RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reclame  

RB 1568

Kruidensmeersel is geen serieuze behandeling van Artrose

RCC 26 november 2012, Dossiernr. 2012/00964 (Geen doorbraak Artrose)

Soortgelijke zaak LS&R 294. Klacht betreft uiting op Facebook “Doorbraak REUMA / ARTROSE. Finitro.nl. Finitro IFR, HET medisch hulpmiddel tegen Reuma, Artrose en andere gewrichtspijnen.” De uiting wekt de indruk dat het om een serieuze behandeling van  artrose gaat, maar het product blijkt slechts een kruidensmeerseltje te betreffen.

Weliswaar is de werking van het product als “medisch hulpmiddel voor verschillende vormen van pijn". Maar hiermee is niet de geclaimde werking als “HET medisch hulpmiddel tegen Reuma en Artrose” aannemelijk geworden. Dit impliceert onjuiste informatie. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC, zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De reactie van de Keuringsraad KOAG/KAG
De Keuringsraad heeft laten weten dat de bestreden reclame-uiting onder zijn competentie valt, maar niet ter preventieve toetsing aan de Keuringsraad is voorgelegd en derhalve niet van een toelatingsnummer is voorzien. Zou de uiting wel ter beoordeling zijn voorgelegd, dan zou de Keuringsraad eerst hebben gevraagd om duidelijk te maken op welk specifiek product de uiting betrekking heeft. Aangezien Finitro slechts één medisch hulpmiddel in haar assortiment heeft, gaat de Keuringsraad ervan uit dat de uiting betrekking heeft op het product “Finitro Natural Heating Plaster”.

De Commissie vat de klacht aldus op dat de in de uiting geclaimde werking van het aangeprezen product als “HET medisch hulpmiddel tegen Reuma, Artrose en andere gewrichtspijnen” door klager wordt aangevochten, omdat slechts sprake is van een “kruidensmeerseltje”. In dat geval ligt het op de weg van adverteerder de geclaimde werking en daarmee de juistheid van de uiting aannemelijk te maken. Adverteerder heeft dit niet gedaan. Weliswaar is de werking van het product als “medisch hulpmiddel voor verschillende vormen van pijn: spierpijn, gewrichtspijn en pijn veroorzaakt door bijvoorbeeld reumatische artritis, artrose, slijtage in de nek- en onderrugwervels en de beschadiging van weke delen in de nek en de onderrug” gecertificeerd door de daartoe ‘aangewezen instantie’, maar hiermee is niet de in de uiting geclaimde werking als “HET medisch hulpmiddel tegen Reuma en Artrose” aannemelijk geworden. Dit impliceert dat de uiting onjuiste informatie bevat over de van het aangeprezen product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC.
Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de bestreden uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1558

De gratis fles wijn is niet gratis

Vz. RCC 19 november 2012, dossiernr. 2012/00870  (GRATIS fles wijn)
 Het betreft een huis-aan-huis verspreide flyer, waarin onder meer het volgende staat:
“Bent u, of wilt u Gall & Gall kaarthouder worden? Lever dan deze bon ingevuld in en ontvang een fles wijn v/d maand gratis!” Onder het gedeelte waarin NAW-gegevens kunnen worden ingevuld staat het woord “GRATIS”. Op de andere zijde van de uiting staan, bij een afbeelding van een fles en een wijnglas, het logo van Gall&Gall en tweemaal het woord “GRATIS”. De indruk wordt gewekt dat men gratis kaarthouder van Gall&Gall de Wolf kan worden. De kaart blijkt € 10,- te kosten. Dit wordt niet in de flyer vermeld en evenmin op uitingen betreffende de kaart die zich in de winkel bevinden. De voorzitter van de RCC verwijst naar artikel 8.5 in combinatie met de aanhef en punt 19 van Bijlage 1 bij de Nederlandse Reclame Code,  het niet is toegestaan een product als “gratis” te omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten. De voorzitter doet een aanbeveling.

De individuele reclameactie van adverteerder had tot doel nieuwe klanten voor de Gall&Gall klantenkaart te trekken. Achteraf bezien erkent adverteerder dat de uiting “multi-interpreteerbaar” is. Op instructie van Gall&Gall B.V. heeft adverteerder de reclame-uiting direct teruggetrokken. Adverteerder heeft contact opgenomen met klaagster en haar aangeboden het eventueel betaalde bedrag te verrekenen.

