RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Audiovisuele media  

RB 2552

Enkel handelsnaamgebruik Fiber Nederland betekent niet dat dienst overal via glasvezel is

RCC 28 juli 2015, RB 2552; dossiernr. 2015/00667 (Fiber Nederland)
Reclamerecht. Handelsnaam. Fiber levert andere, niet-vergelijkbare diensten dan Ziggo. Een Radio en TV-reclame waarin wordt gezegd: “Vanaf 1 juli is het feest. Maar niet voor u. Want Ziggo verhoogt voor UPC klanten alweer de prijzen. Daarom kunt u nu zonder gedoe overstappen naar Fiber Nederland met onze installatiegarantie. Kies voor snel internet, goedkoop bellen en interactieve televisie. En krijg lekker veel HD. (...) Ga naar Fiber.nl want u heeft nog tot 1 juli om over te stappen”. Klacht: In de reclame wordt men aangespoord om over te stappen op een product dat niet te vergelijken is met wat klager nu heeft. (...) Verder doet de naam van het bedrijf vermoeden dat het om glasvezel gaat. Glasvezel is echter niet beschikbaar op de postcode van klager en hij is dus aangewezen op (A)DSL. (A)DSL haalt op klagers postcode de door Fiber op de website vermelde snelheid niet.

Commissie:

In de bestreden uitingen wordt de consument geattendeerd op het feit dat men tot 1 juli 2015 kan overstappen naar Fiber Nederland voor “snel internet, goedkoop bellen en interactieve televisie” en “lekker veel HD”, waarbij de prijs gedurende 3 maanden € 34,95 per maand bedraagt. In de uitingen ligt niet de suggestie besloten dat Fiber Nederland een bepaalde snelheid zal bieden, meer in het bijzonder dezelfde snelheid die Ziggo biedt, noch dat bepaalde lokale zenders zonder meer beschikbaar zullen zijn.

Het enkele gebruik van de naam Fiber Nederland in de bestreden uitingen rechtvaardigt naar het oordeel van de Commissie niet de conclusie dat adverteerder haar diensten op ieder adres over glasvezel aanbiedt.
RB 2542

Uiting 'geen zoetstoffen' misleidend wegens onjuiste indruk samenstelling product

RCC 15 september 2015, RB 2542, dossiernr. 2015/00766 (Uiting 'geen zoetstoffen' misleidend wegens onjuiste indruk samenstelling product)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Televisiecommercial. De bestreden reclame-uitingen. Het betreft de volgende twee uitingen: I) de televisiecommercial van adverteerder waarin het product ‘Alpro Pur’Enjoy drinkyoghurt’ wordt aangeprezen. De voice-over luidt: “Nieuw: Alpro Pur’Enjoy, de eerste plantaardige variatie op drinkyoghurt. Met een natuurlijk frisse smaak en een verrassend fruitige twist. Heerlijk zijdezacht en 100% plantaardig. Dat is puur genieten. Ontdek : Alpro Pur’Enjoy Framboos-Granaatappel en Mango-Stervrucht.”. In beeld verschijnt aan het einde van de commercial, naast twee pakken van de genoemde smaakvarianten van het product, de tekst: “100% Plantaardig, Geen zoetstoffen.” II) de verpakking van het product, zoals te zien op de website van adverteerder, waarop onder meer staat: “geen zoetstoffen”. De klacht: In de commercial wordt – zo stelt klaagster - duidelijk, en vrij groot in beeld, naar voren gebracht dat er geen zoetstoffen in het product zitten. Ook op de verpakking staat: ‘geen zoetstoffen’. Klaagster is van mening dat de consument hierdoor foutief wordt geïnformeerd omdat het product volgens de ingrediënten toch suiker blijkt te bevatten.

Het oordeel van de Commissie

1.  De Commissie begrijpt dat klaagster de mededeling in de bestreden uitingen die inhoudt dat het product ‘Alpro Pur’Enjoy drinkyoghurt’ geen zoetstoffen bevat misleidend acht omdat de consument hierdoor ten onrechte zal verwachten dat aan het product geen zoetstoffen - waaronder suiker - zijn toegevoegd, terwijl het product wel toegevoegd suiker blijkt te bevatten. Nu de klacht zich richt op twee verschillende uitingen, te weten de televisiecommercial (I) en de verpakking van het product (II), dienen bedoelde mededelingen per uiting afzonderlijk te worden beoordeeld.
2. Ten aanzien uiting I (de televisiecommercial)
2.1. Ten aanzien van deze uiting past de Commissie het toetsingskader toe van de artikelen 7 en 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). In deze uiting wordt het product aangeprezen als een product dat “geen zoetstoffen” bevat. Klaagster is van mening dat de consument hierdoor foutief wordt geïnformeerd omdat het product toegevoegde suiker bevat. Dit laatste is niet in geschil. Adverteerder stelt echter, anders dan klaagster, dat het toegevoegde suiker niet als “zoetstof” maar als “zoetmiddel” dient te worden beschouwd en dat de consument alom bekend is met dit onderscheid. Volgens adverteerder brengt dit mee dat de consument de mededeling “geen zoetstoffen” niet zo zal interpreteren dat het product geen enkel zoetmiddel bevat. De Commissie oordeelt hierover als volgt.
2.2. De Commissie acht het, anders dan adverteerder stelt, niet vanzelfsprekend dat bij de consument geen onduidelijkheid bestaat over het onderscheid tussen “zoetstof” en “zoetmiddel”. Overigens neemt de bekendheid met dit onderscheid niet weg dat de mededeling “geen zoetstoffen” in een specifiek geval toch misleidend dient te worden geacht wegens de onjuiste indruk die deze (op zichzelf genomen wellicht juiste) mededeling wekt over de samenstelling van het product. In de onderhavige televisiecommercial wordt de nadruk gelegd op het vernieuwende van het product, het betreffende fruit dat daarin is verwerkt (met een van nature zoete smaak) en dat het product 100% natuurlijk is en geen zoetstoffen bevat. Naar het oordeel van de Commissie wekt de commercial hierdoor de indruk dat het een ‘puur’ product betreft en daaraan geen andere zoetmakers dan het gebruikte fruit zijn toegevoegd. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument door de onderhavige uiting, met name door de nadruk op het betreffende fruit in het product en de mededelingen “natuurlijk frisse smaak”, “fruitige twist”, “puur genieten” in combinatie met de nadrukkelijk aanprijzing “100% natuurlijk, geen zoetstoffen” niet verwachten dat aan het product suiker is toegevoegd.
2.3. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de bestreden uiting onduidelijk ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is uiting I misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 3. Ten aanzien van uiting II (de verpakking)
3.1. Op de verpakking van het product, zoals afgebeeld op de website van adverteerder, staat dat dit “geen zoetstoffen” bevat. De klacht betreft de vraag of deze aanduiding juist is, nu niet in geschil is dat aan het product suiker is toegevoegd. De Commissie past hier het toetsingskader toe van Verordening (EU) Nr. 1169/2011, waarin eisen worden gesteld aan de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten. De relevante bepaling in deze Verordening is in dit geval met name artikel 7, welk artikel inhoudt dat voedselinformatie niet misleidend mag zijn en duidelijk en gemakkelijk voor de consument te begrijpen moet zijn.
3.2  Op de voorzijde van de verpakking is de nadruk gelegd op de in het product aanwezige vruchten en wordt medegedeeld dat het product 100% natuurlijk is en geen zoetstoffen bevat. De mededeling “geen zoetstoffen” is met witte letters geplaatst in een zwart blaadje onder het groene blaadje met de tekst “100% natuurlijk”. Op basis van deze informatie zal de gemiddelde consument de indruk krijgen dat het een ‘puur’ product betreft waaraan geen zoetmiddelen zijn toegevoegd. Uit (Europese) jurisprudentie [HvJEG 26/10-1995, C-51/94, HvJEG 4/4-2000, C-465/98 en Hof Amsterdam 25 maart 2004] vloeit het uitgangspunt voort dat van de gemiddelde consument mag worden verwacht dat hij bij zijn aankoopbeslissing de gehele verpakking betrekt, waaronder de ingrediëntenlijst op de verpakking. Van geval tot geval dient de Commissie vervolgens te beoordelen of er al dan niet sprake is van misleiding.
3.3 De betreffende uiting van het product bevat een ingrediëntendeclaratie waarin het ingrediënt suiker is vermeld, wordt suiker genoemd in de voedingswaardetabel en is de mededeling geplaatst dat het product 30% minder suiker bevat dat dan “de marktreferenties in drinkyoghurts met fruitsmaak”. Gelet hierop is de Commissie met inachtneming van voornoemd uitgangspunt in de (Europese) jurisprudentie van oordeel dat de in 3.2 genoemde indruk dat aan het product geen zoetmiddelen zijn toegevoegd, hierdoor voldoende wordt gecorrigeerd. In zoverre wordt de klacht afgewezen.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist. De beslissing: De Commissie acht op grond van hetgeen in onderdeel 2 is overwogen uiting I in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 2538

Kijkerspubliek reclame Liefmans voor familiefilm bestaat uit slechts 6% minderjarigen

Vzr. RCC 8 september 2015, RB 2538, dossiernr. 2015/00811 (Kijkerspubliek reclame Liefmans voor familiefilm bestaat uit slechts 6% minderjarigen)
Voorzittersafwijzing. Reclame drank. De bestreden reclame-uiting: Het betreft een audiovisuele reclame-uiting die is uitgezonden direct voor de uitzending van de film “McKenna shoots for the stars”. In de uiting wordt door een voice-over gezegd “Liefmans Fruitesse. Verfrissend fruitbier. On the rocks”. Tegelijk verschijnt in beeld de boodschap “Dit programma wordt mede mogelijk gemaakt door Liefmans Fruitesse on the rocks”. Verder zijn in beeld twee glazen gevuld met bier te zien.
De klacht: Klager stelt, samengevat, dat de uiting bewegende beelden, muziek, geluidseffecten en een voice-over bevat, waardoor deze als een reclame-uiting dient te worden gekwalificeerd. De reclame-uiting strekt tot aanprijzing van bier en mag om die reden niet uitgezonden voorafgaand aan, zoals deze film in de aankondiging wordt omschreven, de “familiefilm McKenna shoots for the Stars”. Gelet op het feit dat de film als familiefilm wordt geadverteerd, alsmede gelet op de inhoud en het tijdstip van uitzenden in de zomervakantie, acht klaagster het aannemelijk dat het kijkerspubliek voor meer dan 25% uit minderjarigen zal hebben bestaan. De betreffende reclame-uiting wordt vertoond voorafgaand aan ieder reclameblok van deze op minderjarigen gerichte film. Klaagster acht dit in strijd met artikel 21 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RVA) 2014.

Het oordeel van de voorzitter:

1)  De voorzitter stelt voorop dat niet in geschil is dat de onderhavige reclame-uiting valt onder de reikwijdte van artikel 21 RVA. Van een zuivere sponsorvermelding is geen sprake nu de uiting, zoals klaagster terecht stelt, bewegende beelden, muziek, geluidseffecten en een voice-over bevat. Verder wordt in de uiting de onderhavige drank aangeprezen als “verfrissend fruitbier”. In feite betreft de uiting een korte commercial voor deze drank.

2)  Beoordeeld dient te worden of de uiting een publiek bereikt dat voor meer dan vijfentwintig procent bestaat uit minderjarigen. Het bereik wordt vastgesteld over een representatieve meetperiode die wordt bepaald aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Adverteerder heeft in verband daarmee een bereikonderzoek overgelegd afkomstig van Stichting Kijkonderzoek. De voorzitter oordeelt dat gesproken kan worden van een algemeen in de markt geaccepteerd bereikonderzoek. Uit de gegevens van dit onderzoek blijkt dat, anders dan men op grond van de aanprijzing van de film als een “familiefilm” zou verwachten, het eerste reclameblok waarin de commercial is uitgezonden (20:48 uur) een publiek heeft bereikt dat slechts voor 6% uit minderjarigen bestaat, terwijl voor latere tijdstippen waarop de uiting is uitgezonden de kijkdichtheid onder minderjarigen op 0% is gesteld.

3)  Op grond van het voorgaande kan niet worden aangenomen dat de uiting een publiek heeft bereikt dat voor meer dan 25% uit minderjarigen bestaat. Om die reden kan de uiting niet in strijd met artikel 21 RVA 2014 worden geacht. Dit brengt mee dat de klacht dient te worden afgewezen.

 

De beslissing van de voorzitter:
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.

RB 2523

Pearle vermeldt beperkende voorwaarden niet

RCC 25 augustus 2015, RB 2522, dossiernr. 2015/00816 (Pearle tweede bril gratis beperkende voorwaarden onvermeld)
Aanbeveling. Bril. De uiting: Het betreft een televisiecommercial van adverteerder ten behoeve van haar “Gratis Tweede Bril-campagne” waarin door de voice-over wordt gezegd: “Altijd een tweede bril gratis! Voor jezelf of als cadeau voor iemand anders”. De klacht: In de uiting wordt de indruk gewekt dat de consument zonder meer een tweede bril gratis ontvangt. Tijdens een bezoek aan één van de winkels van adverteerder ontdekte klager dat hij een gratis tweede bril kon ontvangen ter waarde van maximaal € 140,-, terwijl in de commercial niet is aangegeven dat de waarde van de (gratis) tweede bril gemaximeerd is. Om die reden acht klager de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie: De Commissie heeft geconstateerd dat – anders dan adverteerder in haar verweer stelt – in de bestreden reclame-uiting niet wordt verwezen naar voorwaarden. Vast is komen te staan dat voor de actie ‘altijd een tweede bril gratis’ echter wel (beperkende) voorwaarden gelden waarop de consument niet zonder meer bedacht hoeft te zijn. De actie blijkt immers in te houden dat men bij aankoop van een bril op sterkte een cadeaubon ontvangt waarvan de waarde afhankelijk is van de prijs van de eerste bril. Bovendien heeft de tweede bril niet exact dezelfde specificaties als de eerste bril. Het bestaan van voorwaarden voor de actie betreft essentiële informatie waarover de consument tijdig moet worden geïnformeerd. In de onderhavige televisiecommercial is niet aan deze informatieverplichting voldaan, nu hierin geen enkele verwijzing naar (beperkende) voorwaarden is opgenomen. Gelet op voorgaande is in de onderhavige uiting sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, terwijl de uiting daartoe voldoende mogelijkheden biedt. Derhalve is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2521

