RB

Doelgroepen  

RB 1446

Chiropractie een medisch zinloze behandelwijze?

Vzr. RCC 20 juni 2012, dossiernr. 2012/00233 (Chiropractor)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. Gezondheid.

In het Parool staat een advertentie waarin onder andere wordt vermeld: “Het goede nieuws is dat chiropractische behandelingen bewezen hebben de druk op de zenuwen effectief te kunnen verlichten. Door het gebruik van lichte technieken, ben ik in staat om de druk op de zenuw op te heffen. Dit laat de zenuw herstellen en de klachten verdwijnen. Enkele conclusies uit onderzoek: Patiënten meldden 85,5% verbetering van de zenuwsymptomen na slechts 9 chiropracti­sche behandelingen. – Journal of Chiropractic Medicine, 2008. Met chiropractische zorg, rapporteerden patiënten ‘belangrijke verbetering in ervaren welzijn en functie, zenuw­werking en gevoel in de vingers in het algemeen.” JMPT, 1998. “Belangrijke toename in grijpkracht en normalisatie van motorische en sensorische reacties werden genoteerd. Orthopedische testen waren negatief. Symptomen verdwenen.” – JMPT, 1994 Wat deze onderzoeken betekenen is dat u binnenkort verder kunt met uw leven - zonder irritante zenuwklachten.”

Klaagster stelt dat chiropractie een medisch zinloze behandelwijze is. In de richtlijnen van orthopeden, neurologen en neurochirurgen komt deze behandeling niet voor, omdat er geen bewijs van werkzaamheid is. Patiënten met neuropathie krijgen hierdoor valse hoop en wordt een onwerkzame behandeling aangeboden. Chiropractie behoort niet tot de geneeskunde en kan schade veroorzaken. Adverteerder is geen arts en beschikt niet over de bevoegdheid en bekwaamheid om een diagnose te stellen, de oorzaak van een neuralgie of neuropathie vast te stellen en een juiste therapie te kiezen. Het artikel waarin zou staan “85,5% verbetering van de zenuwsymptomen” is niet te vinden.

De voorzitter oordeelt dat klaagster de stelling dat er sprake is van een medisch zinloze behandelwijze onvoldoende heeft onderbouwd, mede gelet op de verstrekkende aard daarvan. Uit de overgelegde stukken van klaagster blijkt niet dat er onder alle omstandigheiden geen enkele werking van chiropractie is te verwachten. Volgens de voorzitter zal de gemiddelde consument de bedoelde mededelingen omtrent het onderzoeken in deze zin zal begrijpen, dat op grond van de genoemde wetenschappelijke publicaties bewezen is dat chiropractie tot de in die publicaties bedoelde concrete resultaten leidt en dat adverteerder ook tot een degelijke prestatie in staat is. Omdat adverteerder in de reclame-uiting de bedoelde publicaties niet heeft overgelegd en klaagster onweersproken heeft gesteld dat het artikel, met betrekking tot het percentage van 85,5%, onvindbaar is, dient de uiting als onjuist te worden beschouwd. De voorzitter oordeeld dat de adverteerder geen juiste informatie heeft verschaft over de resultaten die bij behandeling door hem als chiropractor kunnen worden verwacht. De reclame is misleidend en daardoor oneerlijk.

3) De klacht is gebaseerd op de stelling dat chiro­prac­tie een medisch zinloze be­handelwij­ze is die in richtlijnen van orthopeden, neurologen en neuro­chi­rurgen niet voorkomt omdat er geen bewijs van werkzaamheid is. Volgens klaagster betreft het een “onwerkzame nepbe­hande­ling”. De voorzitter is evenwel van oordeel dat klaagster deze stelling, mede gelet op de vérstrekken­de aard daarvan, onvol­doende heeft onderbouwd. Ook uit het door klaagster in aanvulling op de klacht overgelegde artikel “A systematic review of systematic reviews of spinal ma­nipula­tion”, gepubliceerd in “Journal of the royal society of medicine” in april 2006, volgt niet dat er onder alle omstan­dig­heden geen enkele werking van chiro­practie is te ver­wachten. Het enkele feit dat in dit artikel chiro­practie niet als een “recom­mendable treatment” wordt aangemerkt, doet daaraan niet af.

