RB
RB 3838
10 juni 2024
Artikel

Laatste plekken voor de Actualiteitenlunch Reclamerecht

 
RB 3837
3 juni 2024
Artikel

Vacature Simmons & Simmons: Advocaat-stagiaire IP / Life Sciences

 
RB 3836
31 mei 2024
Artikel

Pinsent Masons Amsterdam zoekt voor haar octrooi- en Life Sciences team junior en senior advocaat-medewerkers

 
RB 1250

Correctie accorderen

Kantonrechter Rechtbank Haarlem 21 december 2011, LJN BV0430 (Dutch Windmill Publishers tegen gedaagde h.o.d.n. X)

Wilsgebrek, overeenkomst nietig. De door Windmill aan gedaagde gestuurde advertentie is zowel qua tekst als qua lay-out identiek aan de advertentie die gedaagde bij A3 uitgevers had besteld, behoudens de laatste twee cijfers van zijn telefoonnummer. Mede om die reden verkeerde gedaagde in de veronderstelling dat Windmill namens A3 uitgevers belde. Windmill heeft gedaagde slechts voorgehouden dat er een fout was geslopen in de advertentietekst en dat gedaagde een correctie daarvan moest accorderen. Onder deze omstandigheden mocht Windmill er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat gedaagde daadwerkelijk de bedoeling had om een advertentieovereenkomst te sluiten.

 

3.  Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat Windmill telefonisch contact met hem heeft opgenomen en dat zij tegen hem heeft gezegd dat ze had ontdekt dat er een fout telefoonnummer in de advertentietekst stond. Daarop heeft Windmill [gedaagde] verzocht om wijziging van het telefoonnummer te accorderen onder vermelding van het referentienummer. Als bijlage bij die betreffende mail heeft Windmill een opdrachtbevestiging met referentienummer KV-1006285 meegestuurd met daarop afgebeeld de advertentie zoals door Windmill in het geding is gebracht, aldus nog steeds [gedaagde].
4.  [gedaagde] heeft ter zitting verder verklaard dat de door Windmill meegestuurde advertentie zowel qua tekst als qua lay-out identiek is aan de advertentie die hij bij A3 uitgevers had besteld, behoudens de laatste twee cijfers van zijn telefoonnummer, en dat hij mede om die reden in de veronderstelling verkeerde dat Windmill namens A3 uitgevers belde. Ook de omstandigheid dat hij, anders dan met A3 uitgevers, met Windmill geen overleg heeft gehad over de vormgeving van de advertentie, de frequentie en de verspreiding ervan, hebben er volgens [gedaagde] toe geleid dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat Windmill een nieuwe, van A3 uitgevers losstaande advertentieovereenkomst met hem wilde sluiten.

5.  Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat het, gezien de aard van zijn onderneming en het beschikbare budget, nooit zijn bedoeling is geweest om in te stemmen met een frequentie van zes keer en de daarmee gemoeide kosten. [gedaagde] was, naar eigen zeggen, in de veronderstelling dat het ging om een eenmalige uitgave van ongeveer € 200,00.
RB 1249

Erfgoedlabel en bescherming minderjarigen

Verslag van een schriftelijk overleg 23 december 2011, Kamerstukken II 21 501-34, nr. 178.

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over o.a. de invoering van een erfgoedlabel (links de bestaande Vlaamse variant) en de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de aanbieding van het verslag van de Informele Ministersbijeenkomst over Cultuur en Audiovisuele Zaken van 9 september jl. in Wroclaw in Polen (hier), hieronder wat relevante citaten (p. 6 vragen over het erfgoedlabel, p.6-7 vragen over bescherming minderjarige).

p. 6. Erfgoed label:
Europese Jury voor het Europees Erfgoedlabel De leden van de VVD-fractie vinden het beheer van erfgoed een belang-rijke taak van de overheid. Echter, een Erfgoedlabel en het instellen van een jury lijkt eerder op een bureaucratisch symbool dan op concrete doelstellingen en instrumenten. Hoe ziet het kabinet dit, zo vragen de leden.

 

Bescherming van minderjarigen
In reactie op de vraag van de VDD-fractie over de mogelijkheid voor een kijkwijzer en inzet van Nederland aangaande dit agendapunt nader toe te lichten, wijst de minister er op dat het gebruik van een «kijkwijzer» op internet in feite al binnen de EU al geregels is via de richtlijn voor audiovisuele mediadiensten van 2007. De hieraan verbonden regels gelden voor alle audiovisuele mediadiensten, of ze nu in de ether, op de kabel of via internet worden verspreid.

 

Alle aanbieders die lineair televisieprogramma’s of films uitzenden, moeten deze voorzien van informatie en een leeftijdsaanduiding zodat kinderen en hun ouders kunnen oordelen over de mogelijke schadelijkheid. Bovendien moeten omroepen bij de keuze van uitzendtijden de leeftijdsgrenzen in acht nemen en mogen bioscopen en videohandel aan kinderen geen toegang geven tot films die volgens de classificatie schadelijk worden geacht voor kinderen tot 16 jaar.

Voor «on demand» audiovisuele diensten – televisie of films die mensen kunnen opvragen, ook op internet – geldt een lichter regime. Hiervoor is classificatie niet verplicht en gelden er geen uitzendtijden. Wel moeten «on demand» films of programma’s die kinderen ernstige schade kunnen berokkenen door technische middelen zijn afgeschermd. De Kijkwijzer berust in Nederland op co-regulering: de branche is verantwoordelijk voor classificatie via het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM), wetgeving stelt daarmee verbonden minimum eisen, aldus de minister.

Voor de classificatie van computerspellen – offline en online – is op basis van de Kijkwijzer een speciaal Europees classificatiesysteem ontwikkeld: PEGI. Dit wordt op vrijwillige basis door de meeste bedrijven in de computerspelbranche gebruikt, ook in Nederland. Classificatiesystemen zoals de Kijkwijzer laten zich niet vertalen naar alles wat kinderen op internet tegenkomen. De raadsconclusies richten zich vooral ook op andere zaken, zoals de verdere ontwikkeling van software voor het filteren of blokkeren van websites en digitale diensten, leeftijdsverificatie voor toegang tot websites of diensten en het standaard afschermen van profielen van minderjarigen op sociale netwerksites.

Bij de voorbereiding van de raadsconclusies heeft Nederland enkele redactionele voorstellen gedaan. Deze voorstellen zijn overgenomen en Nederland kon tijdens de Raad zonder interventie instemmen met de raadsconclusies. Afgezien van de bestrijding van illegale praktijken (zoals kinderporno op internet) door politie en justitie en bovengenoemde co-regulering voor audiovisuele media, zetten de raadsconclusies net als het beleid in Nederland in op voorlichting voor kinderen en ouders (mediawijsheid), zelfregulering door het bedrijfsleven en afspraken tussen overheden en bedrijfsleven. De raadsconclusies zijn overigens niet bindend en respecteren verschillen van aanpak tussen lidstaten, zo benadrukt de minister.

Ingaand op de vragen van de SP-fractie over mediawijsheid onder kinderen en de bescherming van audiovisuele diensten op basis van voorwaardelijke toegang, zet de minister uiteen dat alle lidstaten de EU richtlijn voor audiovisuele mediadiensten vertaald hebben in hun eigen nationale wetgeving. Omdat de richtlijn kaderstellend is, kan de precieze uitwerking per land verschillen. De Europese Commissie houdt toezicht op een juiste implementatie en op naleving van de EU richtlijn.

Ook de conventie van de Raad van Europa uit 2003 over bescherming van audiovisuele diensten op basis van voorwaardelijke toegang is kaderstellend, evenals de oudere en vrijwel gelijkluidende EU richtlijn uit 1998 over hetzelfde onderwerp. De Nederlandse wetgeving is in overeenstemming met zowel de conventie als de EU richtlijn.

Voor mediawijsheid bestaat in Nederland sinds 2009 een mediawijsheid expertisecentrum, het zogeheten «mediawijzer.net». Inmiddels zijn ruim 500 partijen bij dit netwerk aangesloten. De minister licht toe dat uit de mediabegroting tot 2014 subsidie (2 miljoen euro per jaar) beschikbaar wordt gesteld voor het mediawijsheid expertisecentrum. Doel is om mediawijsheid te verankeren in de activiteiten van scholen, bibliotheken, media en maatschappelijke organisaties.

RB 1248

Kruiwagens en elektrische fietsen

Vzr. Rechtbank Roermond 5 januari 2012, KG ZA 11-250 (Van Cranenbroek tegen Itek)

Met dank aan Laurens Thissen, Adelmeijer Hoyng Advocaten.

Misleidende mededeling. Van Cranenbroek houdt zich bezig met de verkoop van een divers assortiment voor tuininrichting en -onderhoud en sindskort ook elektrische fietsen. Itek biedt fietsen en sindskort tuin- en sportartikelen aan in Nederland en België.

In dit kort geding over misleidende mededelingen is de vraag aan de orde of gedaagde ITEK (voldoende) kruiwagens en electrische fietsen in voorraad had waarmee ITEK in haar folder had geadverteerd. Vorderingen tot o.a. verbod en rectificatie worden afgewezen.


Kruiwagens:

4.7 De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van het vorenstaande vooreerst dat Itek niet heeft aangeboden een Fort maïskruiwagen, maar een mäiskruiwagen van 170 liter met een polyethyleen bak en een gegalvaniseerd onderstel. Het mag zo zijn dat de bij de advertentie geplaatste foto identiek is aan de (eerder door Van Cranenbroek aangeboden) maïskruiwagen van het merk Fort, maar uit dat enkele feit kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet afgeleid worden dat de aanbieding enkel om die reden betrekking had op een Fort  kruiwagen: niet aannemelijk is dat bij het publiek door de foto in de folder de indruk werd gewekt dat de advertentie betrekking had op een kruiwagen van dat specifieke merk. Dit klemt te meer nu er geen (herkenbare) merktekens op de foto van de kruiwagen zichtbaar zijn. Dat er sprake zou zijn van een zogenaamd "lokkertje", waarbij wordt geadverteerd met een merkproduct dat niet in voorraad is, zoals Van Cranenbroek lijkt te suggeren, acht de voorzieningenrechter dan ook niet aannemelijk. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de stelling van Van Cranenbroek, die erop neerkomt dat Itek heeft geadverteerd met een (hoogwaardig) product zonder dat product op voorraad te hebben of zelfs te kunnen leveren.


4.8. Door Itek is verder, met stukken onderbouwd, gesteld dat zij de kruiwagen waarmee zij heeft geadverteerd ook op voorraad had. (...) Dat aan de door Van Cranenbroek ingeschakelde proefaankopers, waaronder een deurwaarder, kennelijk kruiwagens zijn verkocht die niet voldeden aan de in de advertentie genoemde specififcaties doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan het vorenstaand niets af: uit de proefaankopen volgt immers niet dat, indien de kopers daar uitdrukkelijk op gestaan hadden, aan hen (zo nodig met een leveringstermijn) geen maïskruiwagen met een gegalvaniseerd onderstel geleverd had kunnen worden.


Elektrische fietsen

4.9. Ten aanzien van de elektrische fietsen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Uit de door Van Cranenbroek in het geding gebrachte reclamefolders van Itek volgt dat door Itek elektrische fietsen van specifieke merken en types worden aangeboden voor een daarbij expliciet vermelde prijs. Verder staat in de eerste advertentie vermeld: "we hebben al 28 inch elektrische fietsen met Shimano Nexave 7 versnellingen vanaf €550,-" en in de tweede advertentie "Er is al een 28 inch elektrische fiets vanaf €50,=". Bi jdeze aanbieding wordt, afgezien van de maat van de fiets en in de eerste advertentie het merk en type van de versnelling, geen enkele nadere specificatie vermeld. Deze advertenties kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument tot wie de advertentie zich richt of die zij bereikt weinig anders opgevat worden als een - algemene - mededeling van Itek dat de allergoedkoopste nieuwe elektrische fiets van 28 insch die zij in vestigingen verkoopt, €550,= kost. uit hetgeen door Van Cranenbroek is aangevoerd, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet afgeleid worden dat deze mededeling onjuist en derhalve misleidend is, mede gelet op de - onweersproken - stelling van Itek dat zij niet alleen de nieuwste modellen, maar ook overjarige modellen verkoopt. Dat Itek, indien klanten haar vragen  om een fiets van €50,=, die fiets niet aanprijst maar uitdrukkelijk wijst op nieuwere - en waarschijnlijk betere maar in elk geval duurdere - fietsen maakt het vorenstaande niet anders, nu daaruit niet volgt dat Itek geen nieuwe fiets voor €550,= zou kunnen leveren. Dit klemt te meer nu uit de op initiatief van Van Cranenbroek plaatsgehad hebbende proefaankopen blijkt dat een dergelijke fiets - zij het met inachtneming van een levertijd - ook daadwerkelijk aan een der proefaankopers gelever kon worden.

RB 1247

Windkrachtkorting kansspel?

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00991 (Windkracht korting / Energierekening/kansspel eneco windkrachtkorting kansspel)

Er wordt een korting aangeboden die volledig afhankelijk is van zaken die buiten eenieders invloed liggen. Daarmee is in feite sprake van een kansspel. Klager is van mening dat een energierekening en een kansspel ‘niet passen’. Voorts wordt in de uiting niet meegedeeld dat sprake is van een kansspel, waarover wellicht kansspelbelasting zal zijn verschuldigd.

Adverteerder heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de Commissie niet bevoegd is om een oordeel te geven met betrekking tot de onderhavige klacht nu het buiten haar taakstelling zou vallen te oordelen of een uiting al dan niet strijdig is met de Wet op de Kansspelen. Naar het oordeel van de Commissie kan de onderhavige actie, waarbij iedere klant een ‘windkrachtkorting’ krijgt waarbij de hoogte van die korting afhankelijk is van de windkracht, niet worden beschouwd als een kansspel in de zin van de Wet op de kansspelen.

De bevoegdheid van de Commissie berust op haar vrijheid haar oordeel te geven over iedere openbare aanprijzing van goederen, diensten of denkbeelden. Eenieder die meent dat een uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code, kan bij de Commissie een klacht indienen. De Commissie is derhalve bevoegd om de reclame-uitingen van adverteerder te beoordelen, op basis van de bezwaren van klager, ook voor zover de klacht impliceert dat de uiting aan de wet moet worden getoetst, waarbij de Commissie verwijst naar artikel 2 NRC.

De inhoud van de klacht vat de Commissie aldus op dat klager van mening is dat sprake is van strijd met artikel 1 sub a van de Wet op de kansspelen, waarin is bepaald dat het verboden is om gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend.
 
Naar het oordeel van de Commissie kan de onderhavige actie, waarbij iedere klant een ‘windkrachtkorting’ krijgt waarbij de hoogte van die korting afhankelijk is van de windkracht, niet worden beschouwd als een kansspel in de zin van de Wet op de kansspelen. Meer in het bijzonder doet zich niet de situatie voor dat sprake is van het meedingen naar een prijs of premie. Derhalve kan de klacht niet slagen.

RB 1246

Proefstuderen met oud lesmateriaal

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/01024 (LOI Proefstuderen oud lesmateriaal)

Klager voert aan dat, in tegenspraak met bovenstaande zinsneden in de brochure, het lesmateriaal gedateerd is en - voor de doorsnee cursist niet duidelijke - fouten bevat, de persoonlijke begeleiding louter via internet geschiedt en de kennis van de docenten niet up-to-date is.

Naar het oordeel van de Commissie leidt het gegeven dat het lesmateriaal van deze cursus niet geheel up-to-date is er echter niet toe dat de brochure die betrekking heeft op het gehele cursusaanbod van LOI om die reden als misleidend moet worden beschouwd. De Commissie overweegt daartoe, aan de hand van de onder “De klacht” weergegeven bestreden tekstgedeeltes, het navolgende.

Waar in de brochure wordt gesproken over de kwaliteit van het lesmateriaal en de opleidingen wordt de overtuiging van LOI over de kwaliteit in algemene zin van het cursusaanbod weergegeven, wat niet ontoelaatbaar is. Niet is gesteld of gebleken dat de kwaliteit van het LOI cursusmateriaal in het algemeen onvoldoende is.
Met betrekking tot de bestreden zinsnede dat LOI “meer dan enig ander instituut tijd en moeite (steekt) in de ontwikkeling van het lesmateriaal”, in de brochure gevolgd door de tekst “en de digitale leeromgeving”, overweegt de Commissie dat zij de juistheid van deze mededeling, mede gelet op de context, voldoende aannemelijk acht geworden.
De klacht dat LOI ten onrechte stelt “de beste docenten” te selecteren treft geen doel, nu bij de aanduiding “beste” kennelijk sprake is van enige in reclame gebruikelijke overdrijving. Daarbij speelt een rol dat “de beste docenten” geen concreet en meetbaar gegeven is.
De Commissie acht het niet onjuist de begeleiding door docenten die via internet plaatsvindt aan te duiden als “persoonlijke begeleiding”.
Ten slotte geeft de mededeling “…een boeiende opleiding, waar u ook na afloop veel aan zult hebben” naar het oordeel van de Commissie de verwachting van LOI weer en bevat deze geen “garantie”.

RB 1245

Overzicht december 2011

Faits divers. Het afgelopen jaar is er veel gepubliceerd, een aantal uitspraken hebben geen individuele vermelding op deze website gekregen en worden in een overzicht weergegeven: vandaag december 2011:

Vz toewijzing (VT) 14 december 2011, dossiernr. 2011/01029 (Clubkappers prijs)

Klaagster heeft op 20 oktober 2011 gebruik willen maken van de actie “Haarkleuren: € 11,50 all-in”. Adverteerder heeft meegedeeld dat “vanaf september 2011 de actievoorwaarden verscherpt zijn”, zodat klaagster in oktober niet van deze actie gebruik heeft kunnen maken. Als erkend is echter komen vast te staan dat op de bestreden flyer betreffende de actie “Haarkleuren: € 11,50 all-in” geen einddatum van de actie is vermeld. Bovendien is niet weersproken dat deze actie op het moment dat klaagster daarvan gebruik wilde maken nog op de website van adverteerder werd vermeld. Klaagster mocht er daarom op vertrouwen dat de actieprijs voor haarkleuren € 11,50 all-in bedroeg.

RCC 14 december 2011, dossiernr. 2011/01027 (National Express East Anglia Journey time from 35 min Stansted Airport to London)

Naar het oordeel van de Commissie wekt de bestreden uiting door de afbeelding van enkele kenmerkende bezienswaardigheden die zich in het centrum van Londen bevinden bij de gemiddelde reiziger de indruk dat met “the fastest way between Stansted Airport & London” wordt gedoeld op een treinverbinding met het centrum van Londen. In werkelijkheid betreft de aanbieding een treinreis tot Tottenham Hale, een station buiten het centrum van Londen. Dit valt uit de uiting niet op te maken. Als erkend is komen vast te staan dat de reisduur van Stansted Airport naar het centrum van Londen minimaal 46 minuten bedraagt. De mededeling “Journey time from 35 minutes” is daarom niet juist, nu deze reistijd in geen geval mogelijk is gerekend tot het centrum van Londen.
 
Gelet op het vorenstaande wordt in de bestreden uiting onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de bestreden uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RCC 15 december 2011, dossiernr. 2011/01139 (Opel Nederland van 0 tot 100 km in 9 sec. Topsnelheid 160 km p/u)

1.    een uiting betreffende de Opel Ampera op de website www.opel-ampera.com, met als kop “Het pure genot van elektrische aandrijving”.
2.    een (aankondiging van een) persbericht betreffende de concept-car RAK e op de website www.opel.nl, met als kop “Elektrische lichtgewicht, de ‘One Euro Car’”.

Ad uiting 1.
Naar het oordeel van de Commissie betreft deze uiting niet een louter informatief artikel, maar heeft de uiting door vormgeving en woordgebruik een onmiskenbaar aanprijzend karakter voor de Opel Ampera, zodat sprake is van reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Krachtens artikel 1 CVP is het niet toegestaan in reclame-uitingen snelheid, acceleratie en motorvermogen als verkoopbevorderend argument te gebruiken. Nu in de onder “De klacht” aangehaalde tekstgedeelten de snelheid en het acceleratie- en motorvermogen van de Opel Ampera wel als aanprijzende en verkoopbevorderende argumenten zijn gebruikt, heeft adverteerder bij deze uiting in strijd met het bepaalde in artikel 1 CVP gehandeld.

De Commissie beschouwt klagers verzoek om een “openbare aanbeveling” als een verzoek om de uitspraak bekend te maken onder een breed publiek, waartoe zij de mogelijkheid heeft op grond van artikel 17 onder h van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep. De Commissie ziet hiervoor in het onderhavige geval echter geen aanleiding.
 
Ad uiting 2.
De Commissie is van oordeel dat deze uiting aangemerkt dient te worden als reclame in de zin van artikel 1 NRC, nu het persbericht betreffende de concept-car kan worden beschouwd als een openbare aanprijzing door of ten behoeve van adverteerder voor Opel in het algemeen en de technologische ontwikkelingen bij Opel. Nu de uiting betrekking heeft op een prototype auto dat niet op de markt is, kan niet worden geoordeeld dat de mededelingen  “100 kilometer voor één euro” en “een topsnelheid van 120 km/u” als verkoopbevorderend argument worden gebruikt als bedoeld in artikel 1 CVP.
Anders dan klager meent de Commissie dat 16-jarigen niet de specifieke doelgroep van dit persbericht zijn of dat de uiting voor hen onduidelijk is.
 
Gelet op het vorenstaande wordt de tegen uiting 2 gerichte klacht afgewezen.

CVB Afwijzing vernietigd gedeeltelijk, 21 december 2011, dossiernr. 00618 (Yarden -telefonische benadering / -ongewenste e-mail)

1.    Het betreft een aan klager geadresseerde e-mail van adverteerder.
2.    Voorts maakt klager bezwaar tegen een telefonische benadering door of namens adverteerder.

Vernietigt de bestreden beslissing voor zover de Commissie de klacht met betrek­king tot de Code Telemarketing heeft afgewezen. Het College acht het feit dat ap­pellant in 2011 door of namens Yarden is gebeld in strijd met artikel 10 lid 1 CTM en beveelt Yarden aan om niet meer op een dergelijke wijze appellant te benaderen.

VT 8 december 2011, 2011/01121 (Tele2; Blackberry Bold 300 belminuten)

Het betreft de website www.tele2.nl voor zover het betreft de aanbieding van een BlackBerry Bold 9780 Zwart in combinatie met onder meer de mededeling “300 bel­minuten”.
 
Klager stelt, kort samengevat, dat bij het bestellen van het in de uiting bedoelde toestel bleek dat hij geen 300 maar slechts 200 belminuten kreeg. Adverteerder weigert het toestel con­form de uiting te leveren.

Er is sprake van een zetfout. Adverteerder heeft deze fout direct na constatering hersteld.

Adverteerder stelt op zichzelf genomen terecht dat in het bestelproces wel de juiste infor­ma­tie over het aantal belminuten wordt gegeven, te weten dat het om 200 belminuten gaat. De voorzitter acht het evenwel aannemelijk dat de gemiddelde consument door de tegenstrijdige informatie op de website over het aantal belminuten in verwarring kan worden gebracht, nu niet zonder meer duidelijk is van welke informatie dient te worden uitgaan.
 
Blijkens het voorgaande is geen dui­delijke en ondubbelzinnige informatie verstrekt over een van de voornaamste kenmerken van het product, te weten de uitvoering, als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Neder­land­se Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oor­deel dat de gemiddelde con­sument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RCC 9 december 2011, dossiernr. 2011/01053 (My Peugeot Card €39 p/j (excl.voor controle 19 euro) kosten verplichte technische inspectie niet vermeld)

Vast is komen te staan dat één van de voorwaarden voor de aanschaf van de MyPeugeot Card een technische inspectie van de auto is. Dit betekent dat alleen in het geval dat de card direct na het uitvoeren van een gratis technische controle wordt aangevraagd, de card voor het in de uiting genoemde bedrag van € 39,- verkregen kan worden. Er zal derhalve altijd sprake zijn van meer kosten indien voor de verplichte controle voorafgaand aan de aanvraag van de card moet worden betaald.
 
Gelet op het vorenstaande wordt in de bestreden uiting te laat essentiële informatie verstrekt die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit te nemen over een transactie, in dit geval de aanschaf van de MyPeugeot Card, als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie van oordeel is dat de uiting de gemiddelde consument  ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht zij de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00944 (Team Alert "Hoe berijd jij haar", goede smaak en fatsoen)
RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00944A (Team Alert (met eronder de logo's van ANWB rijopleiding en Yamaha) "Hoe berijd jij haar", goede smaak en fatsoen)

Het betreft een uiting in de vorm van een poster op (middelbare) scholen en op de website www.berijdmezacht.nl waarin onder de foto’s van 2 scooters met als bestuurder een jongen en achterop een meisje en daaronder de aan te vinken hokjes “Wel relaxt” respectievelijk “Niet relaxt” het silhouet van een meisje is te zien met daarnaast de tekst:   “HOE BERIJD JIJ HAAR?” en onder het silhouet “BERIJD ME ZACHT…”, gevolgd door WWW.BERIJDMEZACHT.NL.

In de uiting worden meisjes afgeschilderd als “domme seks objecten”. Natuurlijk is “Hoe berijd jij haar?” een taalgrapje dat ook kan slaan op het gebruik van je scooter, maar “de seksistische onderlaag van de slogan” wordt zeer benadrukt.
De uiting is in strijd met de goede smaak en het fatsoen.
 
Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. In de onderhavige uiting wordt onder meer het denkbeeld tot uitdrukking gebracht dat men er goed aan doet voorzichtig te rijden met een scooter. Daarbij is het woord “berijden” -mede gezien het silhouet van een naakt meisje- duidelijk op dubbelzinnige wijze gebruikt, maar dat betekent niet dat de Commissie de uiting in haar geheel beschouwd van dien aard acht, dat de Nederlandse Reclame Code wordt  overtreden. Dat niet iedereen de uiting zal waarderen, leidt niet tot een ander oordeel.

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00980 (Lancia Belastingvrij BTW BPM)

Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument begrijpen dat in de onderhavige reclame-uiting met een ‘belastingvrije’ auto wordt bedoeld dat over de auto geen BPM (Belasting van personenauto's en motorrijwielen) wordt geheven. Inmiddels moet het begrip ‘belastingvrij’ in reclame-uitingen voor auto’s aldus worden opgevat dat dit gebruikt wordt om aan te duiden dat geen BPM is verschuldigd. Aldus zal het besluit van de gemiddelde consument om de bewuste auto te kopen niet worden beïnvloed door het feit dat in de uiting niet met zoveel woorden wordt gezegd dat wel een andere belasting, te weten BTW, wordt berekend. Gelet op het voorgaande is geen sprake van misleidende reclame in de zin van de Nederlandse Reclame Code en beslist de Commissie als volgt.

RCC 5 december 2011, dossiernr. 2011/00972 (ATP toeslagen inclusief optionele kosten creditcard)

Uit het door adverteerder aangevoerde en de daarbij overgelegde stukken blijkt dat, zoals in de uiting wordt gesteld, na het tonen van de totaalprijs daarbovenop geen toeslagen in rekening worden gebracht. De door klager genoemde reserveringskosten zijn bij deze totaalprijs inbegrepen.
Voor wat betreft de kosten voor het betalen per creditcard kan naar het oordeel van de Commissie, nu het optionele kosten betreffen, worden volstaan met het noemen daarvan onder het getoonde betaalbedrag, zoals in deze uiting het geval is.
 
Gelet op het voorgaande treft de klacht geen doel.

RCC 5 december 2011, dossiernr. 2011/00964 (Ziggo tv gemist geen suggestie gratis)

Met TV Gemist bekijk je gemiste programma’s van onder andere de 10 best bekeken Nederlandse zenders. Sinds 1 september 2011 heeft klager ‘Interactieve Televisie’ van Ziggo. Sinds 1 oktober 2011 moet men voor bijna alle programma’s van RTL betalen. Om uitzending gemist te kunnen bekijken dient men een interactieve recorder aan te schaffen van € 199,-.

In de bestreden uiting worden de pluspunten genoemd van ‘TV gemist’, waaronder het voordeel dat men ‘niet meer achter de computer hoeft te kruipen’ om gemiste programma’s te bekijken. Niet wordt in de uiting gesteld dat het bekijken van de gemiste programma’s gratis is. Dat, naar uit informatie elders op de website blijkt, aan het terugkijken van sommige programma’s - naast de kosten van de aangeschafte decoder - kosten zijn verbonden, heeft derhalve niet tot gevolg dat de reclame misleidend is.

RCC 5 december 2011, dossiernr. 2011/00981 (Mazda Nederland extra inruilvoordeel aangetoond)

Adverteerder heeft, tegenover het door klager aangevoerde, voldoende aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk sprake is van € 3000,- extra inruilpremie, zoals in de uiting wordt beloofd.
In de actievoorwaarden, die in de uiting staan, staat duidelijk dat de inruilpremie is gebaseerd op de ‘Autotelex koerslijst handelswaarde’. In de door adverteerder overgelegde koerslijst staat dat de ‘Handelswaarde’ van de door klager in te ruilen auto € 15.283 bedraagt. Uit de overgelegde offerte blijkt dat, naast een inruilbedrag van € 16.500,-, tevens
€ 3000,- (extra) van de totaalprijs van de nieuwe auto in aftrek is genomen.
 
Gelet op het voorgaande acht de Commissie de klacht ongegrond.

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00906 (Ere Divisie Live "ik heb het")

Slogan. Auteursrecht. Kunst. Het betreft het gebruik van de woorden “Ik heb het” door Eredivisie Live, die te zien zijn op billboards in voetbalstadions en tijdens uitzendingen van NOS Studio Sport en die gezegd  worden door bekende voetballers in het filmpje “The making of…Ik heb het!” op You Tube.

Eredivisie Live maakt zonder toestemming en vergoeding gebruik van de slogan “Ik heb het”, welke woorden al jaren op klagers website www.pauluskunstje.nl staan en de naam vormen van een door klager gemaakt schilderij. De voorzitter heeft de klacht niet in behandeling genomen omdat het niet duidelijk is welke rechten zijn geschonden. Klacht wordt afgewezen

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/01001 (t-mobile bestaande klant duurder rekenfout)

Klager stelt dat hij, indien hij ingaat op de aanbieding voor nieuwe klanten, aldus ruim
€ 30,- meer betaalt dan wanneer hij gebruik maakt van de standaard aanbieding.
Echter nu adverteerder heeft aangetoond dat de abonnementskosten voor een nieuwe klant in het tweede jaar € 37,50 per maand zijn en niet, zoals in de berekening van klager, € 25,- per maand, is niet gebleken dat nieuwe klanten voor wat betreft de onderhavige actie meer voordeel genieten dan vaste T-Mobile klanten. In plaats daarvan dient te worden aangenomen dat nieuwe klanten per saldo meer betalen dan vaste klanten. Gelet hierop treft de klacht geen doel.

Tussenbeslissing RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/01086 (SOS arts/huisarts komt weer bij u thuis; verwarring zorg SOS-arts/h.artsenzorg SOS arts geen huisarts; klachtengeld)

Namens adverteerder heeft A. Verhoeven bij e-mail van 17 november 2011 op de klacht gereageerd en daarbij onder meer gesteld dat klager het doet voorkomen de klacht te hebben ingediend als particulier, maar blijkens de extensie van zijn e-mailadres (spoedpost.nu) werkzaam is in de gezondheidszorg en daarom tot een concurrerende partij gerekend moet worden.

Klager heeft meegedeeld werkzaam te zijn als directeur van een huisartsenpost. De voorzitter ziet hierin voldoende aanleiding om klager, wiens klacht is gericht tegen de mededeling in de reclame-uiting van SOS-arts dat de huisarts weer aan huis komt, niet als particulier te zien. Het gegeven dat klager werkzaam is in het zuiden van het land, terwijl de SOS-arts op dit moment alleen werkzaam is in de regio Amsterdam, doet hieraan niet af.
 
Op grond van het voorgaande is de klacht ingediend in het belang van de uitoefening van een bedrijf of beroep als bedoeld in artikel 9 lid 1 onder b van het Reglement, en dat het bepaalde in artikel 28 lid 2 van het Reglement van toepassing is. Dit brengt mee dat klager klachtengeld verschuldigd is.
 
De voorzitter bepaalt dat klachtengeld ad € 1.000 verschuldigd is. Het klachtengeld dient binnen 14 dagen na dagtekening van deze beslissing in het bezit te zijn van de Stichting Reclame Code.

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00921 (rtl 7 Promo schatjes - Nicam na 20.00 uur)

Bezwaar tegen beelden waarin -naar klaagster stelt- “de dochter des huizes onder de douche staat met een man achter haar die haar borsten betast”.
 
De Commissie vat de klacht op in die zin dat de uiting in strijd is met de goede smaak, het fatsoen en/of de goede zeden. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) die criteria, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan.
De onderhavige promo toont kort de beelden van een meisje onder de douche, waarbij een hand onder haar rechterborst wordt gehouden. De Commissie acht deze beelden niet van dien aard, dat de bestreden promo, in haar geheel beschouwd, in strijd met de Nederlandse Reclame Code is. Dat niet iedereen de uiting zal waarderen, leidt niet tot een ander oordeel.

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00882 (Renault Nederland condoom getoond aardbeiensmaak tijdstip)

Gelet op het subjectieve karakter van deze criteria, stelt de Commissie zich, bij de beoordeling of een uiting daarmee in strijd is, terughoudend op. Met inachtneming van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de grenzen van het toelaatbare in dit geval niet zijn overschreden, ook niet voor zover de tv-commercial is uitgezonden op tijdstippen dat kinderen naar de televisie kijken.
 
De commercial is kennelijk humoristisch bedoeld. Er worden geen expliciet seksueel getinte beelden getoond en voor de (zeer) jeugdige kijker zal niet duidelijk zijn dat hiernaar een toespeling wordt gemaakt.  
Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de com­mer­cial de grenzen van het toe­laatbare niet te buiten gaat. Dat een commercial van deze aard niet door een ieder zal worden gewaardeerd, leidt niet tot een ander oordeel.
 
De Commissie is van oordeel dat de uiting evenmin in strijd is met de waarheid, nu de zinsnede ‘houd je jong’ niet letterlijk opgevat moet worden. Ook is de uiting niet strijdig met artikel 1 CVP is, nu de snelheid niet als verkoopbevorderend argument wordt gebruikt.

RB 1244

Up to 3 home PC's

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00969(Best2Serve Protection for up to 3 home PC's)

Volgens de uiting biedt Norton Internet Security 2011 “Protection for up to 3 home PC’s”. Klager kon het programma echter op slechts één computer downloaden. De uiting is daarom misleidend. Per abuis een foutieve NIS-code toegezonden, dit is met een gepast oplossing verholpen (aankoopbedrag overmaken).
 
Het verweer 
Klager heeft op 24 mei 2010 via het Portugese call center van HP een bestelling geplaatst voor Norton Internet Security (NIS) 2011. Via Best2Serve worden alleen NIS-codes verkocht die voor drie verschillende computers gebruikt kunnen worden. Klager is per abuis een NIS-code toegezonden die slechts op één computer gebruikt kan worden omdat Best2Serve van de leverancier ten onrechte een aantal van dergelijke NIS-codes heeft ontvangen. Zodra klager heeft gemeld een verkeerde NIS-code te hebben ontvangen, is besloten hem het aankoopbedrag terug te betalen. Helaas blijkt een en ander niet goed te zijn gegaan en is de klacht gesloten zonder dat klager daadwerkelijk een gepaste oplossing is geboden. Adverteerder zal het aankoopbedrag alsnog naar de rekening van klager overmaken en klager daarover informeren.

Overigens stelt Best2Serve zich op het standpunt dat het toezenden aan klager van een NIS-code  die slechts op één computer te gebruiken is op een incidentele fout berust. De bestreden advertentie is niet misleidend.
 
Het oordeel van de Commissie
 
Niet is weersproken dat adverteerder in het algemeen de in de reclame-uiting beloofde NIS-codes verkoopt die geschikt zijn voor gebruik op drie computers en dat klager - mede als gevolg van een fout van de leverancier - per abuis een NIS-code is toegestuurd die slechts op één computer gebruikt kan worden. De Commissie acht voldoende aannemelijk geworden dat hierbij sprake is van een incidentele fout, die niet leidt tot het oordeel dat de bestreden uiting misleidend is. De klacht wordt daarom afgewezen.

RB 1243

HEMA Altijd-prijzen

CVB Aanbeveling bevestigd met wijziging gronden 21 december 2011, dossiernr. 2011/00920 (Hema Brood Ältijd "1,25")

Twee weken tevoren stond bij hetzelfde brood: “altijd 1.00”. Ondanks de belofte dat de prijs gelijk zou blijven, is deze met 25% gestegen. Klager wijst er nog op dat de “altijd ….. aanduidingen” zijn te vinden door de hele winkel, niet alleen bij het brood.

Het oordeel van het College
 
1. Grief 1 is gebaseerd op de stelling dat de klacht en de reclame-uitingen zijn uitge­breid en dat de Commissie bij haar beslissing ten onrechte aanvullende informatie heeft betrokken. Dienaan­gaan­de is van belang dat de klacht specifiek betrekking heeft op het gebruik van het woord “altijd” in combinatie met de prijs van brood en het feit dat die prijs in de loop van de tijd kan wijzigen. Anders dan HEMA veron­derstelt, is de­ze klacht niet uitge­breid. Evenmin heeft de Commissie de reclame-uitingen “uitgebreid”. Hetgeen door geïn­timeerde in eerste aanleg ter vergadering is aan­ge­voerd, te we­ten dat ook vanwege de mogelijkheid van een tijdelijke prijsverla­ging niet kan wor­den ge­zegd dat het brood “altijd” voor de vermelde prijs wordt ver­kocht, kan slechts worden aan­gemerkt als een nadere onderbou­wing van de klacht. Dat voor brood geen sprake is geweest van een tijdelijke prijsverlaging, doet in dit verband niet ter zake. Nu HEMA ter ver­ga­­de­ring op de nadere onderbouwing door geïntimeerde heeft kunnen reage­ren, was er voor de Commissie ook geen aan­lei­ding om deze onderbouwing bij haar beslissing buiten be­schou­wing te laten. Grief 1 treft der­hal­ve geen doel.
 
2. Grief 2 betreft de vraag of de vermelding in de bestreden uitingen van het woord “altijd” in combinatie met de prijs van een heel bruin brood meebrengt dat deze uitingen in strijd met de waarheid zijn. HEMA heeft toegelicht dat zij ernaar streeft een prijs met de vermelding “altijd” zo lang mogelijk te hanteren, en in ieder geval een aantal jaren. Deze vermelding wordt alleen gebruikt voor basisartikelen met een groot volume. Het betreffende soort brood is, naar HEMA onweersproken heeft ge­steld, gedurende vier jaar voor € 1,-- verkocht en kost nu € 1,25.

3. Blijkens het voorgaande geeft HEMA een specifieke invulling aan het woord “altijd” in combinatie met de prijs van het brood, te weten dat die prijs zo lang mogelijk ge­handhaafd wordt maar wel kan worden gewijzigd indien zij dat nodig acht. Deze invulling wijkt af van de letterlijke betekenis van het woord “altijd”, nu dit woord een situatie weergeeft die nooit verandert. Op zichzelf genomen is het toelaatbaar in reclame-uitingen aan woorden of begrippen een specifieke invulling te geven die afwijkt van de gebrui­kelijke betekenis, maar de consument dient in dat geval wel duidelijk over die bijzondere invulling te worden geïnformeerd. Niet gesteld of ge­bleken is echter dat in de gewraakte reclame-uitingen enige uitleg over die invulling staat. Evenmin kan, anders dan HEMA stelt, de consument bij voorbaat met die specifieke invulling bekend worden ver­on­dersteld. Weliswaar ligt het niet voor de hand dat de prijs van een product nooit zou kunnen veranderen, maar HEMA geeft de consument geen informatie over de omstandigheden waaronder zij de prijs kan aanpassen en de frequentie waarin dat gebeurt.
 
4. Niet gezegd kan worden dat sprake is van kennelijke overdrij­ving. De consument kan im­mers niet weten dat de vermelding “altijd” in combinatie met de prijs van het brood slechts is bedoeld om op overdreven wijze aan te geven dat het brood “zo lang mogelijk” dezelfde prijs houdt. Wel ziet het College in hetgeen HEMA heeft aan­gevoerd aanleiding de uitingen niet in strijd met de waarheid te achten. HEMA heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met de uitingen niet heeft bedoeld te zeggen dat de prijs van het brood nooit zal kunnen stijgen.
 
5. Nu in de uitingen, waarin sprake is van een uitnodiging tot aankoop, geen enkele invulling aan het begrip “altijd” wordt gegeven, en de consument niet bekend kan worden veron­dersteld met de bijzondere beteke­nis die HEMA daaraan toekent, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Neder­landse Reclame Code (NRC). Door het ontbreken van een toelichting over die in­vul­ling mist de gemiddelde consument essentiële infor­ma­tie die hij nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Het College acht het in dit ver­band aan­nemelijk dat door het ontbreken van die informatie bij de consument de in­druk wordt gewekt dat bij HEMA de prijs van het desbetreffende brood lager is dan el­ders, omdat de prijs “altijd” hetzelfde blijft, ook als elders de prijzen stijgen. In wer­ke­lijkheid echter is er voor HEMA geen beletsel om de prijs aan te pas­sen in­dien zij dat nood­za­kelijk acht. Aldus kan de gemiddelde consument ertoe wor­den gebracht een be­sluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had geno­men. Om die reden zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
6. Derhalve wordt beslist als volgt.
 
De beslissing
 
Bevestigt de bestreden beslissing met wijziging van gronden en met dien verstande dat de gewraakte uitingen in strijd met artikel 7 NRC zijn.

RB 1242

Vuelling "alles inbegrepen"

CVB Aanbeveling met ALERT bevestigd, 21 december 2011, dossiernr. 2011/00813 (Vuelling "Alles inbegrepen")

Het betreft een uiting op de website www.vueling.com/NL/.
Daarin staat onder het kopje “Prijzen kalender” onder meer:
“Om de goedkoopste vluchten te vinden, die je het beste uitkomen, geven we je een overzicht van de huidige prijzen voor de gekozen maanden. Prijs per traject. ALLES INBEGREPEN”.

Extra bijkomende kosten onvermeld:toeslag reis 9,50 p/p (tarieven creditcard betaling)

Het oordeel van het College
 
1. Het College stelt ten aanzien van de omvang van het beroep voorop dat de Com­missie de klacht gegrond heeft geacht op basis van de primaire grondslag daarvan. Deze grondslag is specifiek gebaseerd op hetgeen onder III sub 1 RR is bepaald, en dan meer in het bijzonder op de verplichting voor een aanbieder (Vueling) om prijzen te publi­ceren inclusief de op het mo­ment van pu­blicatie bekende vaste on­vermijdbare (dat wil zeg­gen: bij­komende, on­losmakelijk aan de dienst verbonden) kosten die voor de aangeboden diensten moeten worden betaald. Omdat de Com­missie de primaire grondslag van de klacht gegrond heeft bevonden, is zij, zoals ook in de beslissing staat, niet meer toe­ge­komen aan het­geen Vueling subsidiair en tertiair in eerste aanleg heeft aangevoerd.

2. Het voorgaande brengt mee dat in be­roep dient te wor­den beoordeeld of de Com­missie terecht op basis van de primaire grondslag van de klacht aan Vueling een aan­be­veling heeft ge­daan. Indien dat het geval is, kan het­geen Vueling in beroep aanvoert met be­trekking tot de subsidiaire en tertiaire grondslagen van de klacht in deze procedure niet meer aan de orde zijn. Nu grief 1 kennelijk specifiek op die grond­sla­gen ziet, zal het College in de eerste plaats beoor­delen of grief 2 doel treft.
 
3. Vast staat dat Vueling voor elke wijze van betaling kosten in rekening brengt, met uitzondering van de betaling die plaatsvindt met een Visa Vueling credit card. Het College begrijpt het standpunt van Vueling aldus, dat nu niet in alle gevallen voor de be­taling kosten in rekening worden gebracht, deze kosten geen vaste onvermijd­ba­re kosten zijn als bedoeld in het bepaalde onder III sub 1 RR. Geïntimeerde stelt echter dat de toeslag die Vueling voor de betaling in rekening brengt, vrijwel niet te vermijden is, nu de Visa Vueling credit card een betaalmethode is waarover men in Nederland niet beschikt. In dit verband is van belang dat de Visa Vueling credit card door de Spaanse bank La Caixa wordt ver­strekt. Gelet op de naam daarvan gaat het College ervan uit dat de Visa Vueling credit card een bijzonder soort credit card is, die vooral is bedoeld om daarmee vluch­ten met Vueling te betalen. Deze credit card kan bij La Caixa of via internet kan wor­den aangevraagd.
 
4. Niet gesteld of gebleken is dat de Visa Vueling credit card inmiddels voor de Neder­landse consument een gang­baar be­taal­middel betreft. Het gaat om een credit card van een Spaanse bank die blijkbaar met een Spaanse luchtvaartmaatschappij ver­band houdt. Niet aannemelijk is dat de Nederlandse consument aan een dergelijke credit card de voorkeur geeft boven de in Nederland gebruikelijke credit cards. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de Nederlandse con­su­ment deze kaart aan­schaft en daar­mee bij Vueling beta­lin­gen doet. Uitgangspunt is daarom dat, indien de Neder­landse con­sument bij Vueling een reis boekt, dat ge­beurt met de in Neder­land ge­bruikelijke betaal­mid­delen. Voor die betalingen zijn krachtens de voorwaar­den van Vueling altijd de hiervoor bedoelde boekings­toe­slagen verschuldigd.
 
5. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van het College de wijze waarop Vueling in de gewraakte reclame-uiting informatie over de prijs geeft, niet correct en duide­­lijk. De in die uiting bedoelde uitzondering waarbij geen betalingstoeslag hoeft te worden betaald, is voor de Nederlandse consument immers niet relevant en wekt bij deze consument ten onrechte de indruk dat die toeslag optioneel is. Nu de ver­plich­ting tot betaling van die toeslag niet direct uit de uiting blijkt, heeft de Com­mis­sie deze terecht in strijd met het bepaalde onder III RR geacht.
 
6. Blijkens het voorgaande treft grief 2 geen doel. Dit impliceert tevens dat niet meer hoeft te worden ingegaan op grief 1. Derhalve dient te worden beslist als volgt.
 
De beslissing
 
Bevestigt de beslissing van de Commissie.
 
Regeling: RRA III. sub 1.

RB 1241

Laagste prijsgarantie alleen beperkt aantal concurrenten

CVB Aanbeveling met ALERT bevestigd, 21 december 2011, dossiernr. 2011/00866 (BCC Laagste prijsgarantie alleen voor beperkt aantal concurrenten)

In't kort: het oordeel van het College: bevestigd de aanbeveling van de commissie. Ook verwijzing naar algemene voorwaarden in het Burgerlijk Wetboek leidt niet tot een ander oordeel.
 
1.
Grief 1 is gebaseerd op de stelling dat de consument door de televisiecommercial er niet toe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen. Het Col­lege verwerpt deze stelling. In de televisiecommercial garandeert BCC met zoveel woorden dat zij de “aller-, allerlaagste” prijzen heeft en dat als de consument binnen een bepaalde termijn een bij BCC gekocht product elders goedkoper vindt, het prijs­verschil wordt vergoed. In de televisiecommercial laat de BCC-verkoper zelfs weten dat BCC zelf bij een lagere prijs de koper zal weten te vinden. De gemiddelde con­sument zal deze mededelingen zo op­vat­­ten dat alle pro­ducten behorend tot het as­sortiment van BCC bij laatstgenoemde het goedkoopst zijn dan wel vallen onder het systeem van “low pricing” of “beste prijs garantie” (hierna: laagste prijs­garantie). In vertrouwen hierop zal de con­su­ment kun­nen beslui­ten een bepaald product bij BCC te kopen zonder zich vooraf te oriën­te­ren op de prijzen die andere aanbieders voor dat product han­teren.
 

2.
In het laatste geval zal de consument evenwel niet altijd aanspraak kunnen maken op de laagste prijsgarantie van BCC. Deze garantie is namelijk beperkt tot de door BCC ge­selecteer­de aanbieders. Het betreft een gelimiteerd aantal winkel(keten)s die volgens BCC met haar organisatie vergelijkbaar zijn. Het College onderschrijft het oordeel van de Com­mis­sie dat het hier om een belangrijke beperking gaat. Als feit van al­ge­mene bekend­heid geldt dat de consument steeds vaker producten via in­ternet koopt. In veel gevallen zullen door voornoemde beperking deze aanko­pen zijn uitgesloten van de laagste prijsgarantie. Het­zelfde geldt voor aankopen bij aan­bieders die niet behoren tot de groep van door BCC geselec­teer­de winkelketens. Deze beperking blijkt niet uit de televisie­commercial. De commer­cial heeft immers een absolute en algemene strek­king en zal daarom door de ge­mid­delde consument zo worden op­gevat, dat de laagste prijsgarantie voor wille­keu­rig welke aanbieder geldt, derhalve ook voor be­drij­ven buiten de groep van winkel(keten)s waartoe de laagste prijsgarantie is be­perkt. Niet aannemelijk is geworden dat deze consument
uit eigen wetenschap op de hoogte is van het feit dat er aanzien­lijke beperkingen
gelden voor een beroep op de laagste prijsgarantie van BCC, laat staan dat hij weet wat deze inhouden.
3.
Dat er sprake is van een beperking in de aanbieders waar het product moet zijn gekocht om aanspraak te kunnen maken op de laagste prijsgarantie van BCC, blijkt ook niet uit de enkele verwijzing in de televisiecommercial naar de voorwaarden op www.bcc.nl. Op zichzelf genomen kan, zoals BCC terecht aanvoert, de gemiddelde consument niet verwachten dat in een televisiecommercial alle voorwaarden volle­dig worden vermeld, maar dat neemt niet weg dat die consument wel tijdig moet worden geïnformeerd over het feit dat er een belan­­grijke be­perkende voorwaarde van toepassing is, teneinde te voorkomen dat bij hem onjuiste verwach­tin­gen wor­den gewekt en hij als gevolg daarvan een besluit tot een transactie kan nemen dat hij niet zou hebben genomen indien deze essentiële informatie tijdig aan hem zou zijn ver­strekt. Het voor de reclame gebruikte medium televisie biedt welis­waar in beperkte mate ruimte voor het verstrekken van deze informatie, maar het College acht het desondanks zeer wel moge­lijk in de televisiecommercial de consument voldoende te informeren over het bestaan van bedoelde beperking.
 
4.
Aan het voorgaande doet niet af dat, zoals BCC stelt, in haar winkels folders lig­gen waarin informatie over de laagste prijsgarantie staat. De televisiecommer­cial is im­mers een zelfstandige reclame-uiting die, los van de in de winkels te verstrekken in­formatie, aan de bepalingen van de Nederlandse Reclame Code dient te voldoen.
Ook de verwijzing door BCC naar de regeling van de algemene voor­waar­den in het Burgerlijk Wetboek leidt niet tot een ander oordeel. Deze regeling betreft immers de contractuele relatie tussen partijen, welke regeling los staat van de in deze procedu­re te beantwoorden vraag of sprake is van oneerlijke recla­me. Met de Com­mis­­sie is het College van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beant­woord. Het College zal daarom het oordeel van de Commissie bekrach­tigen, ook voor zover het betreft het onder de aandacht van een breed publiek brengen van de beslissing.
 
5.
Derhalve wordt beslist als volgt.
 
De beslissing
 
Bevestigt de beslissing van de Commissie.
Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.3 aanhef
NRc (nieuw) art. 8.3 onder c.