RB

Doelgroepen  

RB 2205

Pratende tampon niet ongepast voor jonge meisjes

RCC 18 juli 2014, RB 2205, dossiernr. 2014/00469 (o.b. tampons)
Kinder- en Jeugdreclamecode. Goede smaak. Afwijzing. Het betreft een advertentie voor o.b. Mini tampons in het weekblad (voor meisjes) Tina. Onder de kop “o.b. vanaf je eerste menstruatie” zijn onder meer een gebogen pen en een gebogen tampon afgebeeld die met elkaar ‘praten’. De pen zegt: “Ik heb gehoord dat jonge meisjes geen tampons zouden mogen gebruiken?” Antwoord van de tampon: “Geloof die roddels niet! Ik ben zacht, klein en ideaal voor jonge meisjes.” Klaagster acht de in de advertentie staande tekst geheel verkeerd, omdat deze iets seksueels impliceert, zeker omdat de tampon zelf spreekt tegen kinderen van soms nog geen 12 jaar. Volgens klaagster is de tekst zeer ongepast en schurkt het tegen pedofilie aan. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
1. De Commissie stelt voorop dat, nu de bestreden advertentie - gelet op de inhoud en de plaatsing in het weekblad Tina - geheel tot kinderen (t/m 12 jaar) is gericht, de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC) op de reclame-uiting van toepassing is. Krachtens de Preambule van de KJC blijven naast de KJC de overige bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) onverkort van kracht.

2. De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de advertentie in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC. Bij de toetsing van een reclame-uiting aan criteria als de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. De Commissie beoordeelt of de uiting naar de huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Hierbij wordt rekening gehouden met de doelgroep waarvoor de uiting bestemd is, in dit geval meisjes van 11-12 jaar.

3. Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat de advertentie de grenzen van het toelaatbare niet overschrijdt. De bestreden tekst “ik ben klein, zacht en ideaal voor jonge meisjes” is voor de gemiddelde consument op wie de uiting is gericht voldoende herkenbaar als beschrijving van de specifieke kenmerken van o.b.® Mini, door welke kenmerken dit product zich onderscheidt van andere tampons en wordt aangeprezen voor de doelgroep. De Commissie acht niet aannemelijk dat de gebruikte bewoordingen bij de gemiddelde consument de door klaagster aangevoerde associatie met pedofilie oproepen, noch dat aan de tekst een ongewenste seksuele lading wordt toegekend.

Hetzelfde oordeel geldt voor de vorm van de afgebeelde tampon. De gemiddelde consument uit de doelgroep zal, naar het oordeel van de Commissie, begrijpen dat mede door de gebogen vorm van de tampon en de pen wordt uitgebeeld dat beide voorwerpen met elkaar ‘praten’.
RB 2179

Profijt speciale vertrouwen kinderen tegenover leerkrachten bij uitdelen reclame

RCC 3 juli 2014, RB 2179, dossiernr. 2014/00359 (Jumbo)
Gedeeltelijke Aanbeveling. Reclame gericht op kinderen. Het betreft een waardebon van Jumbo Roden, uitgedeeld tijdens de Koningsspelen op de basisschool (de kleuterklas) van klagers zoon, door de juf. In de uiting staat onder het kopje: “Een bijzondere dag verdient iets bijzonder lekkers!” onder meer: “Kom op vrijdag 25 april of zaterdag 26 april naar Jumbo Roden en ontvang gratis 4 oranje tompoucen bij besteding van € 15,- aan boodschappen. Daarnaast hebben we op zaterdag 26 april een ijscokar geregeld! Tegen inlevering van deze waardebon ontvang je een lekker oranje schepijsje gratis”. Klager acht de uiting in strijd met artikel 2 lid 1 aanhef en onder b en c van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC) Klager stelt hiertoe dat met het aanzetten tot eten van ongezonde zoetigheden de supermarkt de kinderen fysieke schade berokkent, ouders worden overreden tot het brengen vaan een bezoek aan de supermarkt en dat profijt wordt getrokken uit het speciale vertrouwen dat kinderen hebben in leerkrachten. De Commissie acht de uiting slechts in strijd met artikel 2 lid 1 onder c KJC.

Het oordeel van de Commissie
Dat in de mede tot kinderen gerichte waardebon de aandacht wordt gevestigd op “allerlei oranje lekkernijen” bij Jumbo, waaronder “gratis (..) oranje tompoucen” en op een “oranje schepijsje” tegen inlevering van de bon, betekent nog niet dat de bon kinderen fysieke schade berokkent als bedoeld in artikel 2 lid 1 aanhef KJC.

