RB

Media  

RB 1459

Affiche laat verwarrende, onsmakelijke indruk achter

RCC 28 juni 2012, dossiernr. 2012/00513 (theater Frascati)

Subjectieve normen.

Betreft een abri-affiche voor de theaterproductie 'hoer', geplaatst in Amsterdam. Het affiche toont een foto van de onderzijde van het onderlichaam van een man, gekleed in en witte damesonderbroek met kanten rand. Op de onderbroek en bovenbenen is sperma, althans een daarop lijkende substantie te zien. Onder de foto staat in grote letters: 'Hoer'.

De klacht richt zich op het feit dat de uiting een zeer aanstootgevende, onsmakelijke afbeelding voor volwassenen toont. Het affiche is in een nette en kinderrijke buurt geplaatst. Klaagster vindt de uiting zeer walgelijk, onfatsoenllijk en veel te seksueel getint en vindt het kwalijk om van jonge kinderen vragen over het affiche te moeten krijgen.

De Commissie acht de in het affiche opgenomen foto van dien aard dat het affiche, gegeven het feit dat dit is geplaatst op de openbare weg, in strijd met de goede smaak. De Commissie stelt dat de foto in combinatie met de tekst 'hoer' een expliciet seksueel karakter heeft en een verwarrende, onsmakelijke indruk acherlaat. De Commissie is van oordeel dat de uiting in strijd is met artikel 2 NRC.

De Commissie vat de klacht op in die zin dat klaagster de uiting in strijd acht met de goede smaak en het fatsoen, gelet op de daarin opgenomen -volgens klaagster- “onsmakelijke” afbeelding in combinatie met het woord “Hoer” en de plaatsing van de uiting op straat, waar deze ook door kinderen kan worden gezien.

Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. Het betreft criteria bij de interpretatie waarvan persoonlijke opvattingen een belangrijke rol spelen. Daarom wordt in een dergelijk geval volstaan met de beoordeling van de vraag of de uiting naar huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare overschrijdt. Wat betreft het bestreden affiche is dit laatste het geval. De Commissie acht de in het affiche opgenomen foto van dien aard dat het affiche, gegeven het feit dat dit is geplaatst op de openbare weg, waar voorbijgangers waaronder kinderen daarmee onverhoeds kunnen worden geconfronteerd, in strijd is met de goede smaak als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Daartoe wordt overwogen dat de foto in combinatie met de tekst “hoer” een expliciet seksueel karkater heeft en een verwarrende, onsmakelijke indruk achterlaat vanwege het mannenlichaam in damesonderbroek en de (suggestie van) spermasporen.

RB 1455

Marktonderzoeksbureau naar pre-roll advertising voldaan aan zorgplicht

Rechtbank Amsterdam 16 mei 2012, LJN BX0775 (Intomart GfK B.V. tegen Zoom.In B.V.)

Als randvermelding. Vonnis met betrekking tot online marktonderzoek naar pre-rolladvertising. GfK is een marktonderzoekbureau. Zoom.In (ZI) levert online (nieuws)videofilmpjes aan derden en exploiteert de advertentieruimte voor deze filmpjes, zogeheten pre-roll advertising. Ten behoeve van de groep mediabureaus Group M heeft ZI GfK Daphne benaderd voor een marktonderzoek, waarbij het bereik en effectiviteit van pre-roll advertising wordt vergeleken met het bereik en effectiviteit van adverteren op televisie. De facturen blijven deels onbetaald en GfK start een procedure tegen ZI. In reconventie stelt ZI dat GfK onrechtmatig heeft gehandeld als gevolg van niet deugdelijke/tijdige nakoming en stelt zij dat GfK haar zorgplicht heeft geschonden.

In conventie worden de vorderingen door de rechtbank toegewezen.In reconventie oordeelt de rechtbank dat GfK heeft voldaan aan zijn zorgplicht en verwerpt de argumenten van ZI op dit punt.

De rechtbank wijst de vorderingen van GfK toe en reconventionele vorderingen van ZI worden verworpen. ZI wordt veroordeelt in de proceskosten.

