RB

Diensten  

RB 1945

All Risk dekking 'ook bij eigen schuld' is misleidend

Vz RCC 30 september 2013, dossiernr. 2013/00597(Woongarantverzekering)
Voorzitterstoewijzing, misleiding.
Het betreft de brochure betreffende “De Woongarantverzekering” van Centraal Beheer Achmea, waarin onder de kop “Meer zekerheid voor u met onze aanvullende verzekeringen” onder meer staat:
   “‘All Risks’ dekking: Met de speciale ‘All Risks’ dekking verzekert u alle schades aan én in uw huis (opstal en
     inboedel), ook als het uw eigen schuld is!”

De klacht - Klager heeft op basis van de aantrekkelijke voorwaarden in de brochure enige tijd geleden een uitgebreide Woongarantverzekering afgesloten. Met betrekking tot de ‘All Risks’ dekking zijn in de brochure geen uitsluitingen of verwijzing naar voorwaarden opgenomen. Het is klager onlangs gebleken dat door eigen schuld ontstane schade niet wordt vergoed, hoewel dat op grond van de tekst in de brochure wel mag worden verwacht. De verstrekte informatie is daarom misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
Als erkend is komen vast te staan dat de mededeling “Met de speciale ‘All Risks’ dekking verzekert u alle schades aan én in uw huis (opstal en inboedel), ook als het uw eigen schuld is!” zo absoluut gesteld is, dat de gemiddelde consument op basis hiervan een ruimere dekking verwacht dan in werkelijkheid geboden wordt. Hoewel het algemeen bekend is dat aan een verzekering polisvoorwaarden verbonden zijn, die leidend zijn voor de vraag of een schade gedekt is, mag een reclame-uiting voor de betreffende verzekering de gemiddelde consument niet op het verkeerde been zetten ten aanzien van de dekking en voorwaarden. Dat is bij de onderhavige brochure wel het geval.

Gelet op het voorgaande wordt in de bestreden brochure te absolute en daardoor onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de voorzitter voorts van oordeel is dat de uiting de gemiddelde consument ertoe kan brengen een besluit te nemen over een transactie dat hij anders niet had genomen, is de bestreden uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De voorzitter ziet in hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld aanleiding om ten aanzien van de aanbeveling te bepalen dat deze wordt gedaan voor zover nog nodig.

De beslissing van de voorzitter 
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder - voor zover nog nodig - aan om niet meer op een derge­lij­ke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

RB 1940

Misleiding omtrent excursies en entreegelden tijdens busvakantie

RCC 19 september 2013, dossiernr. 2013/00609 (Kras.nl busvakanties)
Aanbeveling, bijzondere reclamecode, misleidende prijsvermelding. Het betreft een uiting op pagina 88 van de catalogus Kras.nl zomer 2013 Busvakanties. Daarin wordt een 8-daagse excursiereis naar Zuid-Engeland & Wight aangeboden voor een prijs “vanaf 499,-”. Onder het kopje “Inclusief” staat onder meer: “het beschreven excursieprogramma” en onder “Exclusief” staat onder meer: “facultatieve excursies en entreegelden”.

De klacht - Deze kan als volgt worden samengevat. Gesuggereerd wordt dat de prijs exclusief entreegelden voor facultatieve excursies is. In werkelijkheid dienden ook nog entreegelden voor de excursies uit het beschreven excursieprogramma te worden betaald.

Het oordeel van de Commissie
Naar het oordeel van de Commissie is de mededeling “Exclusief” “facultatieve excursies en entreegelden” voor tweeërlei uitleg vatbaar, in die zin dat men kan denken dat alle facultatieve excursies en alle entreegelden apart moeten worden betaald dan wel dat alle facultatieve excursies en de entreegelden in het kader van facultatieve excursies apart moeten worden betaald. In werkelijkheid blijken alle entreegelden, ook die van de beschreven excursies, bovenop de geadverteerde prijs te komen.