Artikel 2 lid 1 aanhef en onder b KJC luidt, voor zover hier van belang:
“Reclame gericht op kinderen (..) mag er niet rechtstreeks toe aanzetten hun ouders (..) te overreden tot de aankoop van producten waarvoor reclame wordt gemaakt. De uiting bevat naar het oordeel van de Commissie geen rechtstreekse aansporing van kinderen om hun ouders te bewegen tot aankoop van in de uiting aangeprezen producten.

Waar leerkrachten de bon aan kinderen verstrekken, acht de Commissie het aannemelijk dat eerder acht zal worden geslagen op die bon, allereerst door de kinderen zelf, dan wanneer deze zou worden aangeboden door een willekeurige derde. In zoverre is de Commissie van oordeel dat de onderhavige reclame profiteert van het speciale vertrouwen dat kinderen hebben in leerkrachten als bedoeld in artikel 2 lid 1 aanhef en onder c KJC.

De Commissie acht alleen verweerder sub 2 verantwoordelijk voor deze overtreding van de KJC, nu verweerder sub 2 de uiting heeft verspreid.

Ten overvloede overweegt de Commissie het volgende.

Ingevolge artikel 12 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) is het verboden om op scholen voor primair onderwijs reclame te maken voor een voedingsmiddel. De onderhavige bon houdt een aanprijzing in van onder meer “allerlei oranje lekkernijen in het assortiment” van Jumbo, waaronder “oranje tompoucen”. Aldus wordt reclame gemaakt voor voedingsmiddelen, en wel in strijd met het verbod van artikel 12 RVV. Van dit verbod is uitgezonderd een voorlichtende reclamecampagne als bedoeld in artikel 12 RVV, maar van een dergelijke campagne is in dit geval geen sprake.
RB 2173

Nadere toelichting vereist voor babyvoeding claims over hersenontwikkeling

RCC 26 juni 2014, RB 2173 , dossiernr. 2013/00930 (Nutrilon)
Gedeeltelijke Aanbeveling. Babyvoeding. Het betreft een televisiereclame voor de voeding “Nutrilon met Pronutra”. Daarin worden onder meer uitingen gedaan over dat dit product bijdraagt aan een gezonde hersenontwikkeling en het immuunsysteem. De klacht: gesuggereerd wordt dat door het gebruik van de onderhavige melkpoeder “de fantastische toekomst van je kleine baby wordt bepaald”. De poeder draagt bij aan een “gezonde hersenontwikkeling”. Na opnieuw bekijken van de reclame zag klager dat zeer kort en klein wordt vermeld dat borstvoeding de beste voeding is. De consument wordt op het verkeerde been gezet. De Commissie stelt adverteerder in de gelegenheid binnen 14 dagen na dagtekening van deze beslissing de Commissie nader te informeren over de in de commercial gebruikte claims met betrekking tot de hersenontwikkeling en of deze zijn aan te merken als toegestane claims. Voor het overige houdt de Commissie haar beslissing aan.

Het oordeel van de Commissie

1. Waar klager stelt dat geen reclame voor melkpoeder mag worden gemaakt, heeft klager kennelijk het oog op het verbod om reclame te maken voor volledige zuigelingenvoeding voor baby’s jonger dan 6 maanden, neergelegd in artikel 2 onder a van de Warenwetregeling Zuigelingenvoeding 2007 in verbinding met artikel 14 van de Europese Richtlijn over zuigelingenvoeding, richtlijn 2006/141/EG. In artikel 14 van voornoemde richtlijn staat onder meer: “Voor volledige zuigelingenvoeding mag slechts reclame worden gemaakt in gespecialiseerde publicaties op het gebied van babyverzorging en in wetenschappelijke publicaties” en in artikel 2 van voornoemde Warenwetregeling staat onder meer: “Het (…) verhandelen van:
a. volledige zuigelingenvoeding (…) geschiedt met inachtneming van de artikelen (…) tot en met 14, van richtlijn 2006/141/EG”.

De onderhavige uiting, waarin tweemaal een pak “Nutricia Nutrilon met Pronutra Standaard 2 6-10 maanden” in beeld is gebracht, heeft echter duidelijk betrekking op voeding voor baby’s vanaf 6 maanden, ofwel opvolgmelk. Het maken van reclame voor opvolgmelk is op zichzelf niet ontoelaatbaar.