4.21. ZI stelt daarnaast dat GfK Daphne eerder had moeten controleren of ZI de tags in de Campina-campagne correct had geplaatst. Het is niet gesteld of gebleken dat partijen een dergelijke controle zijn overeengekomen, dat ZI daar in dit geval uitdrukkelijk om heeft gevraagd of dat daar in dit geval een duidelijke aanleiding voor was. Het valt dan ook niet zonder meer in te zien waarom op GfK Daphne de plicht zou rusten een dergelijke controle uit te voeren. Dat zij een gerenommeerd bureau is en dat de belangen voor ZI groot waren, is daarvoor onvoldoende. Van ZI had juist – in het licht van deze belangen – verwacht mogen worden dat zij een dergelijke controleplicht desgewenst uitdrukkelijk zou zijn overeengekomen of zo nodig tussentijds zou hebben afgesproken. Bovendien heeft GfK gemotiveerd gesteld dat zij een controle van de plaatsing van de tags alleen steekproefsgewijs had kunnen uitvoeren en dat dit zeer tijdrovend zou zijn geweest. Michel Plugge, sales en marketing directeur bij ZI, heeft dit laatste ter zitting uitdrukkelijk bevestigd.

4.22. ZI stelt ten slotte dat van GfK Daphne verwacht mag worden dat zij haar waarschuwt als er onjuistheden in de opdracht voorkomen. Hoewel dit standpunt in algemene zin juist is, zal de rechtbank deze stelling passeren, omdat ZI onvoldoende heeft gemotiveerd over welke onjuistheden in de opdracht GfK Daphne haar had moeten waarschuwen. Voor zover zij hiermee bedoelt te verwijzen naar de problemen met het plaatsen van de tags, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover hiervoor heeft overwogen.

4.23. Gelet op het bovenstaande heeft GfK Daphne – zowel voor wat betreft de begeleiding bij het plaatsen van de tags als het moment van controle daarvan – de deskundigheid en zorgvuldigheid, die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mogen worden verwacht, in acht genomen en zal de rechtbank de andersluidende stellingen van ZI verwerpen.

4.33. ZI heeft onvoldoende gesteld en evenmin is gebleken dat de uitoefening door GfK Daphne van haar opschortingsrecht op enige andere grond onrechtmatig zou zijn of dat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit betekent dat de rechtbank de stellingen van ZI in dit verband zal verwerpen.

4.34. Dat ZI door de vertraging in de onderzoeken schade heeft geleden, waaronder schade als gevolg van het feit dat zij niet langer de eerste is die de resultaten van deze onderzoeken kan publiceren, is geenszins ondenkbaar, maar vergt gelet op het bovenstaande geen nadere beoordeling meer.

RB 1454

Commercial Comedy Central uitzenden op ander tijdstip

RCC 26 juni 2012, dossiernr. 2012/00477 (Comedy Central)

Subjectieve normen. In strijd met goede smaak/fatsoen.

Het betreft een radio-commercial en een televisie-commercial voor het op Comedy Central uitgezonden satirische voetbalprogramma “Hihahondenlul - voetbal krijgt weer ballen”. In de televisie-commercial worden verschillende scènes uit het programma getoond en wordt gezegd: “Ik naai ze gewoon kneiterhard terug in hun eigen reet”.

De klacht bestaat in het feit dat de commercials worden uitgezonden op tijden dat kinderen ook naar de televisie kijken en naar de radio luisteren. De uitspraken die gedaan worden zijn ontoelaatbaar op deze tijden.

De Commissie oordeelt dat de in de commercial gebruikte zin: “Ik naai ze gewoon kneiterhard terug in hun eigen reet” niet geschikt is voor het oor van jonge kinderen. Deze terminologie is dermate grof, dat voor zover de uiting wordt uitgezonden op tijdstippen dat deze kinderen ook nog televisie kijken, de grenzen van hetgeen toelaatbaar wordt geacht zijn overschreden, voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20:00 uur. De Commissie zal voorwaarden stellen aan het tijdstip van uitzending, dat het programma als zodanig door het Nicam geschikt is bevonden leidt niet tot een ander oordeel. Met betrekking tot de term 'Hihahondenlul' die in beide uitingen is te horen, oordeelt de Commissie dat dit een algemeen bekende uitdrukking uit het voetbal is en doorgaans wordt bedoeld als verwensing met humoristische ondertoon. De klacht wordt op dit punt afgewezen.

