RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Audiovisuele media  

RB 2686

Vergelijking van verkooppunten sigaretten en brood in reclame KWF toelaatbaar

Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 23 feb 2016, RB 2686; (KWF), https://reclameboek.nl/artikelen/vergelijking-van-verkooppunten-sigaretten-en-brood-in-reclame-kwf-toelaatbaar

Vzr. RCC 23 februari 2016, RB 2686; Dossiernr. 2016/00095 (KWF)
Misleiding. Audiovisuele mediadiensten. Uiting: Het betreft een televisiecommercial in het kader van de campagne ‘Eigenlijk best gek, hè’ van adverteerder waarin onder meer is te zien dat kinderen onderzoeken waar men sigaretten kan kopen. In de televisiecommercial wordt onder meer gezegd: “Afgaande op jullie bevindingen zijn er meer dan 30.000 plekken waar sigaretten verkocht worden”. Op een vraag van een kind op hoeveel plekken brood wordt verkocht antwoord een man: “ongeveer 9.000”.

Klacht: Klager stelt, samengevat en onder verwijzing naar een artikel in NRC Next van 20 januari 2016, dat in de onderhavige televisiecommercial een onjuiste vergelijking wordt gemaakt tussen het aantal verkooppunten van ‘brood’ (ongeveer 9.000) en sigaretten (meer dan 30.000). Klager stelt dat de genoemde aantallen niet kloppen, waardoor de reclame-uiting misleidend is. De hoeveelheid plekken waar men volgens de televisiecommercial ‘brood’ kan kopen, is alleen berekend op basis van het aantal plekken waar men bruin brood kan kopen. Verkooppunten waar men geen bruin brood kan kopen, tellen niet mee. Ook bij de sigaretten zijn niet alle verkooppunten meegeteld. Aldus worden onwaarheden gepresenteerd. Dit is geen ‘open vizier strategie’ en adverteerder licht het televisiepubliek daardoor op misleidende wijze voor. De suggestie wordt gewekt dat het aantal verkooppunten voor beide producten absoluut is en de reclame-uiting is door adverteerder ‘gestuurd’. Klager stelt dat op grond van het voorgaande de campagne van adverteerder met onmiddellijke ingang moet worden gestaakt.

RB 2680

Televisiecommercial Amstel Bier "Zeg het met een vaasje" niet in strijd met goede smaak of fatsoen

RCC 17 februari 2016, RB 2680; Dossiernr. 2016/00061 (Amstel Bier)
Audiovisuele media. Uiting: Het betreft de televisiecommercial ‘Zeg het met een vaasje’ voor Amstel Bier. In de commercial vertellen vier verschillende mannen respectievelijk in de kleedkamer van een voetbalclub, liggend in een tent, tijdens het kaarten in een café en staand op het erf van een boerderij aan de andere aanwezige mannen hoe bijzonder deze andere mannen voor de betreffende spreker zijn en hoezeer die hen waardeert en van hen houdt. De andere mannen voelen zich duidelijk ongemakkelijk bij deze woorden. Een van de toehoorders bij de boerderij rent weg na het horen van de woorden “Dat voel ik gewoon voor jullie”. Vervolgens zegt de voice-over: “Vrienden hoeven hun gevoelens toch helemaal niet uit te spreken?” En, terwijl mannen in een café proosten met een biertje: “Zeg het met een vaasje. Amstel bier. Maak het onvergetelijk”.

Klacht: Er wordt geschetst dat het tonen van gevoel door tegen vrienden te zeggen dat je van ze houdt eng en niet nodig is, en dat je beter samen een vaasje kunt drinken. Een agrariër reageert zelfs door weg te rennen. “Homofoob?”, vraagt klaagster zich af. In West-Friesland, waar klaagster woont, wil men de mannen/jongens leren wel te praten in plaats van alles weg te drinken. Er is veel leed onder jongens die worstelen met wat zij voelen en dat niet kunnen delen, met zelfs suïcide als ‘oplossing’. Klaagster denkt “dat artikel 5 en artikel 6 lid 1 hier van toepassing” zijn.