2. Voor zover klager bezwaar maakt tegen de mededelingen “Nutrilon met Pronutra, die bijdraagt aan een gezonde hersenontwikkeling”, “DHA in Nutrilon met Pronutra ondersteunt een normale hersenontwikkeling” en “Ondersteunt de GEZONDE HERSENONTWIKKELING”, overweegt de Commissie het volgende. Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat de in de commercial gebruikte claims met betrekking tot onder meer de hersenontwikkeling zijn gebaseerd op de dossiers van de bij de EFSA ingediende artikel 14 claims.

Alvorens het onderhavige bezwaar te beoordelen, zal de Commissie adverteerder in de gelegenheid stellen haar verweer op dit punt nader toe te lichten en daarbij in te gaan op de vraag of de in dit geval gebruikte claims met betrekking tot de hersenontwikkeling zijn aan te merken als toegestane claims in de zin van artikel 14 lid 1 onder b van de EG-verordening 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. In artikel 14 lid 1 van deze verordening staat:

“Niettegenstaande artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2000/13/EG mogen de volgende claims worden gedaan indien er volgens de procedure van de artikelen 15, 16, 17 en 19 van deze verordening een vergunning is verleend om ze op te nemen in een communautaire lijst van dergelijke toegestane claims, tezamen met alle noodzakelijke voorwaarden voor het gebruik van die claims:

a) claims inzake ziekterisicobeperking;
b) claims die verband houden met de ontwikkeling en gezondheid van kinderen”.

Vervolgens zal klager in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk te reageren.

3. Ten slotte overweegt Commissie dat zij de bij de beelden van een moeder die borstvoeding geeft gedane mededeling “Borstvoeding is de beste voeding voor je baby” voldoende duidelijk leesbaar acht en dat deze mededeling voldoende lang in beeld is.
RB 2169

Prijs Superhelden-actie teleurstellend voor kinderen

RCC 25 juni 2014, RB 2169, dossiernr. 2014/00375, 00375A (PLUS supermarkt)
Gedeeltelijke Aanbeveling. Het betreft: 1) de folder waarin de Marvel Superhelden-actie van PLUS wordt aangeprezen, meer specifiek de volgende tekst: “Vind jij een gouden Spider-man? Tussen alle Marvel Super Helden zit een ‘special edition’: de Gouden Spider-man. Als je deze vindt, win je altijd één van de vette prijzen!”. 2) de televisiecommercial betreffende de PLUS Superhelden-actie. De klacht: in de folder wordt meegedeeld dat bij het aantreffen van een gouden spiderman “altijd één van de vette prijzen” wordt gewonnen. Toen klagers kinderen adverteerders website bezochten om te zien welke prijs zij gewonnen hadden met hun gouden spiderman, zagen zij echter teleurgesteld de mededeling dat zij niets hadden gewonnen. Een krant die zelf kan worden uitgeprint is immers amper een prijs te noemen. De Commissie acht de onder 1 beschreven reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 1 KJC en wijst de klacht voor het overige af.

Het oordeel van de Commissie
Ad 1)
(...) In de bestreden uiting wordt gesteld dat je bij het vinden van een gouden spiderman “altijd één van de vette prijzen” wint. Naar het oordeel van de Commissie zullen kinderen de omschrijving “vette prijzen” opvatten als “te gekke prijzen”. Het inspreken van een stem in een Disney XD-serie en het winnen van een goodiebag zullen door kinderen gekwalificeerd (kunnen) worden als “vette prijzen”. Aannemelijk is echter dat kinderen de digitale prijs niet als een “vette prijs” maar (hooguit) als een troostprijs zullen beschouwen, mede naar aanleiding van de mededeling “Helaas, je hebt niet de hoofdprijs of een goodiebag gewonnen”, welke mededeling verschijnt als blijkt dat de ingevoerde code - slechts - recht geeft op de digitale prijs. Nu kinderen op basis van de mededeling “Als je deze vindt, win je altijd één van de vette prijzen!” meeromvattende prijzen (kunnen) verwachten dan waarvan in werkelijkheid sprake is, acht de Commissie de bestreden uiting misleidend voor kinderen en om die reden in strijd met artikel 1 KJC.

