RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

RB 2280

Publicatie primaire boetebesluit AFM toegestaan

CBb 2 december 2014, RB 2280 (Publicatie AFM-boetebesluit)
Boetebesluit AFM naar aanleiding van de uitzending van een reclamespotje over een beleggingsproduct, waarin onvoldoende duidelijk is gewaarschuwd voor mogelijke risico’s. Artikel 51, derde lid, MiFID-richtlijn. Toetsingskader artikelen 1:97 en 1:98 Wft. De artikelen 1:97 en 1:98 Wft moeten richtlijnconform worden toegepast. Dit betekent dat het College thans van oordeel is, anders dan in eerdere uitspraken is overwogen, dat moet worden getoetst of het besluit van AFM om tot publicatie van het boetebesluit over te gaan geen onevenredige schade toebrengt aan de betrokken partijen. In het onderhavige geval is daarvan geen sprake.

 



3.10
[naam 1] heeft niet betwist dat AFM haar naamsvoorganger bij de emissie van de [naamsvoorganger van naam 1] reeds heeft gewaarschuwd door middel van een voornemen tot het geven van een aanwijzing, en er daarbij op gewezen is dat de desbetreffende reclame-uiting niet voldeed aan het duidelijkheidsvereiste van artikel 4:19, tweede lid, Wft. Nu [naam 1] niet heeft aangegeven op grond van welke argumenten de overweging van de rechtbank onjuist zou zijn, moet worden geoordeeld dat dit onderdeel van de grief onvoldoende is onderbouwd en om die reden faalt.

De publicatie
3.15 (...) Gelet evenwel op de bedoeling van de wetgever om de MiFID-richtlijn in de Wft te implementeren, ziet het College aanleiding om de artikelen 1:97 en 1:98 Wft richtlijnconform toe te passen. Dit betekent dat het College thans van oordeel is, anders dan in eerdere uitspraken (bijvoorbeeld de uitspraak van 11 februari 2013, ECLI:NL:CBB:2013:BZ1864), dat moet worden getoetst of het besluit van AFM om tot publicatie over te gaan geen onevenredige schade toebrengt aan de adressaat van het boetebesluit. Dit betekent voorts, gelet op de formulering van artikel 51, derde lid, MiFID-richtlijn, dat AFM bij iedere voorgenomen openbaarmaking van een maatregel of sanctie wegens schending van een in de MiFID-richtlijn opgenomen verplichting, in het kader van de daarbij te verrichten belangenafweging moet toetsen of zodanige publicatie geen onevenredige schade toebrengt aan de betrokken partijen. Aangezien het belang van de toezichthouder bij publicatie slechts wijkt voor het belang van de betrokken partijen in geval van “onevenredige” schade, is het College van oordeel dat het in zodanig geval om een individuele, bijzondere situatie dient te gaan, waarbij de door de financiële onderneming als gevolg van de publicatie te verwachten schade zodanig uitzonderlijk is dat het belang van de bescherming van de markt daarvoor moet wijken.
Belangenafweging
3.16
Van een uitzonderlijke situatie als hiervoor bedoeld is in het onderhavige geval, naar ook de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen, geen sprake. Het College overweegt hiertoe dat de overtreding dateert uit de periode april/mei 2010, dat [naam 1] met ingang van 1 december 2012 haar activiteiten heeft gestaakt en dat [naam 1] onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat desondanks sprake is van “onevenredige” schade in de hiervoor bedoelde zin.

Wat mag worden gepubliceerd?
3.17
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraken ten aanzien van de hoogte van de boete dienen te worden vernietigd, omdat de rechtbank de bestreden besluiten in zoverre ten onrechte heeft vernietigd. Als gevolg daarvan zal het primaire boetebesluit, waarbij aan [naam 1] een boete van € 62.500,-- is opgelegd, herleven. In deze situatie is het College van oordeel dat het stelsel van de artikelen 1:97 en 1:98 Wft, gelet ook op hetgeen hiervoor in 3.15 en 3.16 is overwogen, zich er niet tegen verzet wanneer AFM alsnog overgaat tot openbaarmaking van het primaire boetebesluit. Om deze reden zullen de aangevallen uitspraken tevens worden vernietigd voor wat betreft de (vernietiging van de) publicatie van het primaire boetebesluit. Grief c van AFM slaagt in zoverre.
Aan een beoordeling van de in het kader van grief c door AFM betrokken algemene stelling dat zij, in het kader van het op de hoogte brengen van het publiek van de wijze waarop zij uitvoering geeft aan haar toezichtstaak alle besluiten mag publiceren, ook voor zover onderdelen daarvan door de rechter zijn vernietigd, komt het College onder deze omstandigheden niet toe.
RB 2279