Commissie:
1. Klaagster meent dat de televisiecommercial voor Amstel bier in strijd met de artikelen 5 en 6 lid 1 RVA 2014 is, zo begrijpt de Commissie, omdat volgens haar de commercial als boodschap heeft dat het uitspreken van gevoelens door mannen jegens elkaar eng en niet nodig is en beter kan worden vervangen door het met elkaar drinken van een biertje.

2. Artikel 5 RVA 2014 luidt: “Reclame voor alcoholhoudende drank mag niet in strijd zijn met de goede smaak, het fatsoen, of afbreuk doen aan de menselijke waardigheid en integriteit.”

Artikel 6 lid 1 RVA 2014 luidt: “Reclame voor alcoholhoudende drank mag niet wijzen op de ontremmende werking van alcoholhoudende drank, zoals het verminderen of verdwijnen van angstgevoelens en innerlijke of sociale conflicten.”

3. Naar het oordeel van de Commissie is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat de commercial op een overdreven en humoristisch bedoelde wijze weergeeft dat mannen hun vriendschap niet per se tegenover elkaar hoeven uit te spreken, maar ook zonder woorden kunnen laten blijken door met elkaar een biertje te gaan drinken. Hierin ligt geen oproep besloten aan mannen om in het geheel niet over hun gevoelens te spreken of deze weg te drinken. Ook zal de gemiddelde consument het wegrennen van een van de toehoorders niet opvatten als een uiting van homofobie, zoals klaagster kennelijk veronderstelt. Naar het oordeel van de Commissie is in de commercial evenmin sprake van het wijzen op de ontremmende werking van alcoholhoudende drank.

4. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de commercial niet in strijd met artikel 5 en/of artikel 6 lid 1 RVA 2014. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 2668

Uiting over milieuvoordelen van vliegreizen TUI onduidelijk

RCC 2 februari 2016, RB 2668; Dossiernr. 2015/01195 (TUI)
Audiovisuele mediadienst. Milieuclaim. Uiting: Het betreft een televisiereclame. Daarin wordt het volgende gezegd:
“Dezelfde smile met zoveel meer aandacht voor de rest van de wereld. We brengen je naar de allermooiste bestemmingen op aarde. Je vliegt met één van de duurzaamste airlines van Europa naar een duurzame accommodatie. Ontdek wat TUI met je doet … en boek één van onze 600 duurzame accommodaties al vanaf € 279,- per persoon per week. TUI, discover your smile”.

Terwijl gezegd wordt: “een duurzame accommodatie” verschijnt te samen met beelden van een accommodatie een logo in beeld, bestaande in een groene cirkel met daarin een witte boom. Ditzelfde logo is te zien terwijl later in de uiting de tekst “600 duurzame accommodaties” in beeld verschijnt. 

Klacht: In deze televisiereclame wordt zeer nadrukkelijk gesproken over de vermeende duurzaamheid van de door TUI aangeboden reizen. In het begin wordt gesproken over “de meest duurzame vluchten” of “de meest duurzame luchtvaartmaatschappijen”. Vervolgens wordt het woord duurzaam nog een groot aantal keer gebruikt. Hierdoor wordt ten onrechte de indruk gewekt dat indien men bij TUI een reis boekt, men een zeer duurzame vakantie krijgt.

Alleen al door de reis met een vliegtuig, welke reis met een zeer hoog brandstofverbruik en CO2 uitstoot gepaard gaat, is een vliegvakantie veel minder duurzaam dan ongeveer welke vakantie ook waarbij men zich met een ander vervoermiddel naar de vakantiebestemming verplaatst.

Mogelijk biedt TUI vliegreizen aan die ten opzichte van andere vliegreizen duurzamer zijn, maar bijvoorbeeld treinreizen, busreizen en zelfs reizen met een personenauto of camper zijn vele malen duurzamer. 

Gelet op het bovenstaande vindt klager de wijze waarop TUI de duurzaamheid van haar vliegvakanties benadrukt zeer misleidend. Mensen kunnen in de verleiding komen een vliegvakantie te boeken, omdat ze door deze reclame het gevoel krijgen zeer duurzaam bezig te zijn, terwijl dit niet het geval is.

