RB

Doelgroepen  

RB 1837

Kind is 2 t/m 11 jaar

RCC 20 juni 2013, dossiernr. 2013/00384 (Leeftijdsgrens kind)
Kinderen. Leeftijdsgrens. Afwijzing. Het betreft de aanbieding van een reis naar Brazilië in de “Verre reizen Top 5” op adverteerders website www.arke.nl.
                 
De klacht - Op de website van Arkefly wordt bij het aanbieden van vliegtickets de leeftijd tot en met 11 jaar gehanteerd als grens voor het aanmerken van een persoon als kind (2 t/m 11 jaar) of als volwassene. Toen klaagster op de site arke.nl de reis naar Brazilië “o.b.v. 2 pers.” wilde boeken voor haar en haar dochter van 13 jaar, bleek dat niet 11 jaar als leeftijdsgrens gehanteerd wordt en klaagsters dochter niet als “volwassene” wordt aangemerkt. Klaagster stelt dat zij hierdoor de geadverteerde reis niet kon boeken. De reclame is misleidend.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klaagster bezwaar maakt tegen het gegeven dat de op de website van Arkefly gehanteerde leeftijdsgrens voor het aanmerken van een reiziger als ‘kind’ (2 t/m 11 jaar) of als ‘volwassene’ (12 jaar en ouder) niet geldt in de boekingsmodule op de website www.arke.nl. Deze klacht kan niet slagen. De bestreden boekingsmodule staat immers op een andere website dan de website van Arkefly waar de leeftijdsgrens t/m 11 jaar wordt gehanteerd. De Commissie acht voorts voldoende aannemelijk geworden dat in de betreffende boekingsmodule duidelijk wordt vermeld dat personen tussen 2 en 16 jaar als ‘kind’ worden aangemerkt. 

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1835

AH Merkmini's zijn corresponderende merkproducten

CvB RCC 3 juli 2013, dossiernr. 2013/00198 (Gratis keukenmini’s)
Bevestiging afwijzing van de klacht. Het betreft de onderstaande reclame-uitingen betreffende de “gratis keukenmini’s”:- de posters aangebracht op de winkelruiten en in de winkels met de tekst “Jij kan alles maken!” en “gratis keukenmini’s”, en - de televisiereclame, waarin men kinderen boodschappen ziet doen, en waarin onder meer gezegd wordt “Je kunt nu keukenmini’s verzamelen bij Albert Heijn. We hebben 50 nieuwe mini’s voor in je keukentje. () Dus de komende weken zorgen de kinderen voor het eten. (…) Gratis keukenmini’s bij elke € 15,- aan boodschappen. Gewoon bij Albert Heijn”. 

De klacht - Klaagster, moeder van twee dochters van 3 en 5,  voelt zich door de overdaad aan de mede op kinderen gerichte reclame als het ware gedwongen om bij adverteerder boodschappen te doen, waardoor deze manier van reclame maken in strijd is met artikel 14 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Adverteerder zet weliswaar kinderen niet rechtreeks aan als bedoeld in artikel II sub 2 van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC), maar bedient zich van agressieve reclame omdat de campagne geen ander doel heeft dan om de gemiddelde ouder te doen besluiten om boodschappen bij adverteerder te doen waardoor de keuzevrijheid wordt beperkt.

 

De keukenmini’s, die door de producenten in kwestie worden gesponsord, zijn in strijd met de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) omdat de producenten daarmee reclame maken gericht op kinderen jonger dan 7 jaar. De mini’s zijn niet herkenbaar als reclame-uiting voor de producten in kwestie, zodat deze in strijd zijn met artikel 11 NRC.

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 7 mei 2013: De Commissie wijst de klacht af.

Het College van Beroep [3 juli 2013]
De grief - De Commissie heeft een deel van de klacht buiten beschouwing gelaten. Het betreft het gedeelte van de klacht dat is ge­richt tegen alle zogenaamde merkmini's, dat wil zeggen mini’s in de vorm van een kleine verpakking van een voedingsmiddel van een A-merkfabrikant. De Commissie had de merkmini’s dienen te toetsen aan de Reclamecode voor Voe­dingsmiddelen (RVV). Indien de Commissie de merkmini’s bij haar beoordeling had betrokken en deze aan de RVV zou hebben getoetst, zou zij hebben geoordeeld dat sprake is van reclame voor voedingsmiddelen. Deze re­clame is oneerlijk in de zin van artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

6. De grieven treffen op grond van het voorgaande uitsluitend doel voor zover de Commissie de merkmini’s niet als reclame-uitingen voor de corresponderende voedingsmiddelen (merkproducten) heeft aangemerkt. Dit kan appellante evenwel niet baten, nu deze reclame-uitingen toelaatbaar zijn. Het College komt aldus, zij het op andere gron­den, tot dezelfde uitkomst als de Commissie. Derhalve wordt beslist als volgt. 

De beslissing van het College van Beroep
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep aan de orde en met wijziging van gronden.

RB 1832

Aanbieden seksartikelen in folder ontoelaatbaar

RCC 14 juni 2013, dossiernr. 2013/00429 (Cadeau’s met een knipoog)
Kinderen. Seksuele strekking. Artikel 2 NRC. Goede smaak en fatsoen. Aanbeveling. Het betreft een huis-aan-huis verspreide folder met aanbiedingen voor de periode 2 tot en met 15 juni 2013. Op de voorzijde staat onder meer: “Vaderdag! 16 juni”. Op pagina 2 worden “Cadeau’s met een knipoog” aangeboden, waaronder: “Willy string”, “Sexy kraskaarten”, “Willy warmer”, “Trophy ‘lulletje van de week’”, “Ring for sex bel”, “Kamasutra kaarten”, “After sex tissues” en “Kamasutra toiletpapier”. Ook wordt een “Mok sexy striptease” aangeboden met daarbij de mededeling: “Gevuld met warme drank begint de striptease”.

De klacht - In de folder worden seksartikelen te koop aangeboden, terwijl het een algemene folder betreft, die ook door (jonge) kinderen zal worden gezien. Dit is in strijd met de goede smaak en de goede zeden. Het laatste geldt ook voor het zichtbaar te koop aanbieden van deze artikelen in de winkel. Klaagster wijst op het verschil met seksshops, waarbij duidelijk is wat de aard is van de bezochte winkel en op folders van bijvoorbeeld Pabo, die in een gesloten envelop worden verspreid. In dit geval lijkt klaagster ook artikel 8 van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC) van toepassing: “Het is verboden ongeadresseerd of aan kinderen geadresseerd reclamemateriaal te (doen) verspreiden dat redelijkerwijs geacht kan worden schade toe te brengen aan de geestelijke gezondheid van kinderen”.

Het oordeel van de Commissie
Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en/of de goede zeden stelt de Commissie zich terughoudend op. Bij dergelijke normen is de invulling immers afhankelijk van de persoonlijke waardering en opvattingen van degene die met de uiting wordt geconfronteerd. In een dergelijk geval dient te worden volstaan met te beoordelen of naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat, mede gelet op het publiek dat door de uiting wordt bereikt. Uitgaande hiervan oordeelt de Commissie als volgt.
Op pagina 2 van de folder worden in woord en beeld diverse cadeaus aangeprezen die een expliciete seksuele strekking hebben, zoals “Sexy kraskaarten”, de “Mok sexy striptease”, “Kamasutra kaarten”, “Kamasutra toiletpapier”, de “Ring for sex” en de “After sex tissues”. Voorts worden “Willy strings” en “Willy warmers” aangeboden waarmee op een kennelijk humoristisch bedoelde wijze specifiek het mannelijk ge­slachts­deel kan worden bedekt. Rechtsboven de pagina staat een afbeelding van een “Trophy” met de naam “lulletje van de week”, die onmiskenbaar een penis tijdens een erectie voorstelt.
De Commissie constateert dat adverteerder de hiervoor bedoelde artikelen aanprijst in een huis-aan-huis verspreide folder die geacht kan worden tevens voor kinderen be­stem­­de suggesties voor Vaderdag-geschenken te bevatten. De Commissie wijst in dit verband op de plakdecoratie die onderaan de bewuste pagina wordt aangeboden waar­mee men zelf serviesgoed kan decoreren, waarbij als voorbeeld het woord “papa” wordt getoond. Voorts bevat de folder een aanbieding voor “Glow in the dark sticks” en andere producten die specifiek voor kinderen lijken te zijn bedoeld.
De Commissie is van oordeel dat het naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen ontoelaatbaar moet worden geacht dat in een huis-aan-huis verspreide folder die mede op kinderen is gericht en die ook voor hen bedoelde aanbiedingen bevat, tevens wordt geadverteerd met producten die een expliciete seksuele strekking hebben. Dit geldt te meer, nu deze producten in het kader van “Vaderdag” worden aangeprezen, waarmee de suggestie wordt gewekt dat kinderen deze cadeaus aan hun vader kunnen geven. Dat het gaat om “Cadeau’s met een knipoog”, doet aan het voorgaande niet af.
Nu de uiting op grond van het voorgaande ontoelaatbaar dient te worden geacht wegens strijd met de goede smaak en het fatsoen, kan in het midden blijven of de uiting tevens in strijd is met het door klaagster aangehaalde artikel 8 KJC.
Klaagster stelt dat zij “het zichtbaar te koop aanbieden in de winkel van deze artikelen” ook in strijd acht met de goede smaak en de goede zeden. Dienaangaande oordeelt de Commissie dat in zoverre geen sprake is van een klacht over een concrete reclame-uiting, zodat de klacht in zoverre niet kan slagen.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst zij de klacht af.

RB 1818

Yoki drankenvergelijker is voldoende duidelijk

RCC 11 juni 2013, dossiernr. 2013/00349 (yoki drankenvergelijker)
Vergelijkende reclame. Kinderen. Vormgeving en aard product. Voldoende duidelijk. Afwijzing. Het betreft de “drankenvergelijker” op adverteerders website www.yoki.nl. In de uiting is een – uit de televisiereclame voor Yoki bekende – kat afgebeeld naast een rij glazen met verschillende dranken en een pak Yoki drink. Onder elke drank wordt de hoeveelheid suiker vermeld die de betreffende drank bevat. De kat bedient de hendel van een apparaat waarop, naast allerlei metertjes, de mededeling “Yoki 07,80 gr. suiker” is te zien.

De klacht - Door de afbeelding van een pak Yoki drink naast glazen met andere dranken wordt de indruk gewekt dat de onder de dranken staande grammen suiker voor een heel pak Yoki gelden en voor veel geringere hoeveelheden van de andere dranken. Onderin de uiting staat in kleine lettertjes, die slecht leesbaar zijn, dat de vergeleken cijfers per 100 ml zijn. Kinderen, op wie de site erg lijkt te zijn gericht, lezen nooit de kleine lettertjes. De aanduiding “drankenvergelijker” is misleidend omdat alleen de hoeveelheid suiker wordt vergeleken. Om een duidelijke en eerlijke vergelijking van de dranken te krijgen, zou ook het vetpercentage moeten worden vergeleken. De uiting is in strijd met artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code.

Het oordeel van de Commissie
2. Naar het oordeel van de Commissie is geen sprake van misleiding. In de uiting wordt voldoende duidelijk gemaakt dat de vergelijking betrekking heeft op het suikergehalte van de verschillende dranken en dat de weergegeven hoeveelheden zijn gebaseerd op grammen suiker per 100 ml. Het enkele gegeven dat van Yoki drink een pak is afgebeeld en van de andere dranken een glas wekt niet de indruk dat het voor Yoki drink genoemde suikergehalte van 07,80 gram niet de hoeveelheid per 100 ml betreft, zoals in de uiting uitdrukkelijk en naar het oordeel van de Commissie voldoende leesbaar wordt meegedeeld.
3. De Commissie acht de aanduiding “drankenvergelijker” evenmin misleidend. Met deze aanduiding wordt niet gesuggereerd dat de vergelijking van de verschillende dranken betrekking heeft op alle bestanddelen daarvan. Uit de uiting blijkt voldoende duidelijk dat de vergelijking alleen het suikergehalte betreft, om daardoor de aandacht te vestigen op het lage suikergehalte van Yoki drink in vergelijking tot vergelijkbare dranken. Overigens heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat Yoki drink - dat volgens adverteerder geen vet bevat - minder goed uit de vergelijking zou komen indien deze ook betrekking heeft op het vetpercentage van de verschillende dranken.
4. Voor zover klager de uiting misleidend acht omdat deze vooral op kinderen lijkt te zijn gericht, overweegt de Commissie dat de uiting door de vormgeving alsmede de aard van het aangeprezen product moet worden beschouwd als mede op kinderen ouder dan 7 jaar te zijn gericht. Voor zover deze kinderen zich door de reclame aangesproken voelen, acht de Commissie de uiting echter ook voor hen voldoende duidelijk en niet misleidend.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1790

'Koop een steentje van mij' is niet immoreel

RCC 4 juni 2013, dossiernr. 2013/00296 (Kikabouw app) - dossier 2013/00296A
Subjectieve normen. Kinderen. Social media. Afwijzing. Het betreft een radiocommercial bestaande uit een hoofdcommercial en een tag-on. In de hoofdcommercial zingt Frans Bauer: “Koop een steentje van mij”, waarna hij, al sprekend over de actie met een meisje, luisteraars aanspoort om voor € 5,- per stuk een steentje te kopen om te helpen met de bouw van het Prinses Maxima centrum en de strijd tegen kinderkanker te steunen. In de tag-on zegt het meisje: “He Frans, je moet nog even zeggen van die app (..) Die kun je downloaden (..) Daarmee kunnen ze steentjes kopen en in de gaten houden hoeveel steentjes hun vrienden kopen (..) zeg het dan even”. Vervolgens zegt Frans: “Download nu de speciale KiKabouw app in de App Store of op Google Play. Daarmee kun je steentjes kopen en steun je dus de strijd tegen kinderkanker”.

De klacht 2013/00296 - Klager maakt bezwaar tegen de tag-on. Daarin vertelt Frans Bauer dat je ook een app kunt downloaden waarin je kunt zien hoeveel bouwstenen “jij en je vriendjes” hebben gekocht. Door deze tag-on wordt ingespeeld op het tegen elkaar uitspelen van de kinderen die meer of minder bouwstenen hebben gekocht. Naar de mening van klager is dit een gemene manier om een competitie te creëren. Bovendien gaat de reclame voorbij aan de vraag of men wel of niet wenst deel te nemen aan de KiKa-actie. In dit verband wijst klager op gezinnen met een Bijstandsuitkering. Een actie als deze kan het pesten van kinderen aanwakkeren, een onderwerp waar op dit moment juist veel aandacht naar uitgaat. Klager spreekt van “een immorele reclame actie”.

De klacht 2013/00296A - In de reclame worden kinderen aangespoord een app te downloaden, waardoor ze “het geef gedrag van hun vriendjes kunnen volgen”. Volgens klager betreft het hier een privacy gevoelig onderwerp. Hoewel het om een goed doel gaat, lijkt een en ander klager niet acceptabel. Desgevraagd heeft klager aan het secretariaat van de Stichting Reclame Code meegedeeld dat zijn klacht kan worden opgevat in die zin dat de uiting in strijd is met de goede smaak en het fatsoen en met artikel 12 lid 3 van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC).

Het oordeel van de Commissie in 2013/00296

De Commissie stelt voorop dat de klacht duidelijk is gericht tegen de hierboven onder “de bestreden reclame-uiting” omschreven radiocommercial, meer in het bijzonder tegen de daarvan deel uitmakende tag-on. Voor zover de klacht moet worden opgevat in die zin dat de uiting gericht is op kinderen en dat de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC) van toepassing is, wijst de Commissie op het toepassingsgebied van de KJC: “Code voor reclame-uitingen die kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen zijn gericht”. Naar het oordeel van de Commissie is de bestreden uiting niet “kennelijk” geheel of gedeeltelijk tot kinderen gericht. In dit verband overweegt de Commissie dat, anders dan klager stelt, in de uiting niet wordt gesproken over “vriendjes”, maar over “vrienden”. Dat Frans Bauer in de uiting een gesprek voert met een kind, betekent evenmin dat de uiting, die betrekking heeft op fondsenwerving ter bestrijding van kinderkanker, “kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen is gericht”.
In de bestreden tag-on wordt de aandacht gevestigd op een app die de mogelijkheid biedt om “steentjes” te kopen ten behoeve van de bouw van het Prinses Maxima centrum en de strijd tegen kinderkanker en waarmee bovendien kan worden gevolgd hoeveel steentjes zijn gekocht door “vrienden”, waarmee wordt gedoeld op vrienden in het kader van social media als Facebook en Twitter. Noch het feit dat de luisteraar op deze mogelijkheden wordt geattendeerd, noch de wijze waarop dat gebeurt, leidt tot het oordeel dat de uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code. Het staat een ieder vrij om al dan niet aan de KiKa-actie deel te nemen en de Commissie acht het niet aannemelijk dat de uiting zal leiden tot het pesten van kinderen.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.


Het oordeel van de Commissie in 2013/00296A
De Commissie stelt voorop dat de klacht duidelijk is gericht tegen de hierboven onder “de bestreden reclame-uiting” omschreven radiocommercial, meer in het bijzonder tegen de daarvan deel uitmakende tag-on. Voor zover de klacht luidt dat de uiting gericht is op kinderen en dat artikel 12 lid 3 KJC van toepassing is, wijst de Commissie op het toepassingsgebied van de KJC: “Code voor reclame-uitingen die kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen zijn gericht”. Naar het oordeel van de Commissie is de bestreden uiting niet “kennelijk” geheel of gedeeltelijk tot kinderen gericht. In dit verband overweegt de Commissie dat, anders dan uit de klacht zou kunnen worden opgemaakt,  in de uiting niet wordt gesproken over “vriendjes”, maar over “vrienden”. Dat Frans Bauer in de uiting een gesprek voert met een kind, betekent evenmin dat de uiting, die betrekking heeft op fondsenwerving ter bestrijding van kinderkanker, “kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen is gericht”. Nu de uiting naar het oordeel van de Commissie niet kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen zijn gericht, is de KJC, daaronder begrepen artikel 12 lid 3 KJC in dit geval niet van toepassing.
In de bestreden tag-on wordt de aandacht gevestigd op een app die de mogelijkheid biedt om “steentjes” te kopen ten behoeve van de bouw van het Prinses Maxima centrum en de strijd tegen kinderkanker en waarmee bovendien kan worden gevolgd hoeveel steentjes zijn gekocht door “vrienden”, waarmee wordt gedoeld op vrienden in het kader van social media als Facebook en Twitter. Noch het feit dat de luisteraar op deze mogelijkheden wordt geattendeerd, noch de wijze waarop dat gebeurt, leidt tot het oordeel dat de uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1800

Prejudiciële vraag aan HR: telefoonabonnement is een consumentenkrediet

Ktr. Rechtbank Den Haag 13 juni 2013, LJN CA3529 (Lindorff Purchase B.V. tegen gedaagde)
BlackBerry Bold 9780 Hands-on 021 BestBoyZPrejudiciële vraag aan de Hoge Raad ex art 392 RV of telefoonabonnementen zijn te kwalificeren als consumentenkrediet als bedoeld in de WcK, dan wel titel 2A van boek 7 BW, dan wel koop op afbetaling als in artikel 7A:1576 e.v. BW.

Gedaagde heeft in een belwinkel een overeenkomst gesloten met KPN, op of omstreeks dezelfde dag heeft gedaagde nog zes andere telefoonabonnementen in andere belwinkels afgesloten. Gedaagde (19 jaar) lijdt aan het syndroom van Albright, de moeder heeft aangifte gedaan van chantage en afpersing. Gedaagde heeft vernietiging van de overeenkomsten ingeroepen, omdat deze niet voldoen aan de Wet Consumentenkrediet (WCk).

In citaten:
2.18 Lindorff Purchase ontkent ten stelligste dat de onderhavige overeenkomst te kwalificeren zou zijn als koop op afbetaling. Zoals hierboven gesteld ziet de overeenkomst op verlening van toegang tot het mobiele telecommunicatienetwerk van KPN en niet op de koop en verkoop van een mobiel toestel. Dat [gedaagde] bij deze overeenkomst om niet een mobiel toestel ter beschikking gesteld heeft gekregen, doet hier niets aan af. Het geleverde toestel stelt [gedaagde] louter in de gelegenheid om gebruik te kunnen maken van het mobiele telecommunicatienetwerk. Indien [gedaagde] slechts een mobiel toestel had willen afnemen had zij zich kunnen wenden tot de bekende webwinkels en/of thuiswinkels, welke winkels losse toestellen ter beschikking stellen, ook op afbetaling.

4.1 De kantonrechter constateert, dat het debat tussen partijen inmiddels is toegespitst op de vraag of op de onderhavige overeenkomsten al dan niet de Wck. - zoals die ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten van toepassing was - van toepassing is, dan wel of deze overeenkomsten zijn te kwalificeren als koop op afbetaling als bedoeld in artikel 7A: 1576 e.v. BW.

4.4 [gedaagde] is voorts van mening dat het antwoord op de kwalificatievraag van belang is voor de beslechting van talrijke andere uit soortgelijke feiten voortvloeiende geschillen, waarin dezelfde vraag zich voordoet. [gedaagde] heeft de kantonrechter verzocht om ingevolge artikel 392 Rv. een rechtsvraag te stellen aan de Hoge Raad betreffende de kwalificatie van de mobiele telefoonabonnementen, waarbij tegen betaling in termijnen een mobiele telefoon wordt verstrekt.

4.5 [gedaagde] legt aan dat verzoek onder meer het volgende ten grondslag.

Momenteel staat de gemachtigde van [gedaagde] ongeveer 125 jongeren bij die een geschil hebben met de telecomproviders (KPN, Hi, Tele2, Telfort, Vodafone, T-Mobile). Vroeg of laat worden deze cliënten door de telecomproviders of hun rechtsopvolgers gedagvaard voor de verschillende rechtbanken in Nederland. In vrijwel alle procedures zal de kwalificatievraag centraal staan. Het gaat in potentie om 750 rechtszaken bij rechtbanken verspreid over heel Nederland. Iedere maand komen er meer zaken bij. Als de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de kwalificatievraag, dan zal er - ongeacht de uitkomst - voor alle betrokken partijen geen aanleiding meer bestaan om hierover nog langer te procederen. Partijen zullen het geschil over schulden aan telecomproviders eerder regelen buiten de rechtbank om. Het positieve gevolg is rechtszekerheid, minder belasting van het rechtsapparaat en (mogelijk) een betere informatievoorziening aan de consument die een telefoonabonnement afsluit.

Ook [gedaagde] heeft belang bij het verzoek ex 392 Rv. Er staan nog verschillende abonnementen op haar naam waarover de rechter zich niet heeft uitgesproken. Zij heeft er geen belang bij om voor ieder abonnement opnieuw gedagvaard te worden. Een antwoord op de kwalificatievraag geeft niet alleen haar, maar ook de incassobureaus die wat van haar te vorderen menen te hebben, meer duidelijkheid over haar positie.

4.6 Lindorff Purchase heeft ter zake opgemerkt, dat de gemachtigde van [gedaagde] de enige is die de onderhavige rechtsvraag bij herhaling naar voren brengt. De gemachtigde van [gedaagde] behandelt geen "talloze" telefoonzaken.

4.11 De kantonrechter is al met al van oordeel dat de hier bedoelde vraag ex artikel 392 Rv. ter beantwoording aan de Hoge Raad dient te worden voorgelegd. Het betreft de vraag of telefoonabonnementen, waarbij een ("gratis") telefoon aan de consument ter beschikking wordt gesteld, zijn te kwalificeren als een consumentenkrediet als bedoeld in de Wck. (tot 25 mei 2011) dan wel als bedoeld in titel 2A van boek 7 BW (vanaf 25 mei 2011), ofwel dat dergelijke overeenkomsten zijn te kwalificeren als koop op afbetaling als bedoeld in artikel 7A: 1576 e.v. BW. Daarbij merkt de kantonrechter op dat kennelijk in veel zaken onduidelijk is of en zo ja welk bedrag voor de "gratis" telefoon in rekening wordt gebracht in de maandelijks te betalen termijnen. Zo is in het onderhavige abonnement voor telefoonnummer [mobiel] niet vermeld welke kosten daarvoor eventueel in rekening worden gebracht. Voor het andere abonnement, waarvoor geen schriftelijk contract voorhanden is, geldt dat evenzo.

RB 1791

Alleen voor ‘geen-watjes' leidt tot sociaal voordeel

RCC 27 mei 2013, dossiernr. 2013/00214 (wwww.ikbengeenwatje.nl) - dossier 2013/00214A
Kinderen. Discriminatie. Het betreft de website www.ikbengeenwatje.nl,  op de landingspagina waarvan kinderen worden aangemoedigd zich te laten vaccineren. Aanbeveling.

De klacht 2013/00214 - In een reclamecampagne van verweerder, waarin kinderen worden uitgenodigd om zich te laten vaccineren, worden kinderen die zich niet laten vaccineren “watjes” genoemd. Geen enkel kind is een watje. Door deze campagne worden kinderen uitgesloten en kunnen zij gepest worden. Hierdoor schaadt de campagne kinderen en is deze jegens hen respectloos. Kinderen die zich wel hebben laten vaccineren krijgen een “cool bandje” en bij de op de website afgebeelde bandjes staat “Alleen voor ‘geen-watjes!’”, hetgeen discriminerend is.

De klacht 2013/00214A - Door de op de gewraakte pagina gebezigde teksten worden kinderen onder druk gezet om zich te laten vaccineren en vervolgens worden zij ertoe aangezet om kinderen die niet meedoen uit te schelden voor “watje”. Of men zich wil laten vaccineren is een vrije keuze en de keuzevrijheid wordt door deze uiting geschonden. Tevens is de uiting discriminerend, door de wijze waarop kinderen daarin worden aangesproken. Klaagster acht de uiting op grond van het vorenstaande in strijd met de artikelen 2 en 3 van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC). Klaagster vraagt zich voorts af of vaccins geneesmiddelen zijn en zo ja, dan acht klaagster de uiting ook in strijd met artikel 23 van de Code publieksreclame voor geneesmiddelen.

Het oordeel van de Commissie in 00214

Met betrekking tot het bepaalde in artikel 3 KJC overweegt de Commissie dat de uiting daarmee in strijd is nu verweerder aan het zich hebben laten vaccineren, het zijn van “geen-watje” heeft gekoppeld. In de uiting ligt besloten dat kinderen die zich hebben laten vaccineren, daarvan sociaal voordeel (kunnen) hebben. Verweerder heeft ook erkend dat daarin wordt geappelleerd aan een sociaal aspect, teneinde de gewenste vaccinatiegraad te bereiken. Kinderen worden gestimuleerd om samen naar de vaccinatiedag te gaan en hen wordt een “cool bandje” “Alleen voor ‘geen-watjes’” in het vooruitzicht gesteld, als zij zich hebben laten vaccineren. Met het bandje kan een kind laten zien dat het “geen watje” is en het bandje kan aldus worden opgevat als een bewijs van stoerheid, waarmee een kind zich kan onderscheiden van een kind dat géén bandje heeft. De uiting speelt onmiskenbaar in op dit als sociaal voordeel te beschouwen aspect en bevat de suggestie dat kinderen die zich niet laten vaccineren “watjes” zijn en in ieder geval aan die kinderen een sociaal voordeel wordt onthouden. Dat de bandjes gratis zijn te verkrijgen doet aan het vorenstaande niet af. Deze dragen immers het opschrift “Ik ben geen watje” en dat opschrift refereert weer aan het gevaccineerd zijn.

Gelet op het boven overwogene acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 3 KJC.

 De beslissing
Op grond van het hierboven overwogene acht de Commissie de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 3 van de Kinder- en Jeugdreclamecode en beveelt zij de verweerder, voor zover nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst zij de klacht af.

Het oordeel van de Commissie in 2013/00214A

Bij de beoordeling van de uiting heeft de Commissie in aanmerking genomen dat een zo groot mogelijke deelname aan het door verweerder in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma georganiseerde speciale vaccinatiedagen, in het belang is van de volksgezondheid. Met betrekking tot het bepaalde in artikel 2 KJC overweegt de Commissie dat de uiting daarmee niet in strijd is, omdat deze voldoet aan de in deze bepaling genoemde criteria.

Met betrekking tot het bepaalde in artikel 3 KJC overweegt de Commissie dat de uiting daarmee in strijd is nu verweerder aan het zich hebben laten vaccineren, het zijn van “geen-watje” heeft gekoppeld. In de uiting ligt besloten dat kinderen die zich hebben laten vaccineren, daarvan sociaal voordeel (kunnen) hebben. Verweerder heeft ook erkend dat daarin wordt geappelleerd aan een sociaal aspect, teneinde de gewenste vaccinatiegraad te bereiken. Kinderen worden gestimuleerd om samen naar de vaccinatiedag te gaan en hen wordt een “cool bandje” “Alleen voor ‘geen-watjes’” in het vooruitzicht gesteld, als zij zich hebben laten vaccineren. Met het bandje kan een kind laten zien dat het “geen watje” is en het bandje kan aldus worden opgevat als een bewijs van stoerheid, waarmee een kind zich kan onderscheiden van een kind dat géén bandje heeft. De uiting speelt onmiskenbaar in op dit als sociaal voordeel te beschouwen aspect en bevat de suggestie dat kinderen die zich niet laten vaccineren “watjes” zijn en in ieder geval aan die kinderen een sociaal voordeel wordt onthouden. Dat de bandjes gratis zijn te verkrijgen doet aan het vorenstaande niet af. Deze dragen immers het opschrift “Ik ben geen watje” en dat opschrift refereert weer aan het gevaccineerd zijn. Gelet op het boven overwogene acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 3 KJC.

Tot slot overweegt de Commissie dat een uitnodiging om deel te nemen aan een vaccinatiedag, niet kan worden aangemerkt als het aanprijzen van een geneesmiddel, zodat de Geneesmiddelenwet niet op de uiting van toepassing is.  

De beslissing
Op grond van het hierboven overwogene acht de Commissie de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 3 van de Kinder- en Jeugdreclamecode en beveelt zij de verweerder, voor zover nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst zij de klacht af.

RB 1784

Aanduiding laserstralen misleidend

Vz. RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00377 (Laserstralen)
Misleiding. Oneerlijk. Onjuiste informatie. Aanbeveling. Het betreft adverteerders website www.de uithof.nl waarop een beschrijving wordt gegeven van de PowerZone. Daarop staat met betrekking tot deze activiteit onder meer: “In de PowerZone worden 3 eigenschappen getest door middel van verschillende onderdelen: lef, lenigheid en kracht. Kruip bijvoorbeeld door een ruimte met lasers heen zonder dat je ze aanraakt, doe de bungeerun en toon je kracht met ladder klimmen!” (..) “Klim net als Tom Cruise in Mission Impossible door de lasers heen. Kijk uit dat je ze niet aanraakt anders ben je af!”

De klacht - Anders dan de uiting doet vermoeden waren er geen laserstralen, maar fluoriserende kunststof lijnen. Het aanraken van deze lijnen had geen enkele consequentie. Er was dus nooit iemand “af”, zodat de activiteit minder spannend was dan klaagster zich had voorgesteld. Voorts duurde het programma 20 minuten korter dan de afgesproken 1 1/2 uur. Gelet op het voorgaande, acht klaagster de uiting misleidend. Inmiddels is de informatie op de website substantieel aangepast.

Het oordeel van de voorzitter
In de reclame-uiting wordt bij de PowerZone-activiteit gesproken over “lasers” evenals in het programmaoverzicht waarin onder meer staat “Probeer door de rook je weg te vinden maar pas op voor de lasers die kriskras door de tunnel lopen”. Adverteerder heeft klaagsters bezwaar dat er geen lasers zijn niet weersproken. Door het ontbreken van laserstralen is de activiteit minder spannend dan in de uiting wordt voorgesteld en om die reden acht de voorzitter de uiting misleidend. De voorzitter heeft er nota van genomen dat de uiting inmiddels is aangepast, maar dit doet niet af aan het feit dat de uiting op grond waarvan klaagster besloot gebruik te maken van het aanbod misleidend was. Wel zal de voorzitter daarmee rekening houden door te bepalen dat de aanbeveling wordt gedaan voor zover nog nodig.
 
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1771

Geen aanzet om met poppetjes in kokend frituurvet te spelen

RCC 21 mei 2013, dossiernr. 2013/00251 (Diamant frituurvet)
Reclame frituurvet niet in strijd met goede smaak en fatsoen (2NRC) of geestelijke en lichamelijke volksgezondheid (4 NRC).

Het betreft een televisiereclame waarin Diamant frituurvet wordt aangeprezen. In de uiting ziet men een frituurpan met kokend vet met daarin twee rondzwemmende en aan de rand hangende figuurtjes, een gelig, langwerpig figuurtje dat een frietje voorstelt en een bruin dikker en groter figuurtje, dat een kroket voorstelt. Zij prijzen het Diamant frituurvet aan door te wijzen op de positieve eigenschappen van dit frituurvet, namelijk dat het krokant bakt aan de buitenkant, zonder het zachte van de binnenkant uit het oog te verliezen. Op de achtergrond ziet men een vader met twee jonge kinderen aan tafel zitten, terwijl de moeder de figuurtjes quasi streng toespreekt.

De klacht - De meeste ongelukken met kinderen gebeuren in en om het huis en klaagster is bang dat kleine kinderen door deze reclame-uiting op een idee worden gebracht. De meeste ouders zullen de frituurpan ver houden van hun kinderen, maar als dat niet het geval is, kan het spelen met poppetjes in, om en/of naast de pan rampzalige gevolgen hebben. Om die reden dient de uiting niet langer te worden uitgezonden.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat klaagsters bewaar aldus op dat de uiting in strijd is met de goede smaak en het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC en/of met de geestelijke en/of lichamelijke volksgezondheid als bedoeld in artikel 4 NRC.
Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) eerdergenoemde criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter van deze criteria.
De sprekende en in het frituurvet zwemmende figuurtjes, voorstellende een frietje en een kroket, zijn fantasiefiguurtjes. Ook kinderen zal dit duidelijk zijn. Voorts bevinden zich geen kinderen in de nabijheid van de frituurpan. De kinderen die even in beeld komen, zitten op veilige afstand met hun vader aan tafel en van een gevaarsituatie is in de uiting geen sprake.
Gelet op het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat de reclame-uiting kinderen er niet toe aanzet om met poppetjes in kokend frituurvet te gaan spelen en om die reden acht zij de klacht ongegrond.
 
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1766

Motie over bindende afspraken kidsmarketing

Motie over bindende afspraken over kidsmarketing, kamerstukken II, 32 793, nr. 81.

MOTIE VAN HET LID BRUINS SLOT
Voorgesteld 4 juni 2013
De Kamer, gehoord de beraadslaging,
constaterende dat afspraken over reclames voor kinderen tussen 7 en 12 jaar massaal genegeerd worden;
overwegende dat kinderen in die leeftijdscategorie erg beïnvloedbaar voor kidsmarketing zijn;
overwegende dat dergelijke guerrillamarketing het gezag van ouders ondermijnt;
verzoekt de regering, in overleg te gaan met de branchevereniging en het bedrijfsleven om bindende afspraken te maken over kidsmarketing tussen 7 en 12 jaar op televisie, internet en sociale media en bij onvoldoende voortgang tot regelgeving over te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.

Bruins Slot