RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Audiovisuele media  

RB 2496

It's a German niet misleidend bij Zuid-Koreaanse Opel Karl

Vzr. RCC 7 augustus 2015, RB 2496, dossiernr. 2015/00758 ("It's a German" niet misleidend bij Zuid-Koreaanse Opel Karl)
Voorzittersafwijzing. Misleiding voornaamste kenmerk product. De klacht: Klager stelt dat in de televisiecommercial wordt gesuggereerd dat het om een model van Duitse kwaliteit gaat. In de uiting wordt de nadruk gelegd op de Duitse achtergrond van het merk Opel. Het in de televisiecommercial bedoelde model Karl is echter een in Zuid-Korea ontwikkelde en geproduceerde auto. Eigenlijk betreft het een Chevrolet/Daewoo Spark. Het betreft dus een Zuid-Koreaans product dat ook als zodanig dient te worden aangemerkt. Op grond van het voorgaande is volgens klager sprake van misleidende reclame.

Het oordeel van de voorzitter
1)  Kern van de klacht is dat er, anders dan in de televisiecommercial door de uitdrukkelijke verwijzing naar Duitse kwaliteit en Duitsers alsmede door de slogan “It’s a German” wordt gesuggereerd, geen sprake is van een in Duitsland vervaardigd product. Op zichzelf genomen is dit laatste juist. Adverteerder heeft erkend dat de auto, ondanks het voorgaande en de Duits klinkende naam ‘Karl’, niet in Duitsland wordt geproduceerd.

2)  Met betrekking tot de vraag of de gemiddelde consument door dit laatste wordt misleid is van belang welke betekenis deze consument aan de gesuggereerde Duitse herkomst van de auto zal toekennen. Klager stelt dat adverteerder hiermee verwijst naar Duitse kwaliteit, hetgeen blijkbaar ook de bedoeling van adverteerder is en waarschijnlijk zo door de gemiddelde consument zal worden opgevat. Van de televisiecommercial gaat derhalve in de eerste plaats de suggestie uit dat de aangeprezen auto van ‘Duitse kwaliteit’ is. Klager heeft niet gesteld dat de auto, nu deze niet in Duitsland wordt gefabriceerd, van een ‘andere’ kwaliteit is. De voorzitter ziet ook geen aanleiding om te oordelen dat de kwaliteit van de auto afwijkt van hetgeen de consument bij ‘Duitse’ kwaliteit verwacht. Daarnaast zal de gemiddelde consument naar het oordeel van de voorzitter op grond van de televisiecommercial veronderstellen dat de desbetreffende auto past bij auto’s van het Duitse merk Opel. In dit kader heeft adverteerder gesteld dat de Karl volledig nieuw is ontwikkeld door Duitse Opel engineers met behulp van Duitse technologie “om perfect bij het merk Opel aan te sluiten”.

3)  Uitgaande van het voorgaande zal de gemiddelde consument die op grond van de televisiecommercial verwacht een auto te kopen van ’Duitse’ kwaliteit die past bij het merk Opel, niet in zijn verwachtingen worden teleurgesteld. Op grond hiervan en mede in aanmerking genomen dat Opel door de consument waarschijnlijk als een Duits merk wordt beschouwd, acht de voorzitter de televisiecommercial niet misleidend. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.

RB 2490

Installatie Mediabox Ziggo duurt langer dan 30 minuten

'RCC 4 augustus 2015, RB 2490; dossiernr. 2015/00719 (Mediabox Ziggo heeft langere installatietijd dan 30 minuten)
Aanbeveling. Misleidende voornaamste kenmerken product. Ziggo mediabox.  De uitingen: Uiting 1Het betreft de verpakking van adverteerders mediabox waarop – voor zover van belang – onder meer staat: “Ziggo Digitale TV. Het omwisselen en installeren.” (…) “Binnen 30 minuten geïnstalleerd”. Uiting 2 De bij de mediabox van adverteerder behorende handleiding. Hierin staat onder meer: “D. Installatiegarantie”. (…) Als u wilt, kunt u binnen 8 weken na ontvangst van het installatiepakket een monteur aanvragen. Hij komt dan bij u thuis om gratis de Ziggo diensten aan te sluiten”. De klacht: Ten aanzien van uiting 1: In de reclame-uiting staat dat de installatie van de mediabox binnen 30 minuten is voltooid. Volgens klager is dat feitelijk onjuist. De installatie heeft in het geval van klager vele uren geduurd en volgens hem is dit een structureel probleem. Toen klager belde met de helpdesk van Ziggo bleek er namelijk een menu-optie te zijn voor de situatie dat de installatie van de mediabox langer duurt dan 30 minuten. Ten aanzien van uiting 2: Adverteerder biedt volgens de bij de mediabox bijgevoegde handleiding een installatiegarantie, hetgeen inhoudt dat er – in het geval een consument problemen ondervindt bij de installatie van de mediabox – kosteloos een monteur langskomt. Klager heeft echter ervaren dat de helpdesk van adverteerder hem slechts een monteur aanbood tegen betaling van € 60,- per uur.