Reclame Blokker gericht op algemeen publiek en huishoudelijke artikelen

CvB 8 september 2015, RB 2521; dossiernr. 2015/00640 (Blokker reclame, zwarte piet effect)
Afwijzing van het CvB. Huishouden en inrichting. De uiting: Het betreft de televisiecommercial van Blokker die begint met de mededeling van de voice-over: “Wassen, drogen en strijken, daar heeft Blokker echt alles voor”. Te zien is een moeder die met een wasmand de kamer binnenkomt en tegen haar drie zonen, die op de bank zitten te gamen, zegt: “Zo luie wammesen, jullie gaan nú je moeder helpen.” Vervolgens is te zien dat de drie jongens in een Blokker-filiaal door een jonge verkoopster worden geïnformeerd over strijkijzers. Op de vraag van de verkoopster of er verder nog vragen zijn, zegt de oudste jongen: “Bezorg jij ook aan huis?” In de volgende scène staat de moeder in de woonkamer te strijken. Tegen de drie jongens, die buiten naast elkaar gezeten wasgoed op een droogrek hangen, zegt zij: “Jongens, doorwerken!” In het laatste beeld is te zien dat de moeder glimlacht. De pay-off van de commercial luidt: “Blokker, fijn dat we er zijn.”

De klacht: In de commercial is sprake van stereotypering. Alle personen in de commercial hebben een gekleurde teint en de moeder, twee van de drie jongens en de verkoopster hebben “warrig kroeshaar”. De eerste scène, waarin de moeder de jongens op strenge en vreugdeloze wijze opdraagt haar te helpen in het huishouden, levert het stereotype op van een Surinaamse of Antilliaanse moeder die haar kinderen streng maar niet pedagogisch bejegent en daarbij – door “luie wammesen” te zeggen in plaats van luiwammesen – gebrekkig Nederlands spreekt. In de scène in de winkel wordt de suggestie gewekt dat gekleurde mensen (met kroeshaar) alleen omgaan met andere gekleurde mensen, althans dit horen te doen. Door de slotscène, waarin te zien is dat de jongens langzaam de was op het droogrek hangen, wordt het stereotype neergezet van de tropische luiwammes, aldus klager.

Het oordeel van het College:
1. De grieven houden, kort samengevat, in dat de bestreden televisiecommercial, waarin uitsluitend mensen met een Surinaams uiterlijk en/of een relatief donkere huid zijn te zien, racistisch, discriminerend en stereotyperend is. Het College stelt voorop dat in de uiting niet specifiek wordt opgeroepen mensen met een donkere huidskleur anders te behandelen. De commercial strekt slechts tot aanprijzing van de mogelijkheid huishoudelijke artikelen te kopen bij Blokker. Deze boodschap wordt door de voice-over als volgt verwoord: “Wassen, drogen en strijken, daar heeft Blokker echt alles voor” en “Blokker. Fijn dat we er zijn”. Deze boodschap kan niet in enig opzicht als racistisch, discriminerend of stereotyperend worden beschouwd. Dit geldt naar het oordeel van het College ook voor de verhaallijn. Hierin wordt verwezen naar een gezin waarin zoons tot ergernis van hun moeder op de bank zitten te gamen en daarom de opdracht krijgen haar te helpen, hetgeen de jongens met tegenzin en op hun eigen wijze doen. Deze verhaallijn geeft een situatie weer die van toepassing kan zijn op elk in Nederland wonend gezin.

2. Het College begrijpt het standpunt van appellant aldus, dat in de uitwerking van de verhaallijn diverse racistische, discriminerende en stereotyperende elementen voorkomen. Dit standpunt berust op de interpretatie die appellant aan de verschillende scènes geeft, waarbij hij uitgaat van de veronderstelling dat Blokker opzettelijk een negatief beeld wil schetsen van mensen met een Surinaams uiterlijk of een relatief donkere huid. Het College geeft die interpretaties per scène als volgt weer:
•          [scène: de moeder draagt haar kinderen op haar te gaan helpen]
interpretatie appellant: dit gebeurt op een strenge en onvriendelijke wijze hetgeen is bedoeld om te verwijzen naar de typisch Surinaamse opvoeding;
•          [diverse scènes: de meeste personen in de commercial hebben kroeshaar]
interpretatie appellant: door de haardracht wordt een Zwarte-Pieten-effect beoogd, dat wil zeggen grappig uitziende gekleurde mensen; een dergelijke haardracht is niet representatief voor de gekleurde bevolking in Nederland;
•          [scène: de moeder noemt haar kinderen “luie wammessen”]
interpretatie appellant: de moeder spreekt foutief Nederlands waardoor nogmaals het Zwarte-Pieten-effect wordt beoogd;
•          [scène: de kinderen gaan naar de winkel om een strijkijzer te kopen en worden geholpen door een verkoopster met een getinte huid en kroeshaar]
interpretatie appellant: de suggestie wordt gewekt dat gekleurde mensen alleen omgaan met gekleurde mensen waarbij door de haardracht van de verkoopster nogmaals gebruik wordt gemaakt van het Zwarte-Pieten-effect;
•          [scène: de kinderen hangen de was op een wasrekje en worden door hun moeder aangespoord door te werken]
interpretatie appellant: deze scène verwijst naar het stereotype van jonge kleurlingen die niet aan het werk zijn te krijgen;
•          [diverse scènes in het huis waarin de vrouw en de kinderen zijn te zien]
interpretatie appellant: een vader is telkens niet aanwezig hetgeen het stereotype benadrukt dat in het Surinaamse gezin een vader ontbreekt.

