RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Misleidende en vergelijkende reclame  

RB 1472

Afslank slippers mét ALERT

RCC 12 juli 2012, dossiernr. 2012/00511 (Afslankslippers)

De Reclame Code Commissie heeft geoordeeld dat reclame voor “Afslank slippers” op de website www.compleetcomfort.nl misleidend is. Op de website worden “Afslank slippers” aangeprezen als een product met behulp waarvan men kan afvallen. Omdat de adverteerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de “Afslank slippers” deze werking hebben, is de uiting volgens de Commissie misleidend. De Commissie heeft al eerder een reclame-uiting van de adverteerder voor “Afslank slippers” in strijd met de Nederlandse Reclame Code bevonden. Daarom heeft de Commissie besloten deze uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen.

RB 1469

Door KAG gevraagde wetenschappelijke onderbouwing niet gegeven

RCC 9 juli 2012, dossiernr. 2012/00457 (Voedingssupplement)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. Het betreft hier een website waar staat: “Hoe ondersteunt Refresh Teacaps (EGCG) bij natuurlijk afvallen?
- Helpt bij overgewicht
- Verhoogt de vetverbranding
- Verhoogt het basaalmetabolisme
(…)”.

De klacht richt zich op het feit dat het voedingssupplement Refresh Teacaps bestaat uit een concentratie van de stof EGCG uit de bladeren van de groene theeplant. Aan het product wordt werkzaamheid ten aanzien van gewichtsverlies toegeschreven. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de genoemde claims onjuist en misleidend zijn.

De KOAG/KAG heeft hierop een reactie gegeven. Zij oordeelt dat indien de Refresh Teacaps wel ter beoordeling zou zijn voorgelegd en dat de KAG zou hebben gevraagd om een wetenschappelijke onderbouwing. Wanneer adverteerder deze zou hebben gegeven en slaagt, zou de KAG de claims van een toelatingsnummer hebben voorzien.

De Commissie oordeelt dat adverteerder er niet in is geslaagd de geclaimde werking van de Refresh Teacaps aannemelijk te maken. Er is sprake van onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing van de claims. De uiting gaat aldus gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de resultaten die van het gebruik van de Refresh Teacaps zijn te verwachten. De uiting is misleidend.

4) Adverteerder heeft voorts ter onderbouwing van de juistheid van de reclame-uiting verwezen naar de bij het verweer gevoegde “Onderbouwing claims met 95% zuivere EGCG Sunphenon”. Voor zover de onderbouwing in dit stuk betrekking heeft op de claims “geeft meer energie/houdt jong, mooi en sterk”, “helpt bij het dagelijks onderhoud van je hart en bloedvaten”, “voedt en beschermt de huid” en “goed voor het cholesterolgehalte” laat de Commissie deze buiten beschouwing, nu deze claims in de klacht niet aan de orde zijn gesteld. Met betrekking tot de hier wel relevante onderbouwing van de claim “verhoogt de vetverbranding” heeft klager gemotiveerd en onderbouwd met (verwijzingen naar) wetenschappelijke literatuur aangevoerd dat het door adverteerder genoemde onderzoek van Boschmann en Thielecke uit 2007 niet de conclusie rechtvaardigt dat EGCG leidt tot gewichtsverlies. Adverteerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid op deze stelling van klager te reageren. Op grond van het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat adverteerder de juistheid van de voor het product Refresh Teacaps gemaakte claim “Verhoogt de vetverbranding” onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.

5) Hetzelfde geldt voor de claims “Verhoogt het basaalmetabolisme” en “Helpt bij overgewicht”. Voor de claim dat Refresh Teacaps het basaalmetabolisme verhoogt is door adverteerder geen wetenschappelijke onderbouwing overgelegd. Met betrekking tot de claim “Helpt bij overgewicht” komt de Commissie op basis van de door partijen overgelegde onderzoeksresultaten tot de conclusie dat een eventueel positief resultaat van EGCG met betrekking tot gewichtsverlies kan worden toegeschreven aan een combinatie van EGCG met cafeïne, maar dat voor het geclaimde gunstige effect van uitsluitend EGCG op gewichtsverlies onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing bestaat.

6) Nu adverteerder de in de uiting geclaimde werking van het aangeprezen product Refresh Teacaps onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de resultaten die van het gebruik van Refresh Teaps zijn te verwachten, als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1468

Aan de Commissie toekomende recht op vrijheid van meningsuiting

Vzr. Rechtbank Amsterdam, LJN BX3886 (Eiser tegen Stichting Reclame Code)

In navolging van RB 1446 (Chiropractor).

Eiser is chiropractor van beroep. Hij heeft in het Parool een advertentie geplaatst waarin reclame wordt gemaakt voor zijn praktijk. Op 20 juni 2012 heeft de Reclame Code Commissie geoordeeld dat deze advertentie misleidend is. Eiser heeft geen juiste informatie verschaft over de resultaten die bij behandeling door hem als chiropractor kunnen worden verwacht. Eiser heeft nu de RCC in rechte betrokken en vordert dat het de RCC wordt verboden een oordeel te geven over de reclame-uiting en dit openbaar te maken en dat hij niet verplicht kan worden zich te onderwerpen aan de klachtprocedure en het oordeel van de RCC.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het oordeel van de RCC geen rechtspraak betreft en dat eiser dus niet verplicht is zich aan de procedure bij de RCC te onderwerpen, noch gehouden is haar aanbevelingen op te volgen. Eiser kan zich er echter niet tegen verzetten dat de RCC zich een mening vormt over reclame-uitingen en deze openbaar maakt. Dit valt onder het recht van vrije meningsuiting. Volgens de voorzieningenrechter is niet aannemelijk dat eiser door behandeling van de klacht op onrechtmatige wijze in kwaad daglicht zal worden gesteld en dat inperking van aan de RCC toekomende recht op vrije meningsuiting daarom moet worden ingeperkt. De gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

4.6. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat, zoals de SRC ter zitting ook heeft aangevoerd, het oordeel van de Commissie over een aan haar voorgelegde klacht geen rechtspraak betreft, of enig andere daarmee gelijk te stellen bindende vaststelling van burgerlijke rechten en plichten, zoals arbitrage of bindend advies. Het oordeel van de Commissie naar aanleiding van een ingediende klacht betreft een mening over de mate waarin een reclame-uiting volgens de Commissie in overeenstemming is met de binnen een grote kring van belanghebbenden ontwikkelde en aanvaarde normen, die zijn neergelegd in de NRC. De aanbevelingen die zij op basis van die mening doet, zijn rechtens dan ook niet afdwingbaar. Dit betekent dat [eiser] niet verplicht is zich aan de procedure bij de Commissie te onderwerpen, noch gehouden is haar aanbevelingen op te volgen. [eiser] kan zich er evenwel niet tegen verzetten dat de Commissie zich een mening vormt over reclame-uitingen naar aanleiding van aan haar voorgelegde klachten. Evenmin kan [eiser] zich - in beginsel - ertegen verzetten dat de Commissie haar mening aan het brede publiek kenbaar maakt. Dit vloeit voort uit het ook aan de Commissie toekomende recht op vrijheid van meningsuiting, zoals dit onder meer wordt gewaarborgd in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Aan dit recht doet, anders dan [eiser] lijkt te betogen, niet af dat hij niet in een contractuele relatie tot de SRC staat. Evenmin doet aan dit recht af dat de uitspraken van de Commissie in de branche als gezaghebbend en leidinggevend worden beschouwd, en dat het niet naleven van haar aanbevelingen in de praktijk nadelige consequenties met zich kan brengen. De omstandigheid dat de uitspraken van de Commissie als gezaghebbend worden ervaren en dat haar aanbevelingen op grote schaal worden nageleefd, hetgeen de SRC onbetwist heeft aangevoerd, geeft er slechts blijk van dat de SRC een in de reclamewereld bestaande behoefte aan een systeem van toezicht op de wijze waarop reclame wordt gemaakt bevredigt en is een teken dat de SRC in de verwezenlijking van haar statutaire doelstellingen succesvol is gebleken.

4.8. In het concrete geval wordt echter aan een beoordeling van een al dan niet onrechtmatig handelen van de Commissie jegens [eiser] niet toegekomen, nu de Commissie op de klacht tegen [eiser] nog geen beslissing heeft gegeven. Hoe die beslissing zal luiden, valt op grond van de voorhanden stukken nog niet te zeggen. De klachtprocedure bij de Commissie is omkleed met een stelsel van aan de gewone rechtspraak ontleende procedureregels. Het standpunt van [eiser] dat het oordeel van de Commissie over de klacht van [B] op voorhand reeds vast staat, wordt door de voorzieningenrechter dan ook niet gevolgd. Tegen deze achtergrond bezien, kan niet worden geoordeeld dat aannemelijk is dat [eiser] door behandeling van de klacht bij de Commissie en door het oordeel van de Commissie op onrechtmatige wijze in kwaad daglicht zal worden gesteld en dat inperking van het aan de Commissie toekomende recht op vrije meningsuiting om die reden noodzakelijk en gerechtvaardigd is.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (De vrijheid van meningsuiting van de Reclame Code Commissie)
Kwakzalverij.nl (RCC straft chiropractor Langweiler voor misleidende advertentie)
Nederlands Juridisch Dagblad (Uitspraak Reclame Code Commissie betreft vrije meningsuiting, volgt uit zaak chiropractor Langweiler)

RB 1462

Geen reis voor actietarief beschikbaar

CVB RCC 19 juli 2012, dossiernr. 2012/00343 (NS Hispeed)

Bijzondere Reclamecode. Betreft het aanbod van treinreizen met de Thalys naar Parijs op de website van NS Hispeed voor het tarief van € 35,-.

Klaagster heeft een aantal tickets met een totaalprijs van € 140,- geselecteerd tegen het actietarief van € 35,- per persoon. Bij het afrekenen verscheen echter de volgende mededeling op de site: “De prijs is aangepast. Tijdens het boeken blijkt het geselecteerde tarief niet meer beschikbaar te zijn. De nieuwe prijs wordt € 320,-”. Volgens een medewerkster van NS Hispeed zijn er rondom weekenden slechts zeer weinig tickets voor het actietarief beschikbaar en dient men zeker 3 maanden van te voren te boeken. Klaagster twijfelt of NS Hispeed ingevolge de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) voldoet aan het zorg dragen voor een redelijke beschikbaarheid van de aangeboden diensten tegen het actietarief.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en in strijd met de zorgplicht voor een redelijke beschikbaarheid van de door haar aangeboden dienst voor de genoemde prijs van € 35,-.

Volgens het College had NS Hispeed maatregelen dienen te nemen om te voorkomen dat de consument die een reis voor een actietarief meent te boeken later wordt geconfronteerd met het feit dat geen reis voor dit tarief beschikbaar blijkt. Op de website van NS Hispeed wordt bij stap 2 van het bestellen het volgende getoond: 'indicatief op basis van beschikbaarheid'.

De gemiddelde consument moet daaruit afleiden dat de reis die hij heeft geselecteerd mogelijk toch niet voor de prijs op basis van het actietareif beschikbaar is. De uiting is dus in strijd met artikel V onder 2 RR in verbinding met artikel 7 NRC, misleidende reclame. Volgens het College was er sprake van een redelijke beschikbaarheid van stoelen tegen het actietarief. Het College vernietigt de beslissing van de Commissie voor zover het betreft het oordeel van de Commissie dat in verband met het aantal beschikbare tickets voor het actietarief artikel V onder 1 RR is overtreden.

Ten aanzien van Grief 1
2. Het College is van oordeel dat voorgaande handelwijze niet voldoet aan de eisen van ar­tikel V onder 2 Reclamecode Reisaanbiedingen (RR). Ingevolge dit artikel dienen reclame-uitingen voor diensten die niet meer beschikbaar zijn onverwijld te worden gestaakt. Tot deze ver­plichting dient ook te worden gerekend het onverwijld stoppen van het tonen van actie­tarieven voor dagen dat uitsluitend nog voor een regulier tarief kan worden geboekt. Uit het bepaalde in artikel V onder 2 RR, zoals dat artikel in samenhang met de rege­ling inzake misleidende reclame in de artikelen 7 en 8 van de Neder­land­se Reclame Code (NRC) dient te wor­den uitgelegd, volgt immers dat de consument erop moet kunnen vertrouwen dat hij de rei­zen die hij in een boe­kings­module kan se­lec­teren, ver­vol­gens daad­werkelijk kan boe­ken, óók in­dien een actietarief van toepassing is. NS Hispeed had op grond van de hiervoor genoemde bepalingen maatregelen dienen te ne­men ten­ein­de te voorkomen dat de consument die via haar website een reis voor een actie­tarief meent te boeken later wordt gecon­fron­teerd met het feit dat geen reis voor dit tarief beschikbaar blijkt.

3. Door het ontbreken van deze maatregelen en nu in stap 2 geen enkele mededeling staat waaruit de consument kan afleiden op welke dagen het nog wel mogelijk is te boe­ken voor het actie­tarief, dient de consument die wil boeken voor dat ­tarief en die daarin niet slaagt omdat na stap 2 voor de geselecteer­de reis geen actietarief be­schikbaar blijkt, telkens op­nieuw een reis te se­lec­­teren tot­dat hij proefondervindelijk erin slaagt een reis voor het actietarief te boeken. Dit kan niet van de con­su­ment wor­den gevergd. Niet gesteld of gebleken is overigens dat het voor NS Hispeed niet mogelijk zou zijn om door middel van een technische voorziening ervoor te zor­gen dat de consument niet langer reizen kan selecteren die tegen een actietarief worden aangeboden, maar die niet meer voor een dergelijk tarief beschikbaar zijn.

4. Aan de in artikel V onder 2 RR bedoelde verplichting, zoals dat artikel in samen­hang met de rege­ling inzake misleidende reclame in de artikelen 7 en 8 NRC dient te worden uitgelegd, wordt niet voldaan door in stap 2 de volgende medede­ling te tonen: “indi­ca­tief op basis van beschik­baar­heid”. Deze mededeling houdt overigens een aan­wijzing (indicatie) in die niet zo duidelijk is, dat de gemiddelde consument daaruit moet afleiden dat de reis die hij heeft geselecteerd mogelijk toch niet voor de prijs op basis van het actietarief be­schikbaar is. Het College komt derhalve, zij het op ande­re gronden dan de Com­mis­sie, tot het oordeel dat de uiting in strijd is met de Re­cla­mecode Reisaan­bie­din­gen, te weten met artikel V onder 2 RR, in verbinding met artikel 7 NRC.