ACM verklaart bezwaar SD&P tegen boetes voor SMS-spam gedeeltelijk gegrond

ACM 31 oktober 2014, RB 2278 (SD&P Interactive tegen ACM)
Uit het persbericht: ACM heeft op 28 april 2010 aan SD&P boetes opgelegd van in totaal 550.000 euro vanwege overtreding van het spamverbod. Het bedrijf verzond zonder voorafgaande toestemming sms-berichten aan consumenten die hun gegevens hadden achtergelaten op een commerciële website waarmee je kans kon maken op een gratis product.

Nadat eerst is geprocedeerd over de vraag of SD&P tegen dit sanctiebesluit wel naar behoren bezwaar had gemaakt velt ACM in deze zaak nu een inhoudelijk oordeel op bezwaar. Het bezwaar van SD&P wordt gedeeltelijk gegrond verklaard, omdat uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 5 juni 2014 [IT 1525] volgt dat een deel van de sms-berichten die SD&P heeft verzonden (de zogenoemde vervolgberichten) niet kan worden beschouwd als ‘direct marketing’ en daarmee niet onder het spamverbod valt.

De overige verzonden sms-berichten (de zogenoemde aanmeldberichten) beschouwt ACM wel als ‘direct marketing’. Bovendien zijn deze berichten ongevraagd en zonder toestemming aan consumenten verzonden. Daarom blijft ACM bij haar eerdere oordeel dat het verzenden van dit soort berichten een overtreding van het spamverbod oplevert. ACM matigt de daarvoor opgelegde boete van 150.000 euro naar 60.000 euro. Dit gebeurt omdat die overtreding minder ernstig wordt gevonden, nu de andere overtredingen niet overeind zijn gebleven.

RB 2276

Website-informatie over geldigheid doorverkochte tickets

CBb 5 november 2014, RB 2276 (Budgetticket en Worldticketshop tegen ACM)
Eerder Rb Rotterdam Last onder dwangsom. Appellanten houden zich bezig met het via websites aan consumenten doorverkopen van tickets voor concerten en (sport)evenementen. Naar aanleiding van een handhavingsverzoek van de Belgische FOD Economie heeft de rechtsvoorgangster van ACM – de Consumentenautoriteit (in het navolgende eveneens als ACM aangeduid) – onderzocht of de wijze waarop appellanten via hun websites kaartjes voor evenementen verkopen in overeenstemming is met consumentenbeschermingsregels.

3.1. (...) Appellanten hebben betoogd dat van ongeldigheid van het ticket van de KNVB of van Teleticketservice geen sprake kan zijn, aangezien dit niet als een vordering op naam, maar als een vordering aan toonder is aan te merken. Voorts hebben appellanten bestreden dat het op hun websites in de uitnodiging tot aankoop niet als een van de voornaamste kenmerken van het product vermelden dat het ticket ongeldig is, een overtreding oplevert van, kort gezegd, artikel 8.8 van de Whc.

3.4 Gelet op het vorenstaande kan niet worden staande gehouden dat ongeldigheid van het ticket behoorde tot de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld in artikel 193e, aanhef en onder a, van het BW en daarmee tot de essentiële informatie die niet mag worden weggelaten bij een uitnodiging tot aankoop. Tot die essentiële informatie behoorde naar het oordeel van het College wel de omstandigheid dat het hier ging om een doorverkocht ticket en dat bij de oorspronkelijke verkoop de algemene voorwaarden van de KNVB of Teleticketservice van toepassing zijn verklaard en dat – gezien de uitleg die de KNVB en Teleticketservice aan die algemene voorwaarden geven – aan het kopen van dit ticket het risico is verbonden dat daarmee de toegang tot het evenement wordt geweigerd. Het door appellanten niet op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze verstrekken van deze informatie aangaande de voornaamste kenmerken van het product levert een overtreding op van artikel 8.8 van de Whc in verbinding met artikel 6:193d en 6:193e, aanhef en onder a, van het BW.

