RB

Algemene regels  

RB 1697

Door niet beschikbaar stellen welkomstgeschenk toerekenbaar tekort geschoten

Rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort 27 maart 2013, LJN BZ5781 (Eider tegen de commanditaire vennootschap Hotel Group International)

HotelGroup Passport. Welkomstgeschenk. Schadevergoeding. Zuivering.

Eiser heeft tegen betaling van jaarlijkse abonnementskosten van € 153,95 een HotelGroup Passport ontvangen. Met dit Passport heeft eiser het recht op kortingen op de prijs voor overnachtingen in hotels waarmee HGI een regeling heeft, waarbij ontbijt en diner in het hotel afgenomen moeten worden.

Tussen partijen staat vast dat eiser zich tijdig heeft aangemeld voor de reis naar Antalya, zodat hij recht had op dit welkomstgeschenk. Eveneens staat vast dat HGI tekort is geschoten, omdat zij het geschenk niet aan eiser ter beschikking heeft gesteld. HGI betwist dat zij gehouden is schadevergoeding te betalen.

Bij brief heeft eiser de overeenkomst beëindigd. Deze beëindiging moet aldus worden begrepen dat eiser geen prijs stelt op verlenging van de overeenkomst. Niet is in te zien waarom hij onder deze omstandigheden geen recht heeft op het welkomstgeschenk. De kantonrechter is van oordeel dat voornoemde brief van als een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW is te beschouwen. Met deze brief heeft eiser aangegeven dat hij geen aanspraak meer maakt op nakoming door HGI, maar op vervangende schadevergoeding. Omzetting brengt mee dat de oorspronkelijke verbintenis teniet gaat en het verzuim eindigt, zodat zuivering niet meer mogelijk is.

De kantonrechter is van oordeel dat HGI toerekenbaar tekort is geschoten doordat zij eiser de toegezegde reis naar Antalya niet ter beschikking heeft gesteld. Zij is dan ook gehouden vervangende schadevergoeding te betalen. De kantonrechter veroordeelt HGI aan eiser te betalen een bedrag van € 600,50.

4.4. De kantonrechter is van oordeel dat voornoemde brief van 10 oktober 2012 als een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW is te beschouwen. Met deze brief heeft [eiser] aangegeven dat hij geen aanspraak meer maakt op nakoming door HGI, maar op vervangende schadevergoeding. Omzetting brengt mee dat de oorspronkelijke verbintenis teniet gaat en het verzuim eindigt, zodat zuivering niet meer mogelijk is. Het beroep van HGI op zuivering slaagt dan ook niet. (...)

RB 1695

Verhoogd “standaardtarieven” voor verzending tijdens actieperiode

RCC 12 maart 2013, dossiernr. 2013/00125 (“standaardtarieven” voor verzending)

Uitspraak in strijd met art. 7 NRC en art. 8.2 NRC. Het betreft de aanbieding in de webshop op adverteerders website www.mediamarkt.nl: “WESTERN DIGITAL Elements Desktop 2TB Zwart (…) € 88,- Media Markt Onlineprijs, Bezorgkosten € 4,99”. In een banner naast de aanbieding staat “21% BTW weg ermee! Nog maar 02 dagen, 09 uren, 39 minuten. Alle getoonde online prijzen zijn inclusief BTW-voordeel. Zolang de voorraad strekt. Klik hier voor alle actievoorwaarden”.

Tijdens de actieperiode bedroeg de actieprijs € 88,- inclusief BTW-voordeel, maar waren de verzendkosten verhoogd tot € 4,95. Toen de BTW-actie was afgelopen, bleek de prijs nog steeds € 88,- te zijn, maar bedroegen de verzendkosten weer € 1,95. Volgens klager is tijdens de actie dus geen korting verleend op de WD harddisk. Voor dit product moest tijdens de actie zelfs meer worden betaald dan na de actie als gevolg van de hogere verzendkosten.

