RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Audiovisuele media  

RB 2306

Geen onjuist beeld door Dance4life over meisjes uit Ermelo

Vz RCC 23 december 2014, RB 2306 (Dance4life)
Uitspraak ingezonden door Bram Duivenvoorde & Daniël Haije, Hoogenraad & Haak. Voorzittersafwijzing. De uiting: Het betreft de televisiecommercial “Ermelo4Ermelo”. Een meisje fietst door een Hollands landschap. De voice-over zegt: “Kimberly woont in Ermelo. En ze heeft hiv, net als velen op Kimberly’s school. In Ermelo is aids de belangrijkste doodsoorzaak onder meisjes van 14.” Nadat later een gele trein voorbij is geraasd komt een ander meisje in beeld, eveneens zittend onder een bord met de plaatsnaam Ermelo, maar op een duidelijk niet-Nederlands perron. Dat meisje zegt in het Zuid-Afrikaans “Mijn naam is Kimberly en ik kom uit Ermelo Zuid-Afrika en ik ben hiv-positief.” De klacht: Dance4life erkent op haar website dat met de commercial verwarring wordt gecreëerd over de vraag of deze betrekking heeft op Ermelo in Nederland of Zuid-Afrika, om daardoor de aandacht te trekken van het publiek...

... Aldus wordt willens en wetens het beeld geschapen dat de in Ermelo (NL) wonende meisjes, veelal met een godsdienstige achtergrond, mogelijkerwijs aids hebben. De gecreëerde verwarring is niet kortstondig, maar duurt het grootste deel van de commercial ...De reclame is niet in overeenstemming met de waarheid, de goede smaak en/of het fatsoen. De commercial is strijdig met het algemeen belang van de meisjes in Ermelo (NL), waardoor de openbare orde kan worden verstoord. De reclame is onweerlegbaar in strijd met de goede zeden, en voorts nodeloos kwetsend voor alle meisjes in Ermelo (NL). Er wordt willens en wetens verwarring gecreëerd over de bedreiging die er onder meisjes in Ermelo (NL) zou zijn gelet op hun geestelijke gezondheid (onbezonnen seks) en lichamelijke gezondheid (aids). Door de vorm en de inhoud van de commercial wordt het vertrouwen in reclame geschaad. Er wordt zonder rechtvaardiging geappelleerd aan gevoelens van angst voor meisjes uit Ermelo (NL) omdat zij aids zouden hebben. Er wordt een oneerlijk beeld gegeven van meisjes uit Ermelo (NL), waardoor sprake is van misleiding. In de commercial worden geen getuigschriften, attesten of verklaringen van deskundigen getoond, daarvoor moet de website van Dance4life worden bezocht. De commercial is voor het grootste deel niet herkenbaar als reclame die betrekking heeft op Ermelo in Zuid-Afrika. De televisiecommercial wekt een agressieve indruk in de benadering van de kijker.

De beoordeling:

1) Voorop gesteld wordt dat de (voorzitter van de) Commissie slechts bevoegd is een voorgelegde reclame-uiting te toetsen aan de bepalingen van de NRC en, in geval de daartegen gerichte klacht gegrond wordt geacht, de betreffende adverteerder aan te bevelen dan wel vrijblijvend te adviseren om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. De (voorzitter van de) Commissie is niet bevoegd tot het opleggen van een verplichting tot betaling van een schadeloosstelling en/of een dwangsom.

2) De voorzitter begrijpt de kern van de klacht aldus dat de televisiecommercial bewust verwarring creëert bij het publiek, waardoor volgens klager een negatief en onjuist beeld van meisjes in het Nederlandse Ermelo zou kunnen ontstaan.

Deze klacht kan naar het oordeel van de voorzitter niet slagen.

Aanvankelijk wordt in de commercial inderdaad verwarring geschapen, wanneer de mededelingen dat Kimberly uit Ermelo en veel van haar schoolgenoten hiv hebben en aids doodsoorzaak nummer 1 is onder meisjes van 14 in Ermelo, worden begeleid door beelden van een meisje in Nederland. De commercial dient echter in zijn geheel te worden beoordeeld. In de loop van de commercial blijkt voldoende duidelijk wat de boodschap van de commercial is en dat de genoemde cijfers betrekking hebben op (meisjes in) Ermelo in Zuid-Afrika en niet op (meisjes in) het Nederlandse Ermelo. Naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument niet op basis van de commercial menen dat het in beeld getoonde meisje dan wel veel meisjes in het Nederlandse Ermelo daadwerkelijk hiv hebben en aids in deze plaats de belangrijkste doodsoorzaak is onder meisjes van 14.