3. De interpretaties die appellant blijkens het voorgaande aan de televisiecommercial geeft, impliceren telkens dat Blokker zich door middel van de verschillende scènes opzettelijk zou afzetten tegen een deel van haar klanten, te weten klanten van Surinaamse afkomst of met een relatief donkere huidskleur. Deze redenering kan het College niet volgen. Het is immers in de eerste plaats niet in het belang van Blokker een negatief - racistisch, discriminerend, stereotyperend - bedoeld beeld uit te dragen met betrekking tot de huidskleur of de afkomst van een deel van haar klantenkring. Zij zou anders deze klanten juist afstoten in plaats van zoveel mogelijk klanten aan te sporen bij haar huishoudelijke artikelen te kopen, zoals zij onmiskenbaar met de televisiecommercial beoogt.

4. Het College acht het verder niet juist dat appellant de afzonderlijke scènes geheel los ziet van de aanprijzing en deze vervolgens interpreteert vanuit de aanname dat de verschillende scènes zijn bedoeld om opzettelijk een negatieve visie uit te dragen over personen van Surinaamse afkomst of met een relatief donkere huidskleur. Dit verkeerde vertrekpunt leidt vervolgens tot onjuiste interpretaties. Het juiste vertrekpunt is volgens het College dat de commercial is gericht op, en is bedoeld voor een algemeen publiek en ertoe strekt voor dit publiek Blokker aan te prijzen als winkel voor huishoudelijke artikelen. De verschillende scènes van de televisiecommercial ondersteunen deze boodschap. Te zien is een normaal te achten gezinssituatie waarin dergelijke artikelen nodig blijken te zijn. Hierbij speelt, zoals de Commissie (in navolging van de voorzitter beslissing) terecht heeft overwogen, huidskleur en/of afkomst geen bijzondere rol. In de uiting wordt ook verder in de diverse scènes niet verwezen naar huidskleur en/of afkomst op een wijze die, uitgaande van het juiste vertrekpunt als hiervoor omschreven, racistisch, discriminerend, stereotyperend en/of beledigend (nodeloos kwetsend) kan worden geacht.

5. Het voorgaande brengt mee dat de grieven niet kunnen slagen omdat zij telkens op onjuiste aannames zijn gebaseerd. Op grond hiervan hoeven de verschillende grieven verder geen afzonderlijke bespreking meer, en wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep
Het College bekrachtigt de bestreden beslissing voor zover in beroep aan de orde.


RB 2516

Billboard van webcamsex.nl met Kelly van der Veer is toegestaan

RCC 18 augustus 2015, RB 2516, dossiernr. 2015/00806 2015/00806/A (Billboard van webcamsex.nl met Kelly van der Veer is toegestaan)
De uiting: Het betreft het (onder meer) op een reclamemast naast de snelweg A4 geplaatste billboard, waarop Kelly van der Veer in gehurkte houding is afgebeeld. Zij is gekleed in lingerie en houdt een vlaggenstok in haar hand met daaraan een ‘regenboogvlag’. Naast haar afbeelding staat, als het ware handgeschreven: “Proud! xxx Kelly”. Onderop, over de hele breedte van de uiting, staat in grote letters, die dezelfde kleur hebben als de vlag: “webcamsex.nl”. De klacht: Webcamsex is een privé aangelegenheid waarmee kinderen die in een auto langsrijden niet geconfronteerd hoeven te worden, aldus klager. Op een pc kan dit geblokkeerd worden, maar de reclame is overdreven groot aanwezig.