4) Het staat adverteerder op grond van het voorgaande vrij in reclame-uitingen zijn diensten als chiropractor aan te prijzen. In het onderhavige geval is evenwel geen sprake van een aan­prijzing in algemene zin, maar betreft het reclame waarin specifiek wordt gesteld dat chiroprac­tische behandelingen “bewezen” hebben de druk op de zenuwen effectief te kun­nen verlichten, en dat adverteerder “in staat” is druk op de zenuw op te heffen en zo klachten te laten verdwij­nen. Uit de artikelen waarnaar vervolgens wordt verwezen zou blijken dat “85,5% verbete­ring van de ze­nuw­­sympto­men na slechts 9 chiropractische behandelingen” bereikt wordt, terwijl ook andere positieve concrete resultaten van chiropractische behan­de­lingen worden ge­noemd. Naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument de hier bedoelde mededelingen in deze zin begrijpen, dat op grond van de genoemde we­tenschap­pelijke publicaties bewezen is dat chiropractie tot de in die publicaties bedoelde concrete resultaten leidt en dat ook adverteer­der tot een dergelijke prestatie in staat is.

5) Het feit dat adverteerder van het voeren van verweer heeft afgezien, impliceert dat hij geen gebruik maakt van de mogelijkheid de juistheid of de eer­lijk­heid van de reclame aan­nemelijk te maken zoals bedoeld in artikel 15 van de Nederland­se Reclame Code (NRC). Nu adverteerder niet de in de reclame-uiting bedoelde publi­caties heeft overgelegd, kan de voorzitter zich geen oordeel vormen over de vraag of deze pu­blica­ties de onder 4) bedoelde mede­de­lingen voldoende aannemelijk maken. Daarbij neemt de voorzitter voorts in aan­mer­king dat klaagster onweersproken heeft gesteld dat het artikel waarin con­creet het per­cen­ta­ge van 85,5% wordt genoemd, onvindbaar is. Op grond daar­van kan niet worden aan­ge­no­men dat dit resultaat ook daadwerkelijk in het algemeen met chiroprac­tie wordt bereikt. Het­zelfde geldt voor de overige resultaten die volgens de reclame-uiting uit onderzoek blij­ken. Op grond hiervan dient de uiting in zoverre als onjuist te worden beschouwd.

6) De voorzitter is op grond van het voorgaande van oordeel dat adverteerder geen juiste in­formatie heeft verschaft over de resultaten die bij behandeling door hem als chiropractor kun­nen worden verwacht, als bedoeld in artikel 8.2 aan­hef en onder b NRC, voor zover het be­treft de mededeling dat chiropractische be­han­de­lin­gen “bewezen” hebben de druk op de ze­nuwen effectief te kunnen verlichten in combinatie met de volgende mededelingen:
• hoe 85% van patiënten van hun gevoelloosheid, tintelingen en scherpe pijnklachten af kwamen
• patiën­ten 85,5% verbetering van de zenuwsymptomen meldden na slechts 9 chiro­practi­sche behandelingen,
• patiënten belangrijke verbeteringen ervaren in welzijn en functie, zenuw­werking en gevoel in de vingers in het algemeen,
• bij patiënten belangrijke toename in grijpkracht en normalisatie van motorische en sensorische reacties werden genoteerd,
• patiënten volgens de onderzoeken binnenkort verder kunnen leven zonder irritante zenuwklachten.
Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1439

Geen voorwaarde aan tijdstip van uitzenden

Vzr. RCC 13 juni 2012, dossiernr. 2012/00492 (Ziggo)

Pedagogisch onverantwoord.

In een televisiereclame vertelt een jongetje op een schoolplein aan andere kinderen wat je allemaal kunt doen om langer te kunnen opblijven. Intussen is te zien dat dat jongetje bij zijn ouders op de bank naar een film mag blijven kijken, nadat hij allerlei smoesjes heeft bedacht. Ten slotte zegt het jongetje: 'Ik vind het een hele leuke familiefilm'. De voice-over zegt: 'Volop keuze uit de allernieuwste films en series. Altijd iets voor jou'. 'Ziggo' verschijnt in beeld.

De klacht richt zich op het feit dat de reclame om 19:15 uur wordt uitgezonden. Zijn kinderen krijgen ongevraagd een reclame te zien, waarin een jongetje allerlei leugens verzint om op te blijven en het product van Ziggo te bekijken. Klager vindt de reclame pedagogisch onverantwoord en verzoekt tot het stellen van een voorwaarde aan het tijdstip van uitzenden.