Ad 2)
Nu in de televisiecommercial alleen wordt gezegd “Wordt ook een superheld” en “Spaar bij PLUS voor Marvel Superhelden”, en niet over (vette) prijzen wordt gesproken, wordt de klacht voor zover deze betrekking heeft op de televisiecommercial afgewezen.
RB 2168

Geen suggestie dat Zorgenvriendje in werkelijkheid praat

RCC 3 juni 2014, RB 2168, dossiernr. 2014/00276 (Zorgenvriendje)
Afwijzing. Bijzondere Reclamecode. Het betreft een televisiereclame waarin een meisje in bed ligt te slapen, met naast zich een fantasiepoppetje, een zogenaamd zorgenvriendje. Plotseling doet ze het licht aan omdat ze denkt dat er een monster onder haar bed zit. Het zorgenvriendje gaat kijken, vindt daar een slof van het meisje en zegt: “MMM… monster, oh, oh. Hier je voetenmonster”. Het zorgenvriendje pakt de slof en gooit deze naar het meisje, waarna ze samen moeten lachen. Terwijl gezongen wordt: “Vertel ons al je zorgen en we eten ze op” eet het zorgenvriendje een paar zorgen op, in de vorm van grote blauwe ovaalvormige pillen, en gaan ze weer slapen. Tot slot wordt gezegd: “Al je zorgen weg met het zorgenvriendje. Nu in de winkel.” De klacht is dat de doelgroep van de uiting kleine kinderen zijn en voor hen is de uiting onduidelijk en misleidend. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
De uiting is gericht op jonge kinderen met “zorgen” zoals het in de uiting getoonde meisje. Naar het oordeel van de Commissie gaat voor deze doelgroep van de uiting, waarin het meisje met het zorgenvriendje praat, niet de suggestie uit dat het zorgenvriendje in werkelijkheid ook een gesprek kan voeren. Dit geldt ook indien rekening wordt gehouden met het bevattingsvermogen van deze kinderen en hun verwachtingspatroon met betrekking tot de prestaties van het zorgenvriendje als bedoeld in (de toelichting op) artikel 1 van de Kinder- en Jeugdreclamecode.

Dat er jonge kinderen zijn die bij het zien van de uiting mogelijk toch (even) zullen denken dat het zorgenvriendje kan spreken, leidt niet tot een ander oordeel.
RB 2163

Kinderen niet aangezet tot het besturen van auto

RCC 16 juni 2014, RB 2163, dossiernr. 2014/00346E (Promovendum verzekeringen)
NIB bevestigd. Afwijzing. Subjectieve normen. Het betreft de televisiecommercial voor Promovendum verzekeringen. In de commercial wordt door beeld en geluid de indruk gewekt dat twee kinderen auto’s besturen, geïrriteerd raken over elkaars rijgedrag en vervolgens met elkaar in botsing komen. Als de jongens uitstappen, blijkt dat de auto’s op een oprit van een huis staan. Een voice-over zegt: “Een ongeluk kan iedereen overkomen. Maar stel nou dat er echt iets gebeurt. Dan bent u bij Promovendum goed verzekerd.” De klacht: klager acht de commercial, waarin twee kleuters beiden achter het stuur van een motorvoertuig (op eigen terrein) volwassenen nadoen, pedagogisch slecht gekozen. Klager hoopt dat de hoogopgeleiden een betere smaak hebben. De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klager de televisiecommercial in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Zoals reeds door de voorzitter is overwogen, stelt de Commissie zich bij toetsing van een reclame-uiting aan criteria als de goede smaak en/of het fatsoen terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. De Commissie beoordeelt of naar de huidige maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat.

Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat uit de televisiecommercial voldoende blijkt dat sprake is van spelende kinderen in een gefantaseerde situatie. In de commercial worden geen contactsleutels – in of buiten het contact – getoond. Met de voorzitter is de Commissie van oordeel dat kinderen door het zien van de commercial niet zullen worden aangezet tot het daadwerkelijk rijden met een auto.
RB 2157

Afslankend effect voor ideaalbeeld jeugdige consument onaannemelijk

Vz. RCC 10 juni 2014, RB 2157, dossiernr. 2014/00130, 00130A (LipoControl)
Voorzittersaanbeveling. Het betreft een televisiecommercial voor het product LipoControl. In de televisiecommercial is een actrice met overgewicht te zien die in het bijzijn van vriendinnen een rode jurk wil passen maar hierin door haar overgewicht niet slaagt. Aan het einde van de televisiecommercial loopt een zichtbaar slankere vrouw in dezelfde jurk op de genoemde vriendinnen af die aan een tafel zitten, en legt een verpakking LipoControl tegenover hen op een tafel. De klacht: de reclame begint met beelden van het meisje dat problemen heeft met haar figuur en niet in een jurkje past omdat ze wat voller is. In de volgende scene past ze met behulp van LipoControl wel in dat jurkje, maar zie je niet haar gezicht. Het is blijkbaar niet hetzelfde meisje als in de openingsscène. Klaagster acht de uiting om die reden misleidend. Daarnaast vindt klaagster dat de reclame de verkeerde doelgroep benadert. Het gaat om reclame gericht op dames in hun eind tienerjaren tot begin twintig, die suggereert dat het ideale figuur in korte tijd haalbaar is. Er staat wel in de advertentie dat het ideale figuur behaald wordt in een langere periode en in combinatie met gezonde voeding en voldoende beweging, maar dit neemt de misleiding niet weg. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.