Ten aanzien van grief 2
5. Het College stelt voorop dat ten aanzien van de vraag of in een concreet geval spra­ke is van een redelijke beschikbaarheid, geen vaste ondergrens geldt. Een der­gelijke on­der­­grens volgt ook niet uit de door NS Hispeed genoemde beslis­singen. Derhalve zal, mede gelet op de toelichting bij artikel V onder 1 RR, van geval tot geval dienen te worden beoor­deeld of er een re­de­lijke beschikbaarheid is.

6. Uitgaande van de door NS Hispeed in beroep overgelegde gegevens, die geïnti­meer­de onvoldoende heeft betwist, waren er op 22 juni 2012 in totaal 132 stoelen voor het actietarief be­schikbaar en op 25 juni 2012 67 stoelen. Ook indien deze stoelen, zoals geïntimeerde stelt, over verschillende treinen dienen worden ver­deeld, is naar het oordeel van het College in het onderhavige geval sprake van een redelijke beschikbaar­heid. Grief 2 treft derhalve doel, zodat wordt beslist als volgt.

RB 1461

Frisdrank reclame 'Oggu' misleidend en vergelijkend

RCC 4 juli 2012, dossiernr. 2012/00495 (Oggu)
RCC 4 juli 2012, dossiernr. 2012/00507 (Oggu)

Misleidende reclame. Vergelijkende reclame

Beide zaken hebben betrekking op een televisiereclame voor de frisdrank Oggu. Daarin wordt gezegd: “Gezond leven betekent voor mij: lekker eten en drinken waar geen dingen in zitten die ik niet uit kan spreken, maar waar gewoon in zit wat er in hoort. Oggu is zo. Een frisdrank met alleen natuurlijke ingrediënten, 100% biologisch, dus gezonder”. Ten slotte is naast de afbeelding van 3 flessen Oggu in verschillende smaken te lezen: “100% biologisch” en “100% frisdrank”. In de tweede zaak wordt tevensde uiting '0% E-NUMMERS' op een stand op de Horecava 2012 genoemd. Gezien op www.facebook.com.

De klachten komen neer op het volgende:
- er word gezegd dat het product biologisch is en dus gezond, hiervoor is geen bewijs (dossiernr 2012/00495);
- er wordt onterecht geclaimd dat het product biologisch is;
- sprake van verschillende misleidende uitingen met betrekking tot de voornaamste kenmerken van het product.

In de eerstgenoemde zaak wordt de klacht door de Commissie afgewezen. De klacht mist feitelijke grondslag. In de tweede zaak oordeelt de Commissie dat de reclame-uiting gepaard gaat met onjuiste informatie en dat deze misleidend is. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen de uitingen op de website en de televisiereclame. Met betrekking tot het feit dat in de uiting wordt vergeleken met andere frisdranken en dat karamel in vergelijking met cola's op de website niet onder geur- en smaakstoffen valt, maar onder aroma's, zorgt er volgens de Commissie voor dat er sprake is van vergelijkende reclame. De uiting is derhalve in strijd met de artikelen 7 en 13 NRC.

Dossiernr. 2012/00507

Ad a.
Zowel op in de televisiereclame als op de website wordt met betrekking tot de frisdank Oggu gesteld: “100% biologisch”. Adverteerder heeft door het overleggen van het document gedateerd 14 december 2010, “afgegeven op basis van artikel 29, lid 1 van Verordening (EG) nr. 834/2007 en Verordening (EG) nr. 889/2008” door Stichting Skal voldoende aannemelijk gemaakt dat de producten Oggu sparkling lemon lime, Oggu sparkling orange en Oggu sparkling cola “voldoen aan de eisen voor de biologische productiemethode”. Ingevolge artikel 23 onder 1 van eerstgenoemde verordening nr. 834/2007 van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 mogen met name “de termen vermeld in de bijlage” bij die verordening “en de afleidingen of verkleinwoorden daarvan, zoals “bio” en “eco” in de gehele Gemeenschap en in elke taal van de Gemeenschap afzonderlijk of in combinatie worden gebruikt voor de etikettering van en de reclame voor een product dat voldoet aan de voorschriften die bij of krachtens deze verordening zijn vastgesteld”. In bedoelde bijlage is als term in de Nederlandse taal vermeld: “biologisch”.

De Commissie dient de vraag te beantwoorden of gegeven het bovenstaande de term “100% biologisch” juist is. De Commissie beantwoordt die vraag in negatieve zin. Naar haar oordeel kan door die term bij de gemiddelde consument de indruk ontstaan dat alle ingrediënten van Oggu voldoen aan de eisen voor de biologische productiemethode. Die indruk is onjuist, omdat het van Oggu deel uitmakende ingrediënt water -naar adverteerder niet, althans onvoldoende heeft weersproken- als niet agrarisch ingrediënt niet voor certificering “als biologisch” in aanmerking komt. Gelet op het voorgaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad b.
Klager heeft de juistheid van de mededeling: “gezonder dan reguliere frisdranken” gemotiveerd weersproken. Samengevat, heeft hij erop gewezen dat de samenstelling van Oggu vrijwel identiek is aan die van andere frisdranken, bijvoorbeeld wat betreft de hoeveelheid suiker en zuur. Vervolgens heeft adverteerder onder meer meegedeeld dat met betrekking tot Oggu wordt gesteld dat dit een “gezondere frisdrank” is en dat daarmee wordt gedoeld op de afwezigheid van “dubieuze kunstmatige toevoegingen” zoals bijvoorbeeld Aspartaam E951, Sacharine E954 en sulfietammonia E150d. Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder de juistheid van de mededeling “gezonder dan reguliere frisdranken” daarmee niet aangetoond. Adverteerder laat immers onweersproken dat de samenstelling van Oggu wat betreft de hoeveelheid suiker en zuur nauwelijks afwijkt, terwijl hij bovendien geen objectieve vergelijkende informatie over de toevoegingen in Oggu en andere frisdranken heeft verschaft. Gelet op het voorgaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Aangezien er, gelet op de gemaakte vergelijking tussen Oggu en “reguliere frisdranken”, tevens sprake is van vergelijkende reclame als bedoeld in artikel 13 NRC, acht de Commissie de uiting ook in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

Reeds om bovengenoemde redenen is de uiting in strijd met de NRC. De Commissie komt niet meer toe aan het beoordelen van de in de klacht ingenomen, maar niet nader toegelichte stelling van klager omtrent strijd met de wet.

Ad c.
Op de website staat met betrekking tot de frisdrank Oggu: “geen chemicaliën”. Klager heeft de juistheid van deze mededeling gemotiveerd bestreden door te stellen dat alle stoffen, inclusief water, chemicaliën zijn. Door vervolgens te wijzen op de betekenis van “chemicaliën” volgens Van Dale en te stellen dat klager goed weet dat de “chemische industrie” niet gelijk staat aan de “natuurlijke industrie” heeft adverteerder de juistheid van haar mededeling naar het oordeel van de Commissie niet aangetoond.

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad d.
i. Adverteerder heeft meegedeeld dat er sprake is van een zogenaamde “typo”, waar in de vergelijking van verschillende cola’s op de website staat: “geen’’ met betrekking tot “geur- (..), “smaakstoffen”, terwijl Oggu Cola volgens diezelfde vergelijking wel aroma’s bevat. Gelet hierop gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

ii. Het bezwaar dat de mededeling “geen” met betrekking tot “kleur- (…)stoffen” onjuist is, omdat de sinasversie van Oggu oranje wortelsap bevat, wijst de Commissie af, omdat voornoemde mededeling wordt gedaan in de vergelijking met betrekking tot verschillende cola’s. Bij de klacht is geen uiting overgelegd waaruit blijkt dat adverteerder ook met betrekking tot de sinasversie van Oggu stelt dat deze geen kleurstoffen bevat.

Ad e.
Anders dan in de klacht wordt gesteld, staat karamel in voornoemde vergelijking van cola’s op de website niet onder geur- en smaakstoffen, maar onder aroma’s. Wat daarvan zij -klager heeft onweersproken gesteld dat aroma’s volgens de warenwetgeving geur- en smaakstoffen zijn- de Commissie vat de klacht op in die zin dat karamel ten onrechte in het geval van Oggu Cola als “karamel” is aangeduid en bij de overige cola’s als karamel, voorzien van een E-nummer, terwijl het -naar klager stelt- in het geval van Oggu om hetzelfde product karamel gaat, inclusief E-nummer. Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder niet, althans niet voldoende weersproken dat het om hetzelfde product karamel, inclusief E-nummer gaat. Adverteerder heeft volstaan met de mededeling dat men in biologische producten geen kleurstoffen mag gebruiken en dat Oggu karamel bevat “als aroma voor haar romige karamel smaak zoals cola vroeger smaakte”, terwijl de “moderne cola’s” sulfietammonia bevatten “niet vanwege de smaak maar puur vanwege de optische zwarte kleur”, waartegenover Oggu cola een bruine, natuurlijke kleur heeft. Naar het oordeel van de Commissie wordt aldus ten onrechte gesuggereerd dat Oggu Cola een andere, niet van een E-nummer voorziene stof genaamd karamel bevat dan andere in de vergelijking genoemde cola’s. In zoverre gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Aangezien er, gelet op de gemaakte vergelijking, tevens sprake is van vergelijkende reclame als bedoeld in artikel 13 NRC, acht de Commissie de uiting ook in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

Ad f.
Adverteerder heeft niet aangetoond dat de mededeling met betrekking tot Oggu: “0% E-NUMMERS” in de stand op de Horecava 2012 juist is. Met name heeft adverteerder niet, althans niet voldoende weersproken dat de sinasversie van Oggu wortelsap bevat en dat dit wortelsap B-caroteen (E160) bevat en dat Oggu Cola karamel, voorzien van een E-nummer bevat.

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1458

Aanprijzing VerbruiksManager app van Essent misleidend

RCC 28 juni 2012, dossiernr. 2012/00497 (VerbruiksManager van Essent)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product.

Betreft de aanprijzing van 'De Verbruiksmanager' van Essent op www.essent.nl en in een reclamefolder. Op de website staat onder andere 'Voorkom bijbetaling op uw jaarafrekening', '(...) Check uw voorschot met de gratis VerbruiksManager app en voorkom bijbetalen op uw jaarafrekening' en 'Nieuw: VerbruiksManager app van Essent' Het werkt heel simpel. U installeert de app op uw Apple of Android, loopt naar de meterkast en vult de meterstanden in. Vervolgens stelt u, als u dat wilt, met één vinger uw maandbedrag bij. Resultaat: nooit meer bijbetalen op uw jaarafrekening.' In de reclamefolder staat onder meer: 'Met de gratis VerbruiksManager controleert u of uw voorschot nog op schema ligt met uw energieverbruik. Indien nodig past u uw voorschotbedrag eenvoudig aan. Zo voorkomt u bijbetalen op uw jaarafrekening (...)'

Adverteerder beweert dat je nooit meer hoeft bij te betalen. Klager heeft bijna iedere maand de app gebruikt en een aantal keer de maandbedragen aangepast, zodat hij telkens niets bij hoefde te betalen of iets zou terugkrijgen. De laatste maand kon geen gebruik gemaakt worden van de app, aangezien Essent 'bezig was met de eindafrekening'. Vervolgens kreeg klager een afrekening waarbij hij alsnog € 82 moest bijbetalen.

De Commissie oordeelt dat adverteerder onjuiste informatie verstrekt ten aanzien van één van de voornaamste kenmerken van het product, de voordelen. De reclame is op dit punt misleidend. De mededelingen omtrent het voorkomen van bijbetalen op de jaarafrekening acht de Commissie niet ontoelaatbaar. De gemiddelde consument zal de mededelingen niet opvatten dat voor 100% wordt gegarandeerd dat men nooit hoeft bij te betalen. Het is niet onaannemelijk dat men kan voorkomen dat men moet bijbetalen op de jaarafrekening.

2.
De mededelingen “Voorkom bijbetalen op uw jaarafrekening”, “Een jaarafrekening zonder bijbetalen” en “Zo voorkomt u bijbetalen op uw jaarafrekening”, acht de Commissie in dit kader niet ontoelaatbaar. De gemiddelde consument zal de hier genoemde mededelingen niet aldus opvatten dat voor 100% wordt gegarandeerd dat men nooit hoeft bij te betalen. Deze mededelingen zullen worden gezien in het licht van de overige mededelingen in de uiting, waaruit duidelijk blijkt dat men met de VerbruiksManager het voorschotbedrag tussentijds kan controleren en eventueel aanpassen. Niet is onaannemelijk dat men op die manier kan voorkomen dat men moet bijbetalen op de jaarafrekening.

RB 1453

Voedingssuppelementen genezen geen oogziekte

Vzr. RCC 26 juni 2012, dossiernr. 2012/00426 (Life Natural)

Claims. Zwarte lijst (misleiding).

Deze zaak heeft betrekking op een mailing waarin onder meer staat:
• “Age-related deteriorating eyesight can be prevented or reversed.”
• “Failing eyesight need not to be an unavoidable part of your life. You can see clearly again using completely natural ingredients.”
• “Age-related Macula Degeneration can cause distress and depression (…) But don’t despair. Sight Restorer will make a dramatic difference to your eyesight and therefore enhance the quality of your life”
• “Prevent or reverse eyesight problems completely naturally”
• “Using Sight Restorer will:
Prevent deteriorating eyesight caused by the ageing process; Replenish damaged cells vital for clear vision; Allow you to see glorious detail; Restore central vision by boosting nutrients vital for the retina; Prevent depression through restored or maintained visual stimulation”

De klacht richt zich op het feit dat de adverteerder in de uiting de onverantwoorde en misleidende claim maakt dat het product macula degeneratie kan voorkomen en de effecten van deze ziekte ongedaan kan maken. Voor zover er wetenschappelijk bewijs is dat het dieet een bepaalde rol speelt bij de ooggezondheid, is dat niet van toepassing op het aangeprezen product, nu dat een andere samenstelling heeft dan de onderzochte preparaten. Uit geen enkel onderzoek blijkt dat voedingssupplementen macula degeneratie kunnen genezen.

De voorzitter oordeelt dat nu de adverteerder in de uiting beweert dat het aangeprezen product de oogziekte macula degeneratie kan genezen en de juistheid van deze claim op geen enkele wijze is onderbouwd, de reclame-uiting misleidend is.

RB 1447

Geringe betekenis van technische gegevens

Hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem 17 april 2012, LJN BW3101 (A. tegen Auto-Palace Utrecht B.V./Smart Center Utrecht)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. ECE-waarde brandstofverbruik.

Deze zaak gaat om de vraag of A terecht de ontbinding van de koopovereenkomst vordert, omdat de door hem gekochte auto niet aan de overeenkomst voldoet. De auto, Smart Fortwo Cabrio, verbruikt meer benzine dan in de technische specificaties is vermeld. De rechtbank heeft de vordering van A ongegrond verklaard.

Het hof oordeelt mede aan de hand van Europese regelgeving, aangevoerd door A. De ECE-waarde, die verplicht op het label dient te worden weergegeven, kan niet representatief worden geacht voor het brandstofverbruik in de dagelijkse praktijk. De richtlijnen hebben niet tot doel om het brandstofverbruik vast te stellen, maar om een communautaire methode voor het meten van het brandstofverbruik vast te stellen. Het hof oordeelt dat door Smart Center voldoende is gewezen op het karakter van de technische gegevens en de geringe betekenis daarvan in de praktijk. De opgaven in de technische specificaties zijn namelijk bedoeld ter vergelijking van de verschillende voertuigtypen. De rechtbank heeft een onderzoek uitgevoerd naar het verbruik van de tien zuinigste auto's, welke door het hof representatief wordt geacht. Voor alle auto's in die top-10 is een afwijking van 20% of meer vastgesteld. Het hof oordeelt dat uit deze uitkomsten volgt dat het door A gestelde verschil in benzineverbruik niet meebrengt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt.

Het hof bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Utrecht van 18 maart 2009 en 9 december 2009 en veroordeelt A in de proceskosten.

4.8 Naar het oordeel van het hof volgt uit de hiervoor weergegeven bepalingen uit de consideransen en de relevante artikelen van de richtlijnen dat zij zowel het opheffen van technische handelsbelemmeringen, die kunnen ontstaan doordat de voorschriften met betrekking tot het meten van het brandstofverbruik van motorvoertuigen van lidstaat tot lidstaat verschillen, beogen te dienen, als het verkrijgen van een schoner milieu (de terugdringing van de emissie van koolwaterstoffen door personenauto’s) en het geven van objectieve, nauwkeurige en uniforme voorlichting aan kopers en gebruikers van auto’s met het oog op de door hen te maken keuze uit verschillende aangeboden modellen aan de hand van de op het voorgeschreven label (brandstofverbruiksetiket) vermelde gegevens over de CO2 uitstoot en het brandstofverbruik.

4.9 Bij de in de richtlijn van 1980, als gewijzigd op 17 december 1993, vastgelegde vaststelling van het brandstofverbruik gaat het om een uniform, onder strikte en gestandaardiseerde condities uitgevoerd, op een laboratoriumproef lijkend, onderzoek. De op grond daarvan gevonden, op het label weer te geven waarde, ook wel de ECE-waarde genoemd, kan niet representatief worden geacht voor het brandstofverbruik in de dagelijkse praktijk. De richtlijnen hebben, anders dan [A] aanvoert, kennelijk ook niet het doel om dit laatste brandstofverbruik vast te stellen, maar wel om een communautaire methode voor het meten van het brandstofverbruik vast te stellen, met de onder 4.8 genoemde doelen. De Nederlandse omzettingswetgeving dient, zoals gezegd, richtlijnconform te worden uitgelegd. Anders dan [A] in hoger beroep aanvoert, kan in zijn processtukken geen gemotiveerde betwisting worden gevonden van de stelling van Smart Center dat de gegevens op het door haar aangebrachte label in overeenstemming zijn met het in Richtlijn 80/1268/EEG, als gewijzigd, voorgeschreven onderzoek, zodat het hof daarvan uitgaat.

4.11 Ten aanzien van de door [A] geuite klachten met betrekking tot het volgen van de uitkomsten van het door de ANWB verrichte, op zijn website gepubliceerde onderzoek overweegt het hof het volgende. Het hof merkt voor zover nodig op dat het de overweging van de rechtbank deelt dat het ter bevordering van de proceseconomie, in het bijzonder ter vermijding van een kostbaar en tijdrovend deskundigenbericht, voor de hand lag om zelf in openbare bronnen onderzoek te doen naar de vraag in hoeverre het door de fabrikant opgegeven verbruik, gemeten volgens de Richtlijn 80/1268/EEG (als gewijzigd) afwijkt van het verbruik in de praktijk, in het bijzonder of een verschil van 25% tussen beide verbruikscijfers ongebruikelijk is, om vervolgens partijen in de gelegenheid te stellen op dat onderzoek en het daarop gebaseerde voorlopige oordeel van de rechtbank te laten reageren.
Aan de stelling van [A] dat bij een openbare bron op het internet niet kan worden geverifieerd welke informatie achter de op te vragen informatie schuilgaat, gaat het hof voorbij. Het gaat erom of de aldus beschikbare informatie van een voldoende betrouwbare en ter zake deskundige bron afkomstig is. [A] heeft niet gesteld dat dit met de website van de ANWB niet het geval is. [A] laat overigens na te vermelden van welke “achterliggende” gegevens hij had willen kennis nemen.

4.12 Het door de rechtbank geraadpleegde, op de website van de ANWB gepubliceerde onderzoek naar het verbruik van de tien zuinigste auto’s, acht het hof evenals de rechtbank representatief. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat zich bij de tien onderzochte auto’s ook een Smart fortwo Coupé bevindt. Daaruit volgt, anders dan [A] stelt, niet dat de rechtbank niet onder ogen heeft gezien dat dit een andere auto is dan die van [A]. De verwijzing naar de Smart fortwo Coupé is klaarblijkelijk vooral bedoeld om duidelijk te maken dat een vergelijkbare auto van hetzelfde merk tot de in deze groep onderzochte auto’s behoort. Voor alle auto’s in die top-10 is een afwijking van 20% of meer vastgesteld. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat uit deze uitkomsten volgt dat het door [A] gestelde verschil in benzineverbruik tussen het door hem gemeten cijfer en de ECE-waarde (ten aanzien waarvan [A] niet stelt dat dit wordt veroorzaakt door een technisch defect van de auto) niet meebrengt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt.

Op andere blogs:
thöenes van der hoeff lichtenveldt advocaten (Informatie over brandstofverbruik bij de aanschaf van auto's misleidend? Niet volgens het Hof Amsterdam.)

RB 1444

Mededelingen over middelen in Swinglevend

CvB 19 juni 2012, dossiernr. 2011/01103 (Pharma Nord)

Misleidende reclame. voornaamste kenmerken product. Claims

Uit 't persbericht: De Reclame Code Commissie heeft naar aanleiding van een klacht tegen diverse mededelingen in het blad Swinglevend, nummer 3, 2011, ruim 20 mededelingen in dit blad in strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC) bevonden. Het betreft mededelingen over de middelen Q10 en Bio-Seleen + Zink alsmede over het product B-Daddy, welke te raadplegen zijn in onderstaande beslissing. De Reclame Code Commissie houdt zowel Pharma Nord als Partner Medien hiervoor verantwoordelijk.

De Commissie acht de bestreden uitgave van Swinglevend in strijd met de Geneesmiddelenwet omdat de middelen Q10 en Bio-Seleen + Zink en het product B-Daddy worden gepresenteerd als een geneesmiddel zonder dat daarvoor een handelsvergunning is verleend. Dit is wettelijk verboden en daarom in strijd met artikel 2 van de NRC. Tevens acht de Commissie de uitingen misleidend omdat de werking niet aannemelijk is gemaakt.

Pharma Nord heeft hoger beroep ingesteld tegen een aantal onderdelen van de beslissing van de Commissie. Het College oordeelt drie mededelingen alsnog toelaatbaar. Het betreft twee mededelingen over Bio-Seleen+Zink en een mededeling over B-Daddy. Voor het overige blijft de beslissing van de Commissie in stand.

Omdat beide verweerders al eerder is aanbevolen om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. is besloten deze uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen.

RB 1441

Roze zalm kan ook wilde zalm zijn

RCC 13 juni 2012, dossiernr. 2012/00356 (Lidl)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product.

In De Gelderlander staat de advertentie voor een aanbieding bij Lidl van 2 pakken Trawlic 'wilde zalmfilets' voor € 5,-, alsmede de verpakking.

Op de verpakking van dit product staat bij ingrediënten: 'wilde zalmfilet (100%)'. Er wordt medegedeeld dat uit de vermelding van de letter A of B bij de houdbaarheidsdatum kan worden afgeleid welke vissoort is gebruikt. In de advertentie en op de verpakking staat 'wilde zalm', maar of dit daadwerkelijk het geval is blijkt pas uit de code op de verpakking. Klaagster acht dit misleidend, vooral 'in verband met berichtgeving dat roze zalm kankerverwekkend zou zijn'.

De Commissie oordeelt dat het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk is dat onder de aanduiding 'wilde zalm' de zalmsoorten worden verstaan die in zee zijn gevangen, in tegenstelling tot gekweekte zalm. Het wordt voldoende aannemelijk geacht dat de in de advertentie en op de verpakking gebruikte benaming betrekking heeft op gevangen en niet op gekweekte zalmsoorten. Niet is gebleken dat roze zalm geen wilde zalm kan zijn en wordt er uitdrukkelijk melding gemaakt van de 'zachtroze kleur' van de wilde zamfilets. De Commissie wijst de klacht af.