Het oordeel van de Commissie:1. Zoals de Commissie ook in haar uitspraak van 6 mei 2015 in dossier 2015/00507 heeft overwogen, geldt als uitgangspunt dat het adverteerder in beginsel toegestaan is de door haar geëxploiteerde website webcamsex.nl aan te prijzen. Daaraan doet niet af dat tegen deze dienst bij velen die door reclame ermee worden geconfronteerd morele of andere bezwaren kunnen bestaan. De Commissie beoordeelt niet de bestaande dienst op zich, maar toetst of de wijze waarop daarvoor reclame wordt gemaakt in overeenstemming is met de bepalingen van de NRC. Daarbij kan (de aard van) de aangeprezen dienst wel een rol spelen. 2. De Commissie vat de bezwaren van klager tegen de reclame-uiting aldus op dat hij het billboard in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC. Bij de toetsing van een reclame-uiting aan criteria als de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. De Commissie beoordeelt of de uiting naar de huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare overschrijdt. Hierbij wordt mede rekening gehouden met de wijze waarop de uiting is geopenbaard en het effect dat de uiting daardoor op het publiek heeft. Bij een uiting die op zodanige wijze wordt gepubliceerd dat het publiek zich niet aan confrontatie daarmee kan onttrekken, zijn de grenzen van wat toelaatbaar kan worden geacht eerder overschreden dan bij uitingen die op een andere wijze worden gepubliceerd. Met inachtneming van voornoemde uitgangspunten overweegt de Commissie als volgt. 3. De onderhavige uiting betreft onmiskenbaar reclame voor de erotische dienst webcamsex.nl. Dat de uiting door afbeelding en kleurstelling aanhaakt bij de Gay Pride maakt dit niet anders. Indien en voor zover de gemiddelde consument de verwijzing naar de Gay Pride al begrijpt, zal hij de aanprijzing van de website webcamsex.nl niet opvatten als ondergeschikt aan de grotere (maatschappelijke en politieke) uiting van respect en tolerantie, zoals adverteerder stelt. 4. Adverteerder heeft ervoor gekozen haar dienst aan te prijzen op een naast de snelweg A4 geplaatst billboard van zeer groot formaat. Aldus wordt op een opvallende wijze en op een plaats waar een algemeen publiek onverhoeds en onontkoombaar met de uiting wordt geconfronteerd, reclame gemaakt voor een erotische dienst. Dit betekent dat adverteerder in haar reclame-uiting de nodige terughoudendheid in acht dient te nemen om niet de grenzen te overschrijden van wat in het kader van de goede smaak en het fatsoen naar huidige maatschappelijke opvattingen bij de aanprijzing van een erotische dienst toelaatbaar is. Naar het oordeel van de Commissie is in het onderhavige geval voldoende terughoudendheid betracht. De uiting toont het afgebeelde model niet bloot en/of in een seksueel uitdagende pose en suggereert geen seksuele handelingen. Evenmin roept de uiting - zoals het College oordeelde in eerdergenoemd dossier 2015/00507 - op zeer directe wijze op tot het plegen van seksuele handelingen. De tegen het billboard gerichte klacht wordt daarom afgewezen. 5. Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing: De Commissie wijst de klacht af.
RB 2511

GSK geeft geen onjuiste mededeling over tanderosie

RCC 21 juli 2015, RB 2511, dossiernr. 2015/00661 (Tandglazuur dat beschadigd is kan niet meer worden hersteld)
Afwijzing. Persoonlijke verzorging. De uiting: Het betreft een televisiecommercial waarin Sensodyne Proglasur tandpasta wordt aangeprezen. In de commercial zegt de “Customer & Shopper Marketing Manager” van GSK het volgende: “Wat wij vandaag de dag eten en drinken, energiedrankjes, vruchtensappen en fruit, dat is alles wat je tandglazuur kan aantasten. Tandglazuur dat eenmaal beschadigd is, kan gewoon helaas niet meer hersteld worden. De tandarts kan je adviseren om Proglasur te gebruiken, want Proglasur helpt tegen tanderosie. Tegen tanderosie moet je preventief al maatregelen nemen.” In beeld verschijnt vervolgens de tekst: “Proglasur helpt beschermen tegen de gevolgen van tanderosie.” De klacht: De mededeling in de reclame dat glazuur nooit meer aangroeit, is niet juist. Sommige tandpasta’s stellen dat ze helpen je glazuur aan te laten groeien. En twee familieleden van klager hebben ervaren dat glazuur wel is teruggekomen.

Het oordeel van de Commissie:
De Commissie vat de klacht aldus op dat klager de televisiecommercial misleidend vindt omdat hierin – volgens klager ten onrechte – wordt gesteld dat eenmaal beschadigd tandglazuur niet meer hersteld kan worden. Deze klacht kan naar het oordeel van de Commissie niet slagen. Adverteerder heeft voldoende onderbouwd dat door tanderosie beschadigd tandglazuur niet meer herstelt. De Commissie ziet hierbij met name op de stelling van prof. Van Loveren in zijn e-mail van 2 juli 2015 dat na het doorbreken van de tand geen glazuur meer gevormd kan worden, en voorts op het artikel “The Role of Erosion, Abrasion and Attrition in Tooth Wear”, waarin met betrekking tot erosie van tandglazuur gesproken wordt van “irreversible loss of surface tissue”. Gelet op het voorgaande wordt naar het oordeel van de Commissie in de televisiecommercial, waarin Proglasur wordt aangeprezen als middel dat helpt tegen tanderosie, geen onjuiste informatie wordt verstrekt over de mogelijkheid van herstel van door erosie beschadigd tandglazuur. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2510