1. De in de televisie-commercial gebruikte zin: “Ik naai ze gewoon kneiterhard terug in hun eigen reet” acht de Commissie niet geschikt voor jonge kinderen om te horen. Zij is van oordeel dat deze terminologie voor jonge kinderen dermate grof is dat, voor zover de uiting wordt uitgezonden op tijdstippen dat deze kinderen ook nog televisie kijken, de grenzen van hetgeen toelaatbaar moet worden geacht zijn overschreden. Op grond van het voorgaande acht de Commissie de uiting in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen, voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur. De Commissie zal dan ook, gebruik makend van haar bevoegdheid in artikel 17 lid 1 sub i van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, voorwaarden stellen aan het tijdstip van uitzending van de reclame.

Dat het programma als zodanig door het Nicam geschikt is bevonden om op elk tijdstip van de dag uit te zenden leidt niet tot een ander oordeel.

2. De term “Hihahondenlul”, die – als onderdeel van de naam van het programma - in beide uitingen is te horen, is, ook bij kinderen, voor zover deze zich al realiseren wat er precies gezegd wordt, een algemeen bekende uitdrukking uit het voetbal. Deze term wordt doorgaans bedoeld als een verwensing met een humoristische ondertoon en aldus is duidelijk dat deze term niet wordt gebruikt in de letterlijke betekenis. Op dit punt wijst de Commissie de klacht daarom af.

RB 1446

Chiropractie een medisch zinloze behandelwijze?

Vzr. RCC 20 juni 2012, dossiernr. 2012/00233 (Chiropractor)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. Gezondheid.

In het Parool staat een advertentie waarin onder andere wordt vermeld: “Het goede nieuws is dat chiropractische behandelingen bewezen hebben de druk op de zenuwen effectief te kunnen verlichten. Door het gebruik van lichte technieken, ben ik in staat om de druk op de zenuw op te heffen. Dit laat de zenuw herstellen en de klachten verdwijnen. Enkele conclusies uit onderzoek: Patiënten meldden 85,5% verbetering van de zenuwsymptomen na slechts 9 chiropracti­sche behandelingen. – Journal of Chiropractic Medicine, 2008. Met chiropractische zorg, rapporteerden patiënten ‘belangrijke verbetering in ervaren welzijn en functie, zenuw­werking en gevoel in de vingers in het algemeen.” JMPT, 1998. “Belangrijke toename in grijpkracht en normalisatie van motorische en sensorische reacties werden genoteerd. Orthopedische testen waren negatief. Symptomen verdwenen.” – JMPT, 1994 Wat deze onderzoeken betekenen is dat u binnenkort verder kunt met uw leven - zonder irritante zenuwklachten.”

Klaagster stelt dat chiropractie een medisch zinloze behandelwijze is. In de richtlijnen van orthopeden, neurologen en neurochirurgen komt deze behandeling niet voor, omdat er geen bewijs van werkzaamheid is. Patiënten met neuropathie krijgen hierdoor valse hoop en wordt een onwerkzame behandeling aangeboden. Chiropractie behoort niet tot de geneeskunde en kan schade veroorzaken. Adverteerder is geen arts en beschikt niet over de bevoegdheid en bekwaamheid om een diagnose te stellen, de oorzaak van een neuralgie of neuropathie vast te stellen en een juiste therapie te kiezen. Het artikel waarin zou staan “85,5% verbetering van de zenuwsymptomen” is niet te vinden.

De voorzitter oordeelt dat klaagster de stelling dat er sprake is van een medisch zinloze behandelwijze onvoldoende heeft onderbouwd, mede gelet op de verstrekkende aard daarvan. Uit de overgelegde stukken van klaagster blijkt niet dat er onder alle omstandigheiden geen enkele werking van chiropractie is te verwachten. Volgens de voorzitter zal de gemiddelde consument de bedoelde mededelingen omtrent het onderzoeken in deze zin zal begrijpen, dat op grond van de genoemde wetenschappelijke publicaties bewezen is dat chiropractie tot de in die publicaties bedoelde concrete resultaten leidt en dat adverteerder ook tot een degelijke prestatie in staat is. Omdat adverteerder in de reclame-uiting de bedoelde publicaties niet heeft overgelegd en klaagster onweersproken heeft gesteld dat het artikel, met betrekking tot het percentage van 85,5%, onvindbaar is, dient de uiting als onjuist te worden beschouwd. De voorzitter oordeeld dat de adverteerder geen juiste informatie heeft verschaft over de resultaten die bij behandeling door hem als chiropractor kunnen worden verwacht. De reclame is misleidend en daardoor oneerlijk.

3) De klacht is gebaseerd op de stelling dat chiro­prac­tie een medisch zinloze be­handelwij­ze is die in richtlijnen van orthopeden, neurologen en neuro­chi­rurgen niet voorkomt omdat er geen bewijs van werkzaamheid is. Volgens klaagster betreft het een “onwerkzame nepbe­hande­ling”. De voorzitter is evenwel van oordeel dat klaagster deze stelling, mede gelet op de vérstrekken­de aard daarvan, onvol­doende heeft onderbouwd. Ook uit het door klaagster in aanvulling op de klacht overgelegde artikel “A systematic review of systematic reviews of spinal ma­nipula­tion”, gepubliceerd in “Journal of the royal society of medicine” in april 2006, volgt niet dat er onder alle omstan­dig­heden geen enkele werking van chiro­practie is te ver­wachten. Het enkele feit dat in dit artikel chiro­practie niet als een “recom­mendable treatment” wordt aangemerkt, doet daaraan niet af.

4) Het staat adverteerder op grond van het voorgaande vrij in reclame-uitingen zijn diensten als chiropractor aan te prijzen. In het onderhavige geval is evenwel geen sprake van een aan­prijzing in algemene zin, maar betreft het reclame waarin specifiek wordt gesteld dat chiroprac­tische behandelingen “bewezen” hebben de druk op de zenuwen effectief te kun­nen verlichten, en dat adverteerder “in staat” is druk op de zenuw op te heffen en zo klachten te laten verdwij­nen. Uit de artikelen waarnaar vervolgens wordt verwezen zou blijken dat “85,5% verbete­ring van de ze­nuw­­sympto­men na slechts 9 chiropractische behandelingen” bereikt wordt, terwijl ook andere positieve concrete resultaten van chiropractische behan­de­lingen worden ge­noemd. Naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument de hier bedoelde mededelingen in deze zin begrijpen, dat op grond van de genoemde we­tenschap­pelijke publicaties bewezen is dat chiropractie tot de in die publicaties bedoelde concrete resultaten leidt en dat ook adverteer­der tot een dergelijke prestatie in staat is.

5) Het feit dat adverteerder van het voeren van verweer heeft afgezien, impliceert dat hij geen gebruik maakt van de mogelijkheid de juistheid of de eer­lijk­heid van de reclame aan­nemelijk te maken zoals bedoeld in artikel 15 van de Nederland­se Reclame Code (NRC). Nu adverteerder niet de in de reclame-uiting bedoelde publi­caties heeft overgelegd, kan de voorzitter zich geen oordeel vormen over de vraag of deze pu­blica­ties de onder 4) bedoelde mede­de­lingen voldoende aannemelijk maken. Daarbij neemt de voorzitter voorts in aan­mer­king dat klaagster onweersproken heeft gesteld dat het artikel waarin con­creet het per­cen­ta­ge van 85,5% wordt genoemd, onvindbaar is. Op grond daar­van kan niet worden aan­ge­no­men dat dit resultaat ook daadwerkelijk in het algemeen met chiroprac­tie wordt bereikt. Het­zelfde geldt voor de overige resultaten die volgens de reclame-uiting uit onderzoek blij­ken. Op grond hiervan dient de uiting in zoverre als onjuist te worden beschouwd.

