Zoek de verschillen! De problematiek van vervalste geneesmiddelen
De eerstvolgende rondetafelbijeenkomst van de Vereniging Farmacie en Recht heeft als onderwerp 'vervalste geneesmiddelen': producten die bewust als een authentiek en toegelaten geneesmiddel worden voorgesteld, maar dat niet zijn. De bijeenkomst wordt georganiseerd in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Universiteit Utrecht (UU). Vanuit het RIVM zal een bijdrage worden geleverd over het onderzoek naar vervalste geneesmiddelen.
Inschrijven email
Waar RIVM, Antonie van Leeuwenhoeklaan 9, Bilthoven (routebeschrijving)
Wanneer vrijdag 25 mei 2012, 09:30 - 13:00
Prijs Leden VFenR gratis, niet-leden: €35.
Inclusief lunch
Opleidingspunten: Voor het bijwonen van de bijeenkomsten van de Vereniging Farmacie en Recht geldt dat een advocaat per gevolgd netto-uur onderwijs één punt kan opvoeren. De bij onze vereniging gevolgde netto-uren onderwijs kunnen door uzelf worden opgevoerd bij de Orde als u van mening bent dat deze uw vakbekwaamheid ten goede komen. De VFenR houdt hiertoe een aanwezigheidsregistratie bij en verstrekt certificaten achteraf.
Bijlage-uitnodiging pdf
Programma (pdf)
09.00 uur Ontvangst
09.30 – 09.45 uur ALV Vereniging Farmacie en Recht
09.45 – 10.00 uur Opening door dagvoorzitter René van Ierschot (VFenR) voorzitter van de Vereniging voor Farmacie en Recht
10.00 – 10.30 uur Inleidende voordracht over het onderwerp vervalste geneesmiddelen
Waar hebben we het over? (definitie afbakening en misverstanden in definiëring). Welke rol speelt het internet? Hoe is de kwaliteit van vervalste geneesmiddelen? Aard en omvang? Welke middelen zijn populair? Welke trends zijn er? Wat wordt er aan gedaan?
Spreker: Dries de Kaste (RIVM)
Hoofd afdeling Kwaliteitscontrole, Farmacopee en Onderzoek van het Centrum voor de Kwaliteit van Chemisch-Farmaceutische producten
10.30 -11.00 uur Voordracht vanuit het perspectief van de bescherming van de volksgezondheid
Welke aanknopingspunten biedt de gezondheidswetgeving? Welke nieuwe ontwikkelingen zijn daarin waarneembaar? Worden de bestaande mogelijkheden voldoende benut? Welke verbeteringen kunnen worden aangebracht? En wie is daarvoor aan zet?
Spreker: Annejet Meijler (IGZ)
Programmadirecteur Geneesmiddelen
11.00 – 11.30 uur Pauze met posterpresentaties
van de studenten Farmacie van de Universiteit Utrecht die het keuzevak Forensische Farmacie hebben gevolgd
11.30 – 12.00 uur Voordracht vanuit het perspectief van de vergunninghouder
Welke aanknopingspunten biedt het merken- en octrooirecht? Welke nieuwe ontwikkelingen zijn daarin waarneembaar? Worden bestaande mogelijkheden voldoende benut? Welke verbeteringen kunnen worden aangebracht? En wie is daarvoor aan zet?
Spreker: Gregor Vos (Klos Morel Vos en Schaap)
partner bij het advocatenkantoor Klos Morel Vos en Schaap
12.00 – 12.30 uur Discussie en afronding
Ruimte voor het stellen van vragen en voor het met elkaar in debat gaan. Weet u het antwoord op deze vragen?
- Wat zijn vervalste geneesmiddelen, en hoe groot is het probleem?
- Komen deze producten in de reguliere handel?
- Wat is de juridische context van dit probleem?
- Wat is de medische context van dit probleem?
- Welke (juridische) maatregelen zijn en worden er genomen om het vervaardigen van vervalste geneesmiddelen tegen te gaan?
- Welke (juridische) maatregelen zijn en worden er genomen om de verkoop van vervalste geneesmiddelen tegen te gaan?
- Welke partijen zijn daarbij betrokken en hebben daarbij een verantwoordelijkheid?
De dagvoorzitter sluit af met conclusies
Vanaf 12.30 uur Lunch met posterpresentaties van de studenten Farmacie van de Universiteit Utrecht die het keuzevak Forensische Farmacie hebben gevolgd
Atoomstroom is niet 100% CO2-vrij
Vz (toewijzing) RCC 17 april 2012, dossiernr. 2012/00146 (CO2-vrij kernenergie)
Vergelijk RB 1370 en RB 778. De uiting spreekt over "Atoomstroom Kernenergie. Goedkoop en 100% C02-vrij." De klacht gaat over de winning en het transport van de kernbrandstof en het kernafval, welke niet C02-vrij geschiedt.
Adverteerder heeft erkend dat ten onrechte is vermeld dat atoomstroom C02-vrij is.
Aangezien, naar adverteerder zelf ook heeft gesteld, alleen de opwekking van kernenergie C02-vrij is, is de gewraakte mededeling in zijn algemeenheid niet juist.
Gelet hierop is de gewraakte claim, die als Milieuclaim in de zin van artikel 1 van de Milieureclamecode (MRC) dient te worden aangemerkt, te absoluut en is de uiting om die reden in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC.
Zondag 12 cent korting
Vz (toewijzing) RCC 17 april 2012, dossiernr. 2012/00238 (zondag 12 ct. korting op benzines)
Het betreft het bij Pompstation de Haan, aan de Huizingalaan te Eindhoven staande reclamebord met de tekst: “A.s. zondag: 12 cent Korting op benzines”. De korting blijkt echter slechts 3 ct per liter, maar 12 cent ten opzichte van de adviesprijs.
De Voorzitter oordeelt dat uit de tekst de indruk volgt dat de benzine 12 ct goedkoper is dan op andere dagen, echter dat is niet het geval.
Uit de gewraakte tekst krijgt men de indruk dat de benzine de komende zondag 12 cent goedkoper is dan op ander dagen. Dat blijkt niet het geval te zijn. De korting ten opzichte van de op andere dagen geldende benzineprijs is maar 3 cent. De genoemde korting van 12 cent is de korting die geldt ten opzichte van de adviesprijs.
Blijkens het hiervoor overwogene is in de uiting onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Alleen bij de Staatsloterij belastingvrij
CVB 1 mei 2012, dossiernr. 2012/00106 (Alleen bij de Staatsloterij belastingvrij)
In de uiting komt de mededeling 'belastingvrij' voor terwijl de kansspelbelasting, zo luidt het verweer, reeds is ingehouden en afgedragen. Als de Staatsloterij inderdaad de enige kansspelaanbieder zou zijn bij wie geen kansspelbelasting wordt ingehouden, zoals in de reclame wordt gesuggereerd, zou sprake zijn van concurrentievervalsing en schending van regels van mededingingsrechtelijke aard.
De RCC stelt vast dat de gemiddelde consument de mededeling "belastingvrij" begrijpen dat er geen belasting (meer) betaald hoeft te worden en dus geen kansspelbelasting (meer) verschuldigd is; met ontvangt de prijzen netto. Niet weersproken is dat de Staatsloterij als enige adverteert met "belastingvrij". CvB bevestigd dit oordeel.
RCC:'Vast is komen te staan dat over de uit te keren prijs door de Staatsloterij al kansspelbelasting is ingehouden c.q. afgedragen. Dit betekent dat de geafficheerde prijs in zijn geheel wordt uitgekeerd, zonder dat de winnaar daarover nog kansspelbelasting hoeft te betalen. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de mededeling “belastingvrij” in de bestreden uitingen ook in deze zin begrijpen, en wordt niet de (onjuiste) indruk gewekt dat de Staatsloterij geen kansspelbelasting verschuldigd is.
Niet is weersproken dat de Staatsloterij als enige loterij in Nederland ervoor kiest de kansspelbelasting vooraf in te houden c.q. af te dragen, terwijl andere loterijen de winnaars de kansspelbelasting over de gewonnen prijzen laten betalen. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling dat alleen bij de Staatsloterij de prijzen belastingvrij zijn niet onjuist.
CVB: 2. Het College acht het op grond van het voorgaande niet misleidend dat de Staatsloterij in reclame-uitingen de bij haar te winnen prijzen “belastingvrij” noemt. De gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument zal deze mededeling aldus begrijpen, dat men de bij de Staatsloterij te winnen prijzen netto ontvangt, dat wil zeggen zonder dat over die prijzen belasting dient te worden ingehouden en afgedragen. Dit is in overeenstemming met de werkelijkheid zoals de consument die ervaart. Aldus geeft het woord ‘belastingvrij’ de consument niet een onjuist beeld van de in de reclame-uitingen genoemde uit te keren prijzen. Voor zover appellant voorts nog stelt dat het woord ‘belastingvrij’ in combinatie met de naam ‘Staatsloterij’ de indruk wekt dat de consument bij de Staatsloterij voordeliger uit is dan bij andere loterijen, is dit, daargelaten of de consument deze mededeling zal betrekken op andere loterijen, evenmin onjuist te achten, nu alleen de Staatsloterij de in haar reclame-uitingen gepubliceerde prijzen netto aan de consument uitkeert.
CvB bevestigt ontoelaatbaarheid Slankbrood claims
Uitspraak ingezonden door Samantha Brinkhuis en Marjolein Bronneman, De Brauw Blackstone Westbroek.
Reclamerecht. Gezondheidsclaims. Bloem adverteert voor een product genaamd Slankbrood met de uitingen "Slankbrood"; "Eet je slank met Slankbrood" en "Slankbrood versnelt vetafbraak". De RCC volgt de klacht van Stichting NBC zodat de beweringen moeten worden aangemerkt als niet toegestane gezondheidsclaims en ook dat de beweringen misleidend zijn, omdat zij niet wetenschappelijk zijn onderbouwd. (RB 1307).
De RCC oordeelde al dat de klacht van het NBC tegen voornoemde gezondheidsclaims gegrond is, omdat sprake is van strijd met de Verordening (EG) Nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (de Claimsverordening) en misleiding van de consument. In hoger beroep bevestigt het College van Beroep de eerdere beslissing van de RCC op beide gronden.
Het College stelt in haar uitspraak voorop dat de gezondheidsclaims van Bloem in strijd zijn met de Claimsverordening, omdat de voedingsstoffen in het product Slankbrood niet specifiek voor afslanken en/of een versnelde vetafbraak op de Europese artikel 13-lijst staan. Bovendien, zo oordeelt het College, zijn de claims niet als vergelijkbaar aan artikel 13-lijst claims te beschouwen, zodat een beroep op de overgangsregeling niet kan slagen. Het College bevestigt dat
gezondheidsclaims die niet op de artikel 13-lijst staan, verboden zijn. Het College onderschrijft ook dat de uitingen misleidend zijn, aangezien de beweerdelijke afslankende en versneld vetafbrekende werking van het product onvoldoende aannemelijk is.
"5.5 Naar het oordeel van het College is ten aanzien van geen van de door Bloem genoemde nutriënten gebleken dat deze specifiek voor afslanken of versnelde vetafbraak op de artikel 13-lijst staan. (…)
5.6 Voor zover Bloem stelt dat bij de onderhavige claims sprake is van "similar health claims" respectievelijk "voorbeeldbewoordingen", verwerpt het College deze stelling. De gebruikte claims wijken dusdanig af van de hiervoor genoemde vermeldingen, dat zij niet vergelijkbaar aan bedoelde artikel 13-lijst claims zijn te beschouwen. Nu Slankbrood aldus geen nutriënten bevat die op de artikel-13 lijst staan wegens een geclaimde afslankende/versneld vetafbrekende werking, is niet voldaan aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 3 lid 1 aanhef en sub a RVV. De Commissie heeft derhalve terecht geoordeeld dat de gewraakte afslankclaims in strijd met dit artikel zijn. Tevens heeft de Commissie terecht geoordeeld dat Bloem door het voorgaande heeft gehandeld in strijd met artikel 10 lid 1 van de Claimsverordening. Ingevolge laatstgenoemd artikel zijn – voor zover hier relevant – gezondheidsclaims die niet op de artikel 13 lijst staan verboden. Het beroep van Bloem op de overgangsregeling van artikel 28 lid 5 Claimsverordening doet daar niet aan af, reeds omdat de overgangsregeling niet van toepassing is op claims die niet op de artikel 13 lijst staan.
5.8 (…) Naast het feit dat de artikel-13 lijst en de daarmee verband houdende scientific opinions van de EFSA op grond van het voorgaande geen rechtvaardiging kunnen bieden voor het gebruik van de gewraakte claims, heeft Bloem naar het oordeel van het College de gestelde werking ook overigens onvoldoende onderbouwd."
Reclamerecht jurisprudentielunch 2012
De Balie, donderdag 31 mei van 12.00 tot 14.00 uur.
Aangeboden: twee PO-punten voor Advocaten.
Het afgelopen jaar zijn er heel wat interessante uitspraken gewezen rondom het reclamerecht (waaronder wordt verstaan: recht rondom commerciële communicatie).
Tijdens deze bijeenkomst zullen twee ervaren sprekers (Ebba Hoogenraad en professor Jan Kabel) belangrijke en actuele jurisprudentie de revue laten passeren, waarbij zowel Nederlandse uitspraken, zelfregulering en Europese uitspraken rondom commerciële communicatie. In slechts twee uur bent u volledig op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.
Het gaat onder meer over rechtspraak van het HvJ EU en de Consumentenautoriteit over uitverkopen, kredietovereenkomsten en oneerlijke handelspraktijken. Ook over vergelijkende reclame, de ontwikkelingen op het gebied van alcohol, goede smaak en fatsoen & politici en nog veel meer.
Niet vermelden finaniële compensatie en geen gevolgschade
RCC 26 april 2012, dossiernr. 2012/00202 (Transavia.com)
CVB beroep ingetrokken. Op de website van transavia onder veelgestelde vragen is een item opgenomen over vergoedingen bij vluchtvertragingen. Klager meent dat adverteerder, bij vertraging van meer dan 3 uur conform Verordening 261/2004 en HvJ EU Sturgeon-zaak, niet vermeldt dat de reiziger recht heeft op financiële compensatie. Daarbij stelt adverteerder dat de gevolgschade niet wordt vergoed, terwijl daarmee aan rechtspraak LJN BB7472 voorbij wordt gegaan.
De Commissie oordeelt dat essentiële informatie verborgen wordt gehouden voor wat betreft de financiële compensatie. Tot slot oordeelt zij dat een rechter altijd anders kan beslissen voor wat betreft de gevolgschade.
Naar het oordeel van de Commissie wordt in de bestreden uiting de indruk gewekt dat passagiers in geval van vertraging uitsluitend aanspraak kunnen maken op de in die uiting genoemde verzorging c.q. ticketrestitutie, terwijl bovengenoemde beslissing van het Hof van Justitie erop duidt dat men in geval van vertraging van 3 uur of meer onder omstandigheden ook in aanmerking kan komen voor financiële compensatie. Nu niets in de uiting hierop wijst, is deze onvolledig en is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Ad 2. Dat in de uiting staat: “Gevolgschade wordt niet vergoed”, terwijl niet valt uit te sluiten dat een rechter hierover anders zal beslissen, betekent niet dat de uiting op dit punt in strijd met de NRC is.
Weet waar de pijn zit
Vz (afwijzing) RCC 11 april 2012, dossiernr. 2012/00228 (Nurofen)
Klager stelt dat in de uiting wordt gesuggereerd dat het geneesmiddel Nurofen precies daar werkt waar de pijn zich zou bevinden. Het geneesmiddel, met de werkzame stof Ibuprofen verlicht de pijn in zijn algemeenheid en "weet" niet waar de pijn zit.
De Keuringsraad KOAG/KAG heeft laten weten dat de gewraakte uiting ter keuring en toetsing aan de Code voor Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG) is voorgelegd en waarom deze door de Keuringsraad op 2 februari 2012 is voorzien van een KOAG-stempel.
Door de aanmaak van prostaglandinen -die de pijn doen voelen en direct gekoppeld zijn aan de plaats van het trauma en dus daar waar de pijn wordt ervaren- te remmen de pijn gericht wordt verlicht. De gewraakte tekst is derhalve niet misleidend, maar stemt overeen met de farmacologische werking van ibuprofen als prostaglandine remmer.
De voorzitter acht het aannemelijk dat het middel de werking heeft die aan de uiting wordt toegeschreven en wijst de klacht af.
Invoer van tabak
HvJ EU 26 april 2012, zaak C-456/10 (ANET tegen Administración del Estado)
Als randvermelding: Tabak en consumentenbescherming. De nationale regeling die tabakkleinhandelaars verbiedt om tabaksproducten in te voeren is een maatregel van gelijke werking en dus een kwantitatieve beperking. Consumentenbescherming is geen rechtvaardiging voor de verwezenlijking van de aangevoerde doelstellingen.
Artikel 34 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die houders van tabaks- en zegelverkooppunten verbiedt tabaksproducten in te voeren uit andere lidstaten.
Verbodsactie in het algemeen belang
HvJ EU 26 april 2012, zaak C-472/10 (Nemzeti Fogyasztóvédelmi Hatóság tegen Invitel Távközlési Zrt)
Over consumentenovereenkomsten, en verbodsactie in het algemeen belang. oneerlijke bedingen en de eenzijdige wijziging van voorwaarden. In de exacte bewoordingen van het Hof:
1) Het staat aan de verwijzende rechter om, in het kader van een verbodsactie in het algemeen belang die namens de consumenten is ingesteld door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie, gelet op artikel 3, leden 1 en 3, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, het oneerlijke karakter te beoordelen van een beding in de algemene voorwaarden van consumentenovereenkomsten waarin een verkoper in een eenzijdige wijziging voorziet van de met de te verstrekken dienst verbonden kosten zonder duidelijk de wijze van vaststelling van die kosten, noch een geldige reden voor die wijziging te specificeren. In het kader van die beoordeling dient de verwijzende rechter met name na te gaan of, in het licht van alle bedingen in de algemene voorwaarden van de consumentenovereenkomsten waarvan het betrokken beding deel uitmaakt, alsook in het licht van de nationale wettelijke regeling die de rechten en plichten bepaalt welke eventueel bovenop de rechten en plichten in de betrokken algemene voorwaarden gelden, de redenen waarom of de wijze waarop de met de te vestrekken dienst verbonden kosten worden aangepast, op een duidelijke en begrijpelijke manier zijn gespecificeerd en of de consumenten, in voorkomend geval, het recht hebben om de overeenkomst te beëindigen.
2) Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13, juncto artikel 7, leden 1 en 2, van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat:
– het zich er niet tegen verzet dat de vaststelling van de nietigheid van een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden van consumentenovereenkomsten in het kader van een in artikel 7 van de genoemde richtlijn bedoelde verbodsactie in het algemeen belang, die namens de consumenten door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie tegen een verkoper is ingesteld, overeenkomstig de genoemde regeling gevolgen heeft ten aanzien van alle consumenten die een overeenkomst met de betrokken verkoper hebben gesloten waarop dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn, daaronder begrepen de consumenten die geen partij waren bij de verbodsactie;
– wanneer het oneerlijke karakter van een beding in de algemene voorwaarden van overeenkomsten is erkend in het kader van een dergelijke procedure, de nationale rechter daaruit, ook in de toekomst, ambtshalve alle door het nationale recht bepaalde consequenties dient te trekken opdat dit beding de consumenten die een overeenkomst met de betrokken verkoper hebben gesloten waarop dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn, niet bindt.