Commissie:
Het primaire verweer dat er geen belang meer is bij deze klacht en procedure, omdat de bestreden uiting niet (meer) te zien is, kan niet slagen. Voor de behandeling van een klacht tegen een reclame-uiting is niet noodzakelijk dat deze reclame ten tijde van de behandeling van de klacht nog wordt gevoerd.

In de bestreden uiting wordt onder meer gezegd:

“Je vliegt met één van de duurzaamste airlines van Europa naar een duurzame accommodatie. Ontdek wat TUI met je doet … en boek één van onze 600 duurzame accommodaties al vanaf € 279,- per persoon per week”.

Door bovenbedoeld gebruik van de woorden “duurzaamste” en (tweemaal) “duurzame” wordt expliciet gerefereerd aan milieuaspecten verbonden aan de “productie” en “consumptie” van vliegreizen met TUI naar (één van) genoemde accommodaties. Om die reden is de uiting een milieuclaim als bedoeld in artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC). Artikel 3 MRC luidt:

“Milieuclaims dienen aantoonbaar juist te zijn. De bewijslast rust op de adverteerder. Naarmate de milieuclaims absoluter zijn geformuleerd, worden zwaardere eisen gesteld aan het bewijsmateriaal”.

In de toelichting bij artikel 3 RC staat onder meer:

“Bij de huidige stand van de techniek is het moeilijk voorstelbaar dat dat van veel producten kan worden bewezen dat dat zij absoluut milieuonschadelijk zijn. Daarom is grote terughoudendheid met betrekking tot absolute claims op zijn plaats. Hierbij dient men zich te realiseren dat woorden als “milieuvriendelijk”, “schoon”, “groen”, “goed voor het milieu”, die zonder nadere nuancering worden gebruikt, door het publiek snel als absolute claims worden begrepen”.

Over het gebruik van het woord “duurzame” in de onderhavige uiting oordeelt de Commissie als volgt.

Het woord “duurzaam” heeft geen vastomlijnde betekenis. In de uiting wordt gesproken over “duurzame accommodatie” en “600 duurzame accommodaties” zonder dat wordt toegelicht wat adverteerder hiermee bedoelt. Bij verweer heeft adverteerder meegedeeld dat 600 door TUI aangeboden accommodaties zijn gecertificeerd als ‘duurzame accommodatie’ door een zogenaamd GSTC (Global Sustainable Tourism Council) erkend keurmerk, maar een dergelijke toelichting of een duidelijke verwijzing daarnaar ontbreekt in de televisiereclame. Om deze reden en omdat de duurzaamheidsclaim ook wordt versterkt door een verwijzing naar de in de vliegreizen opgenomen vluchten acht de Commissie de uiting onduidelijk over de milieuvoordelen van de in de uiting aangeprezen vliegreizen van TUI en daardoor in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC.

De beslissing
De Commissie acht de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2667

Reclame-uiting “Snelle Boekers Voordeel” van TUI is misleidend door ontbreken informatie

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2667; Dossiernr. 2016/00027 (TUI)
Audiovisuele mediadienst. Misleiding. Ontbrekende informatie. Uiting: Het betreft de hierna te omschrijven televisiecommercial.

Klacht: Klager stelt, samengevat, dat adverteerder in de televisiecommercial “vroegboekkorting” aanbiedt. Klager heeft naar aanleiding daarvan een reis geboekt in september/oktober. Bij boeking bleek dat van “vroegboekkorting” geen sprake was. Uit de televisiecommercial blijkt echter dat er altijd korting is. Er wordt niet vermeld dat er voorwaarden verbonden zijn aan het krijgen van korting. Klager acht de televisiecommercial misleidend.