6) De voorzitter is op grond van het voorgaande van oordeel dat adverteerder geen juiste in­formatie heeft verschaft over de resultaten die bij behandeling door hem als chiropractor kun­nen worden verwacht, als bedoeld in artikel 8.2 aan­hef en onder b NRC, voor zover het be­treft de mededeling dat chiropractische be­han­de­lin­gen “bewezen” hebben de druk op de ze­nuwen effectief te kunnen verlichten in combinatie met de volgende mededelingen:
• hoe 85% van patiënten van hun gevoelloosheid, tintelingen en scherpe pijnklachten af kwamen
• patiën­ten 85,5% verbetering van de zenuwsymptomen meldden na slechts 9 chiro­practi­sche behandelingen,
• patiënten belangrijke verbeteringen ervaren in welzijn en functie, zenuw­werking en gevoel in de vingers in het algemeen,
• bij patiënten belangrijke toename in grijpkracht en normalisatie van motorische en sensorische reacties werden genoteerd,
• patiënten volgens de onderzoeken binnenkort verder kunnen leven zonder irritante zenuwklachten.
Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1444

Mededelingen over middelen in Swinglevend

CvB 19 juni 2012, dossiernr. 2011/01103 (Pharma Nord)

Misleidende reclame. voornaamste kenmerken product. Claims

Uit 't persbericht: De Reclame Code Commissie heeft naar aanleiding van een klacht tegen diverse mededelingen in het blad Swinglevend, nummer 3, 2011, ruim 20 mededelingen in dit blad in strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC) bevonden. Het betreft mededelingen over de middelen Q10 en Bio-Seleen + Zink alsmede over het product B-Daddy, welke te raadplegen zijn in onderstaande beslissing. De Reclame Code Commissie houdt zowel Pharma Nord als Partner Medien hiervoor verantwoordelijk.

De Commissie acht de bestreden uitgave van Swinglevend in strijd met de Geneesmiddelenwet omdat de middelen Q10 en Bio-Seleen + Zink en het product B-Daddy worden gepresenteerd als een geneesmiddel zonder dat daarvoor een handelsvergunning is verleend. Dit is wettelijk verboden en daarom in strijd met artikel 2 van de NRC. Tevens acht de Commissie de uitingen misleidend omdat de werking niet aannemelijk is gemaakt.

Pharma Nord heeft hoger beroep ingesteld tegen een aantal onderdelen van de beslissing van de Commissie. Het College oordeelt drie mededelingen alsnog toelaatbaar. Het betreft twee mededelingen over Bio-Seleen+Zink en een mededeling over B-Daddy. Voor het overige blijft de beslissing van de Commissie in stand.

Omdat beide verweerders al eerder is aanbevolen om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. is besloten deze uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen.

RB 1442

Anti-snurkbeugel past niet iedereen

RCC 14 juni 2012, dossiernr. 2012/00313 (ZQuiet)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. Medisch hulpmiddel.

In een televisiereclame voor het product ZQuiet wordt onder meer gezegd: “Heeft niets tot nu toe gewerkt en eindigt u vaak in verschillende slaapkamers om maar te kunnen slapen? Dat is nu voorgoed voorbij. Nu is er een fonkelnieuwe oplossing die in Amerika door honderdduizenden mensen wordt gebruikt en er gegarandeerd voor zal zorgen dat ook u direct met snurken zal stoppen” en “Tel Sell introduceert ZQuiet Comfortabel en eenvoudig in het gebruik” en “Nu is er eindelijk een apparaat dat u zonder pijn of moeite in kunt doen” en “Bestel voor een gegarandeerd stille nachtrust de ZQuiet”.

Klaagster stelt dat ten onrechte wordt gesuggereerd dat de beugel 'ZQuiet' tegen snurken bij iedereen past en voor iedereen werkt. Voor klaagster was duidelijk dat de ZQuiet niet in haar mond zou passen en niet om haar tanden zou kunnen sluiten. Als men het product niet in de mond kan doen, kan het niet werken.

De Commissie oordeelt dat niet voldoende duidellijk is dat het product niet voor een ieder bruikbaar is. De Commissie acht de reclame voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de van het gebruikt van ZQuiet te verwachten resultaten. Er is sprake van misleidende reclame.

In de bestreden uiting wordt het product ZQuiet aangeprezen als oplossing voor het probleem van snurken.

