RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Audiovisuele media  

RB 2147

Abonnement Koningin Julianatoren van 189 euro is niet gratis

Vz. RCC 27 mei 2014, RB 2147, dossiernr. 2014/00336 (Koningin Julianatoren)
Voorzitterstoewijzing. Misleidende reclame. Het betreft een televisiecommercial van ‘Jul’s Gezinsabonnement’ waarin wordt gezegd : “voor maar 189 Euro mag je het hele seizoen gratis naar binnen zo vaak als je wilt. Ook opa’s, oma’s, broertjes, zusjes en natuurlijk je vader en moeder mogen mee. En je kan gratis of voor maar de helft naar heel veel andere attractieparken in Nederland en België.”. De klacht is dat adverteerder ten onrechte in de uiting vermeld dat je voor €189 een jaar lang gratis naar binnen kunt omdat €189 niet gratis is. Het is onbeperkt toegang kopen. Dit is veel geld en alles behalve gratis. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het oordeel van de voorzitter
In de uiting wordt een gezinsabonnent aangeboden voor € 189,-- waarmee het hele gezin en de opa’s en oma’s het hele seizoen gratis toegang tot het park van adverteerder verkrijgen. Krachtens artikel 8.5 in combinatie met punt 19 van de bij dit artikel behorende Bijlage 1 bij de Nederlandse Reclame Code (NRC) is onder alle omstandigheden sprake van misleidende reclame indien een product wordt omschreven als “gratis” (of soortgelijke bewoordingen) terwijl de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen. Nu als erkend is komen vast te staan dat geen sprake is van gratis toegang, maar van onbeperkte toegang na betaling van € 189,--, is sprake van een onjuist gebruik van de aanduiding ‘gratis’. Gelet hierop is de reclame-uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2129

Cup-a-Soup commercial "Thuiswerker" valt niet in de goede smaak

RCC 6 mei 2014, RB 2129, dossiernr. 2014/00254, 54A, 54B (Cup-a-Soup)
Subjectieve normen in reclame. Het betreft de televisiecommercial voor Cup-a-Soup “Thuiswerker”. Te zien is onder meer dat een man thuis voor zijn laptop gezeten zijn collega’s, met wie hij een beeldverbinding heeft, een “goede meeting” wenst en meedeelt dat hij vandaag thuis werkt. Vervolgens trekt de man een overall aan en gaat bij zijn huis dakpannen leggen, een zwembad graven en een serre bouwen. Als hij in een bouwmarkt wordt gebeld, deelt hij mee dat hij “effe “kantoorartikelen aan het halen” is. Om 16.00 uur neemt hij een kop Cup-a-Soup met de opmerking “Anders hou ik ’t niet vol hoor”. Door een voice-over wordt gezegd, en deze tekst verschijnt ook in beeld: “Het werkt, Cup-a-Soup, En jij dus ook”.

De klacht: in de commercial wordt het als heel normaal geschetst dat je zogenaamd thuis werkt voor je bedrijf maar in werkelijkheid aan je huis aan het klussen bent. Terwijl de man in een doe-het-zelfzaak inkopen doet voor zijn verbouwing zegt hij tegen zijn bedrijf dat hij kantoormiddelen aan het kopen is. Er wordt een sfeer geschetst dat deze fraude gewoon is en dus geaccepteerd wordt. Hierdoor wordt aangezet tot fraude. De voorzitter heeft de klacht afgewezen.

Het oordeel van de voorzitter
Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak en/of het fatsoen in de zin van artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), zoals klager kennelijk met zijn klacht bedoelt, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. Met inachtneming van deze terughoudendheid acht de voorzitter de onderhavige televisiecommercial, waarin een man die zijn collega’s meedeelt een dag thuis te werken aan het klussen gaat in zijn huis, niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Voor de gemiddelde consument is voldoende duidelijk dat de commercial humoristisch en niet serieus is bedoeld. Dat men bedenkingen kan hebben over het in de commercial getoonde gedrag van de man, is onvoldoende reden om de commercial in strijd te achten met eerdergenoemd artikel van de NRC. Er wordt ook geen oproep gedaan tot navolging van dit gedrag. Wel heeft de voorzitter begrip voor het feit dat niet iedereen de commercial zal waarderen. Dit is evenwel onvoldoende om te oordelen dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven tot het doen van een aanbeveling.
RB 2123

Geld lenen kost geld, hoeft niet altijd

Vz. RCC 22 april 2014, dossiernr. 2014/00219 (SNS Bank)
Afwijzing. Krediet. In het eerste gedeelte van de radioreclame wordt gezegd: “Bij SNS Bank hebben we nu zó’n lage hypotheekrente dat we hem niet zomaar op de radio kunnen noemen. Maar deze extra lage rente staat wel op onze website. Dus ben je op zoek naar een hypotheek en dus naar een lage rente? Kijk dan zeker even op snsbank.nl/ hypotheekactie of kom langs bij een van onze SNS-winkels.” In het tweede gedeelte van de radiocommercial wordt gezegd: “Hier SNS Bank nog even. Die extra lage hypotheekrente loopt tot en met 4 april. Maak daarom snel een afspraak op snsbank.nl/hypotheekactie.”