Gelet op het voorgaande is sprake van een misleidende wijze van reclame maken als bedoeld in artikel 8.5 in combinatie met de aanhef en punt 19 van Bijlage 1 bij de Nederlandse Reclame Code (NRC), op grond waarvan het niet is toegestaan een product als “gratis” te omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen. Nu de reclame-uiting misleidend is, is deze oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
De voorzitter heeft er kennis van genomen dat de reclame-uiting inmiddels is ingetrokken. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel met betrekking tot de bestreden uiting.
 
De beslissing van de voorzitter acht de bestreden reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.  Hij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 1552

Prejudiciële vraag: toepassing EEX wanneer partij gebruik maakt van binnenlandse contractpartner?

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 24 oktober 2012, zaak C-478/12 (Maletic tegen lastminute.com gmbh en TUI Österreich GmbH) - dossier

Reclamerecht. Internationale bevoegdheid. Koop op afstand.

Vraag: Moet artikel 16, lid 1, [EEX verordening (EG)] op grond waarvan de bevoegde rechtbank die is van de woonplaats van de consument, aldus worden uitgelegd dat wanneer de andere partij (in casu een reisbureau waarvan de zetel zich in het buitenland bevindt) gebruik maakt van een contractpartner (in casu een reisorganisator waarvan de zetel zich in het binnenland bevindt), in het geval van rechtsvorderingen waarbij beide betrokken zijn artikel 16, lid 1, van deze verordening ook van toepassing is op de binnenlandse contractpartner?

Casuïstiek: Maletic c.s. boeken voor begin 2012 een vakantiereis naar Egypte via de website lastminute.com GmbH. De zetel van dit bedrijf bevindt zich in München/Duitsland, maar de reis wordt volgens mededeling op de website georganiseerd door lastminute.coms in Wenen/Oostenrijk gevestigde partner TUI Österreich GmbH. Verzoekers voldoen de reissom aan lastminute.com en krijgen bevestiging van TUI, een paar dagen voor vertrek. Op die bevestiging staat een ander hotel genoemd dan bij de boeking, namellijk Jaz Makadi Star Resort Spa (in plaats van het geboekte Jaz Makadi Golf & Spa). Overigens wordt niet onthuld of verzoekers dat toen direkt in de gaten hadden, of pas na aankomst ter plekke.

Na terugkeer dagen verzoekers beide partijen en eisen bij het gerecht binnen welk ressort zij wonen een schadevergoeding van ieder € 1208,38 + rente omdat zij pas in Egypte vernemen dat lastminute.com bij TUI het andere hotel heeft geboekt dan zij hebben gereserveerd. Om toch in het door hun gereserveerde hotel te kunnen verblijven hebben zij € 1036,- bijbetaald. Omdat alles pas na drie dagen onaangenaam verblijf rond komt vragen zij ook een bescheiden bedrag aan smartegeld (het verschil tussen € 1208 en € 1036).

Lastminute.com beroept zich op territoriale en internationale onbevoegdheid van de geadieerde Rb en ook TUI stelt dat de Rb te Bludesch territoriaal niet bevoegd is.

In eerste instantie worden verzoekers in het ongelijk gesteld voor wat betreft de bevoegdheid van de Rb in Bludesch, en oordeelt de rechter dat de twee verweerders onafhankelijk van elkaar handelen; door op te treden als reisbureau (eerste verweerster) respectievelijk als reisorganisator (tweede) is er sprake van twee overeenkomsten.

In hoger beroep stellen verzoekers nogmaals dat het door eerste verweerster aangeboden verblijf alleen via tweede verweerster geboekt kon worden en dat dit derhalve als een één geheel vormende rechtshandeling moet worden beschouwd.

De verwijzende Oostenrijkse rechter vraagt zich af of het hier om een louter binnenlandse situatie gaat en of een consument in gevallen als de onderhavige een vordering tegen beide ondernemingen kan instellen bij de rechtbank van zijn woonplaats. Hij stelt het HvJEU de bovenstaande vraag:

RB 1548

Hof van Cassatie volgt HvJ EU inzake de Sperperiode

Hof van Cassatie 2 november 2012, nr. C.09.0436.N (Inno tegen UNIZO, Mode Unie en Couture Albert)

In navolging van HvJ EU C-126/11. Het hof van cassatie vernietigt het bestreden arrest inzake de in België bekend sperperiode (aankondigingen van prijsverminderingen te verrichten of te suggereren) voorafgaand aan de uitverkoop.

