RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

RB 1951

Er wordt niet meer gezegd dan dat er voordelen zijn bij verzekeren via de bank

RCC 1 oktober 2013, dossiernr. 2013/00654 en RCC 1 oktober 2013, dossiernr. 2013/00654A (ABN AMRO)
Afwijzing. Het betreft een televisiereclame waarin adverteerder zijn verzekeringen aanprijst. Daarin wordt getoond dat een man en een vrouw in Lapland aan het kamperen zijn. Wanneer zij, na een wandeling te hebben gemaakt, terugkomen bij hun tent, blijkt deze door twee elanden vernield te zijn. In de uiting wordt onder meer het volgende gezegd:
Man “Gelukkig zijn we verzekerd!
Vrouw Nee, joh, dat vergoeden ze nooit.
Man Ik heb ze toch maar even gebeld en ze hebben direct uitbetaald. Kon gelijk een nieuwe kopen”.
De voice over luidt: “Verzekerd zijn via uw bank heeft zo zijn voordelen. Dat is verzekeren anno nu. ABN AMRO, de bank anno nu”

De klacht - Klaagster acht de in de uiting geschetste situatie niet realistisch. In werkelijkheid wordt schade niet afgewikkeld op de wijze als in de uiting wordt voorgesteld.

Het oordeel van de Commissie
Klaagster veronderstelt dat de in de uiting getoonde schade(melding) door adverteerder in werkelijkheid niet wordt afgewikkeld op de door adverteerder in de uiting beschreven wijze. Adverteerder stelt evenwel dat de schade die geleden is in het in de uiting getoonde geval, wel degelijk wordt afgewikkeld op de wijze als in de uiting gesteld en niet is gebleken dat dit niet het geval is.

In de uiting gaat het om een niet alledaagse situatie en het feit dat adverteerder in die situatie het schadebedrag direct op de rekening van de gedupeerden overmaakt, rechtvaardigt niet de conclusie dat in zijn algemeenheid schademeldingen aldus worden afgewikkeld. Ook wordt in de uiting niet gesuggereerd dat bij iedere schademelding direct wordt uitgekeerd. In de uiting wordt niet meer gezegd dan dat er voordelen zijn bij verzekeren via de bank. De gang van zaken in het getoonde geval bevestigt dit.
Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de klacht ongegrond.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1947

Reclame in de vorm van nieuwsbericht

RCC 7 oktober 2013, dossiernr. 2013/00667
Aanbeveling, Casino, loterij, kansspel.
Het betreft een uiting met de aanhef “Overvallen Fair Play Casino’s in Eindhoven 4 JULY 2013 by CASINOTOPLISTS” op www.casinotoplistst.nl.
Daarin staat onder meer:
“Het is alweer de derde keer in een paar maanden tijd dat een Fair Play Casino in Eindhoven werd overvallen.
(…). Maar liefst drie Fair Play Casino’s in Eindhoven werden overvallen in een tijdsbestek van een paar maanden.
Het filiaal in de Kruisstraat werd in mei overvallen en in de maanden maart en juni was het filiaal aan de Kruisstraat de klos.

(..). De toekomst van de kleinere casino’s lijkt er dus enigszins somber uit te zien. Naast de problemen van de overvallen kampen de kleinere filialen ook met toekomstige concurrentie van online casino’s. Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden, waardoor mensen ook de mogelijkheid krijgen om vanuit de  comfort van hun eigen huis online casino spellen te spelen.
Naast het voordeel dat men niet meer naar een filiaal hoeft te gaan, is het spelen van online casino spellen ook een stuk veiliger gezien de huidige trend van overvallen op casino filialen”.

De klacht - Klager heeft de volgende bezwaren.
1. Deze reclame, in de vorm van een nieuwsbericht, is nadelig voor de amusementscentra (speelautomatenhallen) in Nederland. Nadat op neutrale wijze melding wordt gemaakt van een derde overval op eenzelfde amusementscentrum in Eindhoven, worden langzaam maar zeker allerlei nadelen van amusementscentra genoemd. Deze wijze van reclame maken over de rug van andere bedrijven is in strijd met de goede smaak.
 