 Door bovenbedoelde onduidelijkheid acht de Commissie de uiting in strijd met artikel III onder 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) waarin onder meer staat:

“Aanbieders zijn gehouden tot het hanteren van correcte en duidelijke prijzen in hun reclame-uitingen”.

Voorts acht de Commissie de reclame voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de prijs van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met de artikelen III onder 1 RR en 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
NRC (nieuw) art. 8.2 onder d.
RRA III. sub 1

 

RB 1928

Uitsluiting vaccinatie, castratie sterilisatie wekken de indruk dat verder niks is uitgesloten

RCC 19 september 2013, dossiernr. 2013/00584 (huisdierenverzekering)
Aanbeveling, misleiding, voornaamste kenmerk product. Het betreft een uiting omtrent de Kruidvat Huisdierenverzekering op www.verzekeringen.kruidvat.nl. Daarin staat onder het kopje “Wat is er niet verzekerd?”: “Vaccinatie, castratie en sterilisatie zijn niet verzekerd met onze huisdierenverzekering”.  

De klacht - De uiting is onvolledig wat betreft de vermelding van uitsluitingen. Blijkens artikel 7.3 van de voor de Kruidvat Huisdierenverzekering geldende Bijzondere Voorwaarden 2012 nr. 2012K-HD worden nog veel andere veel voorkomende behandelingen uitgesloten. Klager acht de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Doordat onder het kopje “Wat is er niet verzekerd?” uitsluitend is vermeld: “Vaccinatie, castratie en sterilisatie zijn niet verzekerd met onze huisdierenverzekering” wordt de indruk gewekt dat er verder geen behandelingen van de verzekering zijn uitgesloten. Blijkens artikel 7.3 van de Bijzondere Voorwaarden 2012 nr. 2012K-HD die op de verzekering van toepassing zijn, gelden echter nog diverse andere uitsluitingen (a tot en met zd). Dit wordt, gegeven de absolute mededeling kopje “Wat is er niet verzekerd?:

Vaccinatie, castratie en sterilisatie zijn niet verzekerd met onze huisdierenverzekering” niet voldoende duidelijk gemaakt. De verwijzingen elders op de website en in het polisblad heffen deze onduidelijkheid in de ter beoordeling liggende uiting niet op.

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
NRC (nieuw) art. 8.2 onder b.

RB 1922

Ook bij op=op actie moet product in voldoende mate aanwezig zijn

Vz. RCC 11 september 2013, dossiernr. 2013/00562 (Velux dakramen)
Misleidende beschikbaarheid, voorzitterstoewijzing. Het betreft adverteerders huis aan huis verspreide folder waarin onder meer “Velux dakramen” worden aangeboden met de mededeling:
“50% korting, op=op! aanbod verschilt per bouwmarkt”.

De klacht - In heel Zeeland en Brabant waren deze ramen niet verkrijgbaar. Sommige vestigingen deelden telefonisch mee slechts één exemplaar te hebben gekregen. Bij klaagsters, in Zeeland wonende, schoonzoon werd de folder pas bezorgd een paar dagen nadat zij telefonisch informatie bij adverteerder had ingewonnen. Hier is sprake van een lokkertje.

Het oordeel van de voorzitter

Klaagster heeft niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld dat op 10 juli 2013, derhalve op de derde dag van de 14 dagen durende actie, in heel Zeeland en Brabant geen Velux dakramen meer verkrijgbaar waren. De in de uiting gemaakte voorbehouden duiden erop dat sprake is van een beperkte voorraad, maar dit neemt niet weg dat de ramen, mede gezien de aantrekkelijkheid van de actie en de in verband daarmee te verwachten belangstelling, in voldoende mate voorradig moeten zijn (geweest). Niet is echter gebleken dat in dit geval in de verschillende bouwmarkten aan dit vereiste was voldaan.

Blijkens het bovenstaande is in de uiting onvoldoende (duidelijke) informatie verstrekt over de beschikbaarheid van de ramen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de voorzitter de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing

Op grond van het vorenstaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7

NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

NRC (nieuw) art. 8.2 onder b.

RB 1921

HvJ EU: Over onjuiste verkoopbrochure, professionele toewijzing en misleidende handelspraktijk

HvJ EU 19 september 2013, zaak C-435/11 (CHS Tour Services tegen Team4 Travel) - dossier - persbericht
Prejudiciële vragen gesteld door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk)
Richtlijn 2005/29/EG Oneerlijke handelspraktijken. Verkoopbrochure die onjuiste informatie bevat, Vereisten van professionele toewijding. Kwalificatie als ,misleidende handelspraktijk’. Geval waarin handelaar niet kan worden verweten de zorgvuldigheidsverplichting niet te zijn nagekomen. Brochure die onjuiste bewering inzake exclusiviteit bevat

Uitspraak: [Richtlijn oneerlijke handelspraktijken] moet aldus worden uitgelegd dat een handelspraktijk die voldoet aan alle in artikel 6, lid 1, van deze richtlijn genoemde criteria om te kunnen spreken van een misleidende praktijk jegens de consument, als oneerlijk en daarmee als verboden op grond van artikel 5, lid 1, van de richtlijn kan worden aangemerkt zonder dat hoeft te worden nagegaan of die praktijk ook in strijd is met de vereisten van professionele toewijding in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn.

Gestelde prejudiciële vraag:

„Dient artikel 5 van [de richtlijn] aldus te worden uitgelegd dat in geval van misleidende handelspraktijken in de zin van artikel 5, lid 4, van die richtlijn een afzonderlijke toetsing van de criteria van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn niet is toegestaan?”
RB 1920

Verwijzing op de radio naar algemene voorwaarden niet genoeg

RCC 3 september 2013, dossiernr. 2013/00545 (neckermann radioreclame)
Aanbeveling, misleidende reclame, ontbrekende informatie Het betreft een radiocommercial waarin het volgende wordt gezegd: “Speciale aanbieding: zaterdag 25 mei een eenmalig vakantieaanbod bij Neckermann. Boek 25 mei een smartline vakantie en de tweede persoon betaalt maar 1 euro. Ga naar uw reisbureau of boek direct op neckermann.nl. Boek slim, boek smartline. Dé all inclusive low budget formule van Neckermann. Vraag naar de voorwaarden.”

De klacht - Pas bij het aanvragen van een berekening op de website blijkt dat sprake is van een cash back actie, waarbij eerst het gehele bedrag van de reis voor twee personen moet worden betaald en het reisbedrag voor de tweede persoon later wordt terugbetaald. Aan het terug te ontvangen bedrag zit bovendien een maximum van € 800,-, waardoor een restbedrag van soms meer dan € 100,- overblijft. Dit alles maakt de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie

Vast is komen te staan dat de in de commercial aangeprezen smartline actie een cashback-actie betreft, waarbij na betaling van de gehele reissom het voor de tweede persoon betaalde bedrag (minus 1 euro) tot een maximum van € 800,- kan worden teruggevraagd. Naar het oordeel van de Commissie betreffen de aard van de kortingsactie (cashback) en het aan de actie verbonden maximum van € 800,- essentiële informatie die in de commercial zelf vermeld dient te worden. Ten aanzien van deze aspecten van de actie kan - ook in een radiocommercial - niet worden volstaan met een algemene verwijzing naar voorwaarden.

Gelet op het voorgaande is sprake van het te laat verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen  als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7

NRC (nieuw) art. 8.3 aanhef

NRc (nieuw) art. 8.3 onder c.

RB 1898

Weglaten vooraf bekende bijkomende kosten is in strijd met Reclamecode Reisaanbiedingen

RCC 15 augustus 2013, dossiernr. 2013/00482 (Weglaten bijkomende kosten)
Onduidelijke prijs, bijkomende kosten. Aanbeveling op basis van de Reclamecode Reisaanbiedingen. Het betreft de vermelding van prijzen van hotelkamers door HRS in de bij de e-mail van Booking.com van 27 mei 2013 gevoegde uitingen op de website www.hrs.com en op de prijsvergelijkingssite van Trivago (www.trivago.nl).