1. Het onderdeel voert aan dat het bestreden arrest ten onrechte oordeelt dat het verbod ingesteld door het artikel 53, § 1, eerste lid, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna: WHPC), zoals hier van toepassing, niet onder het toepassingsveld valt van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken.

3. Uit de vaststelling dat de wetgever met de invoering van artikel 53, § 1, eerste lid, WHPC, mede boogde de consument te beschermen, enerzijds, en het antwoord van het Hof van Justitie dat slechts de nationale wettelijke regelingen betreffende oneerlijke handelspraktijken die “alleen” de economische belangen van concurrenten schaden of betrekking hebben op transacties tussen handelaars uit de werkingsfeer van de richtlijn zijn gesloten, anderzijds, volgt dat voormelde bepaling onder het toepassingsveld van de richtlijn valt.

Het onderdeel is gegrond.

Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest in zoverre dit oordeelt over het hoger beroep en over  de kosten.

RB 1547

Bij andere anti-aanbakpannen komen chemicaliën terecht in uw eten

RCC 6 november 2012 zaaknr. 2012/00809 (Ceramicore pannen)

Het betreft een televisiereclame voor Ceramicore pannen. Daarin wordt gesproken over een “keramische anti-aanbakpan” en wordt gesteld: “Met gewone anti-aanbakpannen komt de anti-aanbaklaag uit de pan in uw eten, waardoor er gevaarlijke anti-aanbakmaterialen en chemicaliën in uw eten komen. Met keramiek is er geen magie, geen mysterie, geen gevaarlijke chemicaliën”.

De klacht gaat over de stelling dat er bij gewone anti-aanbakpannen gevaarlijke chemicaliën vrijkomen, is niet juist en in strijd met artikel 6 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), ingevolge welke bepaling reclame niet mag appelleren aan gevoelens van angst of bijgelovigheid.

Naar oordeel van de Commissie heeft adverteerder niet de juistheid van de bestreden, absolute mededeling aangetoond. Door deze mededeling wordt de indruk gewekt dat bij gewone anti-aanbakpannen in alle gevallen diverse, gevaarlijke materialen in het eten terechtkomen. Commissie doet een aanbeveling.

 
Adverteerder heeft in reactie op de klacht, dat voornoemde stelling onjuist is,  meegedeeld dat het gaat om de stof PFOA/C8, dat deze stof kan vrijkomen bij bepaalde temperaturen dan wel beschadigingen aan de anti-aanbaklaag, en dat er onderzoeken zijn die aantonen dat door de blootstelling aan PFOA/C8 “de kans op bepaalde ziekteverschijnselen mogelijk wordt vergroot”.  Verweerder heeft echter geen onderzoeken waaruit zijn gelijk blijkt overgelegd, wat wel op zijn weg had gelegen. Hij heeft slechts verwezen naar een link betreffende -naar verweerder stelt- een onderzoek waarin “wordt geconcludeerd dat er een mogelijk verband bestaat tussen PFOA en diverse vormen van kanker”.
Aldus heeft adverteerder de juistheid van de bestreden, absolute mededeling niet aangetoond. Door deze mededeling wordt naar het oordeel van de Commissie de indruk gewekt dat bij gewone anti-aanbakpannen in alle gevallen diverse, gevaarlijke materialen in het eten terecht komen.
Gelet op het voorgaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
Gelet op bovengenoemde onjuistheid wordt door de reclame bovendien zonder te rechtvaardigen redenen geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC. 
Ten slotte constateert de Commissie dat zij met betrekking tot de onderhavige reclame op 22 mei 2012 reeds een aanbeveling heeft gedaan (dossier 2012/00368). Het betrof toen een ander onderdeel van de uiting.
 
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met de artikelen 6 en 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om ook niet meer op de in dit dossier bestreden wijze reclame te maken.
RB 1545

In de praktijk kunnen wachtrijen voorkomen

Vz RCC 30 oktober 2012, zaaknr. 2012/00892 (Bobbejaanland geen wachtrijen)
 
De klacht verwijst naar elektronische toegangskaarten waarop staat vermeld “Bobbejaanland heeft veel overdekte attracties en kent geen wachtrijen”. Bij een bezoek van klager bleken er echter rijen te zijn van 45 minuten tot een uur.

Adverteerder stelt in zijn verweer niet te verwachten dat zijn reclame zo letterlijk wordt geïnterpreteerd. Uit onderzoek blijkt bovendien dat één van de grote voordelen van adverteerder ten opzichte van zijn concurrenten ligt in het feit dat het park van adverteerder weinig tot geen wachtrijen kent.

Adverteerder heeft niet weersproken dat in de praktijk wachtrijen kunnen voorkomen in haar attractiepark, in tegenstelling tot hetgeen wordt gesuggereerd in de uiting. De uiting bevat derhalve onjuiste informatie ten aanzien van een van de voornaamste kenmerken van het product, te weten de voordelen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting tevens ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1540

Eerste boete(matiging) voor toekomstige producten of diensten

Rechtbank Amsterdam 14 november 2012, LJN BY3391 (TROS tegen CvdM)

Mediarecht. Vermijdbare uiting met wervend karakter, (beperkte) matiging van de boete, omdat er nooit eerder een boete is opgelegd voor toekomstige producten of diensten. Uit't persbericht van het CvdM: De rechtbank Amsterdam heeft het Commissariaat voor de Media in het gelijk gesteld in een zaak rond het kinderprogramma 'Het Sprookjesboomfeest' van de TROS. De rechtbank bevestigde het oordeel van het Commissariaat [IEF 10017] dat de omroep zich met het programma niet aan de Mediawet heeft gehouden.

Het Commissariaat is verheugd over deze uitspraak. De publieke omroep moet een veilige haven zijn voor kinderen. Publieke media-instellingen mogen in hun programma's geen reclame maken en ze mogen buiten de programma's niet dienstbaar zijn aan het maken van winst door commerciële partijen. Het is een belangrijke toezichtstaak van het Commissariaat om dit te voorkomen.

Het programma bevatte verboden reclame-uitingen. Bovendien maakte de TROS zich dienstbaar aan de commerciële belangen van de Efteling. De omroep bood namelijk met het uitzenden van het kinderprogramma kort voor de introductie van de attractie Sprookjesboom, de Efteling de kans om via het programma alvast interesse voor die attractie te wekken.

Het Commissariaat legde voor beide overtredingen een boete op van € 60.000. De TROS stelde tegen dit besluit beroep in. De rechtbank zag aanleiding om de totale hoogte van de gezamenlijke boetes te matigen tot € 108.000. Dat doet niet af aan het inhoudelijke oordeel dat de TROS de overtredingen heeft begaan.

2.5. De rechtbank komt aldus tot de conclusie dat sprake is van vermijdbare uitingen met een wervend karakter ten aanzien van de Efteling als zodanig en ten aanzien van de attractie “Sprookjesboom”, waarmee eiseres artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet heeft geschonden. Verweerder heeft zich echter ten onrechte op het standpunt gesteld dat de vermijdbare uitingen in het programma eveneens een wervend karakter ten aanzien van de musical hebben.

2.9 (...) Daarnaast ziet de rechtbank een boeteverlagende omstandigheid in het feit dat verweerder nog nooit een boete heeft opgelegd voor reclame-uitingen met een wervend karakter ten aanzien van toekomstige producten en/of diensten.

2.3. In dit verband stelt eiseres dat enkel sprake kan zijn van het maken van vermijdbare reclame indien sprake is van een ten tijde van de uitzendingen reeds bestaand product of dienst. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de wet noch uit de jurisprudentie volgt dat vermijdbare uitingen alleen kunnen worden gedaan ten aanzien van bestaande producten en/of diensten. Met verweerder acht de rechtbank het aannemelijk dat een reclame-uiting zich in het geheugen van de kijker kan nestelen en derhalve een wervend karakter kan hebben ten aanzien van toekomstige producten of diensten.