De klacht
Een hypotheek is een lening, doorgaans voor een hoog bedrag. In reclame voor leningen dient te worden vermeld “Geld lenen kost geld”. Dat wordt aan het slot van de onderhavige radiocommercial niet gezegd. Ook wordt niet verwezen naar een financiële bijsluiter, maar klager weet niet of dat hier van toepassing is.

Voorzitter:
In artikel 53 lid 7 Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft is bepaald dat voor “een reclame-uiting voor een hypothecair krediet waarbij geen relatie met een ander bestedingsdoel wordt gelegd dan de verwerving van de eigen woning” een uitzondering wordt gemaakt op de verplichting voor financiële ondernemingen om in een reclame-uiting over krediet een waarschuwing op te nemen met betrekking tot de gevolgen die aan het krediet zijn verbonden. Gelet hierop is het ontbreken van de waarschuwing “Geld lenen kost geld” in de radiocommercial voor de hypotheekactie van SNS Bank niet onjuist.

De voorzitter acht voorts voldoende gemotiveerd weersproken dat een verwijzing naar een financiële bijsluiter zou moeten zijn opgenomen in de commercial voor de hypothecaire lening, die niet als een complex product in de zin van het BGfo dient te worden aangemerkt.
RB 2117

Een op de twee plofkippen kreupel wetenschappelijk onderbouwd

RCC 14 april 2014, dossiernr. 2014/00231 (Jumbo Plofklip 'lame' v. Wakker Dier)
Afwijzing. Misleiding. Propageren denkbeeld (ideële reclame). Wakker Dier baseert haar uiting op een rapport waarin staat dat 50% van de kippen lame is, maar ‘lame’ heeft veel meer betekenissen dan alleen ‘kreupel’ en “Wakker Dier speelt hier gemeen op in”.

Voorop gesteld wordt dat bij de beoordeling van de klacht wordt uitgegaan van de betekenis die in het algemeen spraakgebruik - en door Jumbo blijkens haar website - aan het door Wakker Dier ontwikkelde begrip “plofkip” wordt gegeven, te weten de “gewone” kip uit de reguliere kippenbranche (“standard rearing systems”) die binnen een korte groeiperiode (zes weken) wordt vetgemest en aldus slachtrijp wordt gemaakt.

Ter onderbouwing van de stelling dat één op de twee plofkippen kreupel is, verwijst Wakker Dier naar het rapport van Wageningen UR uit 2011, waarin staat “More than half of the broilers in standard rearing systems were lame”, en naar het rapport van WUR uit 2012, waarin de juistheid van de in het eerdere rapport genoemde cijfers wordt bevestigd. Niet is gebleken dat de aanduiding “kreupel” in dit verband een onjuiste vertaling van de term “lame” is.

Op grond van het voorgaande komt de Commissie, in navolging van haar uitspraak in dossier 2013/00639, tot de conclusie dat de stelling “één op de twee plofkippen is kreupel” voldoende basis vindt in de wetenschappelijk onderbouwde stukken waarnaar Wakker Dier verwijst.
RB 2106

Gebruik van hamsters is parodiërend gebruik

RCC 31 maart 2014, dossiernr. 2014/00123 (Hamsters voor Wakker Dier)
Bevestiging afwijzing door voorzitter. Het betreft de radioreclame waarin Wakker Dier, onder verwijzing naar de “Hamsterweken” van Albert Heijn, de verkoop door Albert Heijn van zogenaamde “plofkippen” aan de orde stelt. De (radio)commercial is onderdeel van de “plofkip”-campagne van Wakker Dier, die erop is gericht consumenten de gevolgen van goedkope kip voor het dier te laten zien. De wijze waarop Wakker Dier zich in de onderhavige commercial verzet tegen de verkoop van de “plofkip” door de supermarkten van Albert Heijn acht de Commissie niet in strijd met de NRC. Niet is gesteld of gebleken dat de uiting onjuist is. Het gebruik van de “hamsters” is een parodiërend gebruik, waarbij de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden.

De Commissie stelt voorop dat onder de definitie van reclame in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) ook wordt verstaan - naast de door klager bedoelde aanprijzing van goederen en diensten - de openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van denkbeelden door een adverteerder. In de onderhavige commercial is sprake van aanprijzing van de denkbeelden van Wakker Dier. Wakker dier zet zich onder meer in voor het welzijn van dieren. Zoals reeds eerder door de Commissie is geoordeeld en door de voorzitter in de bestreden beslissing is herhaald, staat het Wakker Dier in beginsel vrij om ter bevordering van haar doelstelling in een reclame-uiting haar mening te geven over het lot van hetgeen zij aanduidt als de “plofkip”, en mag Wakker Dier ook vermelden dat deze “plofkip” in - al dan niet met name genoemde - supermarkten te koop is. De wijze waarop Wakker Dier zich in de on¬derhavige commercial verzet tegen de verkoop van de “plofkip” door de supermarkten van Albert Heijn acht de Commissie niet in strijd met de NRC. Niet is gesteld of gebleken dat de uiting onjuist is. Het gebruik van de “hamsters” is een parodiërend gebruik, waarbij de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden.
RB 2099

Uit "Lidl de beste in groente en fruit" blijkt niet dat GfK-onderzoek zich beperkt tot supermarkten

RCC 20 maart 2014, dossiernummer 2014/00137 (Lidl groente en fruit)
Aanbeveling. Misleiding. Het betreft a. een radioreclame waarin onder meer wordt gezegd: “Voor de vierde keer op rij, de beste in groente en fruit (…)” b. een gedrukte uiting, waarin staat “De beste in groente en fruit. GfK Versrapport 2010/2011/2012/2013”. Lidl zegt, onder verwijzing naar het GfK Versrapport dat jaarlijks wordt uitgevoerd, “de beste in groente en fruit” te zijn. Het GfK Versrapport is echter een rapport waarin producten in verschillende supermarkten met elkaar worden vergeleken. Andere verkoopkanalen, zoals groentespeciaalzaken, marktkoopmannen, boerderijwinkels en natuurwinkels worden buiten beschouwing gelaten. In voorgaande jaren noemde Lidl zich “de beste supermarkt in groente en fruit”, maar nu suggereert Lidl het beste verkoopkanaal te zijn en dat is nog niet getest.

Het oordeel van de Commissie
Tussen partijen is niet in geschil dat in de Versrapporten van de jaren 2010 tot en met 2013, bevattende het resultaat van het door GfK jaarlijks onder bezoekers van supermarkten uitgevoerde onderzoek inzake de versproducten vlees, brood en groente en fruit, Lidl als “beste supermarkt in de categorie groente en fruit” uit het onderzoek is gekomen.

Het onderzoek van GfK beperkt zich dus tot supermarkten. Andere verkoopkanalen van groente en fruit blijven daarbij buiten beschouwing. Deze beperking blijkt niet uit de gewraakte reclame-uitingen, waarin Lidl, zonder enig voorbehoud, claimt “de beste in groente en fruit” te zijn. Gelet hierop is de gewraakte zinsnede onjuist en zijn de reclame-uitingen misleidend.

Met betrekking tot de gedrukte reclame-uiting beroept adverteerder zich op de bronvermelding, doch dit neemt het misleidend karakter van de uiting niet weg, aangezien, naar het oordeel van de Commissie, de gemiddelde consument er niet van op de hoogte is dat GfK zich in het Versrapport beperkt tot supermarkten.

Blijkens het voorgaande is onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uitingen in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2097

Vordering verboden onjuiste etikettering voedingssupplementen afgewezen

Vzr. Rechtbank Rotterdam 27 maart 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:2601 (Omega Pharma tegen Procter & Gamble)
Procter & Gamble brengt sinds medio januari 2014 voedingssupplementen (multivitaminen) op de markt onder de naam Vibovit. Omega Pharma vordert een verbod onjuiste etikettering en misleidende claims, TVC en verpakkingen (tenzij afgestickerd), recall en meer. Het gaat om claims als "100% natuurlijke kleurstoffen" en "geen synthetische kunstmatige/kleurstoffen", "geen conserveringsmiddelen", Omega-3- en ijzerclaims en onjuiste etikettering voor "sucrose". De voorzieningenrechter wijst het gevorderde af.

Mede gelet op het zeer substantiële verschil tussen de aangewende hoeveelheid kaliumsorbaat en de hoeveelheid die nodig zou zijn om te kunnen spreken van een conserveermiddel, is naar voorlopig oordeel geen sprake van misleidende reclame.

“100% natuurlijke kleurstoffen” en “geen synthetische kunstmatige/ kleurstoffen
4.13. Omega Pharma stelt nog in haar pleitnota dat zij in voormelde productie 6 niet kan lezen dat het standpunt van de NVWA is dat titaniumdioxide en ijzeroxide niet synthetisch zijn. De voorzieningenrechter leest dat er echter wel in.

4.14. Aan het standpunt van NVWA en de Voedingsraad komt zwaarder gewicht toe dan aan dat van Omega Pharma. Dit zijn twee onafhankelijke organisaties.

“Geen conserveringsmiddelen” (kaliumsorbaat)
4.18 (...) Mede gelet op het zeer substantiële verschil tussen de aangewende hoeveelheid kaliumsorbaat en de hoeveelheid die nodig zou zijn om te kunnen spreken van een conserveermiddel, is naar voorlopig oordeel geen sprake van misleidende reclame.

Claims in strijd met de Claimsverordening (Vo. nr. 116/2010): Omega 3-vetzuren
4.21. Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat Omega Pharma op dit onderdeel geen voldoende belang (meer) heeft. Procter & Gamble heeft pas recentelijk vernomen van de beleidswijziging van de KOAG/ KAG en spoedig daarop kon Procter & Gamble al de nieuwe, aangepaste verpakkingen tonen. Het is begrijpelijk dat Procter & Gamble zich heeft verlaten op het standpunt van de KOAG/KAG. In het oordeel wordt voorts betrokken dat de KOAG/ KAG kennelijk een zodanig gezag toekomt dat de NVWA, naar Procter & Gamble stelt en Omega Pharma erkent, althans lijkt te erkennen (in haar pleitnota sub 7.27), het beleid hanteert dat zij, de NVWA, geen sancties pleegt op te leggen aan ondernemingen die een reclame-uiting hebben gedaan die volgens de NVWA weliswaar niet door de beugel kan, maar die de KOAG/ KAG wel preventief heeft goedgekeurd. Het is overigens maar zeer de vraag of Omega Pharma in een eventuele bodemprocedure geoordeeld zal worden dat Procter & Gamble gehandeld heeft in strijd met de Claimsverordening.

claims in strijd met de Claimsverordening (Vo. nr. 116/2010): ijzer
De voorzieningenrechter ziet geen reden om te oordelen dat Procter & Gamble haar toezegging in deze niet zal waarmaken. Het eerder daaromtrent gegeven oordeel wordt hier overgenomen. Voorts is van belang dat Procter & Gamble zich ook hier heeft mogen verlaten op de preventieve toets door de Keuringsraad van de KOAG/KAG, die leidde tot goedkeuring op 29 maart 2013.

gebrekkige etikettering: sucrose
4.28. Afgezien hiervan is naar voorlopig oordeel het bezigen van de term “sucrose” niet ongeoorloofd. Artikel 15 van het -thans vigerende- Warenwetbesluit Suikers bepaalt hieromtrent, zulks ter uitvoering van de Richtlijn 2001/111/EG van de raad van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers (art. 2), respectievelijk van de Warenwet: (...)


RB 2038

Opinion on the legal basis of the proposal for a Directive of tobacco and related products

Opinion on the legal basis of the proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the approximation of the laws, regulations and administrative provisions of the Member States concerning the manufacture, presentation and sale of tobacco and related products (COM(2012)0788 – C7-0420/2012 – 2012/0366(COD)) 24 January 2014
The legal basis originally proposed by the Commission was Article 114(1) of the Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU), which is the general legal basis in the Treaty concerning measures for the harmonisation of Member States' legislation in the internal market. Plenary confirmed the mandate based on Article 114(1) TFEU on 8 October 2013.
 
In the context of negotiations for a compromise in first reading, the Commission suggested that Article 53(1) TFEU, on the right of establishment concerning the taking-up and pursuit of activities as self-employed persons, and Article 62 TFEU, on the freedom to provide services, should be added to the legal basis.
 
The agreed text includes a completely new Article 18a which did not appear in the Commission proposal and which sets out provisions on electronic cigarettes, notably a prohibition on advertising and sponsorship thereof. The relevant provisions correspond to provisions in the Tobacco Advertising Directive and the Audiovisual Media Services
Directive, the legal basis of both of which include Articles 53 and 62 TFEU.

Lees verder

RB 2036

Geen gevaar kopieergedrag jongeren door uiting BNN-presentratice waarin handrem in rijdende trein en auto wordt getrokken

RCC 6 januari 2014, dossiernr. 2013/00875 / A (BNN Talent Day)
Afwijzing klachten. Uiting om je aan te melden voor "BNN Talent Day". In de uiting trekt Nicolette Kluijver in een rijdende trein aan de handrem. Ook is Nicolette Kluijver zichtbaar als 9-jarige meisje in de auto naast haar vader, rijdend door het bos. Ook in de auto trekt Nicolette Kluijver aan de handrem, waarna de auto slipt. Klager acht gedraging dat jongeren in een trein aan handrem zouden trekken onverantwoord als die getoond werden in een uiting waarin orgaandonoren werden geworven en die door de Commissie met de NRC in strijd werd geoordeeld.

Commissie stelt eerst vast dat het een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC betreft, evenals in haar uitspraak van van 31 mei 2002 (dossier 02.0262) betreffende een klacht tegen een vooraankondiging van het BNN-programma “De Nationale Humor Test”. Dit omdat de oproep tot deelname wervend van aard is. Weliswaar is het verboden en strafbaar om in de trein onnodig aan de noodrem te trekken en kan dit, evenals het trekken aan de handrem in een rijdende auto, een gevaarlijke situatie opleveren, maar dit betekent niet dat het tonen van voornoemde gedragingen in de onderhavige reclame-uiting in strijd is met de NRC.Voorwaarde om als BNN-presentator te worden aangenomen, is dat men net zoveel “lef” heeft als de presentatoren van “Try before you die” en wie in een presentator-schap van BNN geïnteresseerd is, wordt uitgenodigd zich aan te melden voor BNN Talent Day, teneinde te laten zien dat men over zodanig lef beschikt. Nu deze handelingen voor de gemiddelde kijker duidelijk aansluiten bij het karakter van BNN en de gewenste kwaliteiten van een BNN-presentator, is de Commissie van oordeel dat er geen reden is om voor navolging te vrezen en acht zij de grens van wat in het licht van de NRC toelaatbaar moet worden geacht, niet overschreden.De Commissie wijst beide klachten af.

RB 2030

Misleidende prijsvergelijking Lidl met Albert Heijn- Geen onafhankelijk onderzoek door VARA Kassa

Vz. RCC 6 januari 2014, dossiernr. 2013/00906 (Lidl)
Toegewezen. De in de reclamefolder van Lidl opgenomen prijsvergelijking met Albert Heijn misleidend in de zin van artikel 13 aanhef en onder a NRC. De bestreden uiting: “Onderzoek van VARA Kassa bevestigt: Prijzenoorlog AH haalt niets uit! Conclusie onderzoek: AH nog steeds het duurst. Boodschappen bij discounters als Lidl blijven het goedkoopst. Bron: Vara Kassa, september 2013”.
Hieronder worden twee kassabonnen getoond waarop het totaalbedrag van 27 artikelen bij Lidl € 43,38 bedraagt en het totaalbedrag van 27 artikelen bij Albert Heijn € 58,00. De conclusie luidt: “Lidl is € 14,52 goedkoper”.

Klacht: geen objectieve vergelijking Lidl eigen merkproducten versus Albert Heijn huismerk met uitsluiting van Euroshopper en AH Basic.

De voorzitter stelt allereerst vast dat het gaat om vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dit is enkel geoorloofd indien aan de voorwaarden zoals neergelegd in artikel 13 is voldaan. De eerste voorwaarde is dat vergelijkende reclame niet misleidend mag zijn. Hieraan voldoet de door Lidl gedane reclame uiting niet. De indruk wordt gewekt dat de op kassabonnen getoonde prijsvergelijking met Albert Heijn is uitgevoerd door VARA Kassa, terwijl het door Lidl zelf is gedaan. Om die reden is geen sprake van een prijsvergelijking die is uitgevoerd door een onafhankelijke partij. Derhalve is de uiting dubbelzinnig en onduidelijk ten aanzien van productkenmerken als bedoeld in aanhef en onder b van artikel 8.2 NRC. De uiting is dan ook misleidend en in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC (onder a t/m h) genoemde voorwaarden is voldaan. De eerste voorwaarde luidt dat de vergelijking niet misleidend is in de zin van de NRC. Aan deze voorwaarde is naar het oordeel van de voorzitter niet voldaan, en hij overweegt daartoe het volgende. Voorzitter beveelt de Lidl om niet meer op zo een wijze reclame te maken.