Het oordeel van de Commissie:
Ten aanzien van uiting 1: De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat volgens klager de onderhavige uiting misleidend is nu hierin staat: “binnen 30 minuten geïnstalleerd”, terwijl klager heeft moeten ervaren dat de installatie veel meer tijd in beslag nam. Vast is komen te staan dat de installatie van de mediabox niet in alle gevallen binnen de aangegeven 30 minuten wordt voltooid omdat zij (negatief) kan worden beïnvloed door factoren die kennelijk niet in de invloedsfeer van adverteerder liggen. Nu in de uiting in absolute zin staat: “binnen 30 minuten geïnstalleerd”, terwijl vast staat dat er een (geringe) kans bestaat dat de installatie niet binnen de aangeduide tijd kan worden voltooid, is de Commissie van oordeel dat er geen juiste informatie is verstrekt ten aanzien van de voordelen van de installatie van de mediabox als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ten aanzien van uiting 2: Klager acht uiting 2 misleidend omdat hierin de indruk wordt gewekt dat de consument bij de installatie van de diensten van adverteerder – indien gewenst – binnen acht weken na aanschaf van de mediabox gratis hulp kan ontvangen van een monteur, terwijl klager heeft ervaren dat adverteerder hiervoor € 60,- per uur in rekening wilde brengen. Adverteerder heeft aangevoerd dat onduidelijk is wat er precies is afgesproken tijdens het klantcontact dat heeft plaatsgevonden tussen klager en adverteerder en dat elke consument die bij haar een mediabox bestelt een beroep kan doen op de door haar aangeboden installatiegarantie, hetgeen inhoudt dat hij – binnen een termijn van acht weken – recht heeft op een gratis monteur. De Commissie ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de door adverteerder verstrekte informatie onjuist is, zodat hetgeen in de reclame-uiting wordt vermeld niet onjuist of misleidend kan worden geacht. Wellicht is in de onderhavige kwestie sprake geweest van een onjuiste mededeling van één van de medewerkers van de helpdesk van adverteerder; dit brengt echter niet met zich dat de bestreden uiting misleidend is. Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht op grond van het voorgaande reclame-uiting 1 in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt – voor zover nodig – adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.
RB 2479

Stichting Wakker Dier gebruikt stalmelk en weidemelk misleidend

RCC 11 augustus 2015, RB 2479; dossiernr. 2015/00821 (Westland Kaas tegen Stichting Wakker Dier)
Uitspraak ingezonden door Charles Gielen, NautaDutilh. Radiocommercial. Misleidende informatie. Belang van weidemelk en stalmelk. De uiting: Het betreft de volgende uitingen, waarbij de tussen [ ] staande woorden in een latere versie van de uitingen zijn toegevoegd: A. Een radioreclame waarin wordt gezegd: "Dag. Zit u nu in de auto? Kijk eens naar links...en ook even naar rechts. Veel lege weilanden hè? De koeien die daar horen te grazen, staan altijd op stal. Dag in dag uit. Om lekker goedkoop stalmelk te produceren. Voor bijvoorbeeld Maaslander, en Old Amsterdam. Deze merken gebruiken [deels] stalmelk in hun kaas. Boeh! Meer weten? Kijk op wakkerdier.nl." Deze reclame wordt gevolgd door een tag-on die luidt: "Ziet u liever een weiland mét koeien? Kies dan bijvoorbeeld voor Beemster of Milner. Zij maken hun kaas wél [volledig] van weidemelk. Kijk op wakkerdier.nl".

B. Het op adverteerders website www.wakkerdier.nl geplaatste persbericht met de kop "Wakker Dier start radiospot tegen 'foute kazen'. Dit persbericht is, in de oorspronkelijke en de later aangepaste versie, in kopie aan deze uitspraak gehecht. De klacht: De radiocommercial, de tag-on en het persbericht zijn onwaar in de zin van artikel 2 en misleidend in de zin van artikel 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Daartoe wordt namens Westland het volgende aangevoerd. De kazen Maaslander en Old Amsterdam worden gemaakt in opdracht van Westland, die hiertoe overeenkomsten heeft gesloten met Nederlandse producenten, omdat deze producenten het belang van weidemelk onderschrijven en het Convenant Weidegang hebben ondertekend. Het overgrote deel van alle melk die deze producenten inzamelen - voor zover Westland bekend ca. 80 %- is weidemelk. Westland heeft geen reden om aan te nemen dat het percentage weidemelk in haar kazen Maaslander en Old Amsterdam lager ligt. Overigens streeft Westland ernaar om op termijn verdergaande afspraken te maken om deze kazen uiteindelijk van 100% weidemelk te maken. De uiting van Wakker Dier suggereert dat Westland "lekker goedkoop" produceert door stalmelk voor haar kazen te gebruiken. De waarheid is echter dat de keuze voor de Nederlandse coöperaties de kosten van de productie aanmerkelijk verhoogt. Hoewel niet onwaar is dat Maaslander en Old Amsterdam een kleine hoeveelheid stalmelk bevatten, wekt de uiting ten onrechte de indruk dat Maaslander en Old Amsterdam overwegend stalmelk bevatten. Die indruk is mede het gevolg van de willekeurige selectie van deze merken uit alle denkbare kaasmerken. Die selectie zal bij de luisteraar de indruk wekken dat de kazen van de merken Maaslander en Old Amsterdam meer stalmelk bevatten dan andere kazen die in Nederland op de markt zijn. Dat is niet waar. In de tag-on worden Maaslander en Old Amsterdam tegenover merken geplaatst die volgens Wakker Dier "wel van weidemelk gemaakt zijn", hetgeen suggereert dat Maaslander en Old Amsterdam niet van weidemelk gemaakt zijn. Nu deze kazen overwegend van weidemelk gemaakt zijn, is deze suggestie onwaar en misleidend. De aanduiding "foute kazen" in het persbericht is om dezelfde reden onwaar en misleidend, aldus Westland.

Het oordeel van de Commissie: 1. De bestreden uitingen zijn onderdeel van de campagne van Wakker Dier "tegen de afname van weidegang voor koeien en de stijgende productie van stalmelk, van koeien die nooit buiten komen". In dit verband, omdat-naar niet is weersproken- meer dan de helft van de in Nederland geproduceerde melk in kaas wordt verwerkt, vraagt Wakker Dier in de uitingen aandacht voor de naar haar mening onwenselijke situatie dat verschillende in Nederland verkrijgbare kaasmerken deels stalmelk in hun kazen verwerken in plaats van deze kazen volledig van weidemelk (van koeien die minimaal 120 dagen per jaar gedurende 6 uur per dag in de wei lopen) te maken. Aldus is sprake van reclame voor denkbeelden in de zin van artikel 1 NRC. Het feit dat reclame voor denkbeelden wordt gemaakt brengt mee dat de Commissie zich bij de beoordeling van uitingen terughoudend opstelt, in die zin dat-indien de Commissie oordeelt dat sprake is in strijd met de NRC- aan Wakker Dier slechts een vrijblijvend advies kan worden gegeven. 2. Zoals in eerdere uitspraken door de Commissie geoordeeld (vgl. bijvoorbeeld dossiers 2014/00123, 2013/00639 en 2013/00048), staat het Wakker Dier in beginsel vrij om als organisatie in reclame-uitingen haar mening te geven en haar denkbeelden te uiten. Daarbij is het toelaatbaar dat Wakker Dier, gelet op haar toekomende vrijheid van meningsuiting bij het verkondigen van denkbeelden, in bepaalde mate negatieve en/of positieve aandacht vestigt op (met name genoemde) producten waarop die denkbeelden betrekking hebben, mits de uiting op zich juist en- waar Wakker Dier zich beroept op feiten- voldoende onderbouwd is. 3. Met inachtneming van de hiervoor genoemde uitgangspunten oordeelt de Commissie met betrekking tot de verschillende uitingen als volgt.

Uiting A: de radiocommercial. 4. In de radiocommercial wijst Wakker Dier erop dat er veel lege weilanden zijn en dat de koeien die in de weilanden horen te grazen altijd, dat in dag uit, op stal staan. Naar het oordeel van de Commissie is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat Wakker Dier op deze manier een algemeen beeld wil schetsen van de in haar visie onwenselijke situatie waarin steeds minder koeien buiten komen en steeds meer koeien permanent op stal blijven. Daarbij is niet gebleken dat het door Wakker Dier geschetste beeld onjuist is. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sinds 2001 daadwerkelijk sprake is (geweest) van een aanzienlijke afnemende weidegang en een toename van het aantal (melk) koeien dat nooit meer buiten komt, ook al lijken de door Westland genoemde cijfers erop te wijzen dat het aantal koeien dat buiten komt weer (licht) toeneemt. 5. In het vervolg van de commercial wordt meegedeeld dat de koeien niet in de weilanden maar altijd op stal staan "om lekker goedkoop stalmelk te produceren. Voor bijvoorbeeld: Maaslander en Old Amsterdam. Deze merken gebruiken [deels] stalmelk in hun kaas". Naar het oordeel van de Commissie suggereert Wakker Dier hiermee dat de keuze voor het opstal houden van melkkoeien in plaats van weidegang toe te passen en de keuze van de kaasmerken voor het (deels) verwerken van stalmelk in hun kaas alleen gelegen zijn in de lagere productiekosten van stalmelk ten opzichte van weidemelk. De Commissie acht de juistheid van deze beweringen van Wakker Dier onvoldoende aannemelijk geworden. In de eerste plaats is de Commissie gebleken dat andere overwegingen dan (alleen) de kosten een rol (kunnen) spelen bij de keuze om koeien permanent op stal te houden. Zo kan bijvoorbeeld de gezondheid van de koeien een reden zijn om ze niet buiten te laten lopen. Voorts is voor de Commissie niet komen vast te staan dat de kosten van de productie van stalmelk altijd lager zijn dat de kosten die gemoeid zijn met het produceren van weidemelk, nu de kostprijs van melk van meer factoren dan alleen het al dan niet toepassen van weidegang afhankelijk is. In zoverre gaat de radiocommercial (in beiden versies) naar het oordeel van de Commissie gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2. NRC. 6. Westland heeft aangevoerd dat de radiocommercial de suggestie wekt dat Maaslander en Old Amsterdam in overwegende mate met stalmelk gemaakt zijn. De Commissie is van oordeel dat deze klacht doel treft voor zover dit bezwaar de oorspronkelijke versie van de radiocommercial betreft. Door de mededeling "Deze merken gebruiken stalmelk in hun kaas", gevolgd door de mededeling in de tag-on met betrekking tot Beemster en Milner "Zij maken hun kaas wél van weidemelk", kan bij de gemiddelde consument gemakkelijk de indruk ontstaan dat Maaslander en Old Amsterdam niet (overwegend) met weidemelk maar (overwegend) met stalmelk gemaakt zijn. Als erkend is komen vast te staan dat dit niet juist is; beide kaasmerken van Westland zijn voor het grootste deel met weidemelk gemaakt. Het verweer van Wakker Dier dat de bestreden suggestie niet wordt gewekt, nu met betrekking tot Maaslander en Old Amsterdam wordt gezegd dat zij stalmelk in hun kaas gebruiken en niet dat hun kaas van stalmelk is gemaakt, zoals Beemster en Milner wel van de weidemelk zijn gemaakt, kan het oordeel van de Commissie geen stand houden. Dit onderscheid - ook al is het taalkundig juist- is zo subtiel dat het de gemiddelde luisteraar van de radiocommercial zal ontgaan. Gelet op het voorgaande is de oorspronkelijke versie van de radiocommercial op dit punt naar het oordeel van de Commissie voor de gemiddelde consument onduidelijk als bedoeld in de aanhef van art. 8.2 NRC. 7. In de aangepaste versie van de radiocommercial wordt uitdrukkelijk medegedeeld dat Maaslander en Old Amsterdam deels stalmelk in hun kaas gebruiken, terwijl Beemster en Milner hun kaas volledig van weidemelk maken. Naar het Oordeel van de Commissie is de radiocommercial hierdoor zodanig genuanceerd dat de onder 6 geconstateerde misleidende indruk die in de oorspronkelijke commercial werd gewekt is weggenomen. 8. Westland heeft (ter zitting) aangevoerd dat de toevoeging van het woord "deels" de misleiding niet wegneemt, nu in de uiting niet wordt vermeld dat Maaslander en Old Amsterdam voor het grootste deel -80% volgens Westland- met weidemelk gemaakt worden en dus maar een beetje "minder goed" zijn dan de volledig van weidemelk gemaakte Beemster en Milner. De Commissie volgt Westland niet in dit oordeel. Wakker Dier wil immers met de commercial aan de orde stellen dat naar haar mening voor kaas alleen weidemelk en in het geheel geen stalmelk gebruikt zou moeten worden, terwijl dat bij de genoemde kazen van Westland niet gebeurt. Van Wakker Dier kan niet worden verlangd dat zij in haar boodschap meldt dat Westland kazen het maar een beetje minder goed doen dan kaasmerken die volledig van weidemelk gemaakt worden, nog daargelaten dat Wakker Dier het gebruik van 20% stalmelk - gelet op het aantal koeien dat blijkens haar berekening daarvoor op stal wordt gehouden- niet als een geringe hoeveelheid en dus niet als een slechts "een beetje minder goed" beschouwt. 9. Westland heeft voorts bezwaar gemaakt tegen het noemen van de merken Maaslander en Old Amsterdam en het in negatieve zin afzetten van deze merken tegen de concurrerende kaasmerken Beemster en Milner, waardoor afbreuk wordt gedaan aan de goede naam van de Westland kazen. Zoals reeds onder 2 is overwogen, acht de Commissie het in beginsel toelaatbaar dat Wakker Dier, om aandacht te vragen voor haar visie dat kaas volledig van weidemelk gemaakt zou moeten worden, producten en/of merken noemt die wel of niet aan dit denkbeeld voldoen. Als erkend is komen vast te staan dat Beemster en Milner daadwerkelijk volledig van weidemelk gemaakt zijn en Maaslander en Old Amsterdam niet. In de commercial wordt voorts voldoende duidelijk gemaakt dat de genoemde merken voorbeelden zijn van de kaasmerken die het volgens Wakker Dier verkeerd of juist goed doen, waaruit blijkt dat ook andere kaasmerken voor deze kwalificatie van Wakker Dier in aanmerking komen. Op de website, waarnaar in de commercial verwezen wordt, worden andere kazen genoemd die wel of niet volledig van weidemelk gemaakt zijn. 10. De Commissie is van oordeel dat de gemiddelde consument door de onjuiste informatie (zie onder 5) en - voor zover het de eerste versie van de commercial betreft - onduidelijke informatie (zie onder 6) in de radiocommercial ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Daardoor is de radiocommercial (in beide versies) misleidend en om die reden oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Uiting B: De kop van het persbericht. 11. Westland maakt bezwaar tegen de aanduiding "fout" in de kop van het op de website van Wakker Dier geplaatste persbericht, welke kopt luidt: "Wakker Dier start radiopost tegen "foute kazen". Westland acht deze aanduiding toelaatbaar, nu "fout" een negatieve connotatie heeft en een ernstige misstand suggereert, terwijl de Westland kazen voor 80% 'goed' zijn. Deze klacht treft het naar het oordeel van de Commissie geen doel. Nu 'foute kazen' tussen aanhalingstekens is geplaatst, is direct duidelijk dat hier de mening van Wakker Dier wordt gegeven. Bovendien wordt aan het begin van het persbericht uitgelegd wat Wakker Dier onder 'foute kaas' verstaat, namelijk kaas waar deels stalmelk in zit. De tegen uiting B gerichte klacht wordt daarom afgewezen. 12. Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing: De Commissie acht de radiocommercial (in beide versies) in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij adviseert adverteerder om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af. Partijen hebben, voor zover zij in het ongelijk zijn gesteld, de mogelijkheid tegen deze uitspraak beroep aan te tekenen bij het College van Beroep, onder gelijktijdige storing van het voor de behandeling van het beroep verschuldigde bedrag. Het beroepschrift dient, nu sprak is van een spoedeisende zaak, binnen 7 dagen na het dagtekening van deze uitspraak in het bezit te zijn van het College van Beroep, waarvan het secretariaat gevestigd is te Amsterdam.  

RB 2476

"Nuon blijven loont" of toch niet?

CvB 28 juli 2015, RB 2476; dossiernr. 2015/00521 (Nuon Blijven Loont)
Aanbeveling bevestigd. Misleidende ontbrekende informatie. Radio. Audiovisuele media. Digitale marketing communicatie. De uiting: Het betreft de volgende uitingen in adverteerders campagne ‘Nuon Blijven Loont’:
A. een radiocommercial waarin – voor zover hier van belang - wordt gezegd: Bent u klant bij Nuon? Speciaal voor u hebben we een korting voor klanten die blijven. Met Nuon Blijven Loont ontvangt u een jaarlijks oplopende korting op stroom tot 25%, zolang u klant blijft. (…) Kijk voor de voorwaarden op nuon.nl.” B. een televisiecommercial, waarin onder meer wordt gezegd“(…) Samen blijven, dat levert uiteindelijk het meeste op. Daarom introduceren we Nuon Blijven Loont. Een korting voor klanten die blijven. (…).” In beeld verschijnt de tekst “Nuon Blijven Loont, korting voor klanten die blijven” en aan het eind van de commercial staat onderin beeld: “Kijk voor de voorwaarden op nuon.nl”. In de op de commercial volgende tag-on wordt gezegd:“Met Nuon Blijven Loont ontvangt u een jaarlijks oplopende korting op stroom tot 25%, zolang u klant blijft. Meld u aan op nuon.nl. De laatste zinsnede verschijnt ook als tekst in beeld, evenals (onderin beeld) de mededeling “Kijk voor de voorwaarden op nuon.nl”.C. de webpagina https://www.nuon.nl/energie/blijven-loont/, waarop bovenin staat: Nuon Blijven Loont. Korting voor klanten die blijven Oplopende korting op stroom tot 25%. Korting zolang u klant blijft. Eenvoudig en snel geregeld. Meld u direct aan (button) De klacht: In de uitingen wordt gesproken over “klanten”. Klager is klant bij Nuon, maar alleen voor stroom. Omdat klager geen gas afneemt van Nuon, wordt hij niet als ‘klant’ gezien en komt hij niet in aanmerking voor de actie ‘Nuon Blijven Loont’. Klager meent dat duidelijk in de uitingen moet worden gezegd dat het gaat om klanten van Nuon die stroom èn gas afnemen. Dan zou klager direct begrijpen dat de actie niet voor hem geldt. Klager vindt de uitingen misleidend.

Het oordeel van de Commissie: 1. In de reclame-uitingen voor Nuon Blijven Loont wordt de nadruk gelegd op de (blijvende) klantrelatie met Nuon. Ook bij het afnemen van alleen stroom van Nuon is sprake van een klantrelatie. De actie houdt echter in dat alleen klanten die zowel stroom als gas van Nuon afnemen in aanmerking komen voor de korting op stroom in het kader van Nuon Blijven Loont. Deze voorwaarde betreft essentiële informatie die de gemiddelde consument tijdig en duidelijk moet worden verstrekt. Daarvan is in de bestreden uitingen naar het oordeel van de Commissie geen sprake.

2. In zowel de televisie- als de radiocommercial wordt meegedeeld dat Nuon Blijven Loont een korting inhoudt “voor klanten die blijven” en dat deze klanten met Nuon Blijven Loont “een jaarlijks oplopende korting op stroom tot 25%” ontvangen. Hieruit is voor de gemiddelde consument niet af te leiden dat onder “klanten” alleen de klanten worden verstaan die zowel stroom als gas van Nuon afnemen, en dat een klant die alleen stroom afneemt niet voor de “jaarlijks oplopende korting op stroom” van Nuon Blijven Loont in aanmerking komt, zeker niet nu wordt gesproken over “korting op stroom”. De algemene verwijzing naar de voorwaarden op nuon.nl is onvoldoende om de consument erop attent te maken dat, anders dan uit de commercials lijkt te volgen, een categorie klanten van de kortingsactie uitgesloten is. De gemiddelde consument zal uit deze algemene verwijzing immers niet begrijpen dat ‘klant’ beperkt moet worden opgevat.

3. Gelet op het voorgaande is in de televisie- en radioreclame sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie - het al dan niet aanvragen van Nuon Blijven Loont - te nemen. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de commercials misleidend als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. Naar het oordeel van de Commissie wordt de consument ook op de website nuon.nl niet tijdig en duidelijk attent gemaakt op de voorwaarde dat stroom èn gas moeten worden afgenomen om voor Nuon Blijven Loont in aanmerking te komen. Deze voorwaarde blijkt niet uit de homepage waar het product Nuon Blijven Loont wordt genoemd en waar voor informatie doorgeklikt moet worden naar de bij de klacht overgelegde pagina. Op laatstgenoemde webpagina wordt in de samenvatting van de kenmerken van het product en de daaronder staande toelichting alleen gesproken over - bestaande en nieuwe - “klanten die blijven”. Bovendien versterkt de mededeling “Nuon Blijven Loont is nu ook beschikbaar voor klanten met een vaste prijs contract, Ideaal contract en Groen uit Nederland contract” de indruk dat de actie (nu) voor alle klanten loont. Pas onder het kopje “Goed om te weten”, dat eerst zichtbaar wordt door op de pagina naar beneden te scrollen, staat: “Blijven Loont is niet mogelijk als u alleen stroom of gas afneemt”.

5. Naar het oordeel van de Commissie wordt aldus op de website te laat de essentiële informatie verstrekt die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is deze uiting misleidend als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 NRC en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

6. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing van de Reclame Code Commissie
De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Het College van Beroep bekrachtigd de bestreden beslissing van de Commissie. 
RB 2475

Radiocommercial Rabobank niet té letterlijk nemen

RCC 22 juli 2015, RB 2475; dossiernr. 2015/00668/A (Radiocommercial Rabobank)
Afwijzing. Radio. Misleiding. De uiting: Het betreft de radiocommercial van adverteerder waarin wordt gezegd, voor zover hier van belang: “Als je vandaag belt met de Rabobank, kun je morgen al langskomen voor een gesprek met onze hypotheekadviseur.” De klacht: In de commercial wordt geadverteerd met de belofte dat wanneer je vandaag de Rabobank belt voor een hypotheekgesprek, je de volgende dag meteen terecht kunt. Klager heeft de bank hierover drie keer moeten bellen en bleek toen pas drie weken later, in een filiaal buiten zijn woonplaats, voor een hypotheekgesprek te kunnen komen. In de commercial wordt dus een loze belofte gedaan. Omdat adverteerder de belofte niet waar kan maken terwijl zij er wel klanten mee lokt, acht klager de uiting misleidend.

Oordeel van de Commissie:1) De bestreden radiocommercial belooft “Als je vandaag belt met de Rabobank, kun je morgen al langskomen voor een gesprek met onze hypotheekadviseur.” Als erkend is komen vast te staan dat het waarmaken van deze - absoluut gestelde - belofte niet in alle gevallen gegarandeerd kan worden, en in het geval van klager daadwerkelijk niet is nagekomen. Klager acht de uiting om die reden misleidend.  Adverteerder meent niettemin de uiting te mogen gebruiken, zo begrijpt de Commissie, gelet op de door haar getroffen maatregelen ter nakoming van de belofte, de verwachtingen van de gemiddelde consument en de in reclame niet ongebruikelijke overdrijving.

2) Op grond van artikel 8.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) moet bij de beoordeling of reclame misleidend is mede worden gelet op (onder andere) de beperkingen van het gebruikte medium. Een radiocommercial biedt minder ruimte dan bijvoorbeeld een website voor een toelichting op de invulling die adverteerder geeft aan de mededeling (kort samengevat) ‘vandaag bellen, morgen op gesprek’ en de beperkingen die aan het nakomen van de belofte kunnen kleven. De Commissie heeft naar aanleiding van een klacht tegen de slogan “vandaag bellen, morgen op hypotheekgesprek” op adverteerders website (dossier 2015/00668) geoordeeld dat de website een medium is dat voldoende ruimte biedt voor het verstrekken van bovenbedoelde informatie en dat het ontbreken van deze informatie die uiting te absoluut en daardoor misleidend maakt.

3) Bij de onderhavige radiocommercial ligt dit naar het oordeel van de Commissie anders. Bij de radioreclame zal de gemiddelde consument er - meer dan bij een uiting op de website - op bedacht zijn dat bij de belofte ‘vandaag bellen, morgen op gesprek’ sprake is van enige in reclame niet ongebruikelijke overdrijving en hij zal zijn verwachtingen over de nakoming van de belofte door adverteerder daarop afstellen. Daarom kan niet worden gezegd dat de gemiddelde consument door de radioreclame op het verkeerde been wordt gezet.

4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2468

Alcohol op brandende BBQ en verschroeide baard mag

RCC 21 juli 2015, RB 2468; dossiernr. 2015/00696 (TV-commercial Vodafone thuis)
Afwijzing. Uitzenden. Subjectieve normen. De uiting: Het betreft een televisiecommercial waarin ‘Vodafone Thuis’ (internet, TV en vast bellen) wordt aangeprezen. In de commercial is te zien hoe een ‘hipster’ aan het eind van de middag een berichtje krijgt dat zijn vrienden die avond komen barbecueën. Via internet bestelt de hipster vlees en via Vodafone TV bekijkt hij het programma ‘Meat Masters’ waarin een ‘steak flambé barbecue style’ wordt bereid. Tijdens het barbecueën gooit de man, in navolging van de ‘Meat Masters’, alcohol op de steaks die op de barbecue liggen. Aan de geschrokken uitdrukking op de gezichten van de vrienden is te zien dat dit niet goed gaat. Vervolgens draait de hipster zich naar hen om en is te zien dat zijn baard een beetje is geschroeid.
Ondertussen zegt een voice-over: “Met Vodafone kan alles…nou ja, bijna alles”. De klacht: In de commercial wordt alcohol gegoten op het brandende gedeelte van de barbecue. Dit wordt althans gesuggereerd; er is geen vuur te zien en de betreffende persoon heeft daarna alleen wat verbrande baardharen. Omdat in werkelijkheid de gevolgen van dergelijk handelen veel ingrijpender zijn dan in de commercial wordt getoond, vindt klaagster -“overlever van een brandwondenongeval”- dat de commercial een verkeerd signaal geeft naar de buitenwacht.

Het oordeel van de Commissie: De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial, door het volgens haar bagatelliseren van de gevolgen van het op onjuiste wijze barbecueën, in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Beoordeeld dient te worden of de commercial naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat.
Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid oordeelt de Commissie als volgt.
Door de duidelijk overdreven en humoristische verhaallijn is voor de gemiddelde kijker voldoende herkenbaar dat geen sprake is van een realistische situatie. Dit blijkt mede uit het feit dat slechts enkele baardharen van de man geschroeid zijn nadat hij alcohol op de brandende barbecue gegooid heeft. Daarbij wordt niet gesuggereerd dat een dergelijk handelen in werkelijkheid slechts dermate lichte gevolgen heeft. Evenmin zal de door de hipster getoonde wijze van barbecueën door de gemiddelde consument worden opgevat als een instemming met of aansporing tot dergelijk gedrag. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen, al dan niet door persoonlijke ervaringen, onderhavige vorm van humor kan waarderen. Dit kan echter gelet op het voorgaande en de door de Commissie in aanmerking te nemen grenzen niet tot het oordeel leiden dat de commercial in strijd is met de goede smaak en/of het fatsoen. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2459

Kortewachttijdgarantie Jumbo wordt niet omzeild

RCC 24 juni 2015, RB 2459; dossiernr. 2015/00604 2015/00604/A 2015/00604/B (Kortewachttijdgarantie Jumbo)
Afwijzing. Detailhandel. Misleiding. De uiting: Het betreft de televisiecommercial van Jumbo over de ‘vierde wachtende in de rij’. In het begin van de commercial is te zien dat een jongetje en een meisje winkeltje spelen. Terwijl het meisje achter de kassa zit, staat het jongetje in de rij voor de kassa te wachten en zegt dan: “Hé, ik ben de vierde wachtende in de rij en er zit niemand aan die kassa, ik krijg de boodschappen gratis!” Het meisje rent hierop huilend naar haar moeder. De moeder van het jongetje zegt tegen hem: “Wat voor ons gewoon is, is niet voor iedereen gewoon.”
Vervolgens zegt een voice-over, terwijl te zien is dat het jongetje en het meisje met hun moeders boodschappen doen in een Jumbo-winkel: “Bij Jumbo vinden we dit heel gewoon. Want vlot winkelen is één van onze zeven zekerheden. Als u de vierde wachtende in de rij bent en er is nog een kassa onbemand…” welke zin aangevuld wordt door een winkelmedewerkster, die tegen een vierde wachtende in de rij voor een kassa zegt: “…dan zijn de boodschappen gratis.” In beeld verschijnt onder meer de mededeling: “Kijk voor de spelregels op jumbo.com”.

De klacht: De televisiereclame over gratis boodschappen klopt niet. Toen klager in een Jumbo-winkel in Groningen de vierde in de rij was en dit meldde toen hij aan de beurt was, werd door de bedrijfsleider meegedeeld dat klager naar de servicebalie kon gaan waar geen rij stond.  In de winkel wordt echter niet door middel van borden op deze mogelijkheid gewezen. Omdat Jumbo “altijd een oplossing [heeft] die nergens op de borden staat” vindt klager de commercial misleidend.

Het oordeel van de Commissie:
De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klager de televisiecommercial misleidend acht omdat volgens hem Jumbo in de praktijk de kortewachttijdgarantie die in de commercial wordt aangeprezen probeert te omzeilen. Klager baseert zijn klacht op een ervaring in een Jumbo-winkel waar zijn beroep op de kortewachttijdgarantie met een verwijzing naar de servicebalie, waar geen rij stond, werd afgewezen.
Deze klacht kan niet slagen. In de televisiecommercial wordt de kortewachttijdgarantie van Jumbo aangeprezen. Uit de ‘Spelregels Vlot winkelen – Hoe werkt de kortewachttijdgarantie’ op adverteerders website jumbo.com, waarnaar in de commercial wordt verwezen, blijkt dat de servicebalie, indien die in dezelfde lijn ligt als de gewone kassa’s, in het kader van de kortewachttijdgarantie als kassa meetelt. Hoewel de consument in de door klager bezochte winkel, kennelijk tegen de instructies van Jumbo in, niet uitdrukkelijk op deze regel gewezen wordt, betekent dit niet dat Jumbo in de praktijk de kortewachttijdgarantie probeert te ‘omzeilen’. Mede gelet op de in het verweer vermelde aantallen transacties die Jumbo op basis van de kortewachttijdgarantie gratis heeft verstrekt, acht de Commissie voldoende aannemelijk geworden dat het geen beleid is de kortewachttijdgarantie beperkter uit te voeren dan in de televisiecommercial wordt voorgesteld en op adverteerders website wordt toegelicht.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2448

Verdubbeldagen alleen (onvermeld) voor nieuwe klanten

RCC 6 juli 2015, RB 2448; dossiernr. 2015/00645 (Simpel verdubbeldagen)
Ontbreken essentiële informatie. Het betreft een televisiecommercial waarin in woord en beeld het volgende - voor zover hier van belang - wordt meegedeeld: De verdubbeldagen van Simpel. Nú tijdelijk met dubbel zo veel belminuten (50 100), dubbel zo veel MB’s (500 1000) en onbeperkt sms’en voor maar € 9,50. Bestel snel op simpel.nl. De verdubbeldagen blijken niet te gelden voor bestaande abonnementen.

Commissie: Als erkend is komen vast te staan dat de ‘Verdubbeldagen’, waarbij tijdelijk het dubbele aantal belminuten en MB’s en onbeperkt sms’en voor € 9,50 wordt aangeboden, alleen gelden indien bij Simpel een nieuw abonnement voor 2 jaar wordt afgesloten of een bestaand abonnement bij Simpel na afloop van de contractperiode voor de duur van 2 jaar wordt verlengd.

Voor bestaande klanten van Simpel van wie de abonnementsperiode nog niet is afgelopen, is het dus niet mogelijk om van de actie gebruik te maken. Naar het oordeel van de Commissie is dit een belangrijke beperking van het aanbod, waarop de gemiddelde consument niet bedacht hoeft te zijn en waarop hij daarom in de uiting attent moet worden gemaakt. Dat wordt in het onderhavige geval niet gedaan. De commercial bevat geen (verwijzing naar een) voorbehoud voor geldigheid van de actie. De website simpel.nl, waarop de actievoorwaarden kennelijk zijn vermeld, wordt in de uiting slechts genoemd in het kader van het bestellen van de ‘Verdubbeldagen’.

Gelet op het voorgaande is in de televisiecommercial sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de commercial misleidend als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2424

Wereld Kanker Onderzoek Fonds claimt te hebben bewezen

RCC 20 mei 2015, RB 2424; dossiernr. 2015/00326 (WKOF)
Aanbeveling. Radioreclame. Het WKOF claimt nú te hebben bewezen dat voedingsgewoonten, gezond gewicht etc. eraan bijdragen om het risico op kanker te beperken. Klager heeft hiertegen de volgende bezwaren: a) Dit is al lang aangetoond. Al in de jaren ’90 heeft KWF Kankerbestrijding op basis van e.e.a. diverse voorlichtingscampagnes gevoerd. In 2004 heeft deze organisatie het rapport “De rol van voeding bij het ontstaan van kanker” uitgebracht. b) Het WKOF heeft dit niet bewezen. De organisatie beroept zich op onderzoeken van anderen. Volgens klager is sprake van misleiding van het publiek door een leugenachtige claim.

3. De Commissie stelt voorop dat in de uitgesproken zin “Maar het Wereld Kanker Onderzoek Fonds heeft nu ook wetenschappelijk bewezen dat het de kans op kanker verkleint” de nadruk ligt op “wetenschappelijk”.

Niet is weersproken dat het WCRF studies van onderzoekers wereldwijd stuurt en stimuleert, financiert, samenbundelt en analyseert. Daardoor acht de Commissie voldoende aannemelijk geworden dat het WCRF een bijdrage levert aan wetenschappelijk onderzoek op het gebied van kankerpreventie door middel van goede voeding en een gezonde leefstijl. Of deze bijdrage van dien aard is dat WCRF mag claimen dat hij het wetenschappelijk bewijs van bedoeld verband heeft geleverd kan in het midden blijven, nu de werkzaamheden die WCRF verricht in ieder geval niet de mededeling in de radiocommercial dat het WKOF wetenschappelijk heeft bewezen dat goede voeding, voldoende beweging en een gezond gewicht de kans op kanker verkleinen, rechtvaardigen. Door het WKOF is immers erkend dat zijn bijdrage bestaat uit het organiseren, financieren en faciliteren van de door WCRF gecentraliseerd uitgevoerde analyses van de verzamelde studies, maar dat het niet zelf beschikt over een wetenschappelijke afdeling die de analyses uitvoert en aldus tot wetenschappelijk bewijs komt. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling “het Wereld Kanker Onderzoek Fonds heeft nu ook wetenschappelijk bewezen dat het de kans op kanker verkleint” te absoluut.

Dat het WCRF geen bezwaar heeft tegen de claim, maakt het voorgaande niet anders. Ook het feit dat het WKOF onderdeel van WCRF is, werpt geen ander licht op de zaak. Uit de claim kan worden opgemaakt dat het WKOF wetenschappelijk onderzoek heeft verricht en dat is niet het geval.

4. Nu de Commissie de commercial op grond van het voorgaande reeds onjuist acht, komt zij aan beoordeling van het woord “nu” in de bestreden zinsnede niet meer toe.

5. Op grond van hetgeen onder 3 is overwogen gaat de radiocommercial gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De Commissie is tevens van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor, in de veronderstelling dat het WKOF het genoemde wetenschappelijke bewijs heeft geleverd, ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie – het financieel steunen van het WKOF – te nemen dat hij anders niet had genomen. Om deze reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Gelet hierop wordt als volgt beslist.

RB 2416

Promo Adam zoekt Eva is zonder seksuele context

Vz. RCC 19 mei 2015, RB 2416 , dossier 2015/00501 (Adam zoekt Eva)
Afwijzing. Amusement. Subjectieve normen. Het betreft een promo voor het televisieprogramma Adam zoekt Eva (volgens klager de uiting die kan worden opgevraagd via YouTube). De klacht Klager vindt het ongepast dat om 18.15 uur opnames met bloot worden uitgezonden. Er kijken immers op dat tijdstip ook kinderen.

1)  Met betrekking tot het formele verweer van verweerder volstaat de voorzitter met te verwijzen naar de beslissing van de Reclame Code Commissie in dossier 2014/00277. Om vergelijkbare redenen als daar vermeld, oordeelt de voorzitter dat ook in dit geval sprake is van een reclame-uiting in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code

2)  Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak of het fatsoen, zoals kennelijk met de klacht is bedoeld, stelt de voorzitter van de Reclame Code Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. Met inachtneming van deze terughoudendheid oordeelt de voorzitter als volgt. In de promo zijn blote mensen te zien en komen ook hun geslachtsdelen in enige mate in beeld. Anders dan bij de promo die is beoordeeld in dossier 2014/00277, is in het onderhavige geval daarbij geen sprake van een seksuele context. Op grond hiervan en nu de promo blijkbaar niet is uitgezonden rondom televisieprogramma’s die op minderjarigen zijn gericht, is de voorzitter van oordeel dat geen aanleiding bestaat om te oordelen dat naar hedendaagse maatstaven de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Het enkele feit dat de televisiecommercial om 18.15 uur is uitgezonden, is onvoldoende om over het voorgaande anders te oordelen. De klacht kan derhalve niet slagen.