2.4. Vaststaat dat op 1 april 2010 de attractie “Sprookjesboom” in de Efteling is geopend. Daarnaast is in het Eftelingtheater een musical “Sprookjesboom” opgevoerd. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om te beoordelen of sprake is van vermijdbare uitingen ten aanzien van de Efteling als zodanig, danwel ten aanzien van deze attractie of musical.
- De rechtbank acht het aannemelijk dat de Efteling als zodanig op het moment dat het programma werd uitgezonden bij het gemiddelde publiek bekend was. Van belang is dat het hoofdbestanddeel van het programma, de zogenaamde “Sprookjesboom”, tevens een onderdeel is van het Sprookjesbos in de Efteling. De uitingen in het programma zoals het logo en de naam van het programma, het decor, de handpoppen, de sprookjesfiguren en de muziek dragen naar het oordeel van de rechtbank, in samenhang met het tonen/noemen van de naam “Sprookjesboom” (in welke vorm dan ook), bij aan de identificeerbaarheid van de Efteling als zodanig. Gelet hierop moeten deze uitingen in het programma worden aangemerkt als vermijdbare uitingen die onmiskenbaar tot gevolg hebben dat de afname van producten of diensten van de Efteling wordt bevorderd.
- De attractie is ongeveer zes weken na de laatste uitzending van het programma in de Efteling geopend. Gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 2.3 is overwogen, kunnen vermijdbare uitingen ook een wervend karakter hebben ten aanzien van nog toekomstige producten en/of diensten. De rechtbank acht het aannemelijk dat de vermijdbare uitingen na een periode van zes weken nog in het geheugen van de gemiddelde kijker zijn genesteld en derhalve nog steeds een wervend effect kunnen hebben. Gelet op dit herinneringseffect moeten voornoemde uitingen naar het oordeel van de rechtbank eveneens als vermijdbare uitingen met een wervend karakter worden aangemerkt ten aanzien van de attractie.
- Met betrekking tot de vraag of voornoemde uitingen eveneens een wervend karakter hebben ten aanzien van de musical, acht de rechtbank het volgende van belang. De musical is in de periode van 2 augustus 2009 tot en met 6 september 2009 opgevoerd in het Eftelingtheater en vanaf december 2010 in theaters door het hele land. Nu de eerste serie voorstellingen ten tijde van de uitzendingen al was afgesloten, kunnen de uitingen niet een voor die serie wervend karakter hebben. Gelet op de periode gelegen tussen de laatste uitzending medio februari 2010 en de tweede serie voorstellingen, kan naar het oordeel van de rechtbank alleen al vanwege het tijdsverloop zonder nadere bewijsvoering niet worden aangenomen dat de reclame-uitingen een wervend karakter hebben ten aanzien van deze laatste serie musicalvoorstellingen.

2.5. De rechtbank komt aldus tot de conclusie dat sprake is van vermijdbare uitingen met een wervend karakter ten aanzien van de Efteling als zodanig en ten aanzien van de attractie “Sprookjesboom”, waarmee eiseres artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet heeft geschonden. Verweerder heeft zich echter ten onrechte op het standpunt gesteld dat de vermijdbare uitingen in het programma eveneens een wervend karakter ten aanzien van de musical hebben.
2.9. Nu de rechtbank echter ook van oordeel is dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat het programma vermijdbare uitingen met een wervend karakter ten aanzien van de musical “Sprookjesboom” bevat, dient de boete te worden gematigd. Daarnaast ziet de rechtbank een boeteverlagende omstandigheid in het feit dat verweerder nog nooit een boete heeft opgelegd voor reclame-uitingen met een wervend karakter ten aanzien van toekomstige producten en/of diensten. In de Beleidslijn is immers de omstandigheid dat de interpretatie van de geschonden norm niet eerder is betrokken in het toezichtsbeleid van het Commissariaat als boeteverlagende omstandigheid opgenomen (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2012, LJN: BW9561).
De rechtbank ziet in deze twee omstandigheden aanleiding om de opgelegde boete van
€ 60.000, - te matigen met 10% naar een bedrag van € 54.000.-. Voor verdere matiging bestaat onder de gegeven omstandigheden geen grond. De gematigde boete wordt door de rechtbank als evenredig gezien.
RB 1538

Iedereen weet dat een tweedehands auto gebreken vertoond

RCC 25 oktober 2012, dossiernr. 2012/00854 (klager tegen Adverteerder Autotrack.nl)