De klacht - HRS toont de prijzen van door haar aangeboden hotelkamers exclusief belastingen en toeslagen. Belastingen en bijkomende kosten die redelijkerwijs berekend kunnen worden, moeten in de totaalprijs worden meegenomen. Het betreft bijvoorbeeld: a) toeristenbelasting (5,5%) in Amsterdam; b) resort fee van USD 25 per kamer; c) cleaning fee van € 20,- per kamer. HRS laat bovendien na om de hoogte te vermelden van de belastingen en toeslagen die niet tevoren kunnen worden berekend. (Concurrent) Booking.com acht de uitingen in strijd met de artikelen 8.2, 8.3 en 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) en de artikelen 6:193a -6:193j van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Het oordeel van de Commissie
Toeristenbelasting
De klacht is in de eerste plaats gericht tegen het vermelden door HRS van hotelkamerprijzen waarin de toeristenbelasting die op het moment van vermelding van die prijzen bekend is, niet is opgenomen. HRS heeft aangevoerd dat toeristenbelasting niet in de prijs hoeft te zijn opgenomen, nu geen sprake is van vaste onvermijdbare kosten die aan de aanbieder moeten worden betaald in de zin van artikel III sub 1 RR.

Artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen bepaalt, voor zover hier van belang: “Aanbieders zijn gehouden tot het hanteren van correcte en duidelijke prijzen in hun reclame-uitingen. Zij publiceren hun prijzen, al of niet gespecificeerd, inclusief de hen op het moment van publicatie bekende vaste onvermijdbare (= bijkomende onlosmakelijk aan de dienst verbonden) kosten die voor de aangeboden diensten aan de aanbieder moeten worden betaald.” Blijkens de toelichting bij artikel III.1 RR wordt onder “vaste onvermijdbare (bijkomende) kosten” onder meer verstaan: “toeristen-/verblijfsbelasting, tenzij deze niet vooraf kan worden berekend; in dat geval moet worden vermeld dat deze nog ter plekke moet worden afgedragen”.
Uit het voorgaande volgt dat de toeristenbelasting die vooraf kan worden bepaald - omdat deze belasting een vast percentage van de kamerprijs betreft dan wel een vast bedrag per kamer, ongeacht het aantal personen - moet worden aangemerkt als vaste onvermijdbare bijkomende kostenpost die in de kamerprijs dient te worden opgenomen. Hierbij is kennelijk ervan uitgegaan dat het hoogst ongebruikelijk is dat men een hotelkamer boekt in de plaats waarin met staat ingeschreven, en dat er om die reden geen aanleiding bestaat de toeristenbelasting als variabele kosten te beschouwen.
Nu met betrekking tot de bestreden uitingen niet is gebleken dat de hoogte van de toeristenbelasting niet vooraf kan worden bepaald, merkt de Commissie deze belasting in het onderhavige geval aan als vast en onvermijdbaar.

Bij letterlijke interpretatie van de tekst van artikel III sub 1 RR zou deze bepaling kunnen worden opgevat in die zin dat toeristenbelasting die niet rechtstreeks aan “de aanbieder” moet worden betaald, maar ter plekke aan de hoteleigenaar, niet in de door de aanbieder in zijn reclame gepubliceerde prijs zou hoeven te zijn opgenomen. Het komt de Commissie echter voor - zoals ook overwogen in haar door het College van Beroep bevestigde uitspraak in dossier 2012/00040 - dat artikel III sub 1 RR niet in deze zin is bedoeld, doch dat is bedoeld ervoor te zorgen dat alle onvermijdbare kosten die op het moment van publicatie van een prijs bekend zijn, in die prijs worden opgenomen. De Commissie overweegt in dit verband dat blijkens de preambule bij de RR het doel van deze code is: “het ten behoeve van de consument voorkomen van misleidende reclame-uitingen op de Nederlandse markt inzake de prijs en de beschikbaarheid van reis-, recreatie-, vervoer- en verblijfsdiensten”. Door alle onvermijdbare, bekende kosten in de prijs op te nemen, wordt de consument in staat gesteld om prijzen van hotelkamers die door verschillende aanbieders worden aangeboden eenvoudig en zonder kosten over het hoofd te zien met elkaar te vergelijken.

Gelet op de tekst van de voornoemde bepaling in de RR en de onderliggende preambule dient naar het oordeel van de Commissie de vooraf bekende toeristenbelasting daadwerkelijk in de prijs te worden opgenomen en acht zij het niet toegestaan om, zoals in de onderhavige reclame-uitingen, mee te delen dat toeristenbelasting extra wordt berekend al naar gelang de lokale tarieven. In dit verband wordt ook verwezen naar dossier 2012/00040 waarin het College van Beroep heeft geoordeeld dat het opnemen van de toeristenbelasting ook als essentieel dient te worden beschouwd in de zin van artikel 8.4 aanhef en onder c NRC.

Nu HRS de prijzen voor hotelkamers vermeldt exclusief de bij die kamers behorende, op het moment van publicatie van de prijzen bekende toeristenbelasting, is artikel III sub 1 RR overtreden. Tevens is artikel IV sub 1 RR overtreden, nu het gaat om uitnodigingen tot aankoop.
Dat het - naar HRS stelt - in de hotelbranche niet gebruikelijk zou zijn om totaalprijzen inclusief toeristenbelasting te vermelden, maakt dit oordeel niet anders.

De klacht betreft voorts, zo begrijpt de Commissie, de vermelding van toeristenbelasting waarvan het bedrag niet bij publicatie van de kamerprijs bekend is, bijvoorbeeld omdat de belasting per persoon in plaats van per kamer wordt berekend, en die daarom niet in de getoonde kamerprijs inbegrepen dient te zijn. Naar het oordeel van de Commissie betreft het feit dat sprake is van extra kosten in de vorm van een niet te vermijden bedrag aan toeristenbelasting essentiële informatie, waarvan op grond van het bepaalde in artikel IV sub 1 RR in combinatie met artikel 8.4 onder c NRC in de uitnodiging tot aankoop melding moet worden gemaakt. Bij deze vermelding kan niet, zoals in de bestreden uitingen, worden volstaan met de algemene opmerking dat toeristenbelasting extra wordt berekend al naar gelang de lokale tarieven, zonder de hoogte van de toeristenbelasting te noemen. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de uitingen waarin sprake is van onvermijdbare, maar niet tevoren in de kamerprijs op te nemen toeristenbelasting, in strijd met artikel IV sub 1 RR.

Resort fee
De klacht dat in de totaalprijs voor het Bellagio Hotel in Las Vegas niet de resort fee van USD 25.- is opgenomen, is door HRS weersproken met de mededeling dat niet steeds een resort fee in rekening wordt gebracht. Nu voor de Commissie niet is komen vast te staan dat in de door Booking.com overgelegde uiting daadwerkelijk sprake is van vaste onvermijdbare kosten in de vorm van een resort fee ten bedrage van USD 25 per kamer, kan dit onderdeel van de klacht niet slagen.

Cleaning fee
Vast is komen te staan dat in de uiting betreffende een accommodatie in Sankt Jakob in Haus in de totaalprijs niet is opgenomen de “end-of-stay cleaning fee EUR 20,00”, die blijkt als in de uiting de link “Prijsdetails” wordt aangeklikt. Deze prijsvermelding is in strijd met artikel III sub 1 RR, nu – blijkens de toelichting bij dit artikel – “verplichte kosten per verblijfseenheid, zoals bijv. voor schoonmaak” aangemerkt dienen te worden als vaste onvermijdbare (bijkomende) kosten, die derhalve in de gepubliceerde prijs inbegrepen dienen te zijn.
Tevens is artikel IV sub 1 RR overtreden, nu het gaat om een uitnodiging tot aankoop.