2. De mededeling “Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden, waardoor mensen ook de mogelijkheid krijgen om vanuit het comfort van hun eigen huis online casino spellen te spelen” is in strijd met de waarheid. Er dient immers nog een wetgevingsproces te worden doorlopen, dat met de nodige onzekerheden omgeven is. 
 
3. De reclame is afkomstig van een aanbieder van kansspelen die op basis van de Wet op de Kansspelen (WOK) illegaal opereert in Nederland, maar onder voorwaarden wel wordt gedoogd door de overheid, in dit geval de Kansspelautoriteit. Hier is sprake van een frictie met het algemeen belang als bedoeld in artikel 3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), in die zin dat in reclame van een gedoogde partij een legale partij zwart wordt gemaakt. Oneerlijke concurrentie, die er al is, wordt versterkt.
 
4. Er wordt zonder te rechtvaardigen redenen geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC. Door het opsommen van maatregelen die amusementscentra soms moeten nemen, wordt gesuggereerd dat de veiligheid in het geding is.
 
5. De uiting is oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC, om de volgende redenen:
a. Het nieuwsbericht is niet met professionele toewijding gemaakt; gelet op de inhoud rijst de vraag of er sprake is van drie overvallen op één dan wel op drie amusementscentra van Fair Play. Gesteld wordt immers:
“Het filiaal in de Kruisstraat werd in mei overvallen en in de maanden maart en juni was het filiaal aan de Kruisstraat de klos”.
b. Het economische gedrag van bezoekers van amusementscentra wordt wezenlijk verstoord. Hen wordt angst aangepraat en de toekomst van amusementscentra wordt ten onrechte als een aflopende zaak beschreven. Voorts worden bedoelde bezoekers overgehaald om te gaan spelen bij het illegale of gedoogde alternatief, dat ten onrechte als legaal (op korte termijn) wordt voorgesteld.
 
6. De uiting is misleidend als bedoeld in artikel 7 NRC, omdat de veiligheid, klantvriendelijkheid en toekomst van amusementscentra ten onrechte als nadelig worden beschreven, zulks ten voordele van bijvoorbeeld het in de uiting genoemde Oranje Casino en andere internetcasino’s. Nadelen van internetcasino’s, zoals de afwezigheid van wettelijke begrenzingen, waardoor de kans op verlies vele malen groter is dan bij amusementscentra, worden niet vermeld.   
   

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat de bestreden uiting moet worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 NRC; de uiting houdt duidelijk een aanprijzing in van online casino’s en online casino spellen, waar gesteld wordt:

“Naast de problemen van de overvallen kampen de kleinere filialen ook met toekomstige concurrentie van online casino’s. Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden, waardoor mensen ook de mogelijkheid krijgen om vanuit de  comfort van hun eigen huis online casino spellen te spelen.

Naast het voordeel dat men niet meer naar een filiaal hoeft te gaan, is het spelen van online casino spellen ook een stuk veiliger gezien de huidige trend van overvallen op casino filialen”.

De Commissie ziet aanleiding de verschillende bezwaren gezamenlijk te behandelen. Zij overweegt met betrekking tot die bezwaren het volgende.

Ingevolge artikel 1 lid 1 sub a WOK is het verboden om gelegenheid te geven om mee te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend. Naar het oordeel van de Commissie dienen de in de uiting aangeprezen online casino spellen te worden aangemerkt als kansspelen als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub 1 a WOK. Niet is gebleken dat voor deze kansspelen een vergunning is verleend ingevolge de WOK. Gelet hierop acht de Commissie de bestreden uiting, inhoudende een aanprijzing van online casino spellen, in strijd met artikel 1 aanhef en lid 1 sub 1 b WOK, waarin -voor zover hier van belang- is bepaald:

“(…) is het verboden:
b. de deelneming (…) aan een onder a bedoelde gelegenheid, gegeven zonder vergunning ingevolge deze wet, (…) te bevorderen (..)”.     