Het betreft een televisiecommercial voor AutoTrack.nl. In de commercial is een jongeman te zien die  twijfelt over de aankoop van een tweedehands auto die niet is gecheckt door AutoTrack.nl. Indien hij besluit de auto toch te kopen, dan komt hij, volgens het in de commercial geschetste scenario, er al snel achter “dat de kilometerstand niet klopt” en komt hij, nadat hij de auto in verband met een rokende motor naar de garage heeft gebracht,  “voor onverwachte uitgaven te staan”. Hierdoor heeft hij geen geld meer voor een fatsoenlijke vakantie en loopt hij de vrouw van zijn leven mis, welke vrouw de dochter blijkt te zijn van een rijke zakenman die hem in zijn miljardenbedrijf wil opnemen, waardoor hij in een mooi huis kan wonen en in twee grote auto’s kan rijden. De voice-over zegt: “Koop dus altijd een auto via AutoTrack.nl. Dan weet je zeker dat je goed zit.” Terwijl de tekst “AutoTrack.nl. De zorgvuldige autosite” in beeld is te zien, met voice-over: “AutoTrack.nl. Alles gecheckt, wel zo relaxed.”

Volgens de klager wordt door de mededeling de indruk gewekt dat een aankoop bij Autotrack.nl verantwoord is. De auto die klager via AuoTrack.nl heeft gekocht, bleek meteen gebreken te vertonen. Klager heeft een keuringsrapport van de ANWB een factuur van de garage overgelegd. Klager acht de reclame misleidend.

De RCC concludeert dat Autotrack.nl een platform website is waarop vraag naar en aanbod bij elkaar worden gebracht. AutoTrack.nl verkoopt zelf geen auto’s. Daarom mag de gemiddelde consument er niet van uitgaan dat alle auto's op technische mankementen zijn gecontroleerd. Bovendien wordt op de website AutoTrack.nl duidelijk vermeld en toegelicht welke objectieve gegevens in de advertenties voorafgaand aan publicatie op de website worden gecontroleerd. De commercial is duidelijk overdreven.

Het verweer
aarlijks worden bijna 800.000 auto’s aangeboden via AutoTrack.nl. Het is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat AutoTrack.nl niet in alle auto’s een proefrit gaat maken en deze technisch laat keuren. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat tweedehands (en nieuwe) auto’s gebreken kunnen hebben. In de reclame-uiting of op de website wordt geen garantie gegeven over de staat van de auto.
De televisiecommercial maakt gebruik van de overdrijvende vorm, om de boodschap dat de consument zorgeloos op de website op zoek kan gaan naar een gebruikte of een nieuwe auto sterk uit te drukken. De commercial is niet misleidend.

Het oordeel van de Commissie
 
Adverteerder biedt met AutoTrack.nl een website aan waarop vraag naar en aanbod van nieuwe en gebruikte auto’s bij elkaar worden gebracht. AutoTrack.nl verkoopt zelf geen auto’s. Gelet hierop mag de gemiddelde consument er niet van uitgaan dat de slogans “Dan weet je zeker dat je goed zit” en “Alles gecheckt, wel zo relaxed”  betekenen dat alle op de website  te koop aangeboden auto’s door AutoTrack.nl op technische mankementen zijn gecontroleerd en dat afwezigheid van dergelijke gebreken wordt gegarandeerd. Bovendien wordt op de website AutoTrack.nl voldoende duidelijk vermeld en toegelicht welke objectieve gegevens in de advertenties voorafgaand aan publicatie op de website worden gecontroleerd.

Naar het oordeel van de Commissie is de vorm van de televisiecommercial evenmin misleidend, nu voor de gemiddelde consument voldoende herkenbaar is dat sprake is van een sterke overdrijving.
 
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
 

RB 1532

Onbeperkt alles in abonnement T-Mobile te absoluut

RCC 25 oktober 2012, dossiernr. 2012/00837B (klager tegen T-Mobile)

(status: 5 november: Nog niet onherroepelijk geworden beslissing) Het betreft een billboard voor "onbeperkt alles" van T-Mobile. Op het billboard staat onder meer: "Onbeperkt alles internet, bellen en sms*" De asterisk verwijst naar de tekst onderaan de uiting: "Na het overschrijden van je maandelijkse datategoed wordt de snelheid teruggebracht naar 64 kb/s. Bellen en smsen naar nationale nummers, met uitzondering van betaalde nummers en diensten. Kijk voor meer informatie over de T-Mobile Onbeperkt Voordeel bundels op t-mobile.nl."