Algemeen
Nu de bestreden uitingen (voor zover de klacht daartegen voldoende is onderbouwd) in strijd zijn met de RR, komt de Commissie niet meer toe aan toetsing van de uitingen aan andere door Booking.com genoemde bepalingen.

RB 1894

1 maand gratis sporten blijkt maximaal 4 keer te zijn

RCC 2 augustus 2013, dossiernr. 2013/00510 (BCC - Abonnement Basic-Fit)
Onduidelijke informatie. Voornaamste kenmerken product. Aanbeveling. Het betreft de uiting voor “1 maand* gratis sporten bij Basic-Fit” op de achterpagina van de “Vaderdagfolder” van BCC en op een “Waardebon” die klanten gedurende de actieperiode bij aankoop van een product bij BCC ontvingen.
                 
De klacht - De suggestie wordt gewekt dat een gratis abonnement voor een maand bij Basic-Fit wordt aangeboden. Nu Basic-Fit zelf (in andere media) adverteert met een onbeperkt, door alle gezinsleden te gebruiken lidmaatschap, vond klager een dergelijk lidmaatschap één maand gratis zeer aantrekkelijk. Pas bij aanmelding merkte klager dat sprake is van zeer beperkende voorwaarden. De “1 maand gratis sporten” blijkt te bestaan uit maximaal vier keer sporten. Dat is geen maand, zoals wordt gesuggereerd. Achteraf heeft klager gezien dat de beperkingen wel in de folder en op de waardebon staan, maar “ernstig weggestopt”. Door “de manier waarop in de reclame focus gegeven wordt”, acht klager de uitingen misleidend.

Het oordeel van de Commissie
In de bestreden uitingen wordt “1 maand*  gratis sporten bij Basic-Fit” aangeboden bij aankoop van alle producten tijdens de actieperiode. De asterisk verwijst naar de onderin de uitingen staande voorwaarden betreffende duur en inhoud van de actie. Blijkens deze voorwaarden moet onder “1 maand” in het kader van de actie worden begrepen: maximaal 4 lessen verdeeld over vier weken. De Commissie is van oordeel dat dit een dermate beperkte uitleg is, dat niet kan worden gesproken over “1 maand gratis sporten”. De gemiddelde consument, die niet bedacht zal zijn op deze uitleg, wordt door de aanduiding “1 maand” op het verkeerde been gezet. De (door het kleurgebruik van een witte asterisk tegen een grijze achtergrond onopvallende) verwijzing naar de elders in de uiting staande beschrijving van de actie neemt het misleidende karakter van het aanbod “1 maand gratis sporten” niet weg. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de bestreden uitingen onvoldoende duidelijk ten aanzien van de voornaamste kenmerken van het aangeprezen product als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. 

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1876

Prejudiciële vragen over de ‘Schlüssigkeitstheorie’

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 20 juni 2013, zaak C-365/13 (Kolassa)
Prejudiciële vragen gesteld door Raad van State (België). EEX. Consumentenbescherming. Prospectusverplichting.

Verzoeker Harald Kolassa heeft in 2005 € 68.180,36 geïnvesteerd in obligaties aan toonder, voor tien jaar (met tussentijdse opzegmogelijkheid) uitgegeven door Barclays Bank, verweerster. De participaties werden verkocht via institutionele beleggers. Verzoeker deed de bestelling bij zijn bank die de stukken betrekt via haar Duitse moedermaatschappij. Zoals gebruikelijk levert verzoekers bank niet de certificaten aan haar cliënten maar cliënten krijgen een recht op aanspraak op levering van certificaten naar verhouding. De eindwaarde van de obligaties wordt bepaald aan de hand van een index die uit een portefeuille van verschillende onderliggende fondsen bestaat. XI Fund Allocation GmbH wordt aangewezen om deze portefeuille samen te stellen en te beheren, maar dit blijkt later een firma list en bedrog te zijn (fraude en piramidebeleggingen) zodat er van verzoekers winst niets overblijft. Hij daagt Barclays Bank en eist €73.705,07 als vergoeding voor de door hem geleden schade onrechtmatige daad omdat hij de investering nooit zou zijn aangegaan als verweerster aan betere spreiding van risico had gedaan en betere controles had verricht op de beleggingsbeheerder XI.

De verwijzende Oostenrijkse rechter onderzoekt allereerst zijn bevoegdheid om deze zaak te beslissen. Hij vraagt zich af of de rechtsverhouding tussen verzoeker en de verweerster een verbintenis uit overeenkomst is in de zin van de EEX-Vo omdat verzoeker de overeenkomst niet rechtstreeks met verweerder heeft gesloten. Evenmin is verzoeker, vanwege bovengeschetste procedure, een obligatiehouder. Of verzoeker een beroep kan doen op onrechtmatige daad hangt onder meer af van het antwoord op de vraag waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan als een belegger op grond van gebrekkige informatie een investering aangaat die hij niet zou zijn aangegaan als hij correct was geïnformeerd. Hij constateert dat het HvJ EU niet eerder expliciet is ingegaan op de problemen van de zgn ‘Schlüssigkeitstheorie’ waarbij de vraag of sprake is van een in het kader van de betreffende regeling beschermd belang, aan de orde te komen bij de beoordeling van de ontvankelijkheid en dus niet pas bij de beoordeling ten gronde.

Hij stelt een hele reeks vragen die terug te vinden is op de pagina’s 2, 3 en 4 van de verwijzingsbeschikking.

RB 1870

Onvoldoende duidelijk dat meer beperkingen van toepassing zijn

RCC 16 juli 2013, dossiernr. 2013/00478 (16 % voordeel op alles)
Onduidelijke informatie. Ontbreken essentiële informatie. Aanbeveling. Het betreft adverteerders reclamefolder op de voorzijde waarvan onder meer staat “16 % voordeel op alles*”.

De klacht - De asterisk verwijst naar de verticaal in de folder staande tekst die luidt: “*Aanbiedingen max. 1 per klant. Geen verkoop aan handelaren. Zetfouten en prijswijzigingen voorbehouden. (…) Kijk voor de zondagopeningen en actievoorwaarden op mediamarkt.nl”. Op de door klager gekochte Apple Mouse bleek de korting niet van toepassing, maar  nergens in de uiting staat dat de korting geldt voor een beperkt aantal producten. Voor accessoires bleek de korting niet te gelden.

Het oordeel van de Commissie
In de folder staat zeer groot en duidelijk “16% voordeel op alles*”. Afgezien van het feit dat deze asterisk verwijst naar een tekst, waarvoor uiterst kleine letters zijn gebruikt en die ook nog eens verticaal in de folder is aangebracht, acht de Commissie de bij de asterisk staande tekst onvoldoende duidelijk. Deze tekst begint met het uitdrukkelijk noemen van twee beperkingen, te weten “Aanbiedingen max. 1 per klant. Geen verkoop aan handelaren” en wordt gevolgd door andere informatie, waardoor de indruk wordt gewekt dat dit de van toepassing zijnde beperkingen betreft. Aan het einde van deze tekst wordt men “voor de zondagopeningen en actievoorwaarden” nog naar adverteerders website verwezen, maar niet duidelijk is dat daar nog meer beperkingen staan die op deze voordeelactie van toepassing zijn. Het woord “alles” sluit overigens iedere beperking ten aanzien van de korting uit, zodat geen klant er op bedacht hoeft te zijn dat “alles” in de advertentie de betekenis van “niet alles” heeft.
Gelet op het vorenstaande wordt in de uiting voor de gemiddelde consument op een onduidelijke wijze essentiële informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC), terwijl de folder voor het verstrekken van deze  informatie voldoende ruimte biedt. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden zijn de reclame-uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.