3.5. ACM had dan ook bij het vaststellen van de overtreding (wat betreft het in hoger beroep nog aan de orde zijnde onderdeel) kunnen en moeten volstaan met het constateren van laatstbedoelde omissie. Nu zij dat niet heeft gedaan is zij in zoverre haar bevoegdheid te buiten gegaan. Dit brengt ook met zich dat de opgelegde last op dit onderdeel te ruim is geformuleerd. ACM had de last strekkende tot voorkoming van herhaling van de overtreding moeten beperken overeenkomstig hetgeen hierboven in rubriek 3.4 is overwogen. Voor zover de last ertoe strekt informatie te verstrekken over “het feit dat het ticket ongeldig is”, kan zij dan ook niet in stand blijven.

3.6. Het hoger beroep slaagt. De aanvallen uitspraak dient in zoverre te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het College het bestreden besluit vernietigen, voor zover daarbij de hier aan de orde zijnde gedeelten van last 4 ([naam 1] B.V.) en last 3 ([naam 2] B.V.) zijn gehandhaafd. Het College zal die lasten gedeeltelijk herroepen zoals in rubriek 3.5 van deze uitspraak is overwogen.

Het College:
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover de rechtbank heeft geoordeeld dat de aan [naam 1] B.V. opgelegde last 4 en de aan [naam 2] B.V. opgelegde last 3 ter zake van overtreding van artikel 8.8 van de Whc in verbinding met artikel 6:193d juncto artikel 6:193e, aanhef en onder a, van het BW in stand kunnen worden gelaten;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van appellanten tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dit besluit voor zover ACM de aan [naam 1] B.V. opgelegde last 4 en aan [naam 2] B.V. opgelegde last 3 heeft gehandhaafd;
- herroept het primaire besluit, voor zover daarbij aan [naam 1] B.V. in last 4 en aan [naam 2] in last 3 de last is opgelegd om in de uitnodigingen tot aankoop op de websites (...) op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze informatie te verstrekken over (..) “het feit dat het ticket ongeldig is en” en bepaalt dat deze tussen aanhalingstekens geplaatste zinsnede vervalt;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor het overige;
- draagt ACM op het betaalde griffierecht van € 478 aan appellanten te vergoeden;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 974.

RB 2275

Afbeelding locatie racecirquit wekt misleidende indruk

RCC 10 november 2014, RB 2275 (FIA Formula E)
Aanbeveling. Misleiding. Voornaamste productkenmerken. Art. 7 en 8.2 NRC. De uiting: Het betreft de website www.fiaformulae.com voor zover op deze website in verband met Formule E races, waarbij met elektrische voertuigen wordt gereden, wordt gezegd dat deze zullen plaatsvinden “in the heart of 10 of the world’s leading cities - including London, Bejing and Los Angeles - racing around their iconic landmarks”. Op de website zijn voorts beelden te zien van raceauto’s in het centrum van Londen waarbij het gebouw van het Britse parlement en de Big Ben zichtbaar zijn. Boven de foto’s staat: “Formula E races into London”. De klacht: De Formule E races worden aangeprezen als een evenement waarbij in het centrum van steden wordt geracet, waarbij onder meer foto’s van het Britse parlement zijn te zien. Inmiddels zijn de autoriteiten teruggekomen op hun beslissing deze races in het centrum van steden mogelijk te maken. Klager maakt bezwaar tegen laatstbedoelde mededelingen en de foto’s die de suggestie wekken dat in het centrum van de stad langs de iconische bezienswaardigheden daarvan wordt geracet.

3) Blijkens het voorgaande is geen juiste informatie verstrekt over de specifieke locaties van de Formula E races. De locatie kan als een van de voornaamste kenmerken van het onderhavige product worden beschouwd in de zin van artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Door de onjuiste informatie kan de gemiddelde consument zich niet een goed beeld vormen van de exacte locatie van de races. In plaats van dat de races zullen plaatsvinden in het toeristische epicentrum met de daarbij behorende bezienswaardigheden, zoals de consument op grond van de tekst van de uiting en de foto’s van Londen zal verwachten, zullen de races plaatsvinden in gebieden buiten dat epicentrum met, naar moet worden aangenomen, toeristisch minder belangrijke bezienswaardigheden.