De klacht is dat de suggestie gewekt wordt dat de consument een abonnement of bundel kan afsluiten waarmee hij onbeperkt gebruik kan maken van internet, sms en bellen. Dat is onjuist. De bestreden uiting misleidend. T-Mobile stelt dat er sprake is van een teaser reclame, bovendien mag, zoals in Rechtbank Amsterdam 18 mei 2011, LJN BQ6506), RB 949, en van de gemiddelde consument worden verwacht dat hij kennis neemt van de aan hem verstrekte informatie.

Er blijkt immers bij overschrijding van het maandelijkse datategoed een verlaging van de internetsnelheid te worden toegepast die - naar T-Mobile niet heeft weersproken - feitelijk tot gevolg heeft dat verschillende mobiele internetdiensten - waaronder diensten die naar hedendaagse maatstaven geacht kunnen worden te behoren tot normaal (mobiel) internetgebruik, zoals YouTube - niet meer (goed) functioneren. Dit is een belangrijke beperking waarop de gemiddelde consument op basis van de aanduiding "onbeperkt alles" niet bedacht zal zijn.

(...) De gemiddelde consument zal uit deze mededeling niet begrijpen dat het terugbrengen van de snelheid een beperking van de internetmogelijkheden inhoudt, in die zin dat sommige diensten feitelijk onbruikbaar worden.

De RCC is van oordeel dat de claim "onbeperkt alles" te absoluut is.

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de claim "onbeperkt alles" te absoluut is. Aan dit oordeel doet niet af dat de billboard/abri reclame geen uitnodiging tot aankoop maar (als) een teaser reclame (bedoeld) is. Dat met de uiting wordt geprobeerd de nieuwsgierigheid van de consument te prikkelen neemt niet weg dat de in de uiting gedane mededelingen en verstrekte informatie juist en voldoende duidelijk moeten zijn en de gemiddelde consument niet op het vekeerde been mogen zette. De misleiding die het gevolg is van het voorgaande, wordt niet weggenomen door de informatie op de website. De billboard/abri reclame is een zelfstandige uiting en dient ook los van de website aan de eisen van de NRC te voldoen.

(...) De beslissing:

Gelet op hetgeen onder "ad a)" is overwogen, acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt de adverteerder aan om niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

Op andere blogs:
SOLV (Absolute claims en kleine lettertjes in reclame)

RB 1526

EasyJet mag voorbehoud bij gepubliceerde prijs vermelden

RCC 22 okober 2012, dossiernr. 2012/00817 (klager tegen easyJet)

Beslissing ingezonden door Daniël Haije en Ebba Hoogenraad, Hoogenraad & Haak.

In deze uitspraak stapt de RCC af van haar eerdere standpunt dat administratiekosten die gelden per boeking (en dus niet per geboekte stoel) dienen te zijn inbegrepen in de geadverteerde prijs. De bestreden reclame-uiting betreft de weergave van prijzen op de homepage van adverteerders website: www.easyjet.com/nl. Easy Jet heeft de volgende tekst: "Voor creditkaartbetalingen wordt een percentage van 2.5% van de totaalprijs in rekening gebracht, met een minimumbedrag van 6 euro."

Nu easy Jet eerder is aanbevolen niet meer in strijd met de RR te publiceren, verzoekt de klager de Commissie de uitspraak als Alert te verspreiden. De vaste kosten in de geadverteerde prijs dienen te zijn opgenomen, om te voorkomen dat men aan het eind van het boekingsproces wordt geconfronteerd met in eerste instantie verborgen - en in dit geval disproportionele kosten. De klacht wordt afgewezen omdat het voorbehoud direct bij de prijs wordt gemaakt dat de prijs dient te worden vermeerderd met bijkomende, gespecificeerde, toeslagen per boeking. Voor wat betreft de creditcardkosten is dit voorbehoud voldoende duidelijk in de uiting vermeld. Het CvB had eerder in zijn uitspraak van 10 november 2011 (RB 1198), wanneer easyJet in reclame-uitingen de prijzen aldus publiceert, dat direct bij de prijs het voor­behoud wordt gemaakt dat de prijs dient te worden ver­meerderd met de bij­ko­mende, gespecificeerde, toeslagen per boeking.