De voorzitter oordeelt dat de grens van het toelaatbare niet is overschreden, ook niet voor zover (kleine) kinderen de uiting zien. De commercial is duidelijk humoristisch. De klacht wordt afgewezen.

RB 1438

Geen sprake van bangmakerij

RCC 11 juni 2012, dossiernr. 2012/00380 (California Primavera Lelli Kelly)

Subjectieve vormen. Bangmakerij. Kinderen.

In Happinez staat een advertentie: “KINDEREN: hier zijn de schoenen die je leren veters strikken”. “In de internationale pers is een onderzoek verschenen, uitgevoerd door AGI/AVG, gespecialiseerd in onderzoeken via internet, waaruit blijkt dat kinderen van vandaag vóór een bepaalde leeftijd niet in staat zijn om een eenvoudige handeling zoals het strikken van hun schoenveters uit te voeren. Dat is niet onbelangrijk: het leren strikken van schoenveters binnen de juiste leeftijdsgrenzen (volgens de experts is dit 4 of 5 jaar), maakt deel uit van de correcte psychomotorische ontwikkeling” en “In tegenstelling tot wat het geval zou moeten zijn, kan slechts 11% zijn schoenveters strikken vóór de leeftijd van 11 jaar” en “Het kan gebeuren dat schoenveters niet kunnen worden gestrikt vanwege dyspraxie, een aandoening die vaak wordt verward met onhandigheid, maar die echter een tijdige diagnose vereist” en “Als u merkt dat uw kind echt grote moeilijkheden heeft om zijn schoenveters te strikken, doet u er goed aan een arts te raadplegen om na te gaan of er geen complexere problemen aan de basis liggen”.

Volgens klager is er sprake van bangmakerij en leidt de uiting bij mensen die daar gevoelig voor zijn tot extra kosten in de zorg.

Volgens de Commissie is er geen sprake van een advertentie die appelleert aan gevoelens van angst. Het feit dat adverteerder naar dyspraxie verwijst en het advies geeft om eventueel een arts te raadplegen noch de wijze waarop dit gebeurt leidt tot een ander oordeel. Dat de advertentie tot 'extra kosten in de zorg' zou leiden betekent niet dat de uiting in strijd is met de NRC.

De Commissie wijst de klacht af.

De Commissie vat de klacht in de eerste plaats op in die zin dat door de uiting zonder te rechtvaardigen redenen wordt geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

In de bestreden uiting vestigt adverteerder de aandacht op veterschoenen en op het belang voor kinderen om in het kader van hun psychomotorische ontwikkeling te leren om schoenveters te strikken. In dit verband wordt een onderzoek over “kinderen van vandaag” en het op een bepaalde leeftijd (nog niet) kunnen strikken van veters aangehaald en wordt gesteld dat het (gemakkelijke en praktische) gebruik van schoenen met klittenband het aanleren van het strikken van schoenveters vertraagt. Aan het slot van de advertentie wordt de lezer aangemoedigd kinderen te leren schoenveters te strikken, onder verwijzing naar methodes van vroeger en wordt gesteld: “Oefenen is belangrijk –zegt Mariella Attilieni, Vice-presidente van Lelli Kelly– en dit kan alleen door schoenen met veters te dragen in plaats van met klittenband”.

In de uiting wordt ook ingegaan op een mogelijke andere oorzaak van het niet kunnen strikken van schoenveters, te weten de aandoening dyspraxie. Noch het feit dat adverteerder naar deze aandoening verwijst en het advies geeft om eventueel een arts te raadplegen noch de wijze waarop dat gebeurt, leidt tot het oordeel dat in de bestreden advertentie, die in haar geheel moet worden beoordeeld, wordt geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC.

RB 1392

Beperkte beschikbaarheid kaarten

RCC 5 april 2012, dossiernr. 2012/00230 (Papadag)

Op www.negenmaandenbeurs.nl staat: “Kom samen met je partner op 22 februari naar de Papadag! (Aanstaande) vaders hebben deze dag gratis toegang en krijgen antwoord op alle vragen over bijvoorbeeld zorg en arbeid, relatie en financiën!” en “Op Papadag hebben alle (aanstaande) vaders gratis toegang!”.

Als erkend is komen vast te staan dat in de reclame-uitingen voor de papadag, waarin  wordt medegedeeld dat (aanstaande) vaders gratis toegang hebben tot de Negenmaandenbeurs, niet is vermeld dat het aantal toegangskaarten beperkt is middels een vol=vol of op=op mededeling.

RCC: Gelet hierop gaat de uiting gepaard met onduidelijke informatie ten aanzien van de beschikbaarheid van de aangeboden gratis toegangskaarten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat  de Commissie van oordeel is dat gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat voorschriften over oneerlijke handelspraktijken. Een handelspraktijk is oneerlijk indien de handelaar in strijd handelt met de professionele toewijding en het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen beperkt. Een handelspraktijk is in het bijzonder oneerlijk als deze misleidend of agressief is. Hierbij merk ik wel op dat een reclamepraktijk waarbij overdreven uitspraken worden gedaan of uitspraken die niet letterlijk dienen te worden genomen, een reclame op zichzelf niet oneerlijk maken (artikel 6:193d BW).

Wel is een handelaar op grond van artikel 6:193d van het BW verplicht om consumenten te voorzien van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Het is dan ook niet toegestaan om essentiële informatie verborgen te houden of deze informatie op onduidelijke, onbegrijpelijke of dubbelzinnige wijze te verstrekken, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.

Het weglaten van essentiële informatie wordt beschouwd als een misleidende omissie en is onrechtmatig (zie ook artikel 6:193b BW). Dit geldt ook voor reclame (artikel 6:193f). Artikel 6:193f BW geeft aan dat indien er sprake is van reclame er ook essentiële informatie moet worden gegeven. In het algemeen geldt dat wanneer een aanbieder vliegtickets naar een bekende bestemming aanbiedt, maar de vlucht feitelijk naar een andere plaats op een behoorlijke afstand gaat, de aanbieder vooraf duidelijk dient te zijn over de plaats of het vliegveld waar de vlucht feitelijk naar toe gaat. Doet hij dit niet, dan geeft hij feitelijk onjuiste informatie over het aanbod, hetgeen de beslissing van de consument kan beïnvloeden. Hierbij kan van actieve misleiding (artikel 6:193c) sprake zijn.

De branche heeft de Code Reisaanbiedingen, gericht tegen misleidende reclame, opgesteld. Dit is een bijzondere code van de Nederlandse Reclame Code, die de daarbij aangesloten ondernemingen verplicht in reclame-uitingen de prijs te vermelden inclusief de bekende onvermijdbare bijkomende kosten, zoals de vervoerskosten, luchthavenbelasting, brandstoftoeslag en creditcardtoeslagen. Luchtvaartmaatschappijen en reisaanbieders die hebben aangegeven zich aan de Code Reisaanbiedingen te hebben verbonden, zullen zich ook aan die Code moeten houden. Indien een luchtvaartmaatschappij aangeeft te zijn gebonden aan deze Code, maar er in de praktijk niet naar handelt, kan dit tevens een oneerlijke handelspraktijk opleveren.

Als de consument meent dat er sprake is van een overtreding, dan kan hij een klacht indienen bij de toezichthouder of naar de rechter stappen. Daarnaast kunnen consumenten en concurrenten met een klacht over misleidende reclame op grond van de Code Reisaanbiedingen ook terecht bij de Reclame Code Commissie. Concurrenten kunnen elkaar op grond van artikel 6:194 BW aanspreken wanneer er sprake is van misleidende reclame.

Vraag 8 Heeft de Consumentenautoriteit voldoende mogelijkheden en middelen om hiertegen op te treden? Antwoord 8
Ja, de Consumentenautoriteit houdt toezicht op de naleving van consumentenbepalingen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder ook de regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken en e-commerce vallen. Als sprake is van collectieve inbreuken in het consumentenrecht, kan de Consumentenautoriteit besluiten een onderzoek te starten. Dit onderzoek kan leiden tot een sanctiebesluit waarin een boete of last onder dwangsom wordt opgelegd. De Consumentenautoriteit heeft beperkte capaciteit en handhaaft om die reden programmatisch. Zij stelt, aan de hand van signalen die bij haar binnen zijn gekomen en op basis van overleg met maatschappelijke partijen, een tweejaarlijkse een Agenda vast, waarin de aandachtsgebieden voor de betreffende periode worden vastgesteld. Hierdoor kan effectief worden gehandhaafd. Zo heeft de Consumentenautoriteit ondoorzichtige prijzen in de reisbranche aangemerkt als aandachtsgebied in haar agenda voor 2012 en 2013 en is reeds tegen verschillende reisaanbieders opgetreden wegens het aanbieden van optionele elementen tijdens het boekingsproces door middel van het vooraf aanvinken van opties.

Verder is op de website van ConsuWijzer, het informatieloket van de Consumentenautoriteit, de NMa en de OPTA voor reizigers, informatie te vinden over de verplichtingen waaraan adverteerders moeten voldoen; daarnaast kan de consument bij ConsuWijzer een klacht indienen tegen de handelswijze van een aanbieder. Deze klachten vormen een belangrijke informatiebron voor de toezichthouder bij de detectie van eventuele collectieve consumentenproblemen. Daarmee heeft de Consumentenautoriteit voldoende middelen en mogelijkheden beschikbaar om op te treden.

RB 1350

Lachende premier tussen fragmenten mag

Uitspraken ingezonden door Ebba Hoogenraad en Daan van Eek, Hoogenraad & Haak, advertising + IP advocaten.

Eerder Persbericht RCC: De Reclame Code Commissie heeft diverse klachten ontvangen over een televisiecommercial van de FNV. In deze televisiecommercial vertellen enkele mensen met een handicap dat zij zich zorgen maken over hun toekomstige situatie in verband met, kort gezegd, bezuinigingsplannen van het kabinet. Tussen de fragmenten door zijn beelden van een lachende premier Rutte en enkele lachende kabinetsleden gemonteerd. De klachten komen in essentie erop neer dat de commercial in strijd met de goede smaak en het fatsoen is, nu daarin premier Rutte en de kabinetsleden zich vrolijk lijken te maken over de zorgen die worden geuit. Ook wordt er over geklaagd over een verkeerde beeldvorming van de groep arbeidsgehandicapten.

De Reclame Code Commissie heeft een aantal klachten geselecteerd die als representatief voor alle ingediende klachten kunnen worden beschouwd. De Commissie heeft deze klachten (bekend onder dossiernrs. 2012/00284, 2012 00284A en 2012 00284B en 2012 00290) behandeld op 29 maart 2012. Bijgaand de uitspraken.

De RCC overweegt:

Bij de beoordeling van een uiting met een politiek onderwerp, waarover – uit de aard der zaak – de meningen sterk (kunnen) verschillen, stelt de Commissie zich niet alleen terughoudend op vanwege het onmiskenbaar subjectieve karakter daarvan, maar ook vanwege de in de Grondwet verankerde vrijheid van meningsuiting. Voorts is van belang dat in een uiting met een politieke lading de meningen doorgaans overdreven worden weergegeven.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (Vrijheid van meningsuiting: (uit)lachende Rutte mag)
MediaReport (FNV Reclame lachende premier niet in strijd met de goede smaak)

SRC 2012/00284
SRC 2012/00284A
SRC 2012/00284B
SRC 2012/00290

RB 1345

Reclame Red Bull met Jezus toegestaan

RCC 13 maart 2012, dossiernr. 2012/00217, 2012/00217A, 2012/00217B (Red Bull Jezus reclame)

Het betreft een televisiereclame voor Red Bull in de vorm van een tekenfilm waarbij één van de drie mannen die kennelijk Jezus voorstelt genoeg heeft van het vissen, de boot uit stapt en over het water loopt. Klagers achten allen dat de reclame de Here Jezus en het christelijk geloof bespottelijk maakt. Het geloof wordt hierbij ingezet voor een commercieel product.

De RCC acht dat de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. Er is naar het oordeel van de Commissie is duidelijk dat sprake van een op het product afgestemde reclame die niet-serieus en onmiskenbaar humoristisch is bedoeld. De klachten worden afgewezen. Anders in Zuid-Afrika.

Klaagster 1 is belijdend christen.  In de reclame wordt de Here Jezus bespottelijk gemaakt en dat raakte klaagster diep. Ook kan bij mensen de indruk blijven bestaan dat Jezus in het geheel niet over water heeft gelopen.

Klaagster 2: In de reclame wordt de naam van Jezus misbruikt voor een commercieel product. Klaagster acht dit zeer stuitend. Het ridiculiseren van een Bijbelverhaal mag men niet doen. Hiermee wordt een volksdeel beledigd, te weten christenen. Wanneer dit zou gebeuren met een verhaal uit de Koran, zijn volgens klaagster de rapen gaar.


Klager 3: Klager acht de reclame spottend en onnodig grievend. De draak wordt gestoken met het christelijk geloof. Dergelijke spotjes zijn naar klagers mening ontoelaatbaar.

De Commissie vat de klacht aldus op, dat klaagster de reclame-uiting in strijd met de goede smaak en het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend acht in de zin van artikel 2 respectievelijk 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd met deze criteria is, stelt de Commissie zich, gelet op het subjectieve karakter daarvan, terughoudend op.

De Commissie onderkent dat de onderhavige commercial door een aanzienlijke groep mensen niet zal worden gewaardeerd. Dit enkele feit is echter onvoldoende om de reclame nodeloos kwetsend dan wel in strijd met de goede smaak of het fatsoen te achten zoals bedoeld in de genoemde bepalingen. Op cartooneske wijze wordt verwezen naar een verhaal uit de bijbel waarin Jezus één van de hoofdrolspelers is. Naar het oordeel van de Commissie is duidelijk dat sprake is van een op het product afgestemde reclame die niet-serieus en onmiskenbaar humoristisch is bedoeld.

Met inachtneming van het voorgaande oordeelt de Commissie dat in dit geval de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden.

RB 1337

0,8 cpm wordt 0,80€ pm

RCC 23 februari 2012, dossiernr. 2012/00019 (Mediumrup - foutieve tweet)

Zowel op de website als via het twitteraccount en de twitterberichten wordt gesuggereerd dat het telefonisch consult 0,8 cpm kost. In werkelijkheid kost het consult € 0,80 per minuut.
 
Adverteerder heeft één keer een twitter verstuurd met het onjuiste bedrag. Adverteerder heeft deze tweet verwijderd, echter is deze kennelijk in het geheugen opgeslagen, waardoor men op het internet nog altijd de onjuiste tweet ziet. Wanneer men hierop klikt wordt echter verwezen naar een webpagina waarop wel het juiste bedrag staat. De adverteerder legt uitingen over waarop het juiste bedrag wordt genoemd. Op de website is het genoemde bedrag gewijzigd. En de kosten worden ook vermeld als het telefoonnummer wordt gebeld.

De commissie oordeelt alleen over de webpagina, ten tijde van de klacht en doet een aanbeveling.

De Commissie stelt voorop dat de uitingen worden beoordeeld zoals deze zijn gepubliceerd ten tijde van de klacht en zoals deze door klager zijn overgelegd. Aldus zal de Commissie uitsluitend de door klager overgelegde webpagina beoordelen.
 
Naar is komen vast te staan werd op de webpagina een onjuist bedrag genoemd dat per minuut moet worden betaald wanneer men het nummer van adverteerder belt.

RB 1324

Kamervragen: Convenant Overgewicht

Antwoord kamervragen over het ontduiken van afspraken in het Convenant Overgewicht, Aanhangsel Handelingen II, nr. 1 667

De meest interessante citaten uit de beantwoording van Kamervragen over de ontduiking van het Convenant Overgewicht:

Vraag 1: Bent u op de hoogte van het feit dat de regels van het Convenant Overwicht ten aanzien van reclame voor snoep worden overtreden? Wat is uw mening?

Antwoord: 1 Nee. Het Convenant Overgewicht is niet meer actueel; eind 2009 is dit beëindigd. Op basis van draagvlak van betrokken partijen en met steun van de Kamer is ingezet op een nieuw convenant: het Convenant Gezond Gewicht (TK 31 899, nr. 15). Het thema voedingsmiddelenreclame gericht op kinderen maakt hier geen onderdeel van uit.

Vraag 2:Vindt u dat het sponsoren door Haribo van het populaire programma The Voice Kids past binnen de afspraken van het Convenant?

 

(...) De afspraken waar u vermoedelijk op doelt zijn opgenomen in de RvV, waarin een verbod op voedingsmiddelenreclame gericht op kinderen tot 7 jaar is opgenomen. Volgens de gegevens uit het bereikonderzoek blijkt dat “The
Voice Kids” zich niet richt op kinderen onder de 7 jaar. Het kijkerspubliek van het “The Voice Kids” bestaat voor 85% uit kijkers ouder dan 12 jaar (bron: RTL 4).