4) De Commissie acht het denkbaar dat dit laatste van invloed kan zijn op de beslissing van de gemiddelde consument of hij de races wil bijwonen. Juist de aanwezigheid van belangrijke toeristische trekpleisters direct langs de route kan van toegevoegde waarde zijn voor de consument die een dergelijke race persoonlijk wenst bij te wonen. Adverteerder speelt hierop ook in door de suggestie te wekken dat in het toeristische epicentrum van de steden wordt geracet. Dit kan ertoe leiden dat de gemiddelde consument op basis van onjuiste verwachtingen een besluit over een transactie neemt, welk besluit hij mogelijk niet zou hebben genomen indien hij zou hebben geweten dat de race op enige afstand van dat centrum en de iconische bezienswaardigheden plaatsvindt. In dat kader merkt de Commissie voorts op dat op de website, zoals blijkt uit de door adverteerder overgelegde pagina’s, een directe mogelijkheid wordt geboden om tickets te bestellen. Hieruit volgt dat de uiting, anders dan adverteerder stelt, de gemiddelde consument tot een onjuiste transactie kan bewegen. In feite dient de uiting als een uitnodiging tot aankoop te worden gekwalificeerd. Nu op basis van de misleidende informatie op de website de consument ertoe kan worden gebracht om tickets te bestellen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Derhalve wordt beslist als volgt

RB 2270

Geen vermelding kredietcheck is misleidend en gebrekkig

RCC 6 november 2014, RB 2270 (drogistplein.nl)
Aanbeveling. Misleiding. Ontbrekende informatie. Art. 7 en 8.3 NRC. De uiting: Het betreft de website www.drogistplein.nl voor zover op deze website op de pagina afrekenen/betaalmethode een kader staat met daarin de mededeling “Betalen via iDeal, creditcard acceptgiro, vooruitbetaling”. De klacht: Klager stelt, kort samengevat, dat op de pagina afrekenen/betaalmethode staat dat met acceptgiro betaald kan worden. Dit is na het invullen van alle gegevens niet als betaalmethode te vinden. Op de pagina klantenservice/betaalmethode wordt een mogelijkheid van het betalen met een acceptgiro niet genoemd.

3) Naar het oordeel van de Commissie had adverteerder de consument in enige mate dienen te informeren over het feit dat bestellingen op basis van betaling per acceptgiro alleen worden uitgevoerd onder de voorwaarde van een positieve uitkomst van haar kredietcheck. Het betreft essentiële informatie in de zin van artikel 8.3 aanhef en onder c Nederlandse Reclame Code (NRC) in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder k (NRC), immers informatie die direct verband houdt met de wijze van betaling. Deze informatie mag in de uiting niet ontbreken. Zonder deze informatie zal de consument immers erop vertrouwen dat een bestelling waarbij is gekozen voor de optie betaling met acceptgiro zal worden uitgevoerd, ongeacht zijn financiële situatie. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4) De Commissie begrijpt dat klager vervolgens niet meer de optie van betalen met een acceptgiro kreeg aangeboden omdat hij is “afgekeurd”. Dit neemt niet weg dat hij op grond van het voorgaande wel had dienen te worden geïnformeerd over de voorwaarde van een positieve uitkomst van de kredietcheck, zodat duidelijk is voor hem waarom hij niet meer de mogelijkheid van betaling per acceptgiro zag staan.
RB 2268

Energievergelijking onvoldoende herkenbaar als reclame

RCC 5 november 2014, RB 2269 (Gaslicht.com)
Aanbeveling. Artikel 11.1 NRC. Herkenbaarheid reclame. De uiting: Het betreft de advertentie voor Nuon “Stroom en Gas Variabel 1 jaar Actie” voor “€ 2300,36 per jaar” die staat boven de vergelijkingsresultaten van de ‘Energievergelijker’ op de website www.gaslicht.com. De klacht: De gemiddelde consument kan tot de slotsom komen dat het betreffende product van Nuon, dat immers bovenaan de toplijst staat, volgens Gaslicht.com als voordeligste uit de bus komt, terwijl in werkelijkheid het door Gaslicht.com voorgedragen product van Nuon kostbaar is. Het feit dat Gaslicht.com zich als onafhankelijk presenteert jegens consumenten, maakt haar handelwijze nog ernstiger. De uiting is dan ook onvoldoende herkenbaar als reclame.