Adverteerder heeft niet weersproken dat de mededeling “Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden” in strijd is met de waarheid, nu nog een wetgevingsproces moet worden doorlopen, dat met de nodige onzekerheden is omgeven. 

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting in strijd met wet en met de waarheid als bedoeld in artikel 2 NRC. Nu de uiting reeds om deze redenen in strijd is met de NRC, komt de Commissie niet toe aan toetsing van de uiting aan andere in de klacht genoemde bepalingen van de NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 2  NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 2 (wet)
NRC (nieuw) art. 2 (waarheid)

RB 1945

All Risk dekking 'ook bij eigen schuld' is misleidend

Vz RCC 30 september 2013, dossiernr. 2013/00597(Woongarantverzekering)
Voorzitterstoewijzing, misleiding.
Het betreft de brochure betreffende “De Woongarantverzekering” van Centraal Beheer Achmea, waarin onder de kop “Meer zekerheid voor u met onze aanvullende verzekeringen” onder meer staat:
   “‘All Risks’ dekking: Met de speciale ‘All Risks’ dekking verzekert u alle schades aan én in uw huis (opstal en
     inboedel), ook als het uw eigen schuld is!”

De klacht - Klager heeft op basis van de aantrekkelijke voorwaarden in de brochure enige tijd geleden een uitgebreide Woongarantverzekering afgesloten. Met betrekking tot de ‘All Risks’ dekking zijn in de brochure geen uitsluitingen of verwijzing naar voorwaarden opgenomen. Het is klager onlangs gebleken dat door eigen schuld ontstane schade niet wordt vergoed, hoewel dat op grond van de tekst in de brochure wel mag worden verwacht. De verstrekte informatie is daarom misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
Als erkend is komen vast te staan dat de mededeling “Met de speciale ‘All Risks’ dekking verzekert u alle schades aan én in uw huis (opstal en inboedel), ook als het uw eigen schuld is!” zo absoluut gesteld is, dat de gemiddelde consument op basis hiervan een ruimere dekking verwacht dan in werkelijkheid geboden wordt. Hoewel het algemeen bekend is dat aan een verzekering polisvoorwaarden verbonden zijn, die leidend zijn voor de vraag of een schade gedekt is, mag een reclame-uiting voor de betreffende verzekering de gemiddelde consument niet op het verkeerde been zetten ten aanzien van de dekking en voorwaarden. Dat is bij de onderhavige brochure wel het geval.

Gelet op het voorgaande wordt in de bestreden brochure te absolute en daardoor onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de voorzitter voorts van oordeel is dat de uiting de gemiddelde consument ertoe kan brengen een besluit te nemen over een transactie dat hij anders niet had genomen, is de bestreden uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De voorzitter ziet in hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld aanleiding om ten aanzien van de aanbeveling te bepalen dat deze wordt gedaan voor zover nog nodig.

De beslissing van de voorzitter 
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder - voor zover nog nodig - aan om niet meer op een derge­lij­ke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

RB 1937

Verzoek om mee te werken aan evaluatie is geen reden voor alert

CVB RCC 10 september 2013, dossiernr. 2013/00410 (ziggo evaluatie)
Aanbeveling, bevestiging, bijzondere reclamecode.
De klacht - Klager maakt bezwaar tegen de ontvangst op 16 mei 2013 van de door Ziggo ongevraagd aan klager toegezonden e-mail, waarin hem wordt verzocht om mee te werken aan een  “Evaluatie van uw ervaring met Ziggo”. Klager beschouwt dit ‘vragen van diensten’ als reclame via e-mail in de zin van artikel 1.2 onder a van de Code Reclame via e-mail 2012. Klager heeft reeds vele malen aan Ziggo meegedeeld geen reclame per post, e-mail of telefoon te willen ontvangen, maar Ziggo lijkt haar processen steeds niet op orde te hebben. Klager verzoekt daarom over te gaan tot “het plaatsen van een persbericht”.

