de Franse taal begrijpen) ook een belang beeft bij een verbod op gebruik van de Claim in de Franse taal in Nederland en het tegendeel niet is gesteld of gebleken. Dit onderdeel van grief A van Gillette slaagt derhalve gedeeltelijk.

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT ("Scheert beter dan mach 3" blijft verboden mede wegens verpakking)
DVAN (Vergelijkende reclame: Scheert Wilkinson HYDRO 3 beter dan Gillette MACH 3?)
SOLV (Scheert beter dan mach 3)

RB 1593

Dat het om een alternatief product van een concurrent gaat

Rechtbank Den Haag 23 januari 2013, zaaknummer C/09/416090 / HA ZA 12-423 (SEB c.s. tegen Philips c.s.)

Merkenrecht: vordering afgewezen. Adwords. Reclamerecht: toegewezen met rectificatie.

Téfal is houdster van enkele Benelux merkrechten. SEB is producent en houdster van Gemeenschapswoordmerk ActiFry. SEBs ActiFry is de eerste friteuse op basis van heteluchttechniek waarbij pulserende en circulerende hete lucht in combinatie met een pendelarm ertoe leidt dat slechts een kleine hoeveelheid olie nodig is voor het frituren van – onder meer – frites. Philips c.s. produceren de Airfryer-friteuse en biedt deze sinds september 2010 aan. Zij gebruikt in haar reclame keyword advertising via Google Adwords met de woorden "Tefal ActiFry" en "ActiFry friteuse".

SEB vordert een verklaring voor recht dat de uitingen onjuist en misleidend zijn en daarmee onrechtmatig zijn, omdat wordt gesteld dat de Airfryer frites zonder olie kan bereiden, de bereidingstijd 12 minuten bedraagt en dat tweederde van de consumenten voorkeur geeft aan de knapperige frites uit de Airfryer. Tevens wordt ook merkinbreuk gevorderd in de Adwords-campagne. De Adwords-advertentiecampagne is beëindigd in juli 2011. De toelaatbaarheid van het gebruik van de tekens moet worden beoordeeld aan de hand van HvJ EU Google France; BergSpechte; Portakabin en Interflora).

Er is geen sprake van inbreuk ex 2.20 lid 1 sub a, sub b noch c BVIE. Een normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker is in staat te bepalen dat de advertentie(s) van Philips c.s. die verschenen bij de trefwoorden "Tefal" en "Actifry" gaan over een alternatief product van een concurrent van SEB c.s..

Misleidende reclame
De gewone consument is een man of vrouw in Nederland die een Airfryer overweegt aan te schaffen voor gebruik in een huishoudelijke omgeving, die is geïnteresseerd in gezondere voeding en gezien de prijs gaat het hier niet om een impulsartikel. In beginsel kunnen het gebruik van olie, de bereidingstijd van frites en de voorkeur van andere consumenten voor deze consument van invloed zijn op zijn economisch gedrag.

Een verklaring voor recht dat de genoemde uitingen onjuist en misleidend zijn wordt gegeven. Er wordt een terugroepactie van de producten en uitingen bevolen. Video´s, teksten en ander materiaal moet van websites worden gehaald en een rectificatie moet op de productpagina van de Philips Airfryer drie maanden duidelijk zichtbaar zijn. Op straffe van een dwangsom ad €10.000 per overtreding en voorts per dag. De proceskosten worden gecompenseerd.

4.14. Nader beschouwd blijkt uit haar onderbouwing dat de door SEB c.s. gestelde communicatiefunctie hetzelfde behelst als wat door haar ter onderbouwing van de door haar gestelde investeringsfunctie naar voren is gebracht. Het in het kader van de investeringsfunctie gestelde stuit, net zoals het in het kader van de communicatiefunctie gestelde, af op de hiervoor aangehaalde jurisprudentie van het Hof van Justitie, waaruit volgt dat het gestelde gebruik als zodanig onvoldoende grond oplevert om te kunnen concluderen dat deze functie van de merken zijn of worden aangetast. Indien door SEB c.s. met de communicatiefunctie wordt gedoeld op de reclamefunctie van haar merken, heeft te gelden dat gebruik van een Aword dat gelijk is aan een merk geen afbreuk kan doen aan de reclamefunctie van dat merk (Google, rov. 98). Voor zover SEB c.s. stelt dat de reputatie van haar merken in het geding is ten gevolge van de Adwords-campagne van Philips c.s., is onvoldoende onderbouwd gesteld dat de conclusie kan dragen, dat de aan de merken gelijke tekens die Philips c.s. in haar Adwords-campagne heeft gebruikt op zodanige wijze aan de zintuigen van het publiek appelleren, dat de aantrekkelijkheid van deze merken of van de onder de merken door SEB c.s. aangeboden waren is verminderd (zie voor deze maatstaf HvJ 19 juni 2009, C-487/07, L’Oreal/Bellure).

4.15. (...) Waar hiervoor reeds is aangenomen dat het voor de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende consument niet onmogelijk of moeilijk is om te weten of de waren waar de advertenties betrekking op hebben, afkomstig zijn van SEB c.s. of van een economisch met SEB c.s. verbonden onderneming, dan wel, integendeel, van een derde i.c. Philips c.s., kan niet zonder meer worden aangenomen dat gevaar voor verwarring bestaat.

 

4.18. Zoals hiervoor reeds is overwogen, wordt ervan uitgegaan dat een normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker op grond van de advertentie(s) van Philips c.s. die verscheen/verschenen bij het zoeken op de trefwoorden “Tefal” en “Actifry”, in staat was te bepalen dat het ging om een alternatief product van een concurrent van SEB c.s. Voorts is van belang dat is niet komen vast te staan dat sprake is van verwatering of afbreken van de reputatie van merken van SEB c.s. noch dat de overige functies van de merken van SEB c.s. zijn aangetast. Daarbij is gesteld noch gebleken dat de door Philips c.s. door middel van de desbetreffende advertenties aangeboden Airfryer een imitatie is van de ActiFry van SEB c.s. Gelet op het voorgaande, is de conclusie dat voor het gebruik van de tekens “Tefal” en “ActiFry” een geldige reden aanwezig is in de zin van de artikelen 2.20 lid 1 sub c BVIE en 9 lid 1 sub c GMVo en dat het voordeel daarmee niet als ongerechtvaardigd kan worden gekenmerkt. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het gebruik door Philips c.s. van de tekens “Tefal” en “ActiFry” als zoektermen in een Adwords-advertentiecampagne in de gegeven omstandigheden (te weten: wanneer daardoor advertenties verschijnen als hiervoor onder 2.9 aangehaald), geen merkinbreuk oplevert.

 

Ad a: Misleiding ten aanzien van het gebruik van olie
4.31. Dat bereiding van frites en snacks met een heteluchtfriteuse zoals de Airfryer leidt tot een resultaat dat (veel) minder vet bevat dan wanneer de frites en snacks worden bereid met een klassieke friteuse (waarin het voedsel wordt ondergedompeld in de olie), rechtvaardigt nog niet dat het met de Airfryer bereide resultaat wordt aangeprezen als “zonder (de) olie”. Dat geldt eens te meer daar partijen hebben aangevoerd dat voor de desbetreffende consument minder vette voeding van belang is en hij geïnteresseerd is in een alternatief dat daarvoor kan zorgen. De verwachting is gerechtvaardigd dat voor die consument een resultaat “zonder (de) olie” interessanter is dan een resultaat met minder vet (zoals de ActiFry) en dat hij derhalve zijn economische gedrag daardoor laat beïnvloeden. Deze mededelingen zijn derhalve als misleidend aan te merken. Dat ook SEB c.s. in haar aanprijzing van de ActiFry zich van misleidende mededingen zou bedienen – zoals door Philips c.s. naar voren is gebracht – doet hieraan niet af. Gesteld noch gebleken is immers dat SEB c.s. zich ten aanzien van het “zonder (de) olie” van dezelfde mededelingen bedient of van mededelingen met eenzelfde strekking. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat de consument niet wordt misleid door desbetreffende mededelingen van Philips c.s. omdat bij de aanprijzing van de ActiFry dezelfde verwachtingen zouden worden gewekt.