In de uiting wordt weliswaar niet uitdrukkelijk gesteld dat ZQuiet voor iedereen geschikt is, maar wel wordt met grote stelligheid en zonder voorbehoud gezegd: “Heeft niets tot nu toe gewerkt en eindigt u vaak in verschillende slaapkamers om maar te kunnen slapen? Dat is nu voorgoed voorbij”, “een oplossing (..) die er gegarandeerd voor zal zorgen dat ook u direct met snurken zal stoppen”, “Nu is er eindelijk een apparaat dat u zonder pijn of moeite in kunt doen” en “voor een gegarandeerd stille nachtrust”. Aldus wordt naar het oordeel van de Commissie in te absolute bewoordingen gewezen op van het gebruik van ZQuiet te verwachten resultaten. Niet voldoende duidelijk is dat het product -naar adverteerder bij verweer heeft meegedeeld- niet voor een ieder bruikbaar is. In zoverre acht de Commissie de reclame voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de van het gebruik van ZQuiet te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1441

Roze zalm kan ook wilde zalm zijn

RCC 13 juni 2012, dossiernr. 2012/00356 (Lidl)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product.

In De Gelderlander staat de advertentie voor een aanbieding bij Lidl van 2 pakken Trawlic 'wilde zalmfilets' voor € 5,-, alsmede de verpakking.

Op de verpakking van dit product staat bij ingrediënten: 'wilde zalmfilet (100%)'. Er wordt medegedeeld dat uit de vermelding van de letter A of B bij de houdbaarheidsdatum kan worden afgeleid welke vissoort is gebruikt. In de advertentie en op de verpakking staat 'wilde zalm', maar of dit daadwerkelijk het geval is blijkt pas uit de code op de verpakking. Klaagster acht dit misleidend, vooral 'in verband met berichtgeving dat roze zalm kankerverwekkend zou zijn'.

De Commissie oordeelt dat het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk is dat onder de aanduiding 'wilde zalm' de zalmsoorten worden verstaan die in zee zijn gevangen, in tegenstelling tot gekweekte zalm. Het wordt voldoende aannemelijk geacht dat de in de advertentie en op de verpakking gebruikte benaming betrekking heeft op gevangen en niet op gekweekte zalmsoorten. Niet is gebleken dat roze zalm geen wilde zalm kan zijn en wordt er uitdrukkelijk melding gemaakt van de 'zachtroze kleur' van de wilde zamfilets. De Commissie wijst de klacht af.

RB 1440

Maaltijd verzorgt door chef-kok, niet door top-kok

Vzr. RCC 13 juni 2012, dossiernr. 2012/00488 (KLM)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product.

Op www.klm.com/travel/nl staat onder de aanhef 'World Business Class' onder meer: “Geniet van uw keuze uit heerlijke driegangenmenu’s die speciaal zijn bereid zijn door Nederlandse topkoks. Alle maaltijden worden geserveerd op prachtig Marcel Wanders servies en met een uitstekend glas wijn of ander drankje. Heeft u speciale wensen, dan doen we er alles aan om die te vervullen”.

In de uiting wordt gesuggereerd dat de reiziger een driegangenmaaltijd van een Nederlandse top-kok geserveerd krijgt. Aan boord blijkt deze service niet te gelden voor vegetariërs. Klaagster vindt de reclame misleidend.

De voorzitter oordeelt dat de reclame gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van het product. De voorzitter acht de reclame-uiting misleidend.

Vast is komen te staan dat indien een klant speciale wensen heeft ten aanzien van het driegangenmenu, bijvoorbeeld omdat hij een vegetarische maaltijd verkiest, de maaltijd wordt voorbereid door een chefkok, en niet door een Nederlandse topkok. Nu echter in de uiting zonder voorbehoud wordt gesteld: “Geniet van uw keuze uit heerlijke driegangenmenu’s die speciaal zijn bereid zijn door Nederlandse topkoks” gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de voorzitter de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1439

Geen voorwaarde aan tijdstip van uitzenden

Vzr. RCC 13 juni 2012, dossiernr. 2012/00492 (Ziggo)

Pedagogisch onverantwoord.

In een televisiereclame vertelt een jongetje op een schoolplein aan andere kinderen wat je allemaal kunt doen om langer te kunnen opblijven. Intussen is te zien dat dat jongetje bij zijn ouders op de bank naar een film mag blijven kijken, nadat hij allerlei smoesjes heeft bedacht. Ten slotte zegt het jongetje: 'Ik vind het een hele leuke familiefilm'. De voice-over zegt: 'Volop keuze uit de allernieuwste films en series. Altijd iets voor jou'. 'Ziggo' verschijnt in beeld.