Eigen keuze van de consument om te reageren op de sms-dienst van AstroTV

Vzr. RCC 7 augustus 2015, RB 2510, dossiernr. 2015/00785 (Eigen keuze consument om te reageren op sms-dienst AstroTV)
Voorzittersafwijzing. SMS/Internet diensten. De uiting: Het betreft een uitzending van AstroTV waarin kijkers worden opgeroepen een sms te zenden naar een daarbij genoemd nummer in het kader van een eenmalige sms-dienst. De klacht: Klager stelt, samengevat, dat in de uitzending wordt geadverteerd met een sms dienst waarbij wordt gezegd dat de paragnosten van verweerder via sms de energie van de afzender ontvangen en dan een blik in de toekomst van de afzender kunnen werpen. Volgens klager hebben veel mensen niet het vermogen fictie van realiteit te onderscheiden waardoor zij gebruik maken van de bewuste dienst. Volgens klager is sprake van een vorm van oplichting waar nietsvermoedende consumenten intrappen.

Het oordeel van de voorzitter: De voorzitter constateert dat klager bezwaar maakt tegen een uiting in de vorm van een oproep om een sms te zenden in het kader van een eenmalige betaalde sms-dienst op het gebied van de astrologie. De voorzitter begrijpt dat deze uiting is uitgezonden tijdens het televisieprogramma AstroTV, kennelijk een programma specifiek bedoeld voor degenen die geïnteresseerd zijn in astrologie. De voorzitter oordeelt dat het de eigen keuze van de consument is of hij in het onderwerp van de uitzending is geïnteresseerd en welke waarde hij daaraan toekent. De uiting is specifiek gericht op kijkers van het televisieprogramma en sluit aan bij hun interesse en overtuiging met betrekking tot de waarde van astrologie. Dat anderen die overtuiging niet delen, brengt niet mee dat de uiting misleidend dient te worden geacht. Degenen die geen waarde hechten aan astrologie, zullen immers de uiting niet zien en ook overigens niet tot een transactie worden bewogen met betrekking tot het verzenden van een sms in het kader van de aangeprezen dienst. Om die reden kan de klacht niet slagen.
RB 2497

Boodschap in videofilm Lactacyd voldoende duidelijk

RCC 6 augustus 2015, RB 2497, dossiernr. 2015/00694 (Boodschap Lactacyd duidelijk)
Afwijzing. Lactacyd. De uiting: Het betreft een videofilmpje over het product Lactacyd, welk filmpje klaagster gezien heeft via https://www.youtube.com/watch?v=kOekrjj4di0. Het filmpje (“vragen (v)uurtje met Lactacyd”) toont mensen die op straat worden geïnterviewd over het reinigen van de vagina. In beeld verschijnt de stelling: “je vagina wassen met water is genoeg” met een vraagteken door die stelling. De reactie van een man luidt: “Dat vraag ik me eigenlijk ook af”. In beeld verschijnt de vraag: “Hoe reinig jij je vagina?”. Diverse vrouwen antwoorden: “Met water”. Een van hen voegt daaraan toe: “plus een washandje eventueel”. In beeld verschijnt: “Fabel? of Feit? Water is goed genoeg om je vagina te wassen”. Een aantal mensen zegt: “Feit”. Sommigen antwoorden: “Fabel”, waarop een vrouw zegt: “Als je bijvoorbeeld aan het afwassen bent, kun je niet alleen water gebruiken”. Dan is te lezen: “Water is mild en verfrissend maar….. water alleen is niet goed genoeg water + Lactacyd milde reiniging langdurige verfrissing voorkomen van ongemakken”. Op straat reageren twee mensen: “Echt”, “Nooit geweten…”, waarna zij het product (in verpakking) tonen. Ten slotte verschijnt in beeld: “Bestel een gratis sample” en “Lactacyd”.

De klacht: In het filmpje worden mensen op straat -volgens klaagster:“(uiteraard geacteerd)”-ingelicht over hygiëne van intieme delen. Ze verkondigen daarbij dat de stelling  “Water is goed genoeg om je vagina te wassen” een fabel is en suggereren dat je dagelijks zeep (in hun bewoording: “frisse wasgel”) móet gebruiken. Dit is misleidend voor een groot deel van de bevolking dat niet goed is voorgelicht over persoonlijke hygiëne. Zij krijgen de boodschap dat ze zeep moeten gebruiken bij het wassen van de vagina, terwijl dat niet wetenschappelijk kan worden onderbouwd. Verder raakt de vergelijking met het doen van de afwas met afwasmiddel kant noch wal.