 

Ad b: Misleiding ten aanzien van de bereidingstijd van frites

 

4.33. Een bereidingstijd van 12 minuten wordt volgens de handleiding van de Airfryer voorgeschreven als ondergrens voor de bereiding van de minimale hoeveelheid (300 gr) bevroren frites. De voorgeschreven opwarmtijd van 3 minuten is apart vermeld en geldt in geval de Airfryer koud is wanneer met de bereiding wordt begonnen. Dat bij de aanprijzing van een product ervoor wordt gekozen aandacht te vragen voor de eigenschappen van een product waarbij de prestaties van het product onder de meest gunstige condities worden weergegeven, is als zodanig zonder meer niet misleidend. Van de consument mag verwacht worden dat hij dat onderkent in reclame-uitingen. Het niet meenemen van de opwarmtijd en de voorbereidingstijd is op zich nog geen reden deze mededeling als misleidend aan te merken. Het gaat immers duidelijk om de bereidingstijd in de Airfryer en het is niet ongebruikelijk bereidingstijd apart van eventuele opwarmtijd en tijd gemoeid met voorbereidingen te vermelden.

 

Ad c: Misleiding ten aanzien van de voorkeur van consumenten

 

 

4.36. De rechtbank overweegt dat de desbetreffende mededeling zelf en de verwijzing naar een onderzoek waarop die mededeling steunt, met zich meebrengen dat de consument mag verwachten dat het onderzoek een accurate onderbouwing biedt voor de desbetreffende mededeling. Met SEB c.s. is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek onvoldoende duidelijkheid verschaft over de (bereiding van) de frites die aan de proefpersonen zijn voorgezet, zodat de vraag openblijft op grond waarvan de proefpersonen tot hun oordeel zijn gekomen. (...)

RB 1587

Gratis 6 maanden kijkplezier

Vz RCC 18 december 2012, Dossiernr. 2012/01022 (Televisie van XS4ALL)

“Gratis 6 maanden kijkplezier met Televisie van XS4ALL” wordt aangeprezen in een geadresseerde brief. Hiermee wordt beweerd dat er gratis 6 maanden televisie wordt aangeboden, terwijl men in de praktijk hiervoor moet betalen in de vorm van een abonnement. Uit de uiting blijkt niet, althans niet voldoende duidelijk, dat men hiervoor een abonnement dient af te sluiten voor kennelijk een jaar, waarbij men na 6 maanden een bedrag van €15,25 per maand betaalt.
 
Blijkens het voorgaande is sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De gemiddelde consument zou hierdoor ertoe gebracht kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1579

Dat profiel staat niet op de website

Vz. RCC 27 november 2012, dossiernr. 2012/00967 (XS4ALL internetsnelheid)

De bestreden reclame-uiting betreft de website xs4all.nl voor zover op die website een aanbieding voor een internetpakket stond met als omschrijving “Tot 8 Mb/s Download snelheid”. In de praktijk haalt klager nauwelijks de helft van de snelheid. Volgens adverteerder bedraagt de snelheid maximaal 6 Mb/s, maar uit een erkende speedtester blijkt dat dit 3,9 Mb/s is. Volgens adverteerder valt deze snelheid binnen het profiel van het abonnement. Dat profiel staat niet  op de website. Volgens klager is er sprake van misleiding.

De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende:

adverteerder geeft een specifieke invulling aan de woorden “Tot 8 Mb/s Download snelheid”.  Adverteerder had echter dienen te vermelden dat zij ook bij wezenlijk lagere snelheden voldoet aan de verplichtingen die voor haar als dienstverlener uit het aangeprezen abonnement volgen. Nu in de uiting, waarin sprake is van een uitnodiging tot aankoop, geen duidelijke invulling aan de woorden “Tot 8 Mb/s Download snelheid” wordt gegeven, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De voorzitter acht de gewraakte reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

De klacht
Klager verwachtte op grond van de reclame-uiting dat hij weliswaar niet altijd, maar toch in overwegende mate zou kunnen internetten met een download snelheid van 8 Mb/s. Deze snelheid werd ook genoemd in de postcodecheck die klager heeft gedaan. In de praktijk haalt klager nauwelijks de helft van de snelheid. Volgens ad­verteerder bedraagt de snelheid maximaal 6 Mb/s, maar uit een erkende speedtester blijkt dat dit 3,9 Mb/s is. Volgens ad­verteerder valt deze snelheid binnen het profiel van het abonnement. Dat profiel staat niet op de website.