1. Nadat op de openingspagina van de website van Gaslicht.com, eventueel na het invullen van enkele persoonlijke gegevens betreffende energieverbruik, op de button “Vergelijk energieprijzen” is gedrukt, verschijnt de pagina met als kop “De energievergelijker: alle voordelige pakketten” met daaronder een algemene mededeling tot welk bedrag bespaard kan worden door over te stappen. Onder de keuzemogelijkheden “Sorteer op” (waarbij kennelijk standaard wordt uitgegaan van de keuze “Laagste kosten”) en “Toon kosten” (met de ingevulde keuze “Per jaar”) worden energiepakketten getoond, waarbij onder meer zijn vermeld de naam van de aanbieder en van het pakket, de prijs per jaar, het te behalen voordeel en enkele gunstige kenmerken van het product. Bovenaan staat het pakket “Nuon Stroom en Gas Variabel 1 jaar Actie” voor € 2300,36 per jaar. Onder deze uiting volgen de daadwerkelijk op laagste kosten vergeleken en gerangschikte energieaanbiedingen.

2. Klagers hebben in de eerste plaats bezwaar gemaakt tegen de uiting waarin het pakket van Nuon wordt aangeboden, omdat deze uiting volgens hen onvoldoende als reclame herkenbaar is.

Krachtens artikel 11.1 NRC dient reclame duidelijk als zodanig herkenbaar te zijn, door opmaak, presentatie, inhoud of anderszins, mede gelet op het publiek waarvoor zij bestemd is.

Volgens vaste lijn van beslissingen van de Commissie en het College van Beroep is aan dit vereiste voldaan indien door het publiek waarvoor de uiting bestemd is direct en zonder moeite kan worden vastgesteld dat sprake is van een reclame-uiting. Bij de beantwoording van de vraag of bij de bestreden uiting sprake is van voldoende herkenbaarheid, gaat de Commissie uit van het beeld van de uiting zoals dit op een computerscherm zichtbaar is.

3.Naar het oordeel van de Commissie is bij de bestreden uiting van Nuon - anders dan de op dezelfde webpagina getoonde reclame in de vorm van banners - door plaats en opmaak bewust aansluiting gezocht bij de (organische) vergelijkingsresultaten van de ‘Energievergelijker’. Dat geldt in het bijzonder door het opnemen van de uiting van Nuon in een aaneensluitend rijtje van concurrenten die van beter naar iets minder goed zijn gesorteerd, waarbij de uiting van Nuon direct als eerste aanbieding onder “sorteer op laagste kosten” staat. Door deze context kan naar het oordeel van de Commissie gemakkelijk de indruk ontstaan dat de als eerste onder de sorteermogelijkheid genoemde aanbieding van Nuon deel uitmaakt van de vergelijkingsresultaten en als beste resultaat uit de bus komt. Weliswaar is de prijs van de Nuon-aanbieding hoger dan de prijs van de daarna getoonde pakketten van andere aanbieders, maar dat blijkt eerst door ook de volgende aanbiedingen te bekijken, waartoe men wellicht niet besluit indien de indruk heeft postgevat dat de bovenste aanbieding als beste resultaat wordt gepresenteerd.

4. De maatregelen die volgens verweerders getroffen zijn om een onderscheid aan te brengen tussen de advertentie voor het energiepakket van Nuon en de vergelijkingsresultaten van de ‘Energievergelijker’ maken naar het oordeel van de Commissie niet dat de uiting aan het bepaalde in artikel 11.1 NRC betreffende herkenbaarheid als reclame voldoet.

De afwijkende kleuren van de achtergrond van de uiting en de ‘aanmelden’-button maken onvoldoende duidelijk dat de uiting van Nuon niet als vergelijkingsresultaat moet worden beschouwd, nu er ook vanuit zou kunnen worden gegaan dat deze kleurstelling dient om extra de aandacht op dit ‘beste resultaat’ van de vergelijking te vestigen. De verticaal voor de uiting geplaatste tekst “advertentie” en de in kleine, grijze letters weergegeven aanduiding achter de naam Nuon springen geen van beide duidelijk in het oog. Deze twee aanduidingen “advertentie” en het ontbreken van een nummer als bij de vergelijkingsresultaten zijn naar het oordeel van de Commissie onvoldoende om de verwarring weg te nemen die, gelet op het voorgaande, bij de gemiddelde consument kan ontstaan over het karakter van de bovenaan de vergelijkingsresultaten getoonde uiting. Deze op zichzelf wel onderscheidende elementen in de uiting wegen niet op tegen de verwarring die bij de bezoeker van de website kan ontstaan doordat onder de keuze “sorteer op laagste kosten” als eerste Nuon wordt genoemd en tussen de uiting van Nuon en het op voordelige volgorde geplaatste rijtje van concurrenten niet een zo duidelijke scheiding is aangebracht dat verwarring uitgesloten moet worden geacht. Voorts verschaft het mouse-over bericht met daarin uitleg over de advertentie evenmin de gewenste duidelijkheid, nu uit de uiting zelf niet blijkt dat dit bericht verschijnt bij het scrollen over de mededeling “advertentie”, zodat er niet van kan worden uitgegaan dat degene die kennis neemt van de uiting de moeite zal nemen om met zijn muis op het woord “advertentie” te gaan staan.

5. Verweerders hebben aangevoerd dat internetgebruikers gewend zijn aan het verschijnen van advertenties bij zoekresultaten. In dit verband is door adverteerders een vergelijking gemaakt met de top-ads die boven de natuurlijke zoekresultaten (kunnen) verschijnen na het invoeren van een zoekopdracht op Google, en is erop gewezen dat dergelijke advertenties door de Commissie en het College van Beroep als voldoende herkenbaar als reclame zijn beoordeeld (dossier 2012/00085).

Deze vergelijking treft naar het oordeel van de Commissie geen doel. In het onderhavige geval is immers geen sprake van een zoeksite zoals Google, maar van een vergelijkingssite waarop de resultaten van objectieve vergelijkingen van energiepakketten worden getoond in een rangschikking die in de situatie van de betreffende bezoeker het meest gunstig is. De gemiddelde consument hoeft daarom niet bedacht te zijn op een uiting die door plaats en vormgeving deel lijkt uit te maken van een lijst met objectieve vergelijkingsresultaten, maar in werkelijkheid een reclame-uiting is.

6. Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de bestreden uiting voor het publiek waarvoor deze bestemd is niet zonder moeite als reclame herkenbaar is, en om die reden niet voldoet aan het bepaalde in artikel 11.1 NRC. De Commissie acht voor deze overtreding van de NRC zowel Gaslicht.com als Nuon verantwoordelijk. In de uiting wordt een product van Nuon aangeprezen, wat Nuon tot verantwoordelijke adverteerder maakt. Artikel 11.1 NRC is echter niet alleen gericht tot adverteerders, maar ook tot aanbieders van advertentieruimte die de vormgeving en weergave van een uiting (mede) bepalen. Niet is gesteld of gebleken dat Gaslicht.com geen invloed heeft (gehad) op de onderhavige wijze van adverteren.

7. Nu de bestreden uiting reeds wegens onvoldoende herkenbaarheid als reclame in strijd met de NRC wordt geacht, komt de Commissie niet meer toe aan de beoordeling of sprake is van misleidende en/of oneerlijke reclame.

RB 2267

Reclame voor stemherkenningssoftware is misleidend

RCC 4 november 2014, RB 2268 (Layered Voice Analysis)
Aanbeveling. Misleiding. Voornaamste kenmerken product. De uiting: Het betreft een uiting op https://tinyurl.com/kbuesc7. Daarin staat onder meer: “Onze state-of-the-art stemanalyse-oplossingen leiden tot aansprekende resultaten op het gebied van onder meer fraudedetectie en –preventie. De unieke en gepatenteerde ‘Layered Voice Analysis (LVA)’-technologie vormt hiervoor de basis”. De klacht: De bewering is misleidend. De wetenschappelijke literatuur is helder over de ineffectiviteit van LVA om frauduleuze meldingen en aanverwante vormen van deceptie op te sporen.