3) Nu de in de commercial genoemde cijfers niet het Nederlandse Ermelo betreffen, is de commercial niet in strijd met de waarheid. Niet is gesteld of gebleken dat de cijfers voor Ermelo in Zuid-Afrika onjuist zijn. Evenmin kan worden geoordeeld dat de commercial misleidend of oneerlijk is nu, zoals hiervoor is overwogen, voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk is dat de verstrekte gegevens geen betrekking hebben op meisjes in het Nederlandse Ermelo.

4) Bij de beantwoording van de vraag of de reclame-uiting in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend is, stelt de voorzitter zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van deze criteria. Daarbij spelen de boodschap van de uiting, het met de uiting beoogde doel en de wijze waarop een en ander in de uiting is uitgewerkt een rol. De boodschap van de onderhavige commercial luidt: “Aids is nog lang niet onze wereld uit”, en het met de commercial beoogde doel is, zo begrijpt de voorzitter, het vragen van aandacht voor de noodzaak en de mogelijkheden om aids terug te dringen. De wijze waarop boodschap en doel in de commercial zijn uitgewerkt is indringend, maar gaat naar het oordeel van de voorzitter - voornoemde terughoudendheid in acht genomen - niet de grenzen van hetgeen naar huidige maatschappelijke opvattingen toelaatbaar moet worden geacht te buiten. De commercial wordt daarom niet in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen geacht. Evenmin kan worden geoordeeld dat de uiting nodeloos kwetsend is voor meisjes uit het Nederlandse Ermelo, nu de commercial zich niet negatief over hen uitlaat.

Gelet op het voorgaande kan ook niet worden aangenomen dat de commercial in strijd is met het algemeen belang of de goede zeden dan wel een bedreiging voor de openbare orde vormt.

5) Klager heeft aangevoerd “De verwarring wordt willens en wetens gecreëerd dat er een bedreiging zou zijn onder de meisjes van Ermelo (NL) gelet [op] hun geestelijke (onbezonnen seks) en lichamelijke volksgezondheid (aids)”. De voorzitter begrijpt deze klacht aldus, dat volgens klager in de commercial ten onrechte het beeld wordt geschapen dat meisjes in het Nederlandse Ermelo een gevaar voor de geestelijke en lichamelijke volksgezondheid vormen. Zoals eerder overwogen is echter voldoende duidelijk dat in de commercial niet wordt beweerd dat veel meisjes in het Nederlandse Ermelo hiv-positief zijn en/of aan aids overlijden. Om dezelfde reden wordt niet geoordeeld dat in de commercial zonder rechtvaardiging wordt geappelleerd aan gevoelens van angst voor met hiv besmette of aan aids lijdende meisjes in het Nederlandse Ermelo.

6) De voorzitter gaat ervan uit dat klager met zijn klacht dat in de commercial geen getuigschriften, attesten of verklaringen van deskundigen worden getoond, een beroep wil doen op artikel 9 NRC. Deze klacht kan niet slagen. Genoemd artikel bevat geen verplichting om getuigschriften, attesten of verklaringen van deskundigen in reclame op te nemen, maar bepaalt dat, indien hiervan gebruik wordt gemaakt in een reclame-uiting, deze op waarheid dienen te berusten en in overeenstemming moeten zijn met recent aanvaarde wetenschappelijke inzichten.

7) De voorzitter begrijpt dat klager de televisiecommercial onvoldoende herkenbaar als reclame en daardoor in strijd met artikel 11.1 NRC acht, nu niet direct duidelijk is dat de gesproken tekst betrekking heeft op (meisjes in) Ermelo in Zuid-Afrika. Dat in het begin van de commercial verwarring wordt geschapen over de plaats waarop de commercial betrekking heeft, betekent echter niet dat de – tijdens reclameblokken op televisie uitgezonden - commercial in zijn geheel niet duidelijk als reclame herkenbaar is.