Volgens klager is er sprake van misleiding. Klager verwijst naar afspra­ken die providers hebben gemaakt om realistische download snelheden te zullen aanbieden.

Het oordeel van de voorzitter (...)
3) Uit het laatste volgt dat adverteerder een specifieke invulling geeft aan de woorden “Tot 8 Mb/s Download snelheid”. Deze invulling blijkt, zoals klager onweersproken heeft gesteld, niet uit de reclame-uiting. Adverteerder volstaat met de theoretisch maximaal haal­bare snel­heid te noemen, ook in de bijbehorende postcodecheck.

Adverteerder had echter dienen te vermel­den dat zij ook bij wezenlijk lagere snelheden vol­doet aan de ver­plichtingen die voor haar als dienstver­le­ner uit het aangeprezen abonnement volgen. Het gebruikte communica­tiemedium van een website biedt daartoe voldoende moge­lijkheden. De gemiddelde con­su­ment kan niet bekend worden ver­on­dersteld met de bijzondere invulling die adver­teer­der geeft aan de woorden “Tot 8 Mb/s Download snelheid”, en zal daarom niet verwachten dat ook bij een aanzienlijk lagere snelheid (vanaf 1 Mb/s) wordt voldaan aan het “profiel” van de aangeprezen dienst. De voorzitter acht deze informatie essentieel. De snelheid van het in­ter­net­ten is immers voor de consument een belangrijke factor bij het te kiezen abonne­ment. Nu in de uiting, waarin sprake is van een uitnodi­ging tot aankoop, geen duidelijke in­vulling aan de woorden “Tot 8 Mb/s Download snelheid” wordt gegeven, is sprake van een omissie als be­doeld in artikel 8.3 aan­hef en onder c van de Neder­landse Reclame Code (NRC). Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1574

Uitdrukkingen wekken de indruk dat het om Viagra gaat

Vz. RCC 4 december 2012, dossiernr. 2012/00981 (The Natural Blue Pill)

Indruk wekken dat het om het UR-geneesmiddel (en ingeschreven merk) Viagra. Misleidende reclame. De uiting suggereert dat de blauwe pil dezelfde uitwerking heeft als Viagra, terwijl dat voor de prijs die ervoor wordt gevraagd onmogelijk is. De samenstelling van de pil wordt niet gegeven, maar de blauwe kleur verwijst zonder meer naar Viagra.

Door uitdrukkingen als “Dit is die kleine blauwe pil waar iedereen over praat!”, “ …uw uitgelezen kans om die kleine blauwe pil in de privacy van uw huist te testen…” en “Normaal betaalt u tot wel 50 euro voor slechts 4 pillen van 100 mg! Voor een beperkte tijd kunt u ze nu bestellen voor minder dan 12 euro voor 10 pillen!”, wordt  naar het oordeel van de voorzitter de indruk gewekt dat het gaat om het uitsluitend op voorschrift verkrijgbare geregistreerde geneesmiddel Viagra.

Naar het oordeel van de voorzitter wordt door bovengenoemde uitdrukkingen een product, dat lijkt op een door een bepaalde fabrikant vervaardigd product, op een zodanige wijze gepromoot dat bij de consument doelbewust de verkeerde indruk wordt gewekt dat het product inderdaad door die fabrikant is vervaardigd, terwijl zulks niet het geval is. Naar het oordeel van de voorzitter is de re­cla­me derhalve misleidend in de zin van artikel 8.5 NRC in verbinding met punt 16 van de bij artikel 8.5 behorende bijlage 1. Dit im­pliceert dat de reclame-uiting ook oneerlijk is in de zin van arti­kel 7 NRC.