Rechtbank Noord-Holland 17 september 2014, RB 2261 (Motorreis)
Oneerlijke handelspraktijk. Afwijzing van een vordering van een reisorganisatie jegens een consument vanwege een misleidende handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193c BW of een misleidende omissie als bedoeld in artikel 6:193d BW. Gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst met toepassing van artikel 6:193j lid 3 BW. Eveneens afwijzing op grond van artikel 6:238 lid 2 BW, vanwege onduidelijkheid van een beding in algemene voorwaarden.
14. [gedaagde] heeft de motorreis geboekt via de website van [de reisorganisatie]. In de wervende tekst op deze website staat in niet mis te verstane bewoordingen, en qua lay-out op niet te missen wijze vermeld dat de motoren maximaal verzekerd zijn, dat dit is inbegrepen in de prijs van [de reisorganisatie], en dat voor motoren tijdens de tours in de USA geen eigen risico geldt. Weliswaar wijst [de reisorganisatie] er daarbij op dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn, maar nergens in de tekst wordt expliciet verwezen naar de in die voorwaarden opgenomen uitzonderingen, of anderszins enig voorbehoud gemaakt. Ook wordt daarbij niet aangegeven op welke wijze de algemene voorwaarden te raadplegen zijn. In de algemene voorwaarden zoals die zijn afgedrukt op de laatste twee pagina’s van de papieren brochure van [de reisorganisatie] is echter bepaald dat iedere deelnemer zelf verantwoordelijk is voor het afsluiten van de noodzakelijke verzekeringen behorende bij een motorreis, hetgeen volstrekt in tegenspraak is met de hiervoor bedoelde reclametekst. Ten aanzien van het eigen risico staat in de algemene voorwaarden dat het op nul stellen daarvan op elk moment door [de reisorganisatie] is terug te draaien, en wordt een scala van situaties genoemd waarin het eigen risico te allen tijde wel van toepassing is. Deze situaties zijn zodanig ruim omschreven dat [de reisorganisatie] feitelijk altijd naar eigen inzicht het eigen risico van toepassing kan verklaren.
15. Het aanbieden van motorreizen zonder eigen risico voor de motoren is een extra service die geboden wordt ten einde zich te onderscheiden van de concurrentie, aldus [de reisorganisatie] in de dagvaarding onder punt 20. Deze strategie is in dit geval effectief gebleken, nu [gedaagde] aangeeft dat zij - hoewel [de reisorganisatie] niet de goedkoopste aanbieder was - de reis juist bij [de reisorganisatie] heeft geboekt vanwege de all-in prijs en het ontbreken van een eigen risico, om onaangename financiële verrassingen achteraf te vermijden.
16. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [de reisorganisatie] informatie heeft verstrekt op een wijze die de gemiddelde consument misleidt. Bovendien is er sprake van een misleidende omissie, nu essentiële informatie is weggelaten dan wel verborgen gehouden, dan wel op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze is verstrekt, waardoor de gemiddelde consument een besluit kan nemen over het aangaan van een overeenkomst dat hij anders niet had genomen. Daarmee is sprake van een oneerlijke handelspraktijk.
17. [gedaagde] voert tot haar verweer aan dat de “tenzij-clausule” in de algemene voorwaarden niet van toepassing is omdat deze in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Onder aanvulling van de rechtsgronden vat de kantonrechter dit verweer op als een beroep op het recent aan artikel 6:193j BW toegevoegde derde lid (in werking getreden op 13 juni 2014), op grond waarvan een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen vernietigbaar is. Het beroep op deze vernietigingsgrond slaagt voor zover het betreft de “tenzij-clausule” in de algemene voorwaarden, zodat de op deze clausule gebaseerde vordering van [de reisorganisatie] als ongegrond moet worden afgewezen.
18. Ook gelet op artikel 6:238 lid 2 BW, op grond waarvan onduidelijkheid van een beding in algemene voorwaarden voor rekening en risico komt van de gebruiker daarvan, is de vordering van [de reisorganisatie] niet toewijsbaar. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat het beding in de algemene voorwaarden waarop [de reisorganisatie] haar vordering baseert, in combinatie met de onder de feiten geciteerde teksten op de website en op pagina 5 en 6 van de brochure, zodanig onduidelijk en onbegrijpelijk is dat deze niet aan [gedaagde] is tegen te werpen.
19. Daarbij komt dat, voor zover de algemene voorwaarden op het punt van het eigen risico wel helder waren geweest, het enkele feit dat de motor van [gedaagde] is omgevallen op een licht schuin aflopende parkeerplaats onvoldoende is om te concluderen dat deze situatie onder de “tenzij-clausule” valt. De enkele omstandigheid dat de val het gevolg is geweest van het onjuist inschatten van de ondergrond van de parkeerplaats waardoor de motor is gevallen is niet per definitie een gebrek aan beheersing van de motor door [gedaagde], laat staan van opzet of het niet goed behandelen van de motor.