Voorzitter:
1)  Klager maakt in zijn klacht melding van een televisiecommercial waarin wordt gesproken over “vroegboekkorting”. Adverteerder stelt dat zij geen televisiecommercial doet uitzenden waarin dit woord voorkomt. Wel doet adverteerder een televisiecommercial uitzenden waarin de woorden “Snelle Boekers Voordeel” worden gebruikt. De voorzitter begrijpt dat de klacht op laatstgenoemde televisiecommercial betrekking heeft en zal deze als de bestreden uiting beschouwen. Uitgaande hiervan oordeelt de voorzitter als volgt.
2)  In de televisiecommercial wordt zonder enig voorbehoud en zonder verwijzing naar voorwaarden melding gemaakt van “Snelle Boekers Voordeel”. De gemiddelde consument zal om die reden menen dat hij bij een “snelle boeking” recht op voordeel heeft, zonder erop bedacht te zijn dat zich situaties kunnen voordoen waarin hij, ondanks een “snelle boeking”, geen recht op korting heeft wegens bepaalde voorwaarden. De voorzitter acht de informatie over die voorwaarden essentieel voor de gemiddelde consument. Deze voorwaarden bevatten immers belangrijke beperkingen, zoals bij vliegreizen de beperking dat de korting slechts geldt voor bepaalde vliegtuigmaatschappijen. Nu de gemiddelde consument in de televisiecommercial niet op het bestaan van de beperkingen wordt gewezen, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
3)  De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat zij erkent dat in de televisiecommercial essentiële informatie ontbreekt, alsmede dat zij de televisiecommercial onmiddellijk heeft laten aanpassen toen zij dit ontdekte. In de televisiecommercial wordt blijkens de door adverteerder overgelegde screenshots inmiddels wel naar de voorwaarden en de vindplaats daarvan verwezen, zodat de gemiddelde consument hierop wordt geattendeerd. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

RB 2660

Geneesmiddelfolders en -brochures zijn verkoopcatalogi die zijn uitgesloten van reclameregelgeving

NL Rechtbank van eerste aanleg Brussel 15 januari 2016, RB 2660; eerder als IEFbe 1693 (verkoopcatalogus Eurogenerics)
Uitspraak aangebracht door Eric De Gryse, Simont Braun. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan en dus definitief. Strafrecht. Reclame. Geneesmiddelen. Vrijspraak.  Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten stelt in een proces-verbaal dat de door Eurogenerics gehanteerde brochure onder het begrip 'reclame voor geneesmiddelen' valt en niet valt onder de categorie 'verkoopcatalogi en prijslijsten'. Rekeninghoudend met de schikking, vormgeving en inhoud kunnen de folders bestempeld worden als verkoopcatalogi. De in de geviseerde brochures gehanteerde indeling valt niet te beschouwen is als informatie betreffende de geneesmiddelen zodat zij hun status van verkoopcatalogi - die uitgesloten zijn van de reclame-regelgeving - behouden. De rechtbank spreekt de nv Eurogenerics voor de enige tenlastelegging vrij.

D.6. Het verbieden van een indeling, zoals door de nv Eurogenerics gehanteerd, zou betekenen dat er geen sprake meer kan zijn van verkoopcatalogi. Er zouden bij wijze van spreken enkel nog alfabetische lijsten mogelijk zijn. Zoals gezegd, is het nochtans inherent aan het begrip verkoopcatalogus dat de koopwaar enigszins wordt 'uitgestald', om de gebruiker een overzicht te bieden van het gamma.

D.7. Er moet besloten worden dat de aan de geviseerde folders geen (gekwalificeerd) verkoopsbevorderend oogmerk ten grondslag ligt, zodat zij het karakter van een verkoopcatalogus behouden.

E. Tweede inbreuk: vermelden van gegevens van de geneesmiddelen
E.1. Zoals uiteengezet, moet het als een inherente eigenschap van een verkoopcatalogus aanvaard worden dat er een indeling wordt gehanteerd om de producten op een efficiënte en praktische wijze voro te stellen.
De indeling in deze zaak heeft een neutrale, objectieve bron en heeft een oriënterend in plaats van een beschrijvend karakter. Indien een dergelijke indeling zou worden beschouwd als het verschaffen van gegevens betreffende de medicamenten, zou de term 'verkoopcatalogus' ieder nuttig effect verliezen.
(...)

E.3. Er moet besloten worden dat de in de geviseerde brochures gehanteerde indeling niet te beschouwen is als informatie betreffende de geneesmiddelen zodat zij hun status van verkoopcatalogi - die uitgesloten zijn van de reclame-regelgeving - behouden.
(...)