(...) Naar het oordeel van de Commissie blijkt dit voor de gemiddelde consument onvoldoende uit de uiting. In de banner die verschijnt naast de beschrijving van de WD harddisk wordt gewezen op de BTW-actie, de duur van “nog maar” ruim 2 dagen, en wordt meegedeeld  dat alle getoonde online prijzen inclusief BTW-voordeel zijn. Door dit alles wordt de indruk gewekt dat de voor de WD harddisk getoonde prijs van € 88,- een actieprijs inclusief BTW-voordeel is, die slechts gedurende de actieperiode geldt. De in de banner opgenomen link naar de actievoorwaarden maakt de gemiddelde consument onvoldoende attent op het feit dat actie niet voor de naast de banner staande aanbieding geldt.

Gelet op het voorgaande wordt in de uiting dubbelzinnige informatie verstrekt over het prijsvoordeel van de aangeboden harddisk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dit geldt temeer, nu tijdens acties voor alle leveringen - waaronder ook, zo begrijpt de Commissie, producten waarop de betreffende actie niet van toepassing is -  de “standaardtarieven” voor verzending gelden. (...) de Commissie acht de uiting misleidend.

RB 1694

Resultaten van slechts 0,03 mm niet "spectaculair" of "verbluffend"

RCC 11 maart 2013, dossiernr. 2013/00047 (Revitalift Laser X3 van L’Oréal)

Uitspraak in strijd met art. 8.2 NRC, 13 NRC. Het betreft de uitingen voor het product Revitalift Laser X3 van L’Oréal op de de website www.loreal-paris.nl waar op de homepagina staat “Een lasersessie je enige wapen in de strijd tegen rimpels? Nu niet meer!” en op de subpagina “Revitalift Laser X3. De 1e anti-age-crème die een lasersessie uitdaagt…"

Daarnaast betreft het de advertorial (...) geplaatst op de pagina VROUW van de website www.detelegraaf.nl, waarin onder de kop “Laseren of smeren?” ondermeer staat: “Overweeg jij cosmetische chirurgie? Je bent niet de enige! Uit onderzoek van L’Oréal en vrouw.nl blijkt dat 10% van de VROUW lezers tussen de 45 en 55 een ingreep overweegt. Of zelfs al heeft gehad. Maar vanaf nu is dat niet meer nodig.” (...) en  de televisiecommercial, waarin over Revitalift Laser X3 “voor een drievoudige werking” onder meer wordt gezegd: “Zo effectief dat we getest hebben tegen een echte lasersessie. De resultaten zijn spectaculair.”

De klacht luidt, kort samengevat, als volgt: In de uitingen wordt een oneerlijke vergelijking gemaakt tussen de resultaten van het gebruik van Revitalift Laser X3 en een fractionele CO2-laserbehandeling. In de klinische studie, waarop de uitingen zijn gebaseerd, is de instelling van de CO2-laser suboptimaal geweest.(...)

De verbetering van de rimpeldiepte met 14% die blijkens de uitingen met Revitalift Laser X3 kan worden bereikt, betreft een verbetering van slechts 0,03 mm, die met het blote oog niet zichtbaar en klinisch niet relevant is. Gelet op het voorgaande is het onjuist en misleidend om met betrekking tot de vergelijking van de crème met een CO2-laser te spreken over resultaten die “niet verwacht”, “spectaculair” en/of “verbluffend” zijn. De vergelijkende studie is qua opzet en analyse ondeugdelijk en kan daarom niet dienen als onderbouwing van de claims. (...)

De Commissie beschouwt de reclame-uitingen als vergelijkende reclame ten opzichte van de gemiddelde aanbieder van CO2-laserbehandelingen.(...) Naar het oordeel van de Commissie wordt in de bestreden advertorial, in tegenstelling tot de overige uitingen, zelfs de indruk gewekt dat Revitalift Laser X3 even effectief is als een laserbehandeling en deze kan vervangen.(...) Gelet op het voorgaande gaan de bestreden uitingen gepaard met onjuiste informatie en wordt daarin voor de gemiddelde consument dubbelzinnige informatie ten aanzien van de voordelen van Revitalift Laser X3 ten opzichte van een laserbehandeling verstrekt als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 NRC (...) zijn de uitingen misleidend en daardoor in strijd met het bepaalde in artikel 13 aanhef en onder a NRC.