8) Ten slotte heeft klager gesteld dat de televisiecommercial een agressieve indruk in de benadering van de kijker wekt. Krachtens artikel 14.1 NRC moet onder agressieve reclame – voor zover hier van belang - worden verstaan reclame die (…) door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding de keuzevrijheid van de gemiddelde consument aanzienlijk beperkt. Naar het oordeel van de voorzitter kan de commercial niet als agressief in de zin van artikel 14.1 NRC beschouwd worden.
RB 2300

Nuon Blijven Loont onvoldoende duidelijk over actievoorwaarden

RCC 19 december 2014, RB 2300 (Nuon)
Aanbeveling. Misleiding. 7 en 8.3 NRC. De uiting: Het betreft televisie- en radiocommercials voor “Nuon Blijven Loont”. De klacht: Er wordt niet vermeld dat de consument zowel gas als stroom moet afnemen om in aanmerking te komen en voorts blijkt “Nuon Blijven Loont” pas in te gaan na de einddatum van een bestaand contract.

2. Niet in geschil is dat afname van zowel gas als stroom een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor “Nuon Blijven Loont”. Deze door Nuon gestelde voorwaarde is een wezenlijke beperking van “Nuon Blijven Loont” zodat dit voldoende duidelijk uit de uitingen zelf had moeten blijken en niet kan worden volstaan met slechts algemene verwijzingen naar de website. De onderhavige media (radio- en televisiecommercial(s)) bieden weliswaar beperkingen, maar de Commissie acht deze niet van dien aard dat niet reeds in de commercials zelf deze informatie zou kunnen worden vermeld.

3. Gelet op het vorenstaande oordeelt de Commissie dat sprake is van het te laat verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Nu de reclame-uitingen de gemiddelde consument er bovendien toe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC.

RB 2299

Onleesbare (kleine) tekst Renault-commercial is gebrekkig en misleidend

Vz RCC 17 december 2014, RB 2299 (Renault)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding en ontbrekende informatie. 7 en 8.3 NRC. De uiting: een televisiecommercial voor de Renault Twingo. Aan het einde van de commercial verschijnen diverse mededelingen in beeld, waaronder de tekst “All-in-one vanaf € 99,- per maand Renault.nl”. De klacht: Nadat men op de website van adverteerder heeft gekeken, ontdekt men dat deze prijs realiseerbaar is indien men € 4.498 aanbetaalt en na vier jaar nog eens € 2.497 bijbetaalt.

1) De voorzitter heeft in verband met de beoordeling van de klacht de commercial bekeken op een groot formaat televisie. Daarbij heeft de voorzitter het volgende geconstateerd. De onderhavige televisiecommercial duurt ongeveer 29 seconden. Gedurende de laatste seconden (het betreft volgens de waarneming van de voorzitter drie seconden) verschijnen diverse mededelingen in beeld, waaronder - centraal in beeld en in een relatief groot lettertype - de tekst “All-in-one vanaf € 99,- per maand Renault.nl”. Opvallend hierbij is dat de aangeprezen auto om deze tekst heen rijdt. Dit leidt in enige mate de aandacht af van de overige teksten die gedurende de laatste drie seconden in beeld zijn. Dit geldt met name voor de onderin beeld staande tekst “Maandbedrag berekend o.b.v. financiering v.d. consumentenprijs na aftrek van (a) een aanbetaling van 33,33% v.d. consumentenprijs en (b) betaling van een slottermijn ineens van 25% v.d. consumentenprijs. Exacte voorwaarden op renault.nl”. De voorzitter acht het aannemelijk dat deze tekst de gemiddelde consument gemakkelijk zal kunnen ontgaan, niet alleen doordat sterk de aandacht wordt gevestigd op de all-in-one prijs met de daarom heen rijdende auto, maar ook door het relatief zeer kleine formaat letter. Het voor die mededelingen gebruikte formaat is zelfs dermate klein dat de tekst ook op een groot formaat televisiescherm niet leesbaar is. Dit geldt indien de commercial wordt bekeken op een gebruikelijk te achten kijkafstand, hetgeen in dit geval de toepasselijke beoordelingsmaatstaf is.

2) Op grond van het voorgaande kan de gemiddelde consument niet in staat worden geacht kennis te nemen van de – overigens complexe - inhoud van bedoelde voorwaarde. De voorzitter oordeelt dat sprake is van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, mede gelet op het feit dat de uiting als een uitnodiging tot aankoop dient te worden aangemerkt nu daarin een bepaalde auto voor een prijs wordt aangeprezen. Derhalve dient duidelijk te zijn onder welke voorwaarden deze prijs van toepassing is. Nu deze informatie niet geacht kan worden de gemiddelde consument te bereiken, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat deze consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2296

Spotjes over wijziging zorgstelsel zijn geen aanprijzingen

RCC 16 december 2014, RB 2296 (Overheid)
Onbevoegdheid. Uitleg 'aanprijzing'. Art. 1 NRC. De uiting: Het betreft drie televisiespots (waaronder deze) over veranderingen in de zorg per 1 januari 2015, welke spots klager in november 2014 heeft waargenomen. De klacht: De spotjes doen het voorkomen alsof alles beter geregeld gaat worden en mensen de zorg krijgen die ze nodig hebben. De spotjes geven geen eerlijke informatie; onvoldoende wordt belicht dat mensen steeds meer (mantel)zorg in hun omgeving moeten regelen en dat zij veel minder in aanmerking komen voor de zorg zoals die in de spotjes is te zien. Gelet op het bovenstaande acht de Commissie zich niet bevoegd om inhoudelijk over de bestreden uitingen te oordelen.

Anders dan zich wel voordoet bij andere uitingen van de overheid, die wel als reclame zijn aan te merken, kan de burger naar aanleiding van de onderhavige uitingen niet besluiten om zich aan de veranderingen te onttrekken. De overheid roept ook niet op om iets wel of niet te doen of een denkbeeld aan te hangen. Van een aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden in de zin van artikel 1 NRC is geen sprake.
RB 2288

Geen misleiding bij Independer's verwijzing naar klantenservice

CVB RCC 23 december 2014, RB 2288 (Independer)
Vernietiging. Afwijzing. Art. 7 en 8 NRC. 4:19 lid 2 Wft. Uit de uitingen van Independer (als volmachtnemer) volgt niet de expliciete toezegging dat de betrokken verzekeraar zelf de klantenservice zal verlenen. Voldoende duidelijk is dat Independer als wederpartij voor de klant optreedt. Uit de uitingen volgt dan ook dat de klant zich eerst tot Independer dient te wenden voor kwesties die gerekend kunnen worden tot het begrip klantenservice. De verwijzing naar een “goede klantenservice” is dan ook niet misleidend of in strijd met de waarheid.

4. Voor zover in de uitingen naar een “goede klantenservice” wordt verwezen, gebeurt dat blijkens het voorgaande uitsluitend in het kader van de boodschap dat Independer bij de samenstelling van het Beste-in-1 Pakket verzekeraars selecteert op het punt van een goede klantenservice. Uit de uitingen volgt niet de expliciete toezegging dat de betrokken verzekeraar vervolgens zelf de klantenservice zal verlenen. Voor zover geïntimeerde stelt dat de hoofdcommercial wel een dergelijke verwachting wekt, oordeelt het College als volgt.

5. Uit de uitingen blijkt dat Independer een actieve rol speelt bij het samenstellen van het pakket. Bovendien blijkt uit de uitingen dat dit tot een zelfstandig product van Independer leidt, te weten het Beste-in-1 Pakket, waarin alle verzekeringen (deze kunnen betrekking hebben op producten van verschillende verzekeraars) in één polis worden gebundeld. Daarbij is duidelijk dat Independer de wederpartij wordt van de klant. Daarom is duidelijk dat Independer aanspreekpunt en eerst verantwoordelijke is voor kwesties die verband houden met de verzekeringen. Het ligt immers niet voor de hand dat Independer geen enkele bemoeienis meer zou hebben ten aanzien van de verzekeringen die onderdeel zijn van de polis die zij met de klant sluit.

6. Voor zover de consument op grond van de televisiecommercial bepaalde verwachtingen zou hebben met betrekking tot de partij die verantwoordelijk is voor de klantenservice, kunnen deze derhalve niet inhouden dat Independer hierbij geen enkele taak heeft. Uit de uitingen volgt dat in plaats daarvan de klant zich eerst tot Independer dient te wenden voor kwesties die gerekend kunnen worden tot het begrip klantenservice. Independer heeft gesteld dat zij, overeenkomstig afspraken met de verzekeraars, regelmatig ook verzekerden meteen naar de klantenservice van de betrokken verzekeraar doorverwijst. Het gaat daarbij vooral om kwesties die de betreffende verzekeraar zelf wenst te behandelen, zoals juridische bijstand bij rechtsbijstandsverzekeringen, letselschadegevallen bij autoverzekeringen en situaties waarin een vermoeden van fraude bestaat. In die situaties ontstaat alsnog een direct contact tussen de verzekerde en die klantenservice.
RB 2286

Vodafone Thuis-commercial misleidend noch kleinerend tegenover Tele2

Rechtbank Amsterdam 19 december 2014, RB 2286 (Tele2 tegen Vodafone)

Uitspraak ingezonden door Anne Voerman, DLA Piper. Kort geding. Misleiding. Vergelijkende reclame. Kleinering. Tele2 bestrijdt Vodafone’s commercial inzake de mogelijkheid tot tussentijdse aanpassing van een alles-in-één pakket. Beoordeeld in het licht van de gehele reclame-uiting is de geciteerde (4.2) passage niet misleidend. De reclame is bovendien zodanig opgezet dat het onrealistische karakter van het gesprek de gemiddelde luisteraar niet zal ontgaan, zodat van kleinering geen sprake is. Van niet-toegestane vergelijking is evenmin sprake, omdat bepaalde nuances kunnen worden weggelaten wanneer nadruk wordt gelegd op bepaalde positieve aspecten van de vergelijking. De gevraagde voorziening wordt afgewezen en Tele2 wordt veroordeeld in de proceskosten.

 

 

 

Inzake misleiding:

4.2. Wat betreft het gestelde misleidende karakter gaat het om de zin  “Met Vodafone Thuis kun je je abonnement altijd tussentijds aanpassen. Dus als je geen gebruikt maakt van je vaste telefoonlijn kun je die op ieder moment kosteloos uit je abonnement halen”.

4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet de hiervoor geciteerde passage worden beoordeeld in het licht van de gehele reclame-uiting. Daarin gaat het om de mate van flexibiliteit bij afname van een alles-in-één pakket, meer in het bijzonder de mogelijkheid het onderdeel vaste telefonie uit dat pakket te halen. Dat is een vorm van aanpassing van het abonnement. Niet betwist is dat dit bij Vodafone kosteloos mogelijk is. Anders dan Tele2 stelt kan uit de reclame-uiting verder niet worden afgeleid dat Vodafone beweert dat het abonnement altijd tussentijds opzegbaar is. De reclame kan derhalve niet misleidend worden genoemd.

Inzake vergelijkende reclame:

4.8. (…) Voor zover er vanuit moet worden gegaan dat bij het publiek de indruk wordt gewekt dat aanpassing van het abonnement bij Tele2 niet en bij Vodafone wel kosteloos mogelijk is moet in de vergelijking het woord “altijd” worden betrokken. Bij Tele2 is aanpassing ingeval een extra belbundel is afgenomen slechts mogelijk ingeval een nieuw contract van twaalf maanden voor internetdiensten wordt afgenomen. Er is derhalve wel een tegenprestatie vereist. Alhoewel dit een nuance is die minder nadrukkelijk aan de orde komt, kan, rekening houdend met het aan reclame-uitingen inherente wervende karakter, waarbij nadruk valt op de positieve aspecten van de vergelijking, de hier aan de orde zijnde reclame-uiting niet als ontoelaatbaar worden gekwalificeerd.

Inzake kleinering:

4.9. Tot slot acht Tele2 de reclame kleinerend. Volgens haar horen de luisteraars een telefoniste van Tele2 die cliënten niet serieus neemt en wordt Tele2 weggezet als een onderneming die haar abonnees aan het lijntje houdt en onduidelijke voorwaarden hanteert.

4.10. De voorzieningenrechter volgt Tele2 hierin niet. De reclame is zodanig opgezet dat het onrealistische karakter van het gesprek de gemiddelde luisteraar niet zal ontgaan. Zowel de “abonnee” als de “telefoniste” uiten zich op een wijze die zich in de praktijk niet snel zal voordoen. De “grap” van de telefoniste moet in dat kader worden beschouwd. Gezien de humoristische insteek van de reclame acht de voorzieningenrechter deze niet ontoelaatbaar.
RB 2274

Prijsaanduiding Ford Fiesta misleidend door bijkomende kosten

RCC 28 oktober 2014, RB 2274 (Ford Fiesta)
Aanbeveling. Misleiding. Onvolledige informatie. Uitnodiging tot aankoop. Art. 7, 8.3 en 8.4 NRC. Ontbrekende informatie. De uiting: Het betreft een televisiecommercial waarin de Ford Fiesta wordt aangeprezen. In het laatste beeld staat onder meer: “FORD FIESTA Vanaf 12.645,-”. De klacht: De in de commercial genoemde vanafprijs van € 12.645,- is niet juist. Bij deze prijs komen nog de kosten rijklaar maken en de wettelijke kosten zoals leges en verwijderingsbijdrage. Deze kosten zijn een vast onderdeel van de aankoopprijs. Bovendien betreffen deze kosten standaardbedragen die tevoren bekend zijn.

De televisiecommercial dient te worden aangemerkt als een uitnodiging tot aankoop in de zin van artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). In deze bepaling is artikel 7 lid 4 van Richtlijn 2005/29/EG geïmplementeerd, welk artikel in het kader van misleidende omissies bepaalt welke informatie in verband met de prijs essentieel is voor zover deze informatie niet reeds uit de context blijkt. Vast is komen te staan dat de in de commercial genoemde verkoopprijs vanaf € 12.645,- “exclusief recyclingsbijdrage, legeskosten en advieskosten voor het rijklaarmaken” is. Dit betreffen kosten waarop de consument geen invloed kan uitoefenen en die altijd verschuldigd zijn. Dat onvermijdbare bijkomende kosten verschuldigd zijn, blijkt niet uit de televisiecommercial. Om aan de verplichting tot het verstrekken van essentiële informatie over de prijs te voldoen, kan niet worden volstaan met de algemene vermelding “ford.nl”, welke vermelding bovendien niet bij de prijs maar in een eerder beeld van de commercial wordt getoond. Ook kan niet worden gezegd dat de aanduiding “vanaf” bij de prijs moet worden opgevat als een verwijzing naar de bijkomende kosten waarop de consument geen invloed kan uitoefenen. Op grond van het voorgaande oordeelt de Commissie dat de gemiddelde consument onvoldoende over de onvermijdbare bijkomende kosten is geïnformeerd en dat sprake is van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder c NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de commercial misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2262

Volle fles Dreft bij afwaswedstrijd is niet misleidend

RCC 28 oktober 2014, RB 2262 (Dreft afwaswedstrijd)
Afwijzing. Misleiding. Voornaamste kenmerken product. De uiting: een televisiecommercial waarin Dreft afwasmiddel wordt aangeprezen. Terwijl beelden te zien zijn van in eerdere en in de onderhavige commercial gehouden ‘afwaswedstrijden’, zegt een voice-over:“Jaar na jaar hebben we bewezen dat Dreft veel langer meegaat. En als we de reinigingskracht van Dreft nu opnieuw vergelijken met de grootste concurrent, gaat Dreft nog steeds langer mee. 75% langer (onder in beeld verschijnt bij deze uitspraak de mededeling “dan niet-geconcentreerde imitaties tegen puur vet”). Want Dreft gaat 75% langer mee.” Aan het eind van de commercial zijn één flacon Dreft en twee merkloze flacons te zien die geleidelijk leeg raken. De twee flacons met het merkloze afwasmiddel zijn iets eerder leeg dan de flacon Dreft. De klacht: In de commercial wordt beweerd dat Dreft 75% langer meegaat dan een ander afwasmiddel. Bij het visualiseren hiervan aan het eind van de commercial zijn de twee flessen van het andere merk nog eerder leeg dan de fles Dreft. Dit laat zien dat Dreft meer dan 100% langer meegaat. Door hetgeen in de reclame wordt gezegd en wat wordt gevisualiseerd is de commercial misleidend.

In de commercial wordt door de voice-over gezegd dat Dreft afwasmiddel 75% langer meegaat (“dan niet-geconcentreerde imitaties tegen puur vet”). De juistheid van deze mededeling is niet weersproken. De Commissie begrijpt dat klager bezwaar maakt tegen de televisiecommercial omdat door het beeld van de leeg rakende flessen afwasmiddel wordt gesuggereerd dat Dreft afwasmiddel niet 75% maar meer dan 100% langer meegaat dan een ander merk afwasmiddel. Klager heeft in zoverre gelijk dat de twee flessen van het andere afwasmiddel (iets) eerder leeg zijn dan de fles Dreft. Niettemin wordt de gemiddelde consument naar het oordeel van de Commissie door deze (snelle) beelden aan het eind van de commercial niet op het verkeerde been gezet, nu gelijk met deze beelden – evenals eerder in de commercial – door de voice-over duidelijk wordt gezegd dat Dreft 75% langer meegaat, welke herhaalde mededeling onmiskenbaar de boodschap van de uiting is. De getoonde beelden van de leeg rakende flessen zijn hieraan ondergeschikt en dienen slechts ter illustratie bij de mededeling dat Dreft 75% langer meegaat. Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat van de commercial niet de suggestie uitgaat dat Dreft meer dan twee keer zo lang meegaat als een ander afwasmiddel, zodat als volgt wordt beslist.

RB 2259

TommyTeleshopping wekt onjuiste verwachting met Buikriem

RCC 4 oktober 2014, RB 2259 (Reduform Buikriem)
Aanbeveling. Misleiding. Voornaamste kenmerken product. Oneerlijke reclame. De uitingen: 1.Uitingen (a. homepage en b. handleiding) op de website www.tommyteleshopping.com en 2. een televisiereclame. De klacht: De uitingen gaan gepaard gaan met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product (Reduform methode) en de te verwachten resultaten. De beslissing: Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uitingen in strijd met artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie:

Waar klager zich bij repliek heeft beroepen op (een aantal bepalingen uit) de Code Aanprijzing Gezondheidsproducten (CAG), waaronder artikel 35 betreffende de mate of snelheid van het gewichtsverlies, stelt de Commissie voorop dat deze code geen deel uitmaakt van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Om die reden is de Commissie niet bevoegd de bestreden reclame aan de CAG te toetsen en in zoverre acht de Commissie de klacht ongegrond.

In elk van de bestreden uitingen wordt op stellige wijze naar voren gebracht welke werking de Reduform methode zou hebben. Daarbij wordt met betrekking tot deze methode in de televisiereclame gesproken over een “wetenschappelijke techniek” en op de website over “klinisch getest door twee universiteiten”.

Klager heeft onder verwijzing naar concrete tekstgedeelten gemotiveerd betwist dat de Reduform methode de daaraan in de reclame toegeschreven werking zou hebben. Vervolgens lag het op de weg van adverteerder om de juistheid van de reclame aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de Commissie is adverteerder daarin niet geslaagd. Zij overweegt daartoe het volgende.

Ter onderbouwing van de juistheid van haar reclame heeft adverteerder verwezen naar twee bij het verweer overgelegde onderzoeksrapporten, één betreffende de Reduform Buikriem in combinatie met de Reduform crème, en één betreffende uitsluitend de crème. Het betreft rapporten van het onderzoekscentrum voor cosmetica ‘Dr. Koziej’ in Polen. Aldus is niet komen vast te staan dat de Reduform methode, waaronder naar het oordeel van de Commissie dient te worden verstaan: de riem in combinatie met de crème, “klinisch getest” is door “twee universiteiten”.

Uit het rapport betreffende de riem in combinatie met de crème heeft adverteerder bij verweer een aantal conclusies aangehaald, waaronder:

- “Regular cream and slimming belt usage has positive effects on the reduction of body fat in the abdominal area”;

- “While using “reduform + Slimming Belt” the temparature around abdominal area increases which contributes to the reduction of fatty tissue and also leads tot slimming, re-modelling and improving the appearance of the whole silhouette” en

- “Helps to lose weight; increases the body temperature in the area, contributing to fat reduction; reduction of fat in the abdominal area; reduction of volume in the abdominal area”.

Vervolgens heeft klager bij repliek diverse kanttekeningen geuit bij -onder meer- het rapport betreffende de combinatie van riem en crème, en wel kanttekeningen op het gebied van -samengevat- de kwaliteit en betrouwbaarheid van het betreffende onderzoek. Adverteerder is bij dupliek niet concreet ingegaan op deze kanttekeningen, maar heeft volstaan te betwijfelen of door klager genoemde aspecten van onderzoek wel in het onderhavige onderzoek aan bod zouden moeten komen. Voorts heeft adverteerder bij dupliek geen onderbouwing gegeven van de bij repliek nogmaals bestreden beweringen zoals onder meer “Activeer uw stofwisseling" en

"De warmte versnelt de bloedstroom en activeert de stofwisseling. En als u het dragen van de riem met oefeningen combineert, kunt u tot 5 keer sneller centimeters verliezen."

Evenmin is adverteerder bij dupliek ingegaan op klagers opmerkingen bij repliek dat onduidelijk is:

- of de rode deeltjes worden ‘geactiveerd’ wanneer die in contact komen met de huid en een direct effect hebben op het lichaamsvet en

- waarom het effect van de warmte, afkomstig van riem en crème drie uur na gebruik nog doorwerkt.

Gelet op het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de bestreden reclame-uitingen gepaard gaan met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product (Reduform methode) te verwachten resultaten als bedoeld in artikel

8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De Commissie ziet geen aanleiding om gebruik te maken van haar bevoegdheid om de adverteerder een termijn toe te staan waarbinnen de aanbeveling, die de Commissie zal doen, moet zijn opgevolgd.

RB 2258

Het merk Pickwick 'thuis sinds 1753' niet misleidend

RCC 1 oktober 2014, RB 2258 (Pickwick)
Afwijzing. Misleiding. TV-commercial. De uiting: Het betreft een televisiecommercial voor ‘Pickwick thee’. De uiting begint met een vrouw gehuld in kleding uit de 18e eeuw die (thee)water kookt boven een open vuur. Vervolgens speelt de commercial blijkens de kleding van de vrouw zich af in telkens verschillende tijdvakken en eindigt in de huidige tijd. De reclame eindigt met de tekst en een voice-over die zegt: “Pickwick thuis sinds 1753”.De klacht: De reclame wordt afgesloten met de zin: “Pickwick, thuis sinds 1753”, terwijl de merknaam “Pickwick” pas bestaat sinds het begin van de 20ste eeuw. Het bedrijf “Douwe Egberts” is weliswaar opgericht in 1753, echter de thee die destijds werd verkocht had (nog) niet de naam “Pickwick”. De merknaam “Pickwick” is bedacht naar aanleiding van ‘the Pickwick papers’ van Charles Dickens. Aangezien Charles Dickens in 1753 nog niet geboren was, kan het niet zo zijn dat de merknaam “Pickwick” toen al bestond.

De beslissing: De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie:

1. De Commissie is van oordeel dat de klager ontvankelijk is in zijn klacht nu de klacht voldoende duidelijk is gemotiveerd en de klacht onmiskenbaar inhoudt dat sprake is van misleidende reclame. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat de onderhavige reclame-uiting misleidend is nu in de uiting wordt gezegd: “Pickwick thuis sinds 1753” en hiermee wordt gesuggereerd dat Pickwick al bestaat sinds 1753, terwijl de merknaam “Pickwick” pas in het begin van de 20ste eeuw is ontstaan. Dat klager niet heeft vermeld welke specifieke artikelen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) naar zijn mening door adverteerder zijn overtreden, brengt niet met zich dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.

2. Niet in geschil is dat het merk “Pickwick” is ontstaan in 1937 toen de rechtsvoorganger van Douwe Egberts theeproducten is gaan verkopen onder de merknaam Douwe Egberts Pickwick thee.

3. Deze rechtsvoorganger is, naar adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt, de rechtstreekse voortzetting van een bedrijf dat in 1753 is opgericht. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de televisiecommercial in deze zin opvatten, dat adverteerder met de beelden van de vrouw die kennelijk in de 18e eeuw water kookt en de daarop volgende beelden van opvolgende tijdvakken, naar dit specifieke bedrijf bedoelt te verwijzen teneinde de historische context van haar bedrijfsvoering duidelijk te maken. Dat zij in de slogan aan het einde van de televisiecommercial, waartegen de klacht zich in het bijzonder richt, niet haar statutaire of handelsnaam noemt maar uitsluitend gebruik maakt van een merknaam die dateert uit 1937, is onvoldoende om de reclame-uiting onjuist of misleidend te achten. Uit de televisiecommercial blijkt immers voldoende duidelijk dat adverteerder met deze merknaam vooral naar zichzelf bedoelt te verwijzen als een sinds 1753 bestaand bedrijf dat onder meer thee voor consumenten op de markt brengt (“Pickwick, thuis sinds 1753”). In de uiting ligt niet besloten dat de merknaam Pickwick reeds sinds 1753 is gebruikt. Nu de gemiddelde consument naar het oordeel van de Commissie de uiting ook in die zin zal opvatten, kan de klacht niet slagen.