De klacht richt zich op het feit dat de reclame om 19:15 uur wordt uitgezonden. Zijn kinderen krijgen ongevraagd een reclame te zien, waarin een jongetje allerlei leugens verzint om op te blijven en het product van Ziggo te bekijken. Klager vindt de reclame pedagogisch onverantwoord en verzoekt tot het stellen van een voorwaarde aan het tijdstip van uitzenden.

De voorzitter oordeelt dat de grens van het toelaatbare niet is overschreden, ook niet voor zover (kleine) kinderen de uiting zien. De commercial is duidelijk humoristisch. De klacht wordt afgewezen.

RB 1438

Geen sprake van bangmakerij

RCC 11 juni 2012, dossiernr. 2012/00380 (California Primavera Lelli Kelly)

Subjectieve vormen. Bangmakerij. Kinderen.

In Happinez staat een advertentie: “KINDEREN: hier zijn de schoenen die je leren veters strikken”. “In de internationale pers is een onderzoek verschenen, uitgevoerd door AGI/AVG, gespecialiseerd in onderzoeken via internet, waaruit blijkt dat kinderen van vandaag vóór een bepaalde leeftijd niet in staat zijn om een eenvoudige handeling zoals het strikken van hun schoenveters uit te voeren. Dat is niet onbelangrijk: het leren strikken van schoenveters binnen de juiste leeftijdsgrenzen (volgens de experts is dit 4 of 5 jaar), maakt deel uit van de correcte psychomotorische ontwikkeling” en “In tegenstelling tot wat het geval zou moeten zijn, kan slechts 11% zijn schoenveters strikken vóór de leeftijd van 11 jaar” en “Het kan gebeuren dat schoenveters niet kunnen worden gestrikt vanwege dyspraxie, een aandoening die vaak wordt verward met onhandigheid, maar die echter een tijdige diagnose vereist” en “Als u merkt dat uw kind echt grote moeilijkheden heeft om zijn schoenveters te strikken, doet u er goed aan een arts te raadplegen om na te gaan of er geen complexere problemen aan de basis liggen”.

Volgens klager is er sprake van bangmakerij en leidt de uiting bij mensen die daar gevoelig voor zijn tot extra kosten in de zorg.

Volgens de Commissie is er geen sprake van een advertentie die appelleert aan gevoelens van angst. Het feit dat adverteerder naar dyspraxie verwijst en het advies geeft om eventueel een arts te raadplegen noch de wijze waarop dit gebeurt leidt tot een ander oordeel. Dat de advertentie tot 'extra kosten in de zorg' zou leiden betekent niet dat de uiting in strijd is met de NRC.

De Commissie wijst de klacht af.

De Commissie vat de klacht in de eerste plaats op in die zin dat door de uiting zonder te rechtvaardigen redenen wordt geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

In de bestreden uiting vestigt adverteerder de aandacht op veterschoenen en op het belang voor kinderen om in het kader van hun psychomotorische ontwikkeling te leren om schoenveters te strikken. In dit verband wordt een onderzoek over “kinderen van vandaag” en het op een bepaalde leeftijd (nog niet) kunnen strikken van veters aangehaald en wordt gesteld dat het (gemakkelijke en praktische) gebruik van schoenen met klittenband het aanleren van het strikken van schoenveters vertraagt. Aan het slot van de advertentie wordt de lezer aangemoedigd kinderen te leren schoenveters te strikken, onder verwijzing naar methodes van vroeger en wordt gesteld: “Oefenen is belangrijk –zegt Mariella Attilieni, Vice-presidente van Lelli Kelly– en dit kan alleen door schoenen met veters te dragen in plaats van met klittenband”.

In de uiting wordt ook ingegaan op een mogelijke andere oorzaak van het niet kunnen strikken van schoenveters, te weten de aandoening dyspraxie. Noch het feit dat adverteerder naar deze aandoening verwijst en het advies geeft om eventueel een arts te raadplegen noch de wijze waarop dat gebeurt, leidt tot het oordeel dat in de bestreden advertentie, die in haar geheel moet worden beoordeeld, wordt geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC.