RB

Media  

RB 2568

HelloFresh cadeaukaart bij Bobo is gericht op ouders

RCC 22 oktober 2015, RB 2568; Dossiernr. 2015/00920 (HelloFresh cadeaukaart bij Bobo)
Afwijzing. Kinderen. Voeding. Uiting: Het betreft een foldertje inclusief een “Cadeaukaart”, welk foldertje was ingestoken bij het blad Bobo. Op de voorkant van de Cadeaukaart staat links van het logo van HelloFresh: “Cadeaukaart. Kijk op de achterkant voor jouw unieke code” en “€ 20,-  www.hellofresh.nl”. Op de achterzijde van de kaart staat onder de code onder meer: “Voorwaarden: deze Cadeaukaart is geldig bij het bestellen van je eerste HelloFresh Box(…)”.

Klacht: Op de Cadeaukaart, die het formaat heeft van een creditcard, staat het bedrag van € 20,-. Dit is misleidend voor kinderen (en overigens ook voor volwassenen, zeker indien zij de bijbehorende kleine lettertjes niet kunnen lezen). De Bobo wordt aan het begin van het schooljaar uitgedeeld aan zeer veel kinderen op zeer veel scholen. Naar de mening van klager maakt adverteerder op smakeloze wijze gebruik van de goedgelovigheid van jonge kinderen. De ouders “mogen” de kinderen uitleggen dat ze niet zomaar € 20,- hebben gekregen om “te spenderen”.

Volgens de Reclame Code mag reclame kinderen niet tot de aankoop van een bepaald product aanzetten door te profiteren van hun onervarenheid of goedgelovigheid.

Commissie:

De Commissie vat de klacht op in die zin dat klager de uiting in strijd acht met artikel 2 lid 1 onder a van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC). Deze bepaling luidt:

“Reclame gericht op kinderen mag hen geen morele of fysieke schade berokkenen en moet daarom voor hun bescherming voldoen aan de volgende criteria:

a.  zij mag niet tot de aankoop van een bepaald product aanzetten door te profiteren van hun onervarenheid of hun goedgelovigheid”.

Naar het oordeel van de Commissie is de onderhavige uiting niet gericht op kinderen als bedoeld in de KJC. In de KJC is “reclame gericht op kinderen” gedefinieerd als “reclame die geheel of gedeeltelijk tot kinderen wordt gericht”.

Wat betreft de inhoud is de uiting, die in haar geheel moet worden beschouwd, onmiskenbaar niet op kinderen, maar op hun ouders gericht. Zo wordt onder het kopje “Laat je verrassen door HelloFresh!” gesteld: “(…) wordt er elke week weer een HelloFresh Box samengesteld, zodat er jou veel werk uit handen wordt genomen. Wij bedenken wat je gaat eten en doen bovendien de boodschappen. Binnen een handomdraai heb jij lekkere en verrassende maaltijden op tafel staan!”.

Het enkele feit dat de uiting zich bevindt in de Bobo, betekent nog niet dat de uiting op kinderen is gericht. De Bobo is weliswaar een voor kinderen bedoeld tijdschrift, maar aannemelijk is dat dit blad ook veel ouders bereikt, bijvoorbeeld bij het voorlezen.

Nu de uiting niet op kinderen is gericht, is artikel 2 lid 1 KJC in dit geval niet van toepassing en wordt als volgt beslist. 

RB 2567

Lactacyd reinigt en beschermt

Bijdrage ingezonden door Ebba Hoogenraad en Sarah Arayess, Hoogenraad & Haak (traden op namens: Omega Pharma). De website en TVC voor de wasgel Lactacyd stelt de vraag ‘feit of fabel’. ‘Reinigen van je intieme zone met water alleen is niet voldoende. Lactacyd reinigt én beschermt. Feit!’ Een aantal vrouwen heeft klachten ingediend bij de Reclame Code Commissie [zie RB 2566]. Reiniging met water alleen zou volgens hen genoeg zijn. Al snel werd duidelijk dat sprake is van een misverstand; Lactacyd is voor reiniging van de uitwendige intieme zone. Iedereen weet dat de natuur in principe alles prima voor elkaar heeft: interne reiniging van de vagina is niet nodig en zelfs af te raden. Dat staat ook duidelijk vermeld op de website vaginapagina.nl en op de verpakking. De Reclame Code Commissie bepaalt dat Omega Pharma de reinigende en beschermende werking van het cosmeticaproduct Lactacyd goed heeft onderbouwd. ‘Lactacyd reinigt én beschermt’ is toegestaan en de klacht wordt afgewezen. Reinigen met water alleen is weliswaar mogelijk, maar water biedt daarnaast niet de bescherming die Lactacyd wél geeft. De RCC geeft verder nog de tip om voortaan duidelijk te maken dat Lactacyd bestemd is voor uitwendig gebruik. Dat gaat Omega Pharma van harte doen. Het product wordt immers gebruikt als wasgel (zonder zeep natuurlijk) onder de douche.

RB 2566

Zonder toevoeging 'uitwendig' is aanduiding 'intieme zone' onduidelijk

RCC 26 oktober 2015, RB 2566; dossiernr. 2015/00954 en 2015/00954A (Lactacyd)
Aanbeveling. Persoonlijke verzorging en uiterlijk. Misl. Voornaamste kenmerken product. Audiovisuele Mediadiensten. Het betreft de televisiecommercial voor het product Lactacyd. Aan het begin van de commercial wordt de vraag gesteld: “Je intieme zone reinigen met alleen water is voldoende. Fabel of feit?” Eén - kennelijk op straat geïnterviewde - vrouw antwoordt: “Feit”, een andere vrouw antwoordt: “Fabel”. De voice-over zegt vervolgens: “Je intieme zone heeft van nature een zure beschermingslaag tegen schadelijke bacteriën en infecties. Water alleen is niet voldoende om deze laag in balans te houden. De unieke formule van Lactacyd bevat melkzuur en lactoserum voor een optimale natuurlijke zuurbalans van je intieme zone. Lactacyd reinigt èn beschermt. Feit! Probeer het zelf.” Echter zonder de toevoeging ‘uitwendig’ maakt de aanduiding “intieme zone” naar het oordeel van de Commissie niet duidelijk dat alleen gedoeld wordt op de uitwendige delen van de vagina. Aanbeveling vanwege strijd met artikel 7 NRC.

4. Adverteerder heeft aangevoerd dat de commercial voldoende duidelijkheid verstrekt over het feit dat Lactacyd alleen voor uitwendig gebruik bestemd is. Zij heeft daartoe gewezen op het gebruik van de aanduiding “intieme zone” in plaats van het mogelijk verwarrende ‘vagina’, en voorts op de verwijzing naar de website vaginapagina.nl, waarop uitleg staat over Lactacyd producten. Dit verweer kan niet slagen. Zonder de toevoeging ‘uitwendig’ maakt de aanduiding “intieme zone” naar het oordeel van de Commissie niet duidelijk dat alleen gedoeld wordt op de uitwendige delen van de vagina. Voorts verschaft de enkele verwijzing in de commercial naar de website vaginapagina.nl - ook al bevat die website informatie over (het gebruik van) Lactacyd - evenmin de gewenste duidelijkheid. De commercial dient als zelfstandige reclame-uiting te worden beschouwd en als zodanig de noodzakelijke informatie over de aard en het gebruik van het product te verschaffen.

5. Nu in de televisiecommercial niet duidelijk wordt gemaakt dat Lactacyd bestemd is voor uitwendig gebruik, is de commercial voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de aard van het aangeprezen product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder a van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de Commissie tevens van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Uit dossier 2015/00954/B: Afwijzing. Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder gemotiveerd gesteld dat Lactacyd een reinigende en beschermende werking heeft en heeft zij deze werking mede door verwijzing naar het notificatiedossier voldoende aannemelijk gemaakt.

Uit dossier 2015/00956: Afwijzing: Uiting voor het product Lactacyd op de website vaginapagina.nl, die luidt: “Fabel of Feit? WATER ALLEEN IS GOED GENOEG Fabel. "

2. Uit de klacht leidt de Commissie af dat klaagster in de veronderstelling verkeert dat Lactacyd (mede) wordt aangeprezen voor inwendig gebruik. Niet in geschil is dat de inwendige vagina zelfreinigend is en dat inwendige reiniging met intiemverzorgingsproducten wordt afgeraden. Vast is komen te staan dat Lactacyd producten bestemd zijn voor uitwendig gebruik, hetgeen op de website vaginapagina.nl, waarvan de bestreden uiting onderdeel is, uitdrukkelijk wordt meegedeeld. Van de uiting op zichzelf beschouwd - met name door de zinsnede “Net zoals de rest van je huid en haar (…)” - gaat naar het oordeel van de Commissie niet de suggestie uit dat Lactacyd voor inwendig gebruik wordt aangeprezen.

