RB

Algemene regels  

RB 1424

Voor een Nederlandse set betaal je 28 euro extra

Vz. RCC 31 mei 2012, dossiernr. 2012/00389 (Videopartner.nl)

(Tele) communicatie technologie. Misleidende reclame. Ontbrekende informatie. De website www.videopartner.nl bevat de aanbieding van een Siemens Gigaset SL785 duo.

De klacht zegt dat de na de aankoop van dit product het toestel niet in de Nederlandse taal kan worden ingesteld, omdat het niet bestemd is voor de Nederlandse markt. Uit navraag blijkt ook dat voor een Nederlandse set € 28,- extra moet worden betaald. Volgens klager mag je er als klant mag je ervan uitgaan dat producten van een Nederlandse webwinkel ook voor die markt geschikt zijn. 

De voorzitter oordeelt dat indien een product wordt aangeboden op een website, welke specifiek op de Nederlandse markt is gericht, de consument erop mag vertrouwen dat het een product is welke ook geschikt is voor de Nederlandse markt.

Vaststaat is dat er enkel een dergelijk product wordt gelevert tegen een meerprijs, waardoor er sprake is van een omissie zoals bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. De uiting is derhalve misleidend. De voorzitter concludeert dan ook dat de reclame-uiting in strijd is met artikel 7 NRC. De klacht wordt toegewezen.

RB 1423

Cassis gemaakt van 'verkeerde' bessen

Vz. RCC 22 mei 2012, dossiernr. 2012/00448  (Hero cassis)

Voeding en niet-alcoholhoudende dranken. Verkeerde informatie verstrekken aan consument. Misleidende reclame. Oplettendheid consument.

In de televisiecommercial is te zien hoe 'deskundigen' in een laboratorium (volgens de voice-over) 'zwarte bessen testen op hun windgevoeligheid omdat alleen Zeeuwse bessen mee mogen doen'. De klager zegt dat in de commercial blauwe bessen worden getoond. Omdat cassis wordt gemaakt van zwarte bessen, wordt er volgens klager verkeerde informatie verstrekt aan de consument.

In de commercial zijn inderdaad blauwe bessen te zien. De simpele reden hiervoor is dat er in de periode dat de commercial werd opgenomen geen zwarte bessen waren, zodat is gekozen voor de meest gelijkende wel beschikbare bes. De gemiddelde consument zal dit niet opvallen. Hero heeft er bovendien geen belang bij te suggereren dat er blauwe bessen in de cassis zitten, nu deze bessen minder vitamine C en antioxidanten bevatten dan zwarte bessen.

De voorzitter oordeelt dat de gemiddelde consument uit de op overdreven wijze gebrachte boodschap van de televisiecommercial zal begrijpen dat Hero cassis wordt gemaakt van zwarte bessen. Het is volgens de Voorzitter echter de vraag of het verschil in kleur van de bessen in de commercial door de gemiddelde consument wordt opgemerkt. De voorzitter oordeelt dat er geen sprake is van misleidende reclame, nu dit verschil het besluit van de consument, om de cassis te kopen, niet zal beïnvloeden. De klacht wordt derhalve afgewezen.

RB 1421

Rijklaar maken, auto uitnodiging tot aankoop

CVB 11 mei 2012, dossiernr: 2012/00088 (Kia Picanto)

Integrale publicatie: rijklaar maken, leverbaar vanaf, uitnodiging tot aan­koop.

: Het betreft een televisiecommercial en een reclame op de website www.kia.nl waarin de Kia Picanto wordt aangeprezen. In de televisiecommercial wordt onder meer gezegd en verschijnt als tekst in beeld: “Vanaf € 7.995,-“. In de uiting op de website staat onder meer: “Leverbaar v.a. € 7.995,-“. De bij de klacht overgelegde prints van de uiting op de website zijn in kopie aan deze uitspraak gehecht.

De klacht
Voor de in de uitingen genoemde vanaf-prijs kan de Kia Picanto niet worden gekocht. Er komen altijd kosten voor het rijklaar maken etc. bij ter hoogte van circa € 700. Deze kosten worden niet in de uitingen vermeld.

Het verweer
In de autobranche is het zeer gebruikelijk om aanbiedingen te doen op basis van een vanafprijs zonder de kosten van rijklaar maken te vermelden. De consument is hiervan op de hoogte. Afwijking van dit stramien zou voor verwarring onder consumenten zorgen. Nu wordt vermeld dat het om een vanafprijs gaat, is duidelijk dat geen sprake is van een “rijklaar” tarief.

Het oordeel van de Commissie
In de onderhavige uitingen wordt een Kia Picanto aangeboden “vanaf € 7.995,-”. Vast is komen te staan dat de genoemde prijs exclusief de kosten rijklaar maken en andere (aflever-) kosten is. In de bestreden uitingen wordt van het bestaan van deze bijkomende kosten geen enkele melding gemaakt. Uit de enkele aanduiding “vanaf” blijkt niet dat dit betrekking heeft op bijkomende afleverkosten waarop de consument geen invloed kan uitoefenen, en niet op bijvoorbeeld meerkosten die verband houden met de door de consument te kiezen uitvoering van de auto.


Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de Commissie sprake van onduidelijke informatie ten aanzien van de prijs zoals bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Tevens heeft adverteerder niet voldaan aan de verplichting om essentiële informatie met betrekking tot de prijs te verstrekken als bedoeld in artikel 8.4 aanhef en onder c NRC. Tot deze verplichting dient te worden gerekend het noemen van de volledige (vanaf)prijs van de desbetreffende auto met de bijkomende, niet te vermijden kosten die in ieder geval aan de klant in rekening gebracht zullen worden. Indien deze kosten niet reeds in de genoemde prijs zijn verdisconteerd, dienen zij duidelijk uit de uiting te blijken. Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen (niet is weersproken dat de bijkomende kosten bedragen circa € 700 bedragen), zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Dat de door adverteerder gehanteerde wijze van reclamemaken gebruikelijk is in de autobranche leidt - wat er zij van de juistheid van deze stelling van adverteerder - niet tot een ander oordeel.

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 27 februari 2012
De Commissie acht de bestreden uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.
Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het College van Beroep:
De grieven


Het College vat deze als volgt samen.

De beslissing kan geen stand houden voor zover de Commissie heeft geoordeeld dat Kia op haar website geen mededeling doet over het bestaan van bijkomende kosten. Op de homepage van deze website is onder het kopje “Rij belastingvrij” een link opgenomen naar de prijs- en specificatielijst. Ook kan bovenaan de pagina geklikt worden op de tab “Prijzen en specificaties”, waarna de bezoeker terechtkomt op een webpagina waarop opnieuw op verschillende plaatsen een link staat naar genoemde prijs- en specificatielijst. Deze lijst is een PDF-bestand dat bezoekers kun­nen downloaden en printen. Uit dit bestand blijkt duidelijk dat en welke bijko­men­de kosten er zijn. Aldus verschaft Kia op haar website op duidelijke wijze vol­doende essentiële informatie teneinde de consument in staat te stellen een geïn­for­meerde aankoopbeslissing te doen. De gemiddelde consument die op zoek is naar een nieuwe auto zal zich goed willen laten voorlichten door de dealer en ook zelf op zoek gaan naar relevante informatie over de auto die hij van plan is te kopen. De meest aangewezen weg daartoe is de website van Kia. Deze consument zal de prijs- en specificatiepagina niet over het hoofd zien. Ingevolge HvJ EG 12 mei 2011, IER 2011/49 (Konsumentombudsman/Ving) is het toegestaan in reclame-uitingen gebruik te maken van vanafprijzen, ook indien het een uitnodiging tot aankoop betreft.

Het antwoord in appel
De grieven zijn gemotiveerd weersproken.

De mondelinge behandeling
Kia deelt ter vergadering mee dat het beroep ook betrekking heeft op het oordeel van de Commissie met betrekking tot de bestreden televisiecommercial. Kia stelt dat de wijze waarop zij reclame maakt niet afwijkt van de wijze van adverteren door andere automerken. Ook andere autofabrikanten noemen in televisiecommercials vanafprijzen zonder daarin de vaste niet-vermijdbare bijkomende kosten te op te ne­men. Dit is een gangbare wijze van communiceren in de markt. Voor de gemid­delde consu­ment is duidelijk dat de vanafprijs ziet op de prijs van de auto als zo­da­nig en dat daarbij nog diverse extra kosten komen, waaronder de algemene en gebruike­lijke kosten voor rijklaar maken.

Het oordeel van het College
1. Anders dan uit het beroepschrift lijkt te volgen, heeft het beroep, zoals Kia ter ver­ga­dering heeft meegedeeld, ook betrekking op de be­slis­sing van de Commissie ten aanzien van de te­levisiecommercial. In verband daarmee heeft Kia voorafgaand aan de ver­gadering enkele televisiecommercials aan het College toe­gezonden, die door het secretariaat aan geïnti­meerde zijn doorgezonden en waarop geïntimeerde inhoudelijk heeft gerea­geerd. Het College zal op grond van het voorgaande ook ingaan op het oordeel van de Commissie ten aanzien van de televisie­commercial en op hetgeen Kia daar­tegen in beroep aanvoert.

2. Vooropgesteld wordt dat zowel de bestreden televisiecommercial als de website dienen te worden aange­merkt als een uitnodiging tot aankoop als bedoeld in artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Ingevolge het bepaalde onder c van dit ar­ti­kel dient bij een uitnodiging tot aankoop de volgende essentiële informatie verstrekt te worden: “de prijs, inclusief belastingen, of, als het om een soort product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leve­rings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden bere­kend, het feit dat er eventueel deze extra kosten moeten worden betaald”. In deze bepaling is artikel 7 lid 4 van Richtlijn 2005/29/EG geïmplementeerd, welk artikel in het kader van misleidende omissies be­paalt dat (onder meer) de hierboven bedoel­de in­formatie es­sen­tieel is voor zover deze niet reeds uit de context blijkt. Het Col­lege begrijpt op grond van het voorgaande, mede gelet op de “Leidraad voor de tenuit­voer­legging/toepassing van Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke han­dels­prak­tijken” van de Europese Commissie, dat bij de uitnodiging tot aankoop spra­ke dient te zijn van een “totale prijs”, dat wil zeggen een prijs waarin alle kos­ten zijn inbegrepen voor zover die (1) vooraf kunnen worden be­paald, (2) niet-ver­mijd­baar zijn en (3) niet uit de context van de uiting blijken. Indien niet aan deze eisen is vol­daan, dient te worden beoordeeld of de gemiddelde consument daardoor ertoe wordt gebracht of kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij niet zou hebben genomen indien hij de totaalprijs zou hebben gekend.