In de televisiecommercial wordt direct na een beschrijving in woord en beeld van het vergelijkende laseronderzoek gezegd: “86% van de vrouwen is overtuigd”(...). Deze mededeling blijkt, naar adverteerder heeft erkend,  niet op de vergelijkende lasertest te zijn gebaseerd, maar op een “consumententest onder 211 vrouwen – na 3 weken gebruik”. Weliswaar wordt dit in een onderin beeld verschijnende ‘disclaimer’ meegedeeld, maar het daarvoor gebruikte lettertype is zo klein en de tekst staat zo kort in beeld (ca. 2 seconden), dat deze mededeling de kijker gemakkelijk kan ontgaan (...). Gelet hierop wordt in de televisiecommercial op dit punt onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC. (...)

RB 1693

De context wekt de indruk dat je niet elders naar aanbiedingen hoeft te zoeken

RCC 12 maart 2013, dossiernr. 2013/00095 (Dag, sjouwen met aanbiedingen, Jumbo reclame)

Uiting in strijd met artikel 7 en 8.2 NRC. Het betreft een televisiecommercial waarin, door een voice-over en door verschillende, afwisselend in beeld verschijnende personen, het volgende wordt gezegd: “Dag, sjouwen met aanbiedingen. Dag, meer kopen dan je nodig hebt. Dag dure, dagelijkse boodschappen. Dag, oude supermarkt.” “Hallo Jumbo!” “Hallo, elke dag de laagste prijs.” “Ja, en dat dag in dag uit.” “En alles met de laagste prijsgarantie.” “Op al onze 32.000 producten. Hallo, altijd de laagste prijs.” “Hallo Jumbo!” In beeld verschijnt de tekst: Hallo Jumbo. Altijd de goedkoopste bij u in de buurt!” En “kijk voor de spelregels op jumbosupermarkten.nl”. Aan het eind van de commercial zegt de voice-over: “En vindt u het ergens toch blijvend goedkoper, dan passen wij de prijs aan en krijgt u het gratis”.
 
In de voorwaarde van de laagste prijsgarantie staat echter dat aanbiedingen van andere winkels niet gelden. In de reclame wordt naar de mening van klager ten onrechte de indruk gewekt dat de producten van Jumbo ook altijd goedkoper zijn dan de aanbiedingen van andere supermarkten.

De commercial, waarin de aandacht wordt gevestigd op de laagsteprijsgarantie van Jumbo, vangt aan met onder meer de zinsneden: “Dag sjouwen met aanbiedingen” en “Dag oude supermarkt”. Gelet op deze mededelingen en gelet op de context van de reclame wordt naar het oordeel van de Commissie de indruk gewekt dat men niet elders naar aanbiedingen hoeft te zoeken omdat Jumbo, vanwege haar laagsteprijsgarantie, toch goedkoper is.

Deze indruk wordt, bezien in het licht van de gehele reclame-uiting, onvoldoende weggenomen door de enkele vermelding aan het eind van de commercial, dat de prijs wordt aangepast indien men het product ergens ‘blijvend’ goedkoper vindt.  Naar het oordeel van de commissie is de uiting in strijd met artikel 7 en 8.2 NRC.

RB 1692

21% BTW weg ermee niet voor gewilde producten

RCC 6 maart 2013, dossiernr. 2013/00092-(A)/(B) (Media Markt actie 21% BTW weg ermee)

Het betreft de televisiecommercial voor de ‘BTW weg ermee-actie’ van Media Markt. De voice-over zegt, voor zover hier van belang:“21% BTW weg ermee! Tot en met zondag betaalt Media Markt voor u de BTW. Tv, computer, witgoed & huishoudelijk, hifi & mp3, telecom & navigatie, foto & video en persoonlijke verzorging, bijna allemaal zonder 21% BTW.” De genoemde productgroepen verschijnen ook in beeld, evenals (het merendeel van) de gesproken tekst. Korte tijd staat onderin beeld de mededeling: “kijk voor de actievoorwaarden op mediamarkt.nl”. Daarnaast betreft het de reclameborden die bij de kassa’s van het Media Markt filiaal(...) staan met de tekst: “Media Markt betaalt voor u de BTW! 21% BTW WEG ERMEE. Dit is hét moment om te kopen!”