 

 

Het oordeel van de voorzitter
1) Vooropgesteld wordt dat de Keuringsraad KOAG KAG de uiting heeft voorzien van een toelatingsnummer hetgeen impliceert dat de uiting volgens deze instantie niet in strijd is met de wet. De voorzitter is eveneens van oordeel dat geen aanleiding bestaat om de onderhavige commercial in strijd met de wet te achten. Nu sprake is van een gezondheidsclaim met betrekking tot een botanische stof die in het product is verwerkt, valt het product onder de overgangsregeling als bedoeld in artikel 28 lid 6 aanhef en onder b van Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. Het feit dat deze overgangsregeling van toepassing is, ontslaat adverteerder overigens niet van de verplichting om de werking van het product voldoende aannemelijk te maken. Dienaangaande is het volgende van belang.

2) Dat het aangeprezen product daadwerkelijk leidt tot gewichtsverlies, is door adverteerder op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Op grond hiervan oordeelt de voorzitter dat de televisiecommercial voor de gemiddelde consument een onjuist beeld geeft met betrekking tot de van het gebruik van het onderhavige product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Daarbij gaat de voorzitter uit van de gemiddelde jeugdige consument. Uit de informatie van adverteerder blijkt weliswaar dat de actrices allen meerderjarig zijn (leeftijd variërend van 21 jaar tot 27 jaar), maar zij hebben een dusdanig jeugdige uitstraling dat de commercial met name een jong publiek zal aanspreken, en dan meer in het bijzonder een jong vrouwelijk publiek gelet op de uitgebeelde situaties. Dat, zoals adverteerder stelt, LipoControl exclusief wordt verkocht bij zelfstandige drogisten en de gemiddelde leeftijd van klanten van deze drogisten “40+” zou zijn, doet aan het voorgaande niet af. Ook het feit dat het product € 29,95 kost, doet niet af aan het feit dat de reclame-uiting op grond van het voorgaande geacht moet worden te zijn gericht op een jong en vrouwelijk publiek. Voorts is de voorzitter van oordeel dat het gemiddelde lid van deze groep door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat zij anders niet zou hebben genomen. Er wordt immers een sterk afslankend effect van LipoControl gesuggereerd, waardoor gemakkelijk aan een ideaalbeeld van deze groep (slank) lijkt te kunnen worden voldaan. Nu deze werking niet aannemelijk is geworden, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

 
RB 2150

Logo Vriendenloterij op 'Tjoep' voor kinderen niet toegestaan

RCC 27 mei 2014, RB 2150, dossiernr. 2014/00341 (Vriendenloterij)
Aanbeveling. Bijzondere Reclamecode. Kansspelen. Reclame gericht op kinderen. Het betreft de afbeelding van het logo van de VriendenLoterij op de ‘tjoep’ die bij de Koningsspelen 2014 is uitgedeeld aan alle deelnemende kinderen. Het is regel dat kansspelaanbieders zich met hun reclame niet richten op de jeugd. Klager acht het daarom onbegrijpelijk en onjuist dat kinderen door middel van het logo van de VriendenLoterij op de gratis uitgedeelde tjoep moedwillig worden geconfronteerd met reclame voor een gokspel. Ondanks de sponsoring van de Koningsspelen door de VriendenLoterij hoort haar reclame niet thuis op de tjoep. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel III.1 RVK. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken

Het oordeel van de Commissie
In de eerste plaats dient de vraag beantwoord te worden of sprake is van een reclame-uiting van de VriendenLoterij, nu dit door de VriendenLoterij wordt betwist. De Commissie beantwoordt deze vraag bevestigend. Op de tjoep staat onder het grote logo van de Koningsspelen 2014 kleiner, maar duidelijk zichtbaar, het logo van de VriendenLoterij, tussen de -minder duidelijke- logo’s van de twee organiserende stichtingen. De afbeelding van het logo van de VriendenLoterij kan naar het oordeel van de Commissie niet anders opgevat worden dan als een openbare aanprijzing van de VriendenLoterij met het doel de (naams)bekendheid van de loterij te vergroten en de deelname aan de loterij te bevorderen. Aldus is sprake van reclame waarop – krachtens de (toelichting op de) algemene bepaling – de Reclamecode voor Kansspelen die worden aangeboden door vergunninghouders ingevolge de Wet op de kansspelen (RVK) 2013 van toepassing is.
Nu voor de reclame gebruik gemaakt is van de tjoep die tijdens de Koningsspelen 2014 is uitgedeeld aan deelnemende basisschoolleerlingen, heeft de VriendenLoterij reclame gemaakt in strijd met artikel III.1 RVK 2013, waarin is bepaald dat kansspelaanbieders hun reclame voor kansspelen niet specifiek op minderjarigen richten.
RB 2144

Pijprokende stripdokter valt niet onder Reclamecode voor Tabaksproducten

RCC 20 mei 2014, RB 2144, dossiernr. 2014/00205 (Brabants Dagblad)
NIB bevestigd. Afwijzing. Tabak. Het betreft de strip “Elsje” in het Brabants Dagblad van 27 februari 2014. Daarin zegt Elsje tegen de dokter: “Dokter, m`n hond denkt nog steeds dat ie een kat is”. De klacht is dat de dokter een pijp rookt, en dat gebeurt regelmatig in de onderhavige strip, die in meer bladen van het Wegener concern verschijnt, zoals bijvoorbeeld De Stem. Klager acht de uiting in strijd met de artikelen 8.1 en 8.2 van de Reclamecode voor Tabaksproducten (RvT) en misleidend. De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter, inhoudende afwijzing van de klacht.

Het oordeel van de Commissie
Naar het oordeel van de Commissie betreft de bestreden uiting een uiting van redactionele aard in het Brabants Dagblad en geen reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame (NRC). De tekening van een deel van een stripfiguur, die kennelijk een pijp rookt, en als dokter wordt aangeduid, betekent niet dat de uiting een aanprijzing inhoudt van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze.
RB 2075

Banner datingsite lexa.nl als In-Game advertising voetbalspelapp geen overtreding KJC

RCC 3 maart 2014, dossiernummer 22014/00033 (In-Game advertising lexa.nl)
Geen (In-)Game advertising als bedoeld in de KJC. Commissie niet bevoegd zich uit te laten over voorschriften betreffende minimumleeftijd voor Apple App Store spel. Het betreft een banner, vertoond tijdens het voetbalspel “FTS 2014” dat klagers zoon van 11 jaar speelde op de Ipad van klager. In de banner staat naast de foto van een vrouw een “wolkje” met de uitspraak: “Hi, zin in een date?!” Daarnaast staat: “lexa.nl” en “Bekijk foto’s”. Klagers zoon van 11 klikte op deze banner, die zeer regelmatig gedurende het bewuste spel te zien was, en kwam op de site lexa.nl terecht.

Het maken van reclame voor een datingsite gedurende een app die (mede) door (jonge) kinderen wordt gebruikt, is op zichzelf niet in strijd met de NRC. De wijze waarop in dit geval gedurende een app, namelijk het voetbalspel FTS 2014, reclame wordt gemaakt voor de datingsite lexa.nl leidt evenmin tot het oordeel dat de NRC, daaronder begrepen de KJC, is overtreden. De Commissie overweegt daartoe het volgende.

De inhoud van de banner acht de Commissie niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden, ook niet voor zover deze door (jonge) kinderen wordt gezien en kinderen aldus bekend raken met het bestaan van lexa.nl.

Voorts acht de Commissie de banner, voor zover deze geacht moet worden geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen te zijn gericht, duidelijk herkenbaar als reclame. De bewuste app betreft een voetbalspel, terwijl de banner betrekking heeft op een datingsite. Voorts onderscheidt de banner zich in die zin van de app/het voetbalspel dat de banner buiten het spelscherm is geplaatst.

Van (In-)Game advertising als bedoeld in de KJC is overigens geen sprake. De definitie van (In-)Game advertising luidt:

“reclame maken in of door middel van een game (digitaal spel en/of wedstrijd), waarbij een reclame-uiting respectievelijk in de game verschijnt of waarbij de game zelf (of delen daarvan) de reclame-uiting vormt”.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De Commissie wijst de klacht af.