Het oordeel van de Commissie:
De Commissie vat de klacht op in die zin dat in de uiting wordt gesuggereerd dat je dagelijks zeep moet gebruiken om je vagina te wassen, en dat die suggestie onjuist is. De Commissie acht deze klacht ongegrond, en overweegt daartoe het volgende. In het filmpje, waarin volgens het verweer sprake is van een levensecht straatinterview,  wordt noch gesteld noch gesuggereerd dat “zeep” moet worden gebruikt voor het reinigen van de vagina. Overigens wordt ook niet gesproken over “frisse wasgel”, zoals klaagster volgens de klacht kennelijk veronderstelt. De Commissie begrijpt uit het verweer dat de volledige naam van het in de uiting besproken product “Lactacyd Verfrissende Wasgel” is. In de uiting wordt het product echter aangeduid als “Lactacyd”. Gelet op het voorgaande mist de klacht feitelijke grondslag en dient deze om die reden te worden afgewezen. Overigens is bij verweer meegedeeld dat adverteerder het eens is met klaagster dat het onwenselijk is en zelfs onverstandig om de vagina dagelijks te wassen met zeep, omdat dagelijks gebruik van zeep de natuurlijke zuurgraad van de vagina zou verstoren. Adverteerder heeft vervolgens meegedeeld dat Lactacyd wasgel het tegendeel van zeep is, in die zin dat het een ‘zuur’ product is, dat helpt de zure bescherming van de vagina in stand te houden. Bij verweer heeft adverteerder ook meegedeeld dat het bestreden filmpje deel uitmaakt van de website vaginapagina.nl en dat op die website staat dat Lactacyd geen zeep bevat en wordt benadrukt dat het wassen van de vagina met zeep geen goed idee is. In de uiting zegt een vrouw: “Als je bijvoorbeeld aan het afwassen bent, kun je niet alleen water gebruiken”. Deze uitspraak moet duidelijk worden gezien in de context van de eerdere mededeling van de vrouw dat de stelling “Water is goed genoeg om je vagina te wassen” een “Fabel” is. Volgens de vrouw is “Water” kennelijk in beide gevallen “niet goed genoeg”. Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2496

It's a German niet misleidend bij Zuid-Koreaanse Opel Karl

Vzr. RCC 7 augustus 2015, RB 2496, dossiernr. 2015/00758 ("It's a German" niet misleidend bij Zuid-Koreaanse Opel Karl)
Voorzittersafwijzing. Misleiding voornaamste kenmerk product. De klacht: Klager stelt dat in de televisiecommercial wordt gesuggereerd dat het om een model van Duitse kwaliteit gaat. In de uiting wordt de nadruk gelegd op de Duitse achtergrond van het merk Opel. Het in de televisiecommercial bedoelde model Karl is echter een in Zuid-Korea ontwikkelde en geproduceerde auto. Eigenlijk betreft het een Chevrolet/Daewoo Spark. Het betreft dus een Zuid-Koreaans product dat ook als zodanig dient te worden aangemerkt. Op grond van het voorgaande is volgens klager sprake van misleidende reclame.

Het oordeel van de voorzitter
1)  Kern van de klacht is dat er, anders dan in de televisiecommercial door de uitdrukkelijke verwijzing naar Duitse kwaliteit en Duitsers alsmede door de slogan “It’s a German” wordt gesuggereerd, geen sprake is van een in Duitsland vervaardigd product. Op zichzelf genomen is dit laatste juist. Adverteerder heeft erkend dat de auto, ondanks het voorgaande en de Duits klinkende naam ‘Karl’, niet in Duitsland wordt geproduceerd.

2)  Met betrekking tot de vraag of de gemiddelde consument door dit laatste wordt misleid is van belang welke betekenis deze consument aan de gesuggereerde Duitse herkomst van de auto zal toekennen. Klager stelt dat adverteerder hiermee verwijst naar Duitse kwaliteit, hetgeen blijkbaar ook de bedoeling van adverteerder is en waarschijnlijk zo door de gemiddelde consument zal worden opgevat. Van de televisiecommercial gaat derhalve in de eerste plaats de suggestie uit dat de aangeprezen auto van ‘Duitse kwaliteit’ is. Klager heeft niet gesteld dat de auto, nu deze niet in Duitsland wordt gefabriceerd, van een ‘andere’ kwaliteit is. De voorzitter ziet ook geen aanleiding om te oordelen dat de kwaliteit van de auto afwijkt van hetgeen de consument bij ‘Duitse’ kwaliteit verwacht. Daarnaast zal de gemiddelde consument naar het oordeel van de voorzitter op grond van de televisiecommercial veronderstellen dat de desbetreffende auto past bij auto’s van het Duitse merk Opel. In dit kader heeft adverteerder gesteld dat de Karl volledig nieuw is ontwikkeld door Duitse Opel engineers met behulp van Duitse technologie “om perfect bij het merk Opel aan te sluiten”.

3)  Uitgaande van het voorgaande zal de gemiddelde consument die op grond van de televisiecommercial verwacht een auto te kopen van ’Duitse’ kwaliteit die past bij het merk Opel, niet in zijn verwachtingen worden teleurgesteld. Op grond hiervan en mede in aanmerking genomen dat Opel door de consument waarschijnlijk als een Duits merk wordt beschouwd, acht de voorzitter de televisiecommercial niet misleidend. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.