(...) Dit kabinet zet in op een integrale aanpak op het gebied van gezond gewicht, zoals vermeld in de Landelijke nota Gezondheidsbeleid, waarbij de jeugd wordt ondersteund door programma’s zoals Mediawijsheid bij het ontwikkelen van weerbaarheid tegen de prikkels en verleidingen die nu eenmaal onderdeel uitmaken van onze leefwereld. Reclame is daar onderdeel van.

Vraag 5: Kunt u de Kamer zo snel mogelijk een lijst sturen van fabrikanten en reclameuitingen voor snoep in het afgelopen jaar, en hier ook een lijst aan toevoegen van snoep in de vorm van populaire figuurtjes voor kinderen, of waarbij deze figuurtjes op de verpakking staan afgebeeld?

Nee, in het kader van zelfregulering zie ik het niet als mijn taak dit soort lijsten samen te stellen en te verspreiden.

Vraag 6: Wat is uw mening over de uitspraak van Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie (VBZ)-directeur Baas dat reclame voor programma's die op een later tijdstip worden uitgezonden maar wel populair zijn bij kinderen niet onder de Convenantafspraken vallen omdat kinderen dan “in bed horen te liggen”?

Antwoord 6: Deze uitspraak komt niet overeen met de gehanteerde criteria. In artikel 8 van de RvV wordt aangegeven wanneer een programma gericht is op kinderen. Dit wordt niet beoordeeld op basis van tijdstip, zoals wordt gesuggereerd, maar op basis van bereikcijfers. De FNLI hanteert een vergelijkbaar criterium voor de oproep om terughoudend te zijn met reclame gericht op kinderen tussen de 7 en 12 jaar.

RB 1320

Angstgevoelens Veiligscan

Vz (afwijzing) RCC 18 januari 2012, dossiernr. 2011/01246 (Veiligscan)

Middels een sms kan de ‘status van veiligheid van die buurt’ worden opgevraagd, waarna in maximaal 3 sms’jes informatie wordt verstrekt over inbraken, branden, geweldsmisdrijven, opmerkelijke zaken zoals zedendelicten en wapenbezit, en een recente misdaadmelding in die buurt. Verschillende gebruikers van Veiligscan vertellen hun ervaringen daarmee. Het is een onwenste manier van reclame maken waarop onnodig wordt ingespeeld op angstgevoelens van consumenten.

De voorzitter stelt zich terughoudend op gelet op het subjectieve karakter van angstgevoelens. De klacht wordt afgewezen.

De voorzitter vat de klacht aldus op dat klager de uiting in strijd acht met artikel 6 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat reclame niet zonder te rechtvaardigen redenen mag appelleren aan gevoelens van angst. Bij de beoordeling van de vraag of een reclame-uiting onnodig appelleert aan angstgevoelens stelt de voorzitter zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter hiervan. Met inachtneming van deze terughoudendheid is de voorzitter van oordeel dat in de onderhavige uiting de grens van het toelaatbare niet is overschreden. De uiting heeft betrekking op een dienst waarmee via sms gegevens over bijvoorbeeld auto- en woninginbraken, geweldsdelicten en branden in een bepaalde buurt (postcode) kunnen worden opgevraagd. De wijze waarop in de bestreden uiting voor deze dienst aandacht wordt gevraagd, is naar het oordeel van de voorzitter niet ontoelaatbaar.

RB 1296

Goede verzorging van uw borsten

Vz. toewijzing RCC 26 januari 2012, dossiernr. 2012/00006 (Goede verzorging voorkomt borstkanker)

Op de website www.massagespa.nl staat “Door een goede verzorging van uw borsten kunt u borstkanker voorkomen en de kans op ziektes verminderen.”. De titel van de uiting luidt: “Mammacare (borstenverzorging) en een strakke buik voor vrouwen.” Verderop in de uiting staat onder meer: “Wij, van Green Relax en Spa, gebruiken een speciale massagemethode; (…)”
 
In de gewraakte mededeling wordt gesuggereerd dat met de behandeling van adverteerder borstkanker kan worden voorkomen en de kans op ziektes kan worden verminderd. Er zijn echter door adverteerder geen nadere stukken overgelegd waarmee deze claims worden bewezen.

Derhalve is niet komen vast te staan dat de in de uiting genoemde behandeling de geclaimde werking heeft. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie over de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van arti­kel 8.2 NRC, met name ten aanzien van de voordelen. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde con­sument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de bewuste mededeling misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.