Klagers hebben de juistheid van de mededeling “De oplossing (….) is 85 tot 90% nauwkeurig” gemotiveerd weersproken, onder verwijzing naar diverse met name genoemde onderzoeken en de vindplaatsen daarvan. In reactie hierop heeft adverteerder de juistheid van voornoemde mededeling niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt; adverteerder heeft volstaan met de stelling dat “tal van onderzoeken” het tegendeel bewijzen van klagers stellingen en dat -samengevat- de ervaringen van adverteerders klanten in de praktijk bij deze onderzoeken aansluiten. Adverteerder heeft bedoelde onderzoeken niet nader genoemd noch toegelicht.

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de bestreden reclame gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2265

Vertrekgarantie Kras is oneerlijk

 RCC 28 oktober 2014, RB 2265 (Kras)
Aanbeveling. Artikel 7 NRC. Oneerlijke reclame. De uiting: Het betreft het aanbieden door adverteerder van reizen met “100% vertrekgarantie” of “gegarandeerd vertrek” in advertenties, in adverteerders brochure en op de website www.kras.nl. De klacht: De door klaagster voor 9 september 2014 geboekte Rondreis Canada & Rocky Mountains met vertrekgarantie is niettemin geannuleerd wegens onvoldoende deelnemers. Klaagster is van mening dat adverteerder geen klanten mag lokken door reizen met een ‘ge-garandeerd vertrek’ aan te bieden en zich vervolgens niet aan de beloofde vertrekgarantie te houden. De beslissing: De Commissie acht de als uiting (c) aangeduide reclame-uiting op de website in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klaagster bezwaar maakt tegen het door adverteerder in reclame-uitingen aanbieden van reizen met vertrekgarantie, omdat adverteerder - volgens klaagster - de beloofde vertrekgarantie regelmatig niet nakomt.

Als erkend is komen vast te staan dat in het reisaanbod op adverteerders website aan de singlereis en de reguliere rondreis Canada & Rocky Mountains ten onrechte de aanduiding ‘vertrekgarantie’ was toegevoegd. Gelet hierop treft de klacht doel voor zover deze is gericht tegen de aanbieding van deze reizen op de website, waarvan uiting (c) als voorbeeld door klaagster is overgelegd. Deze uiting gaat gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van het aangeboden product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie - het boeken van de reis - te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. In hetgeen adverteerder bij verweer heeft aangevoerd, ziet de Commissie aanleiding de aanbeveling op dit punt te doen ‘voor zover nog nodig’.

Voor het overige wordt de klacht afgewezen. Adverteerder heeft naar het oordeel van de Commissie voldoende weersproken dat zij regelmatig en bewust reclame zou maken voor reizen met vertrekgarantie terwijl niet daadwerkelijk sprake is van een gegarandeerd vertrek op de genoemde reisdata. Niet is gesteld of gebleken dat de reizen met vertrekgarantie die zijn aangeboden in de als uiting (a) aangeduide advertentie en/of de als uiting (b) aangeduide (pagina van de) brochure geen doorgang hebben gevonden of zullen vinden.

RB 2264

Onjuiste prijsvermelding op boekingswebsite Corendon

Vz. RCC 21 oktober 2014, RB 2264 (Corendon)
Voorzitterstoewijzing. Artikel IV sub 1 RR. Aanbeveling. Misleiding. Prijsvermelding. De uiting: Het betreft de aanbieding van een boekingsmodule voor een 8-daagse reis met vertrekdatum 24 oktober 2014 naar Hotel Rocamar in Portugal op adverteerders website www.corendon.nl. De klacht: De 8-daagse reis met vertrekdatum 24 oktober 2014 wordt met 42% korting aangeboden van € 499,- voor € 294. Op de boekingspagina staat “24 oktober 8 dagen 294”. Bij het boeken blijkt echter dat de normale prijs van € 499,- wordt gerekend. Klager acht dit misleidend.

De bestreden uiting met boekingsmodule is een uitnodiging tot aankoop gericht op de Nederlandse markt betreffende reisdiensten en aldus aan te merken als een uiting waarop

- naast de andere bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) - de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) van toepassing is. Ingevolge het bepaalde in artikel IV lid 1 RR zijn aan-bieders van reisdiensten in hun uitnodigingen tot aankoop op dezelfde wijze als in reclame-uitingen conform artikel III lid 1 RR gehouden tot het hanteren van correcte en duidelijke prijzen.

Naar het oordeel van de voorzitter voldoet de bestreden uiting niet aan deze verplichting ten aanzien van prijsvermelding in de uitnodiging tot aankoop. Als erkend is komen vast te staan dat de in de prijstabel weergegeven prijzen kunnen verschillen van de daadwerkelijk op dat moment geldende prijzen. Ook bij de door klager gewenste reis is dit het geval, nu in de prijstabel en bovenin de webpagina voor vertrek op 24 oktober 2014 een prijs van

€ 294,- wordt geadverteerd, terwijl bij boeking blijkt dat de op dat moment werkelijk geldende actuele prijs € 499,- bedraagt. Het in artikel III lid 1 RR besloten liggende vereiste van duidelijke en correcte prijzen staat in de weg aan het hanteren van de tabel met, naar later blijkt, onjuiste prijzen. De in de boekingsmodule staande mededeling “Let op: De prijzen in de prijstabel kunnen door updates afwijken van de totaalprijs in de kassabon rechts. De prijs in de kassabon is de definitieve prijs” neemt de onjuistheid van de in de tabel en bovenin de webpagina weergegeven prijs niet weg. Bovendien hoeft de gemiddelde consument er op grond van deze mededeling niet op bedacht te zijn dat de uiteindelijke prijs aanzienlijk hoger (ruim € 200,-) uitvalt dan de in de prijstabel getoonde prijs, en van enige korting in het geheel geen sprake is.

RB 2263

'Gratis' exclusief verzendkosten is niet gratis

RCC 13 oktober 2014, RB 2263 (Groupon verzendkosten)
Aanbeveling. Art. 7 NRC. Misleiding. Prijsvermelding. De uiting: Het betreft een in De Telegraaf van 20 augustus 2014 geplaatste advertentie met onder meer de volgende tekst: “GRATIS! 3m lange oplaadkabels” en “Ga naar www.groupdeal.nl en bestel een gratis stoffen oplaadkabel”. De klacht: De oplaadkabel is niet gratis, zoals in de advertentie staat. Tijdens het bestellen blijkt dat € 5,95 aan verzendkosten in rekening wordt gebracht. De advertentie, waarin niet verwezen wordt naar verplicht bijkomende verzendkosten, is misleidend.

In de bestreden uiting wordt een 3 meter lange oplaadkabel “gratis” aangeboden.

Krachtens artikel 8.5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en punt 19 van de bij dit artikel behorende Bijlage 1 is het onder alle omstandigheden misleidend om in een reclame een product als ‘gratis’ te omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel te laten bezorgen. Deze bepaling betekent - zo blijkt uit de Leidraad voor de tenuitvoerlegging/toepassing van de Europese richtlijn (2005/29/EG) betreffende oneerlijke handelspraktijken met betrekking tot het begrip “gratis” (paragraaf 3.4.3) - dat een aanbod alleen als ‘gratis’ mag worden omschreven als de consument niet meer betaalt dan a) de minimale onvermijdelijke kosten van het reageren op het aanbod, b) de werkelijke vervoers- of verzendkosten en c) de (incidentele) reiskosten om het product op te halen. Er mogen geen kosten in rekening worden gebracht voor verpakking, behandeling of administratie.

De onderhavige reclame-uiting voldoet niet aan voornoemde bepaling. Als erkend is komen vast te staan dat bij bestelling van de als “gratis” omschreven oplaadkabel een bedrag van

€ 5,95 in rekening wordt gebracht wegens “verzend-/ handelingskosten”. Nu naast de werkelijke verzendkosten ook handelingskosten in rekening worden gebracht, is sprake van een onjuist gebruik van de aanduiding “gratis”. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.