Naar aanleiding van de televisiecommercial heeft klaagster een filiaal van Media Markt bezocht. In de winkel bleek haar dat de BTW weg ermee-actie voor een heleboel artikelen (...) niet gold, hoewel de reclamespot het anders doet voorkomen. Klaagster vindt de commercial misleidend. Tevens vindt klager(B) dat de mededeling dat Media Markt de 21% BTW voor de klant betaalt misleidend. Er wordt in strijd met de waarheid gesuggereerd dat de consument geen BTW betaalt, terwijl Media Markt op grond van de Wet op de omzetbelasting verplicht is 21% BTW af te dragen. Al zou Media Markt bedoelen dat men 21% korting krijgt, dan is dat niet het exacte BTW-bedrag. Dit laatste bedraagt immers 21/121e van de verkoopprijs. Er wordt niet verwezen naar voorwaarden.

In de uitspraak in dossier 2012/00958B heeft de voorzitter van de Commissie Media Markt gewezen op de noodzaak beperkende voorwaarden op de juiste wijze te communiceren. In de onderhavige uiting heeft Media Markt deze informatie achterwege gelaten, hoewel daarvoor voldoende ruimte beschikbaar is.

De Commissie stelt voorop dat in de televisiecommercial niet wordt gesteld of gesuggereerd dat de Media Markt gedurende de BTW-actie niet de wettelijk verplichte BTW afdraagt. De Commissie acht voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat de mededeling “Media Markt betaalt voor u de BTW” betekent dat Media Markt gedurende de actie het BTW-gedeelte dat is begrepen in de buiten de actieperiode geldende verkoopprijs van producten voor haar rekening neemt.

 Door deze wijze van presenteren wordt gesuggereerd dat de actie voor vrijwel het gehele assortiment binnen de genoemde productgroepen geldt en dat slechts een gering aantal artikelen van de actie uitgesloten is. Uit de in de actievoorwaarden opgenomen lijst blijkt echter dat de actie niet van toepassing is op een aanzienlijk aantal - vaak gewilde - producten. (...) Gelet hierop is sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 NRC.

RB 1687

HvJ EU: Leverancier verwijst naar dwingende regeling voor andere categorie consumenten

HvJ EU 21 maart 2013, zaak C-92/11 (RWE Vertrieb) - dossier - persbericht

Prejudiciële vraag gesteld door het Bundesgerichtshof, Duitsland.

Uitlegging van artikel 1, lid 2, en, junctis de punten 1, sub j, en 2, sub b, tweede volzin, van de bijlage, van de artikelen 3 en 5 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29) – Uitlegging van artikel 3, lid 3, juncto bijlage A, sub b en c, van richtlijn 2003/55/EG (...) interne markt voor aardgas – Beding waarbij professionele leveranciers het recht wordt verleend de prijs van de dienst te wijzigen door te verwijzen naar een dwingende regeling die voor een andere categorie van consumenten bedoeld is – Toepasselijkheid van richtlijn 93/13/EG – Vereisten betreffende de verplichting tot duidelijke en begrijpelijk formulering en betreffende de transparantieverplichting.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

1) Artikel 1, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat deze richtlijn van toepassing is op de bedingen van algemene voorwaarden die zijn opgenomen in tussen een verkoper en een consument gesloten overeenkomsten waarin een voor een andere categorie overeenkomsten geldende regel van nationaal recht is overgenomen, en die niet aan de betrokken nationale regeling zijn onderworpen.

2) De artikelen 3 en 5 van richtlijn 93/13, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 3, van richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG, moeten aldus worden uitgelegd dat bij de beoordeling of een standaardbeding waarin een leverancier zich het recht voorbehoudt om de gasprijs te wijzigen, beantwoordt aan de in deze bepalingen gestelde eisen van goede trouw, evenwicht en transparantie, wezenlijk belang moet worden gehecht aan met name:

– de vraag of in de overeenkomst de reden voor en de wijze van aanpassing van deze prijs transparant worden toegelicht, zodat de consument aan de hand van duidelijke en begrijpelijke criteria eventuele wijzigingen van deze prijs kan voorzien. Wanneer vóór sluiting van de overeenkomst daarover geen informatie is verstrekt, kan dit in beginsel niet worden goedgemaakt enkel door het feit dat de consumenten in de loop van de uitvoering van de overeenkomst redelijke tijd vooraf zullen worden geïnformeerd over de prijsaanpassing en hun opzeggingsrecht mochten zij deze aanpassing niet wensen te aanvaarden, en

– de vraag of de consument in concreto daadwerkelijk zijn opzeggingsrecht kan uitoefenen.

Het is de taak van de verwijzende rechter om bij deze beoordeling rekening te houden met alle omstandigheden van het concrete geval, daaronder begrepen alle bedingen van de algemene voorwaarden van de consumentenovereenkomsten waarvan het omstreden beding deel uitmaakt.

Op andere blogs:
Out-Law (Using the words of legal requirements not an absolute defence to 'unfair' contract terms claims, rules CJEU)

RB 1684

Het laten liken van Facebookpagina is geen reclame

RCC 5 maart 2013, dossiernr. 2012/01097 (Studieonderzoek UvA en Lätta producten Unilever)

Afwijzing. Definitie Reclame. Het betreft de door verweerder sub 2 aan klager gezonden e-mail met als onderwerp “Organisaties op Facebook: 3 minuten onderzoek (UvA)”. De inhoud van de e-mail, ondertekend met de naam van verweerder sub 2 en “Corporate Communicatie Universiteit van Amsterdam”.

Klager zegt doorgaans graag mee te helpen aan studieonderzoeken. In dit geval bleek echter geen sprake te zijn van een onderzoek, maar van een reclamecampagne voor Lätta-producten. Aan het eind van de “survey” word je namelijk doorgelinkt naar de Facebookpagina van Lätta met het verzoek deze pagina te liken. Klager voelt zich door de e-mail(s) van verweerder sub 2 misleid.

De Commissie vat de klacht aldus op dat in de aan klager toegezonden e-mail(s) niet duidelijk wordt gemaakt dat in feite sprake is van een reclamecampagne voor Lätta producten. Het laten liken van de Facebookpagina van Lätta, wat onderdeel uitmaakt van het onderzoek van verweerder sub 2, kan als reclame voor Lätta producten worden aangemerkt indien dit door of ten behoeve van een adverteerder in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) gebeurt. Dit is niet komen vast te staan. Unilever heeft ten stelligste ontkend betrokken te zijn bij het onderzoek en/of de persoon van verweerder sub 2 en kan derhalve niet als adverteerder worden beschouwd. Evenmin is gebleken dat verweerder sub 2 geheel of deels ten behoeve van Unilever heeft gehandeld. Nu niet is komen vast te staan dat sprake is van reclame in de zin van artikel 1 NRC wordt de klacht afgewezen. (...) De Commissie wijst de klacht af.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (LäTTA LATEN ‘LIKEN’ IS NIET ALTIJD RECLAME)

RB 1680

Retour ongewenste geadresseerde reclame

RCC 4 maart 2013, dossiernr. 2012/00966 (Nationale Postcode Loterij / Ongewenste geadresseerde reclame ongewenste post oude bewoner ondanks bezwaar)

Paying Taxes 4-14-09Het betreft een geadresseerde reclamefolder op het adres van klager onder de naam van de vorige bewoner van 12 jaar geleden.

Klager stelt, kort samengevat, dat hij geadresseerde post van adverteerder vele malen retour heeft gestuurd met de melding: onbekend op dit adres. Tevens heeft klager meerdere brieven gestuurd met het verzoek om ermee te stoppen. Klager overlegt ter onderbouwing een brief van 8 juni 2012 gericht aan adverteerder, en post van adverteerder waarop klager het adres heeft doorgekruist en heeft geschreven “RETOUR”.

Adverteerder is niet bekend met de brieven en retour gezonden enveloppen van klager, maar heeft na een vorige klacht die zij van klager ontving via de Stichting Reclame Code de naam van de vorige bewoner direct op haar uitsluitingslijsten geplaatst en post aan dit adres handmatig proberen tegen te houden bij de drukker.

Klager heeft naar het oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk gemaakt dat hij geadresseerde reclame heeft ontvangen op zijn adres, ten minste drie maanden nadat hij adverteerder kenbaar heeft gemaakt dat hij dergelijke reclame niet meer wenst te ontvangen. Dit is in strijd met artikel 14 van de Code Brievenbus Reclame (CBR).
RB 1672

Verplichtingen niet nagekomen door louter kwantitatief criterium te gebruiken

HvJEU 14 maart 2013, zaak C-216/11 (Commissie / Frankrijk)

Artikel 34 VWEU. Artikel 8 en 9 Richtlijn 92/12/EEG. Tabaksproducten. Kwantitatieve beoordelingscriteria en -invoerbeperkingen.

De Europese Commissie verzoekt het Hof vast te stellen dat de Franse Republiek, door bij de beoordeling van het commerciële karakter van het voorhanden hebben door particulieren van tabaksfabrikaten uit een andere lidstaat een louter kwantitatief criterium te gebruiken, doordat zij dit criterium per individueel voertuig (en niet per persoon), globaal toepast voor alle tabaksproducten, waardoor de invoer van tabaksproducten uit een andere lidstaat door particulieren zonder meer wordt belet wanneer het om meer dan 2 kilogram per individueel voertuig gaat, (...) betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (...) niet is nagekomen.

22. Enerzijds staat de richtlijn, door uitdrukkelijk minimumdrempels vast te stellen voor verschillende afzonderlijke categorieën tabaksproducten, de lidstaten toe om, zonder onderscheid, drempels vast te stellen voor het gewicht van de voorhanden gehouden tabaksproducten, doch enkel onder de voorwaarde dat elk van die minimumdrempels wordt gerespecteerd. (...)

23. Aangezien anderzijds artikel 9, lid 2, van de richtlijn beoogt te preciseren onder welke voorwaarden de accijns door degene die de producten voorhanden houdt verschuldigd wordt, (...) moeten de (...) indicatieve minimumdrempels worden geacht te gelden voor die houder en, dus, per persoon van toepassing te zijn.

Het Hof (Vierde kamer) verklaart:

1)  Door bij de beoordeling van het commerciële karakter van het voorhanden hebben door particulieren van tabaksfabrikaten uit een andere lidstaat een louter kwantitatief criterium te gebruiken, en door dit criterium per individueel voertuig (en niet per persoon), globaal toe te passen voor alle tabaksproducten, is de Franse Republiek de krachtens richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, en met name de artikelen 8 en 9 ervan, op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

RB 1671

Alle producten zijn gratis! 0 euro, noppes, niks, nada!

RCC 4 maart 2013, dossiernr. 2013/00110 (GRATIS producten)

Verzendkosten. Het betreft de website gratiskoop.nl, waarop onder meer wordt gesteld: “Gratiskoop.nl, Alle producten zijn gratis! 0 euro, noppes, niks, nada!” En “Wij maken geen onnodige marketing kosten omdat jij het product deelt via Facebook of Twitter en daardoor kunnen wij blijvend nieuwe GRATIS producten blijven aanbieden aan jullie.”

Klager stelt, kort samengevat, dat de bewering onjuist is dat de producten gratis kunnen worden aangeboden omdat bespaard wordt op de marketingkosten. De producten worden betaald via de te hoge verzendkosten van standaard €5,95 per enkele bestelling. Omdat de producten worden betaald via te hoge verzendkosten, worden ze ten onrechte aangemerkt als ‘Gratis’.

(...) Naar adverteerder erkent komen de standaard voor alle bestellingen in rekening gebrachte verzendkosten niet overeen met de daadwerkelijke verzendkosten die voor de betreffende producten gelden. Op grond hiervan is sprake van een misleidende wijze van reclame maken als bedoeld in artikel 8.5 in combinatie met de aanhef en punt 19 van Bijlage 1 NRC.

De bewering dat de producten gratis kunnen worden aangeboden omdat door de reclame via Facebook of Twitter bespaard wordt op de marketing kosten, is door adverteerder onvoldoende onderbouwd. Om bovengenoemde redenen is de reclame-uiting misleidend (...)