3. Vaststaat dat de in de bestreden uitin­gen genoemde prijzen telkens exclusief kos­ten rijklaar maken en diverse andere kosten zijn. Het betreft hier, naar het College be­grijpt, in ieder geval voor een groot deel (ongeveer € 700,--) kosten waarop de con­sument geen invloed kan uitoefenen en die altijd verschuldigd zijn, derhalve vaste en onvermijdbare kosten. Kia heeft ter ver­gadering toe­gelicht hoe deze kosten zijn samengesteld. Daarbij is het College gebleken dat Kia deze kosten voor een deel per model naar eigen inzicht op een standaard­bedrag vast­stelt (zoals kosten rijklaar maken en afleverpakket), terwijl daarnaast kennelijk sprake is van kostenelementen die ver­band houden met overheidsregelin­gen (legeskosten en verwijderingsbijdra­ge). Nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken, gaat het College ervan uit dat van al deze kosten de hoogte be­kend is op het moment dat de reclame-uiting wordt ge­publiceerd. Op grond van hetgeen onder 5.2 is ver­meld, had Kia derhalve deze kos­ten in de prijs dienen op te nemen, hetgeen zij niet heeft gedaan.

4. Dat bijkomende kosten ver­schuldigd zijn, blijkt niet uit de televisiecommer­cial. Ten aan­zien van de bestreden internetuiting ligt dit in zoverre anders dat via klik­ken op hyperlinks uitein­de­lijk valt te achterhalen dat die kosten verschul­digd zijn en hoe hoog zij zijn, maar het College is van oordeel dat in het onderhavige geval niet kan worden gezegd dat de informatie over de verplichte bijkomende vaste kos­ten vol­doende uit de context van de uiting blijkt. Het feit dat sprake is van een van­af­prijs leidt niet tot een ander oordeel. Terecht heeft de Com­missie geoordeeld dat de en­kele aanduiding “vanaf” niet kan worden opgevat als een verwijzing naar de bij­ko­men­de kosten waarop de con­sument geen invloed kan uitoefenen. In plaats daar­van is evident sprake van een aanduiding die verwijst naar de goed­koopste uit­voe­ring van het desbetreffende aangeprezen model, los van de bijkomende kosten bij de aankoop van dit model.

5. Het College onderschrijft het oordeel van de Commissie dat, doordat in de uitingen geen “totale prijzen” staan, de gemiddeld geïnfor­meerde, omzichtige en oplettende con­su­ment ertoe wordt gebracht of kan wor­den gebracht een besluit over een trans­ac­tie te nemen dat hij niet zou hebben ge­nomen indien wel sprake zou zijn geweest van dergelijke prijzen. De vaste en onvermijdbare bijkomende kosten zijn immers aanzienlijk en leiden daar­door tot een belangrijk hoger aankoopbedrag dan de in de uitingen ge­noemde ver­koopprijs. Niet kan wor­den uitgesloten dat bedoelde con­sument, die wellicht op de hoogte is van het feit dat bij de aankoop van een nieu­we auto be­paalde stan­daard kosten verschuldigd zijn, maar niet tevens geacht kan worden te weten dat deze vaste en onvermijdbare kosten voor de aangeprezen auto minimaal ongeveer € 700,-- bedragen, voor een ander model of goedkopere uitvoering zou hebben ge­kozen indien hij vooraf die kos­ten had gekend. Op grond van het voorgaande is sprake van een omissie als be­doeld in artikel 8.3 aanhef en on­der c NRC in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder c NRC. Het College acht de uitingen daardoor oneerlijk in de zin van ar­tikel 7 NRC en zal het oordeel van de Commissie bekrachtigen, met enige wijziging van gronden.

6. Naar aanleiding van het uitdrukkelijke beroep door Kia op het feit dat, naar zij vol­doende aannemelijk heeft gemaakt, andere auto­fabrikanten in vergelijkbare uitingen op televisie en op internet eveneens geen “totale prijzen” noemen waarin de vaste en onvermijdbare kosten zijn begrepen, overweegt het College dat blijk­baar spra­ke is van de situa­tie dat binnen de desbetreffende bran­che een on­juis­te opvat­ting bestaat omtrent de verplichtingen die bij de hier genoem­de uitin­gen gelden indien sprake is van een uitnodiging tot aan­koop. Dit kan op grond van het voorgaande niet tot het oordeel leiden dat sprake is van een toelaat­bare handelspraktijk en evenmin afdoen aan het feit dat Kia dient te worden aanbe­volen om niet meer op een dergelijke wijze re­clame te ma­ken.

7. Het Col­le­ge gaat overi­gens ervan uit dat de branche ken­nis neemt van deze uit­spraak en zijn re­clame-uitingen op televisie en op internet vervolgens zal aanpas­sen. Gelet hierop en ten­einde Kia niet onnodig in een ongunstige­re positie te bren­gen dan andere auto­mo­bielfabrikanten, zal het College een termijn bepalen waar­binnen Kia de aanbeveling dient op te volgen, waarbij een termijn van negen maanden het Col­lege redelijk voor­komt. Het College zal vaststellen dat de aan­­beveling bin­nen deze termijn moet zijn opgevolgd.