RB 2565

Onwenselijk dat jonge kinderen regelmatig op schoolroute enge clown zien

RCC 22 oktober 2015, RB 2565, dossiernr. 2015/01015 (Halloween Fright Night-schoolroute)
 Aanbeveling (gedeeltelijk). Recreatie, amusement, cultuur en sport. Kinderen en jongeren. Buitenreclame op schoolroute. Het betreft een abriposter met daarop een reclame-uiting voor de “Halloween Fright Nights” in Walibi. Hierop is een personage te zien dat is bedoeld om te verwijzen naar Halloween. Klaagster acht de uiting waarop een hele enge clown te zien is niet geschikt voor jonge kinderen, terwijl deze zich op 170 meter afstand van een kinderopvang/peuterspeelzaal bevindt en langs de route naar deze kinderopvang/peuterspeelzaal en een basisschool.

De Commissie: (...) Niet in geschil is dat de uiting zich op een afstand van 170 meter bevindt van een kinderopvang/peuterspeelzaal. Door de situering van de bestreden uiting in de nabijheid van hun kinderopvang/peuterspeelzaal en langs een route die, naar klaagster onweersproken heeft gesteld, wordt gebruikt om deze kinderopvang/peuterspeelzaal en een basisschool te bereiken, zullen jonge kinderen regelmatig met de poster (kunnen) worden geconfronteerd, hetgeen de Commissie niet wenselijk acht. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de uiting – voor zover zij zich op deze specifieke plek naast de Bernardbrug in Moordrecht bevindt – de grens van het maatschappelijk toelaatbare te buiten gaat.
RB 2564

Bebloede personages en clown met puntige tanden en duiversorden te eng voor kinderen

RCC 22 oktober 2015, RB 2564; dossiernr. 2015/01023 (Walibi Halloween Fright Night)
Aanbeveling art. 2 en voorwaarden aan uitzendtijdstip ex 17 lid 1 sub i Reglement. Recreatie, amusement, cultuur en sport. Kinderen en jongeren. Audiovisuele Mediadiensten. Het betreft een televisiecommercial in de vorm van een “horrorfilm” waarin de Halloween Fright Nights in Walibi worden aangeprezen. Klaagster vindt dat deze televisiecommercial niet op de vroege avond dient te worden uitgezonden omdat deze veel te eng is voor jonge kinderen. Haar dochter kan er niet van slapen en heeft er nachtmerries van, hetgeen van invloed is op haar schoolprestaties.

Het oordeel van de Commissie (...) In de commercial wordt een horrorfilm getoond waarin een angstige sfeer, zowel qua beeld als geluid wordt gecreëerd. Zo zijn er bebloede personages te zien waardoor de suggestie wordt gewekt dat er grof geweld is gebruikt en is onder andere een als clown uitgedost personage te zien met puntige tanden en duivelse oren die gilt: “Grijp ze”. Gelet hierop acht de Commissie deze uiting te eng voor kinderen.

Deze zullen niet steeds begrijpen dat de beelden niet echt zijn. Anders dan adverteerder kennelijk met haar mediabureau heeft afgesproken blijkt uit de overgelegde uitzendschema’s dat deze uiting op onder meer de zenders Xite, Slam TV en TV 538 – die zich blijkbaar richten op een algemeen publiek – wel vóór 20.00 uur is uitgezonden. De Commissie is echter van oordeel dat uitzending van deze televisiecommercial op tijdstippen dat (jonge) kinderen televisie kijken niet wenselijk is. De Commissie zal daarom – gebruik makend van haar bevoegdheid in artikel 17 lid 1 sub i van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep – voorwaarden stellen aan het tijdstip van uitzending van de reclame.

Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
RB 2563

E-Lybra's beweerdelijke succesvolle behandeling verondersteld genezing

Voorz. RCC 21 oktober 2015, RB 2563; dossiernr. 2015/00998 (E-Lybra)
Toewijzing. Artikel 7 NRC. Het betreft een advertentie (advertorial) in de Trouw met als aanhef: “Juiste frequentie bij Become Healthy E-Lybra brengt lichaam in balans. Met de e-Lybra, een geavanceerd bioresonantie-apparaat, wordt het zelfherstellend vermogen van het lichaam gemeten en geactiveerd. “Het zet het lichaam aan tot genezing, waardoor een behandeling gezondheidsklachten kan genezen, zowel lichamelijk als geestelijk.”

Klacht: Klager stelt dat er geen enkel (wetenschappelijk) bewijs voor het bestaan van het fenomeen bioresonantie bestaat. Adverteerder kan geen verifieerbare bewijzen overleggen voor de werking van het apparaat en doet uitspraken die niet onafhankelijk te controleren zijn. Klager is arts en elektrotechnisch ingenieur en kan op basis van eigen deskundigheid stellen dat de e-Lybra methode niet kan werken. Adverteerder maakt zich om die reden in de uiting schuldig aan het bedrieglijk beweren dat haar methode ziekten kan genezen. In de uiting wordt voorts [naam] genoemd. Dit is een gerespecteerd internist die niets met de e-Lybra methode te doen heeft. De werkelijke producent van de e-Lybra is [naam], een ICT-er die geen enkele medische achtergrond heeft. Deze informatie in de advertentie is derhalve onjuist en kan de suggestie wekken dat een gerespecteerd medicus de methode zou ondersteunen. In de advertentie komt een kopje “wetenschappelijk” voor. Dit wordt nergens onderbouwd en de verpleegkundige achtergrond van een van de adverteerders kan daarvoor geen argument zijn.  Klager acht de uiting op dit punt in strijd met artikel 10 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Voorzitter:

1)  De klacht is in de eerste plaats gericht tegen mededelingen in de bestreden uiting waarin staat of wordt gesuggereerd dat een behandeling met het in de uiting genoemde apparaat (e-Lybra, een apparaat dat in de uiting nader wordt omschreven als een bioresonantie-apparaat) een genezend effect heeft. De voorzitter noemt in dit verband, gelet op de klacht en de nadere toelichting door klager, de volgende mededelingen: Met de e-Lybra, een geavanceerd bioresonantie-apparaat, wordt het zelfherstellend vermogen van het lichaam gemeten en geactiveerd. Het zet het lichaam aan tot genezing, waardoor een behandeling gezondheidsklachten kan genezen, zowel lichamelijk als geestelijk. Ook kinderen met gedragsproblemen, en volwassenen met lichamelijke, emotionele, chronische en psychische klachten zoals PTSS worden met de e-Lybra succesvol behandeld”.
De voorzitter overweegt in verband met laatstbedoelde mededeling dat een beweerdelijke “succesvolle behandeling” van lichamelijke en psychische klachten door de gemiddelde consument zal worden opgevat als het genezen daarvan. Immers, een succesvolle behandeling impliceert dat klachten afnemen of verdwijnen hetgeen een genezing veronderstelt.

2)  Klager heeft betwist dat een behandeling met het e-Lycra apparaat enig genezend effect heeft. Volgens klager wordt in de advertentie bedrieglijk beweerd dat met dit apparaat ziekten en gebreken kunnen worden genezen. Hiervoor bestaat volgens klager, anders dan in de uiting wordt gesuggereerd, geen wetenschappelijke onderbouwing. Adverteerder heeft in reactie hierop de werking van het apparaat niet aannemelijk gemaakt en ook niet weersproken dat die werking niet wetenschappelijk kan worden onderbouwd. Om die reden is de reclame-uiting misleidend in de zin van artikel 8.5 NRC in verbinding met punt 16 van de bij artikel 8.5 behorende bijlage 1 van de Nederlandse Reclame Code. Dit impliceert dat de reclame-uiting misleidend is en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Dat adverteerder, naar zij stelt, de gevolgen van de tekst niet heeft kunnen overzien, doet voor de toepasselijkheid van deze regeling niet ter zake. Het in het kader van een aanprijzing doen van feitelijke beweringen over een genezend effect van een product is immers uitsluitend toegestaan indien de adverteerder deze beweringen in voldoende mate kan onderbouwen aan de hand van relevante stukken. Het niet aandragen van enige onderbouwing voor de lichamelijke effecten die een consument op grond van de uiting  van het gebruik van het product mag verwachten, brengt mee dat de bewering onjuist dient te worden geacht en de uiting reeds om die reden in strijd met punt 16 van bijlage 1 is (vgl. in dit verband het Werkdocument van de diensten van de Commissie, Leidraad voor de tenuitvoerlegging/toepassing van richtlijn 2005/29/eg betreffende oneerlijke handelspraktijken blz. 58, 59 en 60).

3)  Met betrekking tot de naam van de ontwikkelaar van het e-Lybra apparaat is niet in geschil dat deze in de uiting ten onrechte als [naam] wordt geschreven in plaats van als [naam]”. Eerstgenoemde naam is gelijk aan die van een gespecialiseerde arts (een internist) in Amerika. De voorzitter acht het opmerkelijk dat de bij adverteerder betrokken personen die blijkens het artikel zelf een opleiding bij de ontwikkelaar van het apparaat hebben gevolgd, desondanks de naam van deze persoon verkeerd doen vermelden in het artikel, dat door hen voorafgaand aan de plaatsing is gelezen en goedgekeurd. Door deze onjuiste vermelding zal de gemiddelde consument, indien deze in verband met de advertentie de naam “[naam]” googelt, ten onrechte in de veronderstelling verkeren dat bedoelde internist bij e-Lybra is betrokken. Aan deze onjuiste indruk dragen ook de mededelingen “wetenschappelijk” en “kunnen wetenschappelijk worden aangetoond” in de uiting bij. Van betrokkenheid van een gespecialiseerde arts of het bestaan van enig wetenschappelijk bewijs is geen sprake. Op grond hiervan acht de voorzitter de uiting tevens onjuist in de zin van artikel 8.2 aanhef NRC. Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Ook om deze redenen dient de reclame-uiting oneerlijk en om die reden in strijd met artikel 7 NRC te worden geacht. Bij deze uitkomst is niet meer relevant of het gebruik van het woord “wetenschappelijk” in de uiting voldoet aan het bepaalde in artikel 10 NRC. Reeds op grond van het voorgaande dient het gebruik van dit woord immers onjuist en niet toegestaan te worden geacht. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2561

Naastgelegen stuwencomplex Hagestein ook in beeld

Voorz. RCC 14 oktober 2015, RB 2561; dossiernr. 2015/00974(Waterkrachtcentrale Maurik)
Afwijzing van de klacht. Het betreft een televisiecommercial voor “Nuon Groen uit Nederland”, waarin dit product wordt aangeprezen als “duurzame energie uit eigen land”. In de televisiecommercial is onder meer de waterkrachtcentrale Maurik te zien. De klacht: Klager stelt dat in de televisiecommercial beelden van de stuw bij Hagestein zijn te zien. Deze waterkrachtcentrale werd voorheen gebruikt door adverteerder. Zij is echter daarmee gestopt. Klager vraagt zich af waarom adverteerder dan toch nog reclame voor groene stroom maakt.

Het verweer

Dit kan als volgt worden samengevat. De stuw Hagestein maakt deel uit van het Stuwensemble Hagestein/Amerongen/Driel. Naast dit Stuwensemble is de waterkrachtcentrale Maurik van adverteerder gelegen. Deze waterkrachtcentrale van adverteerder voorziet ongeveer 8.000 huishoudens van duurzaam opgewekte elektriciteit. In de televisiecommercial wordt een beeld geschetst van waterkracht. Daarbij wordt extra de aandacht gevestigd op de waterkrachtcentrale Maurik van adverteerder, zoals ook blijkt uit het logo van adverteerder dat duidelijk op deze waterkrachtcentrale is te zien. Het is vrijwel onmogelijk om de waterkrachtcentrale Maurik in beeld te brengen zonder dat het daarnaast gelegen Stuwensemble in beeld komt.

Het oordeel van de voorzitter
Voor zover klager met zijn klacht bedoelt te stellen dat adverteerder geen gebruik maakt van waterkracht, oordeelt de voorzitter dat adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij met behulp van de waterkrachtcentrale Maurik stroom opwekt voor ongeveer 8.000 huishoudens. Deze waterkrachtcentrale komt in de televisiecommercial uitdrukkelijk in beeld, waarbij het logo van adverteerder is te zien. Dat, aanzienlijk minder prominent in beeld, ook een daarnaast gelegen stuwencomplex is te zien dat niet van adverteerder is, leidt niet tot het oordeel dat de reclame-uiting onjuist of misleidend is. De boodschap van de televisiecommercial is immers dat adverteerder “duurzame energie” levert die mede met waterkracht is opgewekt. Deze boodschap dient op grond van het voorgaande juist te worden geacht.

RB 2559

Volkswagen app zonder module slechts voor bepaalde typen auto's beschikbaar

Vzr. RCC 6 oktober 2015, RB 2559, dossiernr. 2015/00918 (Mijn Volkswagen app)
VT zonder aanbeveling. App. De uiting: Het betreft een televisiecommercial waarin de ‘Mijn Volkswagen app’ wordt aangeprezen. Aan het einde van de commercial verschijnt in beeld de mededeling: “Kijk voor meer informatie op volkswagen.nl.” De klacht: Klaagster stelt, kort samengevat, dat adverteerder in de televisiecommercial doet voorkomen alsof de app beschikbaar is voor de Volkswagen. Dit geldt echter alleen voor Volkswagens die na juni 2015 geleverd zijn. Indien men voor eerder geleverde Volkswagens de app wil gebruiken, dient men eerst een module te laten inbouwen. Deze kost ongeveer € 269,-- en daarbij dient men een tweejarig abonnement te nemen voor roaming of internet. Dit wordt niet in de televisiecommercial vermeld. Klaagster voelt zich hierdoor misleid.

Het oordeel van de voorzitter:
1)  De inleidende klacht is gericht tegen de versie van de televisiecommercial die ten tijde van het indienen van de klacht werd uitgezonden. Deze televisiecommercial eindigde met de mededeling: “Kijk voor meer informatie op volkswagen.nl”. Adverteerder heeft niet weersproken dat deze tekst onvoldoende duidelijk maakt dat de app uitsluitend beschikbaar is voor auto’s van het type Golf, Golf Variant en Sportsvan in de uitvoering Business Edition Connected die sinds juni 2015 worden geleverd. Voor auto’s vanaf bouwjaar 2010 geldt dat het mogelijk is tegen betaling een accessoire te laten inbouwen (de ‘Mijn Volkswagen Module’) die het mogelijk maakt de app te gebruiken. Nu op geen enkele wijze uit de televisiecommercial blijkt dat de app uitsluitend zonder verdere kosten geschikt is voor bepaalde typen en uitvoeringen Volkswagens, heeft adverteerder geen duidelijke informatie over de gebruiksmogelijkheden van de app verstrekt als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2)  Naar aanleiding van de reactie van adverteerder is aan klaagster gevraagd of zij de klacht nog wenste te handhaven, waarop klaagster bevestigend heeft geantwoord. Daarbij heeft zij tevens bezwaar gemaakt tegen de aangepaste versie van de televisiecommercial. De aangepaste televisiecommercial betreft echter in feite een nieuwe reclame-uiting en de voorzitter acht het niet juist in het kader van een vraag of prijs wordt gesteld op verder behandeling tevens een klacht tegen een nieuwe reclame-uiting te formuleren. Uit praktisch oogpunt overweegt de voorzitter evenwel als volgt. In de nieuwe televisiecommercial staat uitdrukkelijk: “Kijk voor beschikbaarheid op www.volkswagen.nl”. Hierdoor maakt adverteerder ondubbelzinnig duidelijk dat de app niet voor elke Volkswagen beschikbaar is. Door op de genoemde website te kijken kan men, zoals de voorzitter heeft geconstateerd, zien bij welke modellen de app reeds zonder bijkomende kosten kan worden gebruikt en bij welke modellen inbouw van de benodigde ‘Mijn Volkswagen Module’ mogelijk is alsmede welke kosten daarmee zijn gemoeid. De voorzitter ziet aldus geen aanleiding om het oordeel ten aanzien van de eerdere televisiecommercial van overeenkomstige toepassing te achten op de gewijzigde versie daarvan. Om die reden zal de voorzitter voorts gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten. Adverteerder heeft immers de reclame-uiting aangepast en meegedeeld verdere maatregelen te nemen teneinde verwarring omtrent de beschikbaarheid van de aangeprezen app te voorkomen. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.



 
RB 2558

Nieuwe slogan op billboard maakt duidelijk dat Trojka Pink alcohol bevat

Vzr. RCC 5 oktober 2015, RB 2558, dossiernr. 2015/00968 (Trojka Pink)
VT zonder aanbeveling. Billboard campagne. De uiting: Het betreft een audiovisuele uiting (billboard campagne) voor Trojka Pink die is uitgezonden via de kanalen van SBS tijdens en na een film. De klacht: Klager stelt, samengevat, dat in de reclame-uiting geen melding wordt gemaakt van het feit dat het aangeprezen product alcohol bevat, terwijl ook de educatieve slogan ‘Geen 18, geen alcohol’ ontbreekt.

Het oordeel van de voorzitter:
1)  Niet in geschil is dat in de bestreden reclame-uiting zoals deze luidde ten tijde van het indienen van de klacht, niet de slogan ‘Geen 18, geen alcohol’ werd vermeld, waardoor deze in strijd is met artikel 33 lid 1 en lid 2 RVA 2014 is. Evenmin is voldaan aan artikel 3 lid 1 RvA 2014 nu uit de reclame-uiting onvoldoende blijkt dat het gaat om alcoholhoudende drank. Dit laatste kan slechts uit de teksten op de afgebeelde fles worden afgeleid. Deze fles verschuift echter telkens in beeld en de aandacht van de teksten op de fles wordt afgeleid door wisselende foto’s in relatief groot formaat met feestende personen. De klacht is derhalve gegrond.

2)  Adverteerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij na de ontvangst van de klacht direct actie heeft ondernomen teneinde het uitzendschema en de reclame-uiting aan te passen. De nieuwe reclame-uiting vermeldt, zoals de voorzitter heeft geconstateerd, wel de voorgeschreven slogan. Door het gebruik van deze nieuwe slogan wordt tevens duidelijk gemaakt dat het gaat om alcoholhoudende drank. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 3 lid 1 RvA 2014 en artikel 33 lid 1 en lid 2 RVA 2014.

RB 2557

Radiocommercial Specsavers voldoet niet aan informatieplicht

Vzr. RCC 5 oktober 2015, RB 2567, dossiernr. 2015/00853 (Specsavers)
Aanbeveling. Radiocommercial. De uiting: Het betreft een radiocommercial waarin onder meer wordt gezegd: “Als u bij ons een bril met een montuur van 79,-- euro of meer koopt, krijgt u altijd een tweede montuur van dezelfde prijs en de glazen gratis. Dat geldt ook voor al onze merkmonturen. Dus ik krijg er een tweede montuur met dezelfde type gratis bij? Precies, vergelijk dat maar eens met uw opticien. Kijk voor alle informatie op Specsavers.nl”. De klacht: Klager stelt dat men, anders dan in de radiocommercial wordt gezegd, niet een tweede bril met hetzelfde montuur en dezelfde glazen gratis krijgt indien men een bril bij adverteerder koopt. Dit bleek toen klager een bril bij een winkel van adverteerder had gekocht en hem voor de tweede bril toch kosten in rekening werden gebracht. In de radiocommercial wordt niet gezegd dat men naar de voorwaarden moet vragen.

Het oordeel van de voorzitter:
1)  De klacht is gericht tegen een radiocommercial waarin wordt gezegd dat men bij adverteerder bij de aankoop van een bril van minimaal € 79,-- ‘altijd’ een tweede montuur van dezelfde prijs en hetzelfde type glazen gratis krijgt. In de bestreden uiting wordt derhalve op absolute wijze gezegd dat men vanaf genoemd bedrag voor de tweede bril geen extra kosten hoeft te betalen. Uit de radiocommercial blijkt niet van het bestaan van voorwaarden. Deze worden immers niet met zoveel woorden genoemd. Dit geldt ook voor de mededeling “Kijk voor alle informatie op Specsavers.nl”. Deze mededeling informeert de gemiddelde consument onvoldoende over het bestaan van voorwaarden die kunnen meebrengen dat voor een tweede bril toch kosten verschuldigd zijn, zoals bij klager het geval was. Het betreft kosten die adverteerder in rekening brengt indien men extra dunne glazen of een coating wenst.

2)  Het bestaan van voorwaarden die tot extra kosten kunnen leiden betreft essentiële informatie waarover de consument tijdig en duidelijk had dienen te worden geïnformeerd. In de onderhavige radiocommercial is blijkens het voorgaande niet aan deze informatieverplichting voldaan. De gemiddelde consument zal het daardoor kunnen ontgaan dat er voorwaarden van toepassing zijn die tot extra kosten kunnen leiden. Gelet hierop is in de onderhavige uiting sprake van het niet of op onduidelijke wijze verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC), terwijl de uiting daartoe voldoende mogelijkheden biedt. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

3)  De voorzitter neemt nota van de mededeling namens adverteerder dat de onderhavige reclame-uiting niet meer zal worden gebruikt. De voorzitter gaat ervan uit dat adverteerder in haar verdere uitingen zal voldoen aan de hiervoor bedoelde informatieplicht. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.