 

RB 2658

Reclame overname Mazda-dealerschap onvoldoende duidelijk

RCC 26 januari 2016, RB 2658; Dossiernr. 2015/01194 (Mulder-Mazda-’t Groene Hart)
Uiting: Het betreft een reclame-uiting in ‘Krant van Gouda’. In de uiting zijn twee handen te zien. De ene hand draagt een Mazda speelgoedauto  over aan de andere hand. Boven de afbeelding staat de tekst: “Wij nemen het stokje over van Van Vegten Autobedrijf”. Onder de afbeelding staat de tekst: “Mulder-Mazda-’t Groene Hart De Mazda dealer voor Gouda e.o.”

Klacht: In de uiting wordt ten onrechte de indruk gewekt dat adverteerder het Mazda-dealerschap van Autobedrijf Van Vegten in Gouda (hierna: Van Vegten) gaat overnemen. In november hebben Mazda Nederland en adverteerder een brief gestuurd met een soortgelijke strekking aan alle Mazdabezitters in Gouda en omgeving, die voor een groot deel klant zijn bij Van Vegten. Klager vindt dat hij misleid is door adverteerder en verzoekt de Commissie om de handelwijze van adverteerder te veroordelen en adverteerder te verplichten tot een rectificatie in alle media van deze misleidende reclame.

Commissie: Niet in geschil is dat adverteerder per 1 november 2015 het Mazda-dealerschap in Gouda e.o. van Van Vegten heeft overgenomen en dat Van Vegten – zij het zonder het Mazda-dealerschap – blijft voortbestaan. Bij de beoordeling of een uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code (NRC) let de Commissie op de gehele uiting. De Commissie is van oordeel dat uit de bestreden uiting onvoldoende duidelijk blijkt dat de overname slechts ziet op het Mazda-dealerschap. De gemiddelde consument zal na het lezen van de advertentietekst: “Wij nemen het stokje over van Van Vegten Autobedrijf” gemakkelijk ten onrechte kunnen denken dat Van Vegten ophoudt te bestaan. Dat onderin de advertentie staat: “Mulder-Mazda-’t Groene Hart De Mazda dealer voor Gouda e.o.” maakt het oordeel van de Commissie niet anders. Hieruit blijkt niet, althans onvoldoende duidelijk dat de overname slechts ziet op het Mazda-dealerschap.

Gelet op het voorgaande is in de uiting onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de NRC. Omdat de uiting de gemiddelde consument bovendien ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Klager heeft verzocht adverteerder te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie. De Commissie is daartoe echter niet bevoegd.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2656

VaporLinQ reclame in strijd met NRC door onduidelijke nicotine waarschuwing

RCC 22 januari 2016, RB 2656; Dossiernr. 2015/01242, Dossiernr. 2015/01242/A, Dossiernr. 2015/01242/B, Dossiernr. 2015/01242/C (VaporLinQ)
Aanbeveling. Tabakswet. Het betreft een televisiereclame voor elektrische sigaretten en e-liquids van VaporLinQ. In het begin daarvan is in relatief kleine letters -onder afbeeldingen van diverse producten- vermeld: “NIX18 Onze producten kunnen de zeer verslavende stof nicotine bevatten, in dit geval wordt het gebruik daarvan afgeraden voor niet rokers”. In de uiting wordt gezegd: “De elektrische sigaretten en e-liquids van VaporLinq bieden u wel de optimale smaakbeleving, zijn 95% minder schadelijk en tot 70% voordeliger dan traditioneel roken. VaporLinq het nieuwe roken. Vraag ernaar bij uw winkel of ga naar VaporLinq.com. VaporLinq make sense. In beeld verschijnt onder meer: “95% minder schadelijk” en “Kadotip voor rokers”. Ook zijn een man en een vrouw te zien die elk gebruik maken van een elektrische sigaret. De verplichtte waarschuwing is echter niet duidelijk genoeg in beeld gebracht. De reclame is daarom in strijd met art. 2 NRC.

Commissie: De Commissie stelt vast dat het ingevolge voornoemde bepalingen van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret met ingang van 1 februari 2015 is toegestaan om reclame te maken voor de elektronische sigaret, mits voornoemde waarschuwing wordt gebruikt. De wetgever heeft, door middel van voornoemd besluit, voorlopig de mogelijkheid willen bieden om reclame te maken voor een elektronische sigaret. De bestreden uiting is voorzien van de waarschuwing “Onze producten kunnen de zeer verslavende stof nicotine bevatten, in dit geval wordt het gebruik daarvan afgeraden voor niet rokers”, maar deze waarschuwing verschijnt in zo kleine letters in beeld dat deze de kijker gemakkelijk kan ontgaan. Een redelijke uitleg van artikel 9 lid 1 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret in verbinding met artikel 8, eerste lid van dat besluit brengt mee dat dat de bewuste waarschuwing duidelijk leesbaar dient te zijn. De waarschuwing in de bestreden uiting is niet duidelijk leesbaar. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd artikel 9 lid 1 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code.


Uit dossier 2015/01242/B: "Ad 2. Klager vraagt zich af: ““minder schadelijk” ten opzichte waarvan?”. In de uiting wordt in dit verband voor zover hier van belang gezegd: “De elektrische sigaretten en e-liquids van VaporLinq bieden u wel de optimale smaakbeleving, zijn 95% minder schadelijk en tot 70% voordeliger dan traditioneel roken”. Kennelijk is bedoeld: “95% minder schadelijk (…) dan traditioneel roken”. Klager stelt: “Schadelijk is schadelijk”. Voor zover deze stelling moet worden opgevat als een bezwaar tegen de bestreden televisiereclame overweegt de Commissie dat in die televisiereclame niet de suggestie besloten ligt dat “De elektrische sigaretten en e-liquids van VaporLinq” onschadelijk zijn. Gezegd wordt immers: “95% minder schadelijk”."

Uit dossier 2015/01242/C: "De bestreden televisiereclame is voorzien van de waarschuwing “Onze producten kunnen de zeer verslavende stof nicotine bevatten, in dit geval wordt het gebruik daarvan afgeraden voor niet rokers”, maar deze waarschuwing verschijnt in zo kleine letters in beeld dat deze de kijker gemakkelijk kan ontgaan. Een redelijke uitleg van artikel 9 lid 1 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret in verbinding met artikel 8, eerste lid van dat besluit brengt mee dat dat de bewuste waarschuwing  duidelijk leesbaar dient te zijn. De waarschuwing in de bestreden uiting is niet duidelijk leesbaar. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd artikel 9 lid 1 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Klager heeft meegedeeld dat er wegens de kerstvakantie bovendien kinderen van 12 tot 18 nog televisie kijken op het tijdstip van uitzenden van de bestreden televisiereclame. Naar aanleiding van deze stelling overweegt de Commissie dat het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret geen verbod bevat om voor een bepaald tijdstip reclame te maken voor elektronische sigaretten. De Commissie ziet verder ook geen aanleiding om voorwaarden te stellen aan het tijdstip van uitzenden van de bestreden reclame, daargelaten dat deze reclame, zoals hiervoor overwogen, in strijd is met artikel 2 NRC.

In de bestreden radioreclame is geen waarschuwing opgenomen. Gelet hierop acht de Commissie deze uitingin strijd met artikel 9 lid 1 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC."

RB 2654

Vergelijking tussen mooie vrouw en refurbished Apple niet in strijd met goede smaak en fatsoen

RCC 20 januari 2016, RB 2654; Dossiernr. 2015/01187 en 2015/01187/A (Leapp)
Goede smaak en fatsoen. Uiting: Het betreft de televisiecommercial van Leapp. Te zien is hoe een jonge man swipend op een tablet afbeeldingen van een te koop staand groot huis, een cabriolet occasion en een jonge vrouw bekijkt. De voice-over zegt daarbij: “Bij veel mooie dingen die je wilt, weet je dat je niet de eerste bent. Toch? Daarom verkoopt Leapp de refurbished Apple apparatuur met 12 maanden garantie.” Wanneer de voice-over zegt “Toch?”, kijkt de man op en trekt glimlachend een wenkbrauw op.

Klachten: In deze reclame wordt de vrouw als product weggezet. Bovendien vindt klaagster de suggestie dat een vrouw bij wie een man niet “de eerste” is kan worden vergeleken met een tweedehandsproduct dat met korting en extra garantie toch aantrekkelijk kan zijn, buitengewoon grievend.

en

De commercial is “ronduit seksistisch”. Vrouwen worden hierin geobjectiveerd en hebben kennelijk alleen bestaansrecht als begerenswaardige objecten voor mannen, want zij vallen blijkbaar in de categorie “mooie dingen” voor mannen. Daarnaast wordt gesuggereerd – met de mededeling “weet je dat je niet de eerste bent” – dat vrouwen promiscue en seksueel beschikbaar zijn voor wie maar het oog op hen laat vallen. Klaagster vindt dit zeer storend en respectloos.

Commissie:

De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen en/of nodeloos kwetsend vindt als bedoeld in de artikelen 2 en 4 NRC. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (een van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. De Commissie beoordeelt of de uiting naar de huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare overschrijdt.

Met inachtneming van genoemde terughoudendheid overweegt de Commissie als volgt. Uit de commercial in haar geheel blijkt voldoende duidelijk de boodschap daarvan, namelijk dat Apple producten gewild zijn en dat Leapp Apple apparatuur verkoopt met 12 maanden garantie. Dat in dit verband in de commercial onder meer een jonge vrouw in beeld wordt gebracht, terwijl gezegd wordt “Bij veel mooie dingen die je wilt, weet je dat je niet de eerste bent”, is onvoldoende om te oordelen dat de vrouw als een product wordt weggezet. Verder heeft de mededeling over de garantie duidelijk betrekking op de aangeprezen refurbished Apple apparatuur. Deze mededeling bevat niet de daarin door klaagster gelezen suggestie dat een vrouw bij wie een man niet “de eerste” is, net als een tweedehandsproduct met korting en extra garantie toch aantrekkelijk kan zijn.

Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de commercial de grens van het toelaatbare niet overschrijdt. Wel heeft de Commissie er begrip voor dat niet iedereen de uiting kan waarderen. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel. Daarom wordt als volgt beslist.

De Commissie wijst de klacht af.

RB 2649

Reclame Specsavers slechtzienden niet nodeloos kwetsend

RCC 19 januari 2016, RB 2649; Dossiernr: 2015/01178 (Specsavers)
Audiovisuele mediadienst. Goede smaak en fatsoen. Uiting: Het betreft de televisiecommercials ‘Bingo’ en ‘Suspect’ van Specsavers. In de commercial ‘Bingo’ is te zien dat een vrouw in sportkleding een zaaltje binnenkomt waar ouderen zitten te wachten tot de bingo begint. De vrouw stapt het podium op, zet muziek aan en gaat een aerobicsles geven, waaraan de ouderen, aanvankelijk verbaasd en aarzelend, gaan meedoen. Vervolgens is te zien dat een bejaarde vrouw met een bingospel de zaal binnenkomt. In beeld verschijnt de mededeling: “Was nou maar naar Specsavers gegaan!”

In de commercial ‘Suspect’ is te zien hoe een agent met de foto van een verdachte in zijn hand aanbelt bij een huis om te vragen of de bewoner deze verdachte heeft gezien. Hoewel de bewoner duidelijk zichtbaar dezelfde persoon is als de verdachte op de foto, valt dit de agent niet op. Ook deze commercial wordt afgesloten met de mededeling “Was nou maar naar Specsavers gegaan!”

Klacht: De commercials maken een karikatuur van slechtziende mensen. Gesuggereerd wordt dat het grappig is als mensen vanwege slechtziendheid in een gênante situatie terecht komen. De reclames zijn stigmatiserend en kwetsend, waarbij slechtzienden als dom worden weggezet. Het advies om naar Specsavers te gaan heeft voor een aantal slechtzienden geen zin, zodat zij met hun probleem en – mede door deze reclame – hun gêne blijven zitten.

Commissie: 1. De Commissie vat klagers bezwaar tegen de twee beschreven televisiecommercials aldus op dat klager deze commercials in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen en/of nodeloos kwetsend acht als bedoeld in de artikelen 2 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat deze criteria naar hun aard een subjectief karakter hebben, stelt de Commissie zich terughoudend op bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (een van) deze criteria. Dit betekent niet dat de toetsing of een reclame-uiting in strijd met de goede smaak, het fatsoen en/of nodeloos kwetsend is zonder inhoud is, zoals klager lijkt te veronderstellen. De Commissie beoordeelt in een dergelijk geval of de reclame-uiting de grenzen te buiten gaat van hetgeen volgens huidige maatschappelijke opvattingen toelaatbaar is.

2. In de commercials prijst Specsavers haar producten aan door een tweetal situaties te tonen waarin wordt gesuggereerd dat de hoofdpersonen vergissingen begaan die voorkomen hadden kunnen worden als zij eerst naar Specsavers waren gegaan. Het is voldoende duidelijk dat de doelgroep van de commercials bestaat uit mensen met een visuele beperking die baat (kunnen) hebben bij een bril of contactlenzen van Specsavers. De gemiddelde consument zal de commercials opvatten als een aanprijzing die humoristisch bedoeld is, waarbij de omstandigheden waarin de hoofdpersonen optreden en hun vergissingen duidelijk onrealistisch en sterk uitvergroot zijn. Niet valt immers aan te nemen dat de hoofdpersonen – een politieagent die een verdachte opspoort en een aerobicslerares – in werkelijkheid terecht komen in de getoonde omstandigheden. De commercials bevatten geen verwijzing naar personen van wie de visuele beperking niet met de producten van Specsavers (geheel of gedeeltelijk) verholpen kan worden en/of naar situaties waarin zij daadwerkelijk terecht kunnen komen, zoals klager stelt. Niet kan worden gezegd dat de commercials deze (groep) personen belachelijk maken of als een karikatuur neerzetten.

3. Gelet op het voorgaande wordt naar het oordeel van de Commissie door de bestreden commercials niet de grens overschreden van hetgeen volgens huidige maatschappelijke opvattingen op het gebied van de goede smaak en het fatsoen toelaatbaar is en zijn de commercials niet nodeloos kwetsend. Wel heeft de Commissie er begrip voor dat niet iedereen -door persoonlijke of andere omstandigheden- de commercials kan waarderen. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel. Daarom wordt als volgt beslist.

De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.

RB 2645

Overlijdensreclame Yarden niet ontoelaatbaar

RCC 2 december 2015, RB 2645; Dossiernr: 2015/01106 (Yarden)
Audiovisuele Mediadiensten. Afwijzing. Uiting: Het betreft een televisiecommercial van Yarden waarin Adelheid Roosen haar ervaringen deelt rondom het overlijden van haar moeder. Voorts worden op de achtergrond overlijdensrituelen getoond. Aan het einde van de commercial wordt door de voice-over gezegd: “Een goed afscheid helpt je verder, Yarden”.

Klacht: Volgens klaagster brengt deze televisiecommercial overlijden als een klucht. Overlijden wordt neergezet als een geheimzinnige grap. De in de uiting getoonde beelden met rouwende mensen is stuitend, grievend en kwetsend en toont geen enkel respect voor overledenen en nabestaanden.

Commissie: Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend is in de zin van de artikelen 2 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), zoals klaagster kennelijk met haar klacht bedoelt, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria.

Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid oordeelt de Commissie als volgt. De uiting heeft volgens adverteerder tot doel de kijker ertoe aan te zetten om na te denken over zijn uitvaartwensen en deze wensen aan dierbaren kenbaar te maken om te voorkomen dat zij hier – na het overlijden van hun dierbare –  niet van op de hoogte zijn. De wijze waarop deze boodschap in de commercial is uitgewerkt zullen sommigen als indringend kunnen ervaren. De Commissie denkt hierbij aan de wijze waarop Adelheid Roosen met een urn in haar handen het verhaal vertelt rondom het overlijden van haar moeder die aan de ziekte van Alzheimer leed, en het tonen (op de achtergrond) van diverse overlijdensrituelen. De Commissie is echter van oordeel dat hiermee de grens van het toelaatbare niet is overschreden, gelet op de aard van de dienstverlening van adverteerder en de boodschap van de uiting. Dat deze boodschap wellicht ook op een andere wijze had kunnen worden uitgebeeld, is onvoldoende reden om de commercial in strijd te achten met eerdergenoemde artikelen van de NRC. Wel heeft de Commissie begrip voor het feit dat niet iedereen de commercial zal waarderen. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel.

De Commissie wijst de klacht af.