8. Der­halve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van beroep

Het College:

Bevestigt de beslissing van de Commissie dat de bestreden uiting in strijd is met het bepaalde in artikel 7 NRC, met wijziging van gronden. Het College beveelt Kia aan om uiter­lijk negen maanden na de datum van deze beslissing niet meer op een derge­lij­ke wijze reclame te maken.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.4 onder c.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (Autobranche opgelet: vanafprijs moet inclusief kosten rijklaar maken!)

RB 1420

Oneerlijke handelspraktijken van een fotograaf

Rechtbank Rotterdam 14 juni 2012, LJN BW8407 (Fotosessie.com B.V. tegen de Consumentenautoriteit)

Oneerlijke handelspraktijken. Consumentenautoriteit. Termijnoverschrijding besluit op bezwaar.

Fotosessie.com B.V. (hierna: Fotosessie) is een onderneming die zich richt op het vervaardigen van digitale portfolio's en foto-opdrachten. Na diverse meldingen via ConsuWijzer en signalen uit de media is de Consumentenautoriteit een onderzoek gestart en heeft besloten dat er sprake is van onjuiste en misleidende informatieverstrekking en heeft een boete opgelegd. Fotosessie gaat in beroep bij de rechtbank.

Overtredingen
Fotosessie heeft volgens de rechtbank in strijd met de waarheid de indruk gewekt dat de consument is geselecteerd als model en dat Fotosessie een rol zou kunnen spelen voor een consument die een modellencarrière ambieert, terwijl de dienstverlening van Fotosessie hier helemaal niet op is gericht. Dit door middel van algemene reclame-uitingen en tevens persoonlijke communicatie met de consument. De rechtbank stelt vast dat de cunsument hierdoor keuzes maakt die zij anders niet gemaakt zou hebben, waardoor er sprake is van een misleidende handelspraktijk. Doordat Fotosessie de consument tevens druk uitgeoefend op de consument, door het versturen van verzuimfacturen en het stellen dat Fotosessie een juridische afdeling zou hebben. Derhalve is de handelspraktijk van Fotosessie tevens als agressief te kwalificeren.

Verwijtbaarheid
De overtredingen zijn deels niet verwijtbaar wegens een geslaagd beroep op gewekt vertrouwen door Fotosessie. Er is namelijk niet uit te sluiten dat er mededelingen zijn gedaan door de toezichthouders waardoor mogelijk verwachtingen zijn gewekt. Deze mogelijk gewekte verwachtingen hebben geen betrekking op de overtredingen van artikel 8.8 Whc, omdat de Wet OHP op dat moment nog niet in werking was getreden. Voor de overtredingen van artikel 8.5 Whc kunnen de gewekte verwachtingen verweerder niet binden, nu de betrokken medewerkers niet bevoegd waren om toezeggingen te doen, maar hebben de gewekte verwachtingen tot gevolg dat de verwijtbaarheid ontbreekt.

Conclusie bestreden besluit
Het beroep moet gegrond worden verklaard voor zover aan eisers een boete is opgelegd voor overtreding II en III. Het bestreden besluit dient op deze punten te worden vernietigd. Voor het overige wordt een boete opgelegd.

Bezwaar termijnoverschrijding
De rechtbank oordeelt dat voor het vereiste van ingebrekestelling het voldoende is dat de aanvrager schriftelijk aan het bestuursorgaan aangeeft dat niet tijdig op de aanvraag is beslist. De Consumentenautoriteit had bij beschikking de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom dienen vast te stellen. Door dit na te laten, de rechtbank ziet hierdoor aanleiding het met een besluit gelijk te stellen fictieve weigering te vernietigen.

De rechtbank verklaart het beroep van Fotosessie aldus gegrond.

Oneerlijke handelspraktijk
5.5  De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat de informatie¬verstrekking in de precontractuele fase door Fotosessie feitelijk onjuist en misleidend is ten aanzien van de voornaamste kenmerken van het product en de daarvan te verwachten resultaten. Fotosessie heeft in strijd met de waarheid de indruk gewekt dat sprake is van selectie en verwachtingen gewekt over een loopbaan als model, terwijl de dienstverlening van Fotosessie daarop niet was gericht. De gemiddelde consument heeft op basis van de door Fotosessie verstrekte informatie een besluit over een overeenkomst genomen of kunnen nemen dat hij anders niet had gedaan. De handelwijze van Fotosessie is daarom te kwalificeren als een misleidende handels¬praktijk als bedoeld in artikel 6:193c, eerste lid, aanhef en onder b, van het BW. Dit is een overtreding van artikel 8.8 van de Whc. 

6.3  De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder aan deze overtreding ten grondslag gelegde gedragingen, in hun samenhang bezien, erop gericht zijn om druk uit te oefenen op de consument die niet op de afspraak verschijnt of zich daarvoor niet tijdig heeft afgemeld. Uit het boeterapport volgt dat Fotosessie vanaf 15 oktober 2008 tot aan de ingebruikname van het opnamesysteem in december 2008 naar de consument heeft gecommuniceerd dat zij als bewijs van de juridische afspraak een gedeelte van telefoongesprekken met de consument had opgenomen, terwijl dit niet zo was. Voorts heeft Fotosessie in brieven en e-mails afdelingen en medewerkers genoemd die in werkelijkheid niet bestonden, waaronder een Hoofd juridische zaken, M. van Diest. Daarnaast heeft fotosessie in de verzuimfacturen het bedrag voor de fotoshoot van € 125,- verhoogd met een bedrag van € 325,- vanwege een vervallen korting (naast administratiekosten). Nu de standaardprijs voor een fotoshoot € 125,- bedroeg en er derhalve feitelijk geen korting aan de consument werd gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het op deze wijze opnemen van een verhoging van de verschuldigde prijs bij verzuim in de algemene voorwaarden en het versturen van verzuimfacturen - waarin steeds wordt gewezen op de vervallen korting, een incassoprocedure en gerechtelijke procedures - in samenhang bezien met voornoemde punten, de consument zodanig hebben beïnvloed dat de consument een besluit over de overeenkomst heeft genomen of kunnen nemen, dat hij anders niet had genomen. Deze handelspraktijk van Fotosessie is te kwalificeren als agressief als bedoeld in artikel 6:193h, eerste lid, van het BW. Hierdoor is er sprake van een overtreding van artikel 8.8 van de Whc. 

Verwijtbaarheid
8.7  Ten tijde van het bedrijfsbezoek op 5 maart 2008 was verweerder op grond van artikel 8.5 van de Whc wel belast met het toezicht op de Wet koop op afstand. Wat betreft de overtredingen van artikel 8.5 van de Whc wegens het niet nakomen van de in artikel 7:46c van het BW neergelegde informatieverplichtingen (overtredingen II en III) moet aan eisers het voordeel van de twijfel worden gegeven dat door de toezichthoudende ambtenaren tijdens dit bedrijfsbezoek uitlatingen zijn gedaan over de manier waarop in de toekomst zou worden omgegaan met vermoedelijke overtredingen van de Wet koop op afstand. Deze gewekte verwachtingen kunnen verweerder echter niet binden, nu de betrokken medewerkers niet bevoegd waren om toezeggingen te doen over het al dan niet handhavend optreden door verweerder. Wel is de rechtbank van oordeel dat de gewekte verwachtingen tot gevolg hebben dat de verwijtbaarheid voor wat betreft overtredingen II en III ontbreekt, zodat voor deze overtredingen geen boete kan worden opgelegd. Hierdoor dient de totale boete te worden verlaagd. 

Termijnoverschrijding
11.4  Op grond van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb moet verweerder binnen 12 weken beslissen op het bezwaar, gerekend vanaf de dag waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De bezwaartermijn was verstreken op 25 februari 2010. Verweerder had daarom in beginsel uiterlijk op 20 mei 2010 moeten beslissen. Nu verweerder heeft erkend dat de beslistermijn is overschreden, ziet de rechtbank geen aanleiding om te onderzoeken of en zo ja, in hoeverre sprake is van opschorting of verder uitstel van de termijn, als bedoeld in artikel 7:10, tweede en derde lid, van de Awb. 

Op grond van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb verbeurt het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. 

Op grond van het derde lid van dit artikel is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. 

11.5  De rechtbank is van oordeel dat het vereiste van ingebrekestelling materieel moet worden opgevat. Niet vereist is dat expliciet wordt vermeld dat het een ingebrekestelling in de zin van genoemd artikel betreft. Voldoende is dat de aanvrager schriftelijk aan het bestuursorgaan aangeeft dat naar zijn mening niet tijdig op de voorliggende aanvraag is beslist. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de brief van eisers van 17 december 2010 niet slechts heeft kunnen opvatten als een verzoek om hen te informeren over de termijn waarop het besluit op bezwaar tegemoet kon worden gezien, mede gelet op het feit dat op het moment van dagtekening van deze brief de beslistermijn al ruimschoots was overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank dient de brief van eisers van 17 december 2010 derhalve als een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb aangemerkt te worden. 

Zie ook: IT 806

RB 1419

Ambtshalve het oneerlijk karakter onderzoeken (arrest)

HvJ EU 14 juni 2012, zaak C-618/10 (Banco Español de Crédito tegen Joaquín Calderón Camino) - persbericht

Prejudiciële vragen gesteld door Audiencia Provincial de Barcelona.
In navolging van conclusie AG (RB 1295)
en HvJ EU-overzicht Reclamerecht.

De nationale rechter kan de inhoud van een oneerlijk beding in een overeenkomst tussen een handelaar en een consument niet herzien Wanneer hij het bestaan daarvan vaststelt, mag hij het enkel buiten toepassing laten.

Vraag 6) Mag de nationale rechter bij gebreke van omzettingsbepalingen tegen de achtergrond van artikel 11, lid 2, van richtlijn 2005/29 ambtshalve toetsen of de praktijk om een beding over moratoire interesten in de overeenkomst op te nemen oneerlijk is?

Antwoord:

1) Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een regeling van een lidstaat zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan een rechter die om een betalingsbevel is verzocht, zelfs indien hij daartoe over de nodige gegevens ten aanzien van het recht en van de feiten beschikt, niet ambtshalve, wanneer de consument geen verzet heeft aangetekend, in limine litis of op enig ander ogenblik in de procedure kan nagaan of een beding over moratoire interesten in een overeenkomst tussen een handelaar en een consument oneerlijk is.

2) Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat, zoals artikel 83 van Real Decreto Legislativo 1/2007 por el que se aprueba el texto refundido de la Ley General para la Defensa de los Consumidores y Usuarios y otras leyes complementarias (koninklijk wetsbesluit 1/2007 tot goedkeuring van de geconsolideerde tekst van de algemene wet ter bescherming van consumenten en gebruikers en overige aanvullende wetten) van 16 november 2007, op grond waarvan de nationale rechter, wanneer hij de nietigheid van een oneerlijk beding in een overeenkomst tussen een handelaar en een consument vaststelt, de betrokken overeenkomst kan aanvullen door de inhoud van dat beding te herzien.

RB 1418

Goede ervaringen zijn niet verifieerbaar

Reclame Code Commissie 12 juni 2012, dossiernr. 2012/00035 (Green Coffee 800+)

Productclaims. Op de website www.greencoffee800plus.nl wordt het afslank(ondersteundend)product Leptin aangeprezen.

De klacht bestaat erin dat er geen enkel bewijs is voor de werkzaamheid van het product en dat het product in het verleden van de markt gehaald is omdat het vevuild was met het medicament sibutramine. De Commissie heeft d.d. 6 maart 2012 overwogen dat de reclame-uiting in strijd is met artikel 7 NRC.

Tegen dit oordeel van de Commissie is een beroep ingesteld. Appellante beroept zich onder meer op de goede ervaringen van gebruikers. Het College oordeelt echter dat deze goede ervaringen niet verifieerbaar zijn en aldus de geclaimde werking van het afslank(ondersteunend)middel nog steeds onvoldoende aannemelijk is gemaakt.

Derhalve bevestigt het College de beslissing van de Commissie.

9. De beweerdelijk goede ervaringen van gebruikers waarop appellante zich beroept, zijn niet verifieerbaar en kunnen om die reden niet tot het oordeel leiden dat appel­lante de geclaimde werking van Green Coffee 800+ voldoende aannemelijk heeft ge­maakt. Deze ervaringen kunnen ook niet worden beschouwd als empirisch onaf­han­kelijk onderzoek. Terecht is de Commissie aan die ervaringen voorbijge­gaan en heeft zij de bestreden uiting mis­leidend geacht zoals verwoord in de bestreden be­slissing, nu de werking van het Green Coffee 800+ niet aanne­melijk is ge­maakt. Hier­aan doet niet af dat appellante blijkbaar is uitgegaan van hetgeen de fabrikant van Green Coffee 800+ heeft mee­gedeeld. Het feit dat de uiting op haar website staat, impliceert dat appel­lante voor die uiting verantwoordelijk is, ook in­dien zij te goeder trouw op medede­lingen van de fabrikant en gebruikers is afgegaan.


10. Niet aannemelijk is overigens dat over het voorgaande anders zou moeten worden geoordeeld indien de uiting zou zijn getoetst aan de Claimsverordening, reeds omdat niet is ge­steld of geble­ken is dat voor (bepaalde ingrediënten of nutriënten van) Green Cof­fee 800+ (tijdig) een aan­vraag is inge­diend wegens een af­slank(ondersteu­n)end effect. Derhalve kan, voor zover aan de orde, niet worden aangenomen dat sprake is van ver­melding op de lijst die is bedoeld in artikel 13 lid 2 Claims­verordening res­pec­tievelijk artikel 13 lid 3 Claimsverordening.

RB 1416

Gebittenreiniger niet conform productinformatie

RCC 9 mei 2012, dossiernr. 2012/00344 (productinformatie ultrasone gebittenreiniger)

In de uiting op postordershop.nl staat dat de gebittenreiniger niet alleen supersnel werkt, “maar ook zó brandschoon dat er geen geborstel en geen reinigingsvloeistoffen tegenop kunnen.” In de praktijk blijkt anders en klager betwijfelt daarom of het apparaat een ultrasone werking heeft.

In de in 2003 afgegeven Declaration of Confirmity wordt door een testinstituut verklaard dat sprake is van conformiteit van de geteste gebittenreiniger met de essentiële beveiligingseisen van de Europese Richtlijn 89/336/EEC. De ‘standards’ waaraan is getoetst betreffen, kort gezegd, normen op het gebied van emissie, immuniteit en meetmethodiek van elektromagnetische storingen. Er wordt niet aangetoond dat de onderhavige gebittenreiniger een ultrasone werking heeft.

Door adverteerder is erkend dat de zinsnede “dat er geen geborstel en geen reinigingsvloeistoffen tegenop kunnen” niet juist is. Bij de gemiddelde consument de indruk wekt dat het borstelen van het gebit en het gebruik van reinigingsvloeistoffen achterwege kunnen blijven om het gebit brandschoon te krijgen. Een aanbeveling volgt op basis van art. 7, 8.2 onder a en b NRC.

citaten:

Nu klager heeft bestreden dat de aangeprezen gebittenreiniger de ultrasone werking heeft die daaraan in de uiting wordt toegeschreven, ligt het op grond van artikel 15 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) op de weg van adverteerder om aannemelijk te maken dat daadwerkelijk sprake is van een ultrasone gebittenreiniger. Naar het oordeel van de Commissie is adverteerder, die in dit verband heeft verwezen naar de voor dit product afgegeven ‘Declaration of Conformity’, hierin niet geslaagd.

In de in 2003 afgegeven Declaration of Confirmity wordt door een testinstituut verklaard dat sprake is van conformiteit van de geteste gebittenreiniger met de essentiële beveiligingseisen van de Europese Richtlijn 89/336/EEC betreffende onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit (EMC). De ‘standards’ waaraan is getoetst betreffen, kort gezegd, normen op het gebied van emissie, immuniteit en meetmethodiek van elektromagnetische storingen. Met deze verklaring is echter naar het oordeel van de Commissie niet aangetoond dat de onderhavige gebittenreiniger een ultrasone werking heeft en niet alleen werkt door middel van trillingen, zoals door klager is verondersteld.

 

Voorts is de Commissie van oordeel, dat de zinsnede dat de aangeprezen gebittenreiniger zó brandschoon werkt “dat er geen geborstel en geen reinigingsvloeistoffen tegenop kunnen” bij de gemiddelde consument de indruk wekt dat het borstelen van het gebit en het gebruik van reinigingsvloeistoffen achterwege kunnen blijven om het gebit brandschoon te krijgen. Door adverteerder is erkend dat dit niet juist is.

RB 1415

Vroegboekkorting alleen voor vliegreizen

CvB 5 juni 2012, dossiernr. 2012/00251 (OAD vroegboekkorting)

In een tv-reclame wordt onder meer gezegd: “Zeg bent u al vakantieVIP? Dat word je als je nu bij OAD Reizen een heerlijke vakantie boekt. Maar wees er snel mee, want dan profiteer je van hele hoge vroegboekkortingen”.

Klacht: In geen van de bestreden uitingen is vermeld dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor all-in vliegreizen en bestemmingen aan de Middellandse Zee.

RCC: Adverteerder heeft niet weersproken dat uit geen van de bestreden uitingen valt op te maken dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor vliegreizen en reizen naar bestemmingen aan de Middellandse Zee en dus niet voor andere door OAD aangeboden reizen. Er wordt essentiële informatie verborgen gehouden.

Er worden drie grieven ingediend:

1) geen goede procesorde, omdat de SRC aan klaagster (in eerste instantie) twee mogelijke samenvattingen heeft aangeboden van haar klacht.
2) De beslissing wordt gewezen door een onbevoegd Commissielid, zij wordt niet op de website van de SRC vermeld.
3) OAD kon de klacht niet onderzoeken omdat bepaalde gegevens ontbraken. Volgens OAD is de datum van boeken bepalend voor de toepasselijkheid van de gewraakte uitingen.


De CVB bevestigt de aanbeveling:

1. OAD miskent het Reglement en de eigen procesregels dat geen verbod inzake het vragen van nadere inlichtingen bevat.
2. De secretaris is - volgens art. 5 lid 2 Reglement - bevoegd als plaatsvervangenr van elk van de Commissieleden.
3. Voor de beoordeling van deze klacht is niet rele­vant of geïn­timeerde een reis heeft geboekt, en zo ja, op welke datum. Kern van de klacht is immers dat uit de uitin­gen niet blijkt dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor all-in vliegreizen en be­stem­mingen aan de Middellandse Zee.
4. Er is niet inhoudelijk weersproken, dus onderschreid het college het oordeel van de commissie

citaten:

onder 1: (...) OAD stelt dat in een procedure voor de rechter een dergelijke handel­wijze ongeoorloofd is. OAD miskent echter met dit betoog dat de procedure die volgt na het in behandelen nemen van een klacht door de Commissie, wordt beheerst door eigen procesregels, die zijn vastgelegd in het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, welke colleges zijn ingesteld in­ge­vol­ge artikel 2 lid 2 van de Statuten van de Stichting Reclame Code. In het Re­gle­ment zijn beginselen van een behoorlijke klachtprocedure uitgewerkt. Het Regle­ment be­vat geen verbod om naar aanleiding van een ingediende klacht nadere in­lich­tin­gen aan een klager te vragen. De door OAD bedoelde brief gaat het kader van een in­for­ma­tie­verzoek niet te buiten. Van “hel­pen” van geïntimeerde bij het indienen van een correcte klacht is geen sprake. Het was blijkens de inhoud van de brief de be­doeling duidelijkheid te verkrijgen over de reikwijdte van de klacht ten­ein­de die op efficiënte wijze te kunnen be­han­delen. OAD was hierbij ook ge­baat, nu zij het ver­weer in eerste aanleg kon be­perken tot datgene wat vol­gens het antwoord van geïn­timeerde op voormelde brief de essentie van de klacht was. Aldus kan niet wor­den gezegd dat sprake is van schending van het Re­glement en evenmin dat OAD door voormelde handelwijze in haar belangen is geschaad. Grief 1 faalt derhalve.

3. Ten aanzien van de stelling van OAD dat zij de klacht niet kon onderzoeken omdat met betrekking tot de door geïntimeerde gemaakte boeking bepaalde gegevens ont­bra­ken, is het College van oordeel dat deze stelling niet ter zake doet voor de be­oor­­­deling van de onderhavige klacht. Kern van de klacht is immers dat uit de uitin­gen niet blijkt dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor all-in vliegreizen en be­stem­mingen aan de Middellandse Zee. Voor de beoordeling van deze klacht is niet rele­vant of geïn­timeerde een reis heeft geboekt, en zo ja, op welke datum. Het gaat in deze procedure immers uitsluitend om de vraag of de gewraakte uitingen mis­lei­dend zijn voor de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende con­su­ment.

4. De Commissie heeft geoordeeld dat niet is weersproken dat de in de klacht be­doel­de informatie in de uitingen ontbreekt en dat om die reden sprake is van een ver­bor­gen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen (...)

5. Het College neemt kennis van de stelling van OAD dat zij geïntimeerde een korting zal geven, ongeacht hoe de uitkomst van deze procedure zal luiden.

RB 1414

Pinnen in gemakswinkels geen tabaksreclame

Vz (afwijzing) RCC 22 mei 2012, dossiernr. 2012/00449 (Pin en win 2012 bij tabakswinkel)

Klacht: De aanbeveling om “bij uw gemaks- en tabakswinkel” te pinnen en kans te maken op een geldbedrag kan worden gezien als een indirecte reclame voor tabak. De commercial is daarom in strijd met “de reclamecode”.

Verweer: De commercial heeft tot doel het pinnen te stimuleren, ongeacht de hoogte van het bedrag en bij elk type zaak waar door consumenten wordt afgerekend, omdat pinnen veiliger en efficiënter is. Uit de actievoorwaarden (artikel 3.2) blijkt dat het in de gemaks- en tabakswinkel te winnen prijsbedrag van 250 euro niet mag worden besteed aan tabaksproducten.

Naar het oordeel van de voorzitter blijkt echter uit tekst en beeld voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat de televisiecommercial tot doel heeft het pinnen bij gemaks- en tabakswinkels te stimuleren en geen aanprijzing inhoudt van deze winkels en/of de in deze winkels verkrijgbare tabaksproducten. Met betrekking tot de pin-en-winactie kan evenmin worden geoordeeld dat sprake is van tabaksreclame, nu uit de actievoorwaarden, waarnaar in de commercial wordt verwezen, blijkt dat de te winnen prijs bestaat uit producten uit de betreffende gemakswinkel tot een bedrag van 250 euro met uitzondering van tabaksproducten en tabaksgerelateerde producten.

RB 1413

Nooit meer je trouwdag vergeten pas na 20:00

RCC 21 mei 2012, dossier 2012/00363 (nooit meer je trouwdag vergeten)

De uiting wordt uitgezonden om 17:00 en zou in strijd zijn met de goede smaak voor zover op dit tijdstip uitgezonden.

De uiting: Een man rijdt in een auto. Naast hem komt een andere auto rijden met op de plaats naast de bestuurder een gemaskerde man. Nadat de gemaskerde man eerst zwaait naar de hoofdpersoon, begint hij vervolgens met een mitrailleur te schieten op de hoofdpersoon. De hoofdpersoon komt met de schrik vrij.  Eenmaal thuis treft hij een slang aan in de brievenbus, valt hij in een gat, en valt de gehele inhoud van een zoutvaatje in zijn eten, terwijl zijn vrouw zwijgend tegenover hem zit. Vervolgens zegt de voice-over: “Nooit meer je trouwdag vergeten. Bestel nu een mooie bos op Bloemen.nl”. YouTube.com.

De Commissie heeft oog voor de indringende en angstaanjagende beelden van de automobilist die van zeer dichtbij met een mitrailleur wordt beschoten. Van (kleine) kinderen kan niet worden verwacht dat zij de beelden van de schietpartij in de context van de gehele, humoristisch bedoelde  uiting zullen plaatsen. De Commissie oordeelt onafhankelijk van een eventuele classificatie door NICAM/Kijkwijzer. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC, voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur.

Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van dat criterium. De Commissie begrijpt dat in de onderhavige aanprijzing van Bloemen.nl op humoristisch bedoelde wijze tot uitdrukking wordt gebracht dat men zijn trouwdag niet dient te vergeten, maar de wijze waarop dit gebeurt acht de Commissie niet in overeenstemming met de goede smaak, voor zover de uiting wordt uitgezonden op tijdstippen waarop aannemelijk is dat (kleine) kinderen deze kunnen zien. De Commissie heeft hierbij het oog op de naar haar oordeel indringende en angstaanjagende beelden van de automobilist die van zeer dichtbij met een mitrailleur wordt beschoten.

Dat de schutter eerst zwaait naar de hoofdpersoon en dat deze laatste ongedeerd blijft, leidt niet tot een ander oordeel. Van (kleine) kinderen kan niet worden verwacht dat zij de beelden van de schietpartij in de context van de gehele, humoristisch bedoelde uiting zullen plaatsen.

Het verweer dat programma’s met de NICAM/Kijkwijzer classificatie “6 jaar” op ieder moment van de dag mogen worden uitgezonden en dat een voorbeeld van zo’n programma, de jaren-80 serie The A-Team, veel beelden bevat waarin wordt geschoten met onder meer mitrailleurs doet evenmin aan het oordeel van de Commissie af. De Commissie oordeelt onafhankelijk van een eventuele classificatie door NICAM/Kijkwijzer.