Het College van Beroep
De grieven
Het College vat deze als volgt samen.
Appellant is in 2010 al eens door Ziggo benaderd vanuit het e-mailadres dat ook is gebruikt voor het verzenden van de e-mail ten aanzien waarvan de Commissie op 25 juli 2013 heeft geoordeeld dat Ziggo in strijd met de Code reclame via e-mail 2012 (Code e-mail 2012) heeft gehandeld. Er is in 2010 met Ziggo de duide­lijke afspraak ge­maakt dat zij aan appellant geen e-mail meer zou toezenden. Deze afspraak is door Ziggo aan appellant bevestigd. De afspraak volgde op een groot aantal aanbevelingen die je­gens Ziggo en haar rechtsvoorgangers zijn ge­daan we­gens het verzen­den van reclame aan appellant. Appellant noemt in dit ver­band di­verse dos­siers, waaronder de dossiers met de nummers 05.0538 en 07.0047 waar­in de Commissie heeft besloten tot een zogenaamd Alert. Appel­lant stelt dat inmid­dels voldoen­de aanleiding bestaat voor een nieuw Alert, aangezien anders de af­spraak met Ziggo niets waard blijkt te zijn.

Het oordeel van het College
1. In beroep staat als onbestreden vast dat adverteerder heeft gehandeld in strijd met artikel 1.3 sub a Code e-mail 2012. Het geschil in beroep blijft beperkt tot de stelling van appellant dat de Commissie, zoals hij ook had verzocht, de onderhavige beslis­sing onder de aandacht van een breed publiek had dienen te laten brengen (Alert).

2. Aangaande de omstandigheden waaronder tot een Alert kan worden besloten, ver­wijst het College naar artikel 18 lid 4 van het Reglement van de Reclame Code Com­missie en het College van Beroep. In deze bepaling staat dat “wanneer de omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen” de Commissie het Secre­ta­riaat van de Stichting Reclame Code opdracht kan geven de beslissing als een Alert te verspreiden. Deze bepaling is ingevolge artikel 27 van bedoeld Reglement van overeenkomstige toepassing in beroep. Het betreft een discretionaire bevoegdheid die in het Reglement niet nader is ingevuld. Het College overweegt overigens dat het een vaste lijn in de uitspraken van de Commissie en het College is dat, indien een adverteerder geen of onvoldoende gevolg geeft aan een eerdere aanbeveling, een Alert doorgaans gerechtvaardigd is. Ook andere feiten en omstandigheden kunnen een Alert rechtvaardigen.

3. Appellant heeft, zowel bij de Commissie als in beroep, aangevoerd dat hij reeds vele malen aan Ziggo heeft meegedeeld dat hij geen reclame per post, e-mail of tele­foon wil ontvangen, maar dat hij desondanks nog steeds reclame van haar ont­­vangt. Appellant verwijst daarbij naar eerdere beslissingen waarbij (de rechts­voor­­ganger van) Ziggo naar aanleiding van door hem ingediende klachten is aan­be­­volen om hem geen reclame meer toe te zenden. Appellant noemt in dit verband de beslissingen in de dos­siers 05.0143, 05.0350, 05.0538, 07.0047, 2008/0592, 2009/00127, 2009/00210, 2011/00123 en 2012/00600. Hiervan hebben de beslis­singen in dossiers 05.0350, 05.0538 (Alert), 07.0047 (Alert) en 2009/00127 spe­ci­fiek betrekking op reclame via e-mail.

4. Het College overweegt dat de beslissingen in dossiers 05.0350, 05.0538, 07.0047 en 2009/00127 be­trekking hebben op nieuws­brie­ven. De onderhavige klacht betreft echter de verzen­ding van een e-mail waarin Ziggo, blijk­baar naar aanleiding van een telefonisch con­tact dat appel­lant met haar heeft gezocht in verband met een kwestie die ver­band houdt met het abon­nement, hem verzoekt mee te wer­ken aan “Evaluatie van uw erva­ring met Ziggo”. Het Col­lege stelt vast dat de inhoud van de e-mail specifiek op die eva­luatie is afgestemd en verder geen af­zon­derlijke aanprij­zing van goe­deren of diensten inhoudt. De be­­streden be­slis­sing betreft derhal­ve een zodanig an­dere uiting dan die waarop de bovenge­noemde beslissingen be­trek­king hadden, dat de daarin gegeven aanbevelingen niet op de onderhavige uiting van overeen­komsti­ge toepassing kunnen worden geacht. Dat Ziggo niet heeft on­derkend dat zij, zoals de Commissie heeft geoordeeld, het onderhavige formulier niet aan appellant mocht toezen­den, kan om die reden niet een zwaar­we­gende maatregel als een Alert rechtvaardigen.

5. Het College oor­deelt op grond van het voorgaande en in navolging van de Commis­sie, dat onvoldoende aanleiding bestaat voor een Alert. Overigens begrijpt het Col­lege dat Ziggo inmiddels maatregelen heeft ge­nomen om te voorkomen dat appel­lant het desbetreffende evaluatieformulier nog krijgt toege­zon­den. Indien deze maatregelen onvoldoende blijken, kan appellant dat in een nieuwe klacht aan de orde stellen. Dat appellant, naar hij stelt, ook andere e-mails van Ziggo krijgt toegezon­den (appel­lant noemt in dit verband e-mails over “WifiSpots”), leidt niet tot een ander oordeel. Immers, de Commissie heeft ten aan­zien van (het ver­zenden van) die e-mails nog niet geoor­deeld over de vraag of Ziggo hierdoor heeft gehan­deld in strijd met de Code e-mail 2013. Derhalve wordt beslist als volgt.

 De beslissing van het College van Beroep [10 september 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie.

 

RB 1935

Publiekrechtelijke nationale instelling is handelaar in de zin van de richtlijn OHP

HvJ EU 3 oktober 2013, C-59/12 (BKK Mobil Oil) - dossier - persbericht
Zie eerder: RB 1826. Prejudiciële vragen gesteld door Bundesgerichtshof.
Uitlegging van artikel 3, lid 1, juncto artikel 2, sub d, van richtlijn 2005/29/EG [richtlijn oneerlijke handelspraktijken]. Reclame van een wettelijk ziekenfonds die misleidende informatie verschaft over de nadelen die voor haar leden gepaard gaan met een eventuele overstap naar een ander wettelijk ziekenfonds. Het betreft de begrippen handelspraktijken en handelaar. Een publiekrechtelijke instelling die is belast met een taak van algemeen belang, zoals het beheer van een verplichte ziekteverzekering valt binnen de personele werkingssfeer  van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

[Richtlijn oneerlijke handelspraktijken] moet aldus worden uitgelegd dat een publiekrechtelijke instelling die is belast met een taak van algemeen belang, zoals het beheer van een verplichte ziekteverzekering, binnen de personele werkingssfeer ervan valt.

Beantwoording van de prejudiciële vragen
35 Deze doelstelling van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, die erin bestaat de consument ten volle te beschermen tegen dergelijke praktijken, komt voort uit de omstandigheid dat de consument zich tegenover een handelaar in een zwakkere positie bevindt, in die zin dat hij als de economisch zwakkere en juridisch minder ervaren contractpartij moet worden beschouwd (zie naar analogie arrest Shearson Lehman Hutton, reeds aangehaald, punt 18).

36 Voorts heeft het Hof reeds geoordeeld dat voor de uitlegging van deze richtlijn het begrip consument een doorslaggevende rol speelt en dat de bepalingen ervan voornamelijk zijn opgesteld met het oog op de consument als bestemmeling en slachtoffer van de oneerlijke handelspraktijken (zie in die zin arresten van 12 mei 2011, Ving Sverige, C‑122/10, Jurispr. blz. I‑3903, punten 22 en 23, en 19 september 2013, CHS Tour Services, C‑435/11, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 43).

37 In een situatie zoals die in het hoofdgeding lopen de leden van BKK, die duidelijk moeten worden beschouwd als consumenten in de zin van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, het risico te worden misleid door de misleidende informatie die deze instelling heeft verspreid en hen belet een geïnformeerde keuze te maken (zie punt 14 van de considerans van die richtlijn), zodat zij ertoe worden gebracht een besluit te nemen dat zij zonder die informatie niet hadden genomen, zoals is bepaald in artikel 6, lid 1, van die richtlijn. In dat verband is irrelevant of het gaat om een publiekrechtelijke of particuliere instelling en welke specifieke taak zij behartigt.

38 Gelet op een en ander moet een instelling zoals BKK worden beschouwd als een „handelaar” in de zin van die richtlijn.

Prejudiciële vraag
„Moet artikel 3, lid 1, [van de richtlijn], juncto artikel 2, sub d, van [de richtlijn] aldus worden uitgelegd, dat ook van een – als handelspraktijk van een onderneming jegens consumenten te beschouwen – gedraging van een handelaar sprake kan zijn wanneer een wettelijk ziekenfonds zijn leden (misleidende) informatie verschaft over de nadelen die voor deze leden gepaard gaan met een overstap naar een ander wettelijk ziekenfonds?”

RB 1933

"Scheiden is ook beter voor de kinderen"

Vz. RCC 11 september 2013, dossiernr. 2013/00583 (afval scheiden)
Voorzittersafwijzing, kinderen.
Het betreft een reclamecampagne, waaronder een billboard met de aanhef “Scheiden is ook beter voor de kinderen”. Onder deze tekst is een gezin met twee kinderen afgebeeld. Vervolgens staat onder deze afbeelding: “www.afvalscheiden.nu Afval scheiden Dat levert iedereen wat op
Deze campagne is een gezamenlijk initiatief van de gemeenten Bergen op Zoom,
Halderberge, Roosendaal, Woensdrecht en Saver”
 De klacht - In de aanhef van de reclame-uitingen van de onderhavige reclamecampagne wordt gerefereerd aan verschillende situaties met betrekking tot (echt)scheiden, met daarbij afbeeldingen van erg blije mensen. Klaagster, zelf een gescheiden ouder, acht het billboard kwetsend, zowel voor degenen die scheiden als voor hun kinderen.

Het oordeel van de voorzitter
Adverteerder beoogt met dubbelzinnige, onmiskenbaar humoristisch bedoelde teksten de aandacht te vestigen op het belang van het scheiden van huishoudelijk afval.

Bij het zien van de aanhef, zal menigeen weliswaar in eerste instantie even op het verkeerde been worden gezet, doch door de duidelijke, goed leesbare tekst onderaan de uiting wordt direct duidelijk wat de strekking van de uiting is.

Bij de beantwoording van de vraag of de uiting daarnaast nodeloos kwetsend is, stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter daarvan. Met inachtneming van deze terughoudendheid is de voorzitter van oordeel dat de grens van het toelaatbare niet is overschreden.

Het feit dat en de wijze waarop in de uiting wordt gerefereerd aan een echtscheiding, leidt niet tot een ander oordeel.         

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het hierboven overwogene wijst de voorzitter de klacht af.

RB 1928

Uitsluiting vaccinatie, castratie sterilisatie wekken de indruk dat verder niks is uitgesloten

RCC 19 september 2013, dossiernr. 2013/00584 (huisdierenverzekering)
Aanbeveling, misleiding, voornaamste kenmerk product. Het betreft een uiting omtrent de Kruidvat Huisdierenverzekering op www.verzekeringen.kruidvat.nl. Daarin staat onder het kopje “Wat is er niet verzekerd?”: “Vaccinatie, castratie en sterilisatie zijn niet verzekerd met onze huisdierenverzekering”.  

De klacht - De uiting is onvolledig wat betreft de vermelding van uitsluitingen. Blijkens artikel 7.3 van de voor de Kruidvat Huisdierenverzekering geldende Bijzondere Voorwaarden 2012 nr. 2012K-HD worden nog veel andere veel voorkomende behandelingen uitgesloten. Klager acht de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Doordat onder het kopje “Wat is er niet verzekerd?” uitsluitend is vermeld: “Vaccinatie, castratie en sterilisatie zijn niet verzekerd met onze huisdierenverzekering” wordt de indruk gewekt dat er verder geen behandelingen van de verzekering zijn uitgesloten. Blijkens artikel 7.3 van de Bijzondere Voorwaarden 2012 nr. 2012K-HD die op de verzekering van toepassing zijn, gelden echter nog diverse andere uitsluitingen (a tot en met zd). Dit wordt, gegeven de absolute mededeling kopje “Wat is er niet verzekerd?:

Vaccinatie, castratie en sterilisatie zijn niet verzekerd met onze huisdierenverzekering” niet voldoende duidelijk gemaakt. De verwijzingen elders op de website en in het polisblad heffen deze onduidelijkheid in de ter beoordeling liggende uiting niet op.

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
NRC (nieuw) art. 8.2 onder b.

RB 1925

Gezonde elektronische sigaret bevat schadelijke stof nicotine

RCC 19 september 2013 dossiernr. 2013/00610 (puff)
 Misleiding, voornaamste kenmerken, folders. Het betreft een flyer met de volgende tekst:
“Op zaterdag 27 juli opent de eerste Puff Store in Nederland haar deuren in Bussum
Stoppen met roken maar lukt het niet?
Puff is HET gezonde alternatief!
Kom langs, probeer GRATIS en ervaar zelf het verschil”.

De klacht - Volgens klaagster kan het predicaat “gezond” in geval van voedings- en genotmiddelen alleen worden toebedeeld aan producten die ingrediënten bevatten die gezond zijn, bijvoorbeeld omdat ze essentiële bouwstoffen bevatten zoals vitaminen, mineralen e.d.. Voorts heeft het RIVM zich nog niet uitgelaten in termen als “gezond” met betrekking tot elektrische sigaretten en/of andere alternatieven voor roken. Ten slotte wordt in de productinformatie op de website www.puffstore.nl ook niet verwezen naar gezonde ingrediënten.

Het oordeel van de Commissie
In de bestreden uiting wordt de elektronische sigaret Puff aangeduid als “HET gezonde alternatief!” voor roken. Namens adverteerder is echter meegedeeld dat Puff de voor de gezondheid schadelijke stof nicotine bevat. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling “HET gezonde alternatief!” te absoluut en daardoor onjuist.
Naar haar oordeel wordt in de uiting aldus onjuiste informatie gegeven ten aanzien van de aard en de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder a respectievelijk b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
 
Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
NRC (nieuw) art. 8.2 onder a.
NRC (nieuw) art. 8.2 onder b.

RB 1923

Geadverteerde energieprijs is exclusief leveringskosten

RCC 6 september 2013, dossiernr. 2013/00499 (eon)
Aanbeveling, energie, misleidende prijsvermelding. Het betreft een uiting op www.eon.nl/producten-tarieven. Daarin staat onder meer:
“Kies uw huishouden voor uw verbruik:” waarna vier verschillende huishoudens worden omschreven. Vervolgens is vermeld:
“De maandbedragen van de vier producten hieronder komen overeen met de gekozen situatie”.
Het eerst genoemde product is: “Vast 1 jaar”. Daarover wordt onder meer gesteld: “Gemiddeld maandbedrag € 120,-”.
Daaronder staan onder meer twee buttons met achtereenvolgens de mededelingen “Direct afsluiten” en “Meer info”.
 
De klacht - Deze kan als volgt worden samengevat. Geadverteerd wordt met een energieprijs van € 120,- per maand. Pas achteraf bleek, als je op “de button” klikte, dat hier geen “leveringskosten” bij zijn inbegrepen.

Het oordeel van de Commissie
Vast staat dat de consument naast de kosten voor gebruik van elektriciteit en gas maandelijks, in verband met de levering van elektriciteit en gas, zogenaamde netwerkkosten dient te betalen. Deze netwerkkosten komen toe aan de netwerkbeheerder, maar worden geïncasseerd door de leverancier. Vast staat ook dat deze netwerkkosten niet zijn opgenomen in het “Gemiddeld maandbedrag” van “€ 120,-”, zoals vermeld in de bestreden uiting. Dat naast voornoemde € 120,- ook nog netwerkkosten moeten worden betaald, blijkt pas bij het lezen van de nadere informatie die men verkrijgt bij het aanklikken van de button “Meer info”. Die nadere informatie bevat, onder het kopje “Tarieven”, een uitsplitsing van de kosten voor “Elektriciteit”, “Gas” en “Netwerk”.
 
Door de enkele mededeling “Meer info” wordt naar het oordeel van de Commissie geen duidelijk voorbehoud gemaakt met betrekking tot de hoogte van het “Gemiddeld maandbedrag”. De gemiddelde consument zal uit de uiting begrijpen dat de kosten van zijn energieverbruik in totaal € 120,- per maand bedragen en zich niet realiseren dat er naast het genoemde maandbedrag ook nog netwerkkosten moeten worden betaald. Gelet hierop acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de prijs van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
Het verweer dat het in de energiebranche gebruikelijk is om de maandbedragen exclusief netwerkkosten te vermelden, leidt niet tot een ander oordeel. De Commissie acht het niet aannemelijk dat de gemiddelde consument op de hoogte is van een zodanig gebruik. Overigens is het maandbedrag zoals opgenomen in één van de twee bij het verweer overgelegde voorbeelden van reclame van branchegenoten van adverteerder, anders dan de onderhavige uiting (van adverteerder) voorzien van een asterisk, die verwijst naar een mededeling betreffende bijkomende netwerkkosten.
 
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
 
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
 
Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
NRC (nieuw) art. 8.2 onder d.
RB 1922

Ook bij op=op actie moet product in voldoende mate aanwezig zijn

Vz. RCC 11 september 2013, dossiernr. 2013/00562 (Velux dakramen)
Misleidende beschikbaarheid, voorzitterstoewijzing. Het betreft adverteerders huis aan huis verspreide folder waarin onder meer “Velux dakramen” worden aangeboden met de mededeling:
“50% korting, op=op! aanbod verschilt per bouwmarkt”.

De klacht - In heel Zeeland en Brabant waren deze ramen niet verkrijgbaar. Sommige vestigingen deelden telefonisch mee slechts één exemplaar te hebben gekregen. Bij klaagsters, in Zeeland wonende, schoonzoon werd de folder pas bezorgd een paar dagen nadat zij telefonisch informatie bij adverteerder had ingewonnen. Hier is sprake van een lokkertje.

Het oordeel van de voorzitter

Klaagster heeft niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld dat op 10 juli 2013, derhalve op de derde dag van de 14 dagen durende actie, in heel Zeeland en Brabant geen Velux dakramen meer verkrijgbaar waren. De in de uiting gemaakte voorbehouden duiden erop dat sprake is van een beperkte voorraad, maar dit neemt niet weg dat de ramen, mede gezien de aantrekkelijkheid van de actie en de in verband daarmee te verwachten belangstelling, in voldoende mate voorradig moeten zijn (geweest). Niet is echter gebleken dat in dit geval in de verschillende bouwmarkten aan dit vereiste was voldaan.

Blijkens het bovenstaande is in de uiting onvoldoende (duidelijke) informatie verstrekt over de beschikbaarheid van de ramen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de voorzitter de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing

Op grond van het vorenstaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7

NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

NRC (nieuw) art. 8.2 onder b.