RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Promotionele acties  

RB 1323

Stoppen met roken niet meer vergoed

Vz (toewijzing) RCC 5 december 2011, dossiernr. 2011/01067 (stoppen-met-rokenorganisatie)

Prostop hanteert een uiting die misleidend is, aldus klager. Zonder feitelijke grondslag wordt gesuggereerd dat de dreiging groot is dat stoppen met roken volgend jaar niet meer vanuit het collectieve basiszorgpakket wordt vergoed. Klager stelt dat de meeste vormen van gedragsbegeleiding ook in 2012 onderdeel van het basiszorgpakket blijven en dat uitsluitend ondersteunende medicijnen in 2012 niet langer vergoed worden. De voorzitter wijst de klacht toe op basis van 8.2 NRC, onduidelijke informatie en daardoor oneerlijk ex 7 NRC.

De uiting spreekt over, o.a. “Het lijkt erop dat de vergoeding voor hulp bij stoppen met roken met ingang van 2012 weer wordt geschrapt.” en “Op dit moment wordt begeleiding bij het stoppen met roken vergoed door iedere zorgverzekeraar, ongeacht uw maatschappij of polis. Daarom is het verstandig om op tijd een afspraak te maken en gebruik te maken van deze regeling voordat de zorgverzekeraars deze ondersteuning in 2012 niet meer dekken.”

De Voorzitter:

Aldus wordt naar het oordeel van de voorzitter in de reclame-uiting gesuggereerd dat vanuit de regering het voornemen is om met ingang van 2012 de vergoedingsregeling in verband met hulp bij stoppen met roken in zijn geheel te schrappen. Klager heeft echter gemotiveerd aangevoerd dat dit voornemen slechts geldt voor bepaalde onderdelen van de hulp bij het stoppen met roken. Adverteerder heeft klagers stelling niet, althans onvoldoende weersproken.

Gelet op het voorgaande is de in de uiting gewekte suggestie niet dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt en is de voorzitter van oordeel dat adverteerder onjuiste dan wel onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit te nemen over een transactie, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1311

Producten niet overal verkrijgbaar

Vz (afwijzing) 3 november 2011, dossiernr. 2011/00768 (Mega magazijn opruiming: producten niet overal verkrijgbaar)

Het betreft een reclamefolder in verband met de “Mega magazijn opruiming”. In deze folder wordt onder meer een “Samsung G2 Harddisk 320 Gb” (hierna: het product) aan­geboden voor € 18,75. Op de desbetreffende pagina van de folder staat onder meer: “Producten niet overal verkrijgbaar”. De actie was geldig van 9 augustus 2011 tot en met 21 augustus 2011. Op de ingangsdatum was klager als eerste in de winkel, echter het product bleek uitverkocht te zijn, evenals in andere filialen.

Naar het oordeel van de voorzitter heeft adverteerder aannemelijk gemaakt dat het product op 9 augustus 2011 in verschillende filialen nog beschikbaar was. Gelet op het vorenstaande en gezien het feit dat onderaan de voorpagina van de folder duidelijk staat “Producten niet overal verkrijgbaar”, acht de voorzitter de klacht ongegrond.  

RB 1303

Vermelding 'onder andere'

RCC 13 februari 2012, dossiernr. 2011/01193 (Trekpleister; 6 mini flesjes? Burberry geschenkset 6 of 3 flesjes Burberry?)

Uiting: In de Trekpleister-folder staat een Burberry mini geschenkset aangeboden. Bij een foto van de geschenkset staat: “Bevat onder andere een eau de parfum Lanvin Rumeur 5 ml, London 4.5 ml en Weekend 4.5 ml.” (klik inzet). Het lijkt op een aanbieding voor 6 flesjes, waar het in werkelijkheid om slechts 3 flesjes gaat.

RCC:

Door de woorden “Bevat onder andere” in combinatie met de foto van een verpakking met daarin 3 flesjes en 3 doosjes, waarbij niet voldoende duidelijk is dat die doosjes leeg zijn, is de bestreden uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De stelling bij verweer, dat een prijs van € 15,- wel erg laag is voor 6 flesjes eau de parfum van het merk Burberry, leidt niet tot een ander oordeel. Dit verweer neemt de onduidelijkheid van de uiting naar het oordeel van de Commissie niet weg.    

 

RB 1288

HEMA NS-Dagkaart is beperkt

RCC 1 februari 2012, dossiernr. 2011/01238 (HEMA NS-Dagkaart) - pagina 2, zie ook hier.

Met dank aan Terry Häcker, drs Terry (D.W.F.) HÄCKER Marktonderzoekadvies.

De kop van de advertentie suggereert dat onbeperkt kan worden gereisd door heel Nederland, echter uit de actievoorwaarden blijkt dat de dagkaart op doordeweekse dagen pas geldig is vanaf 9u. Dat is een dusdanig inperking van het begrip onbeperkt in de aanbieding en had vermeld moeten worden.

Verweer: er is onvoldoende ruimte om alle actievoorwaarden over te nemen, deze worden op de website en op flyers in de winkel verstrekt. Het is voldoende kenbaar aan de consument.

RCC beoordeelt dat de actie "1 dag onbeperkt reizen door heel Nederland ook tijdens de kerstvakantie" die op doordeweekse dagen pas geldig is vanaf 9u00 een beperking is waar de gemiddelde consument niet bedacht op hoeft te zijn. Deze beperking wordt als essentiële informatie geacht. Er wordt strijd met art. 8.3. onder c en daardoor art. 7 NRC aangenomen. De commissie doet een aanbeveling.

 

RB 1264

Vertrekbelasting is geen luchthavenbelasting

RCC 14 november 2011, dossiernr. 2011/00868 (Fox vakanties Niet inclusief luchthavenbelasting)

Gelet op het voorgaande acht de Commissie het voldoende aannemelijk dat het in de uiting genoemde tarief inclusief luchthavenbelasting is en dat het door klaagster te betalen bedrag op het vliegveld niet ‘luchthavenbelasting’ was, maar de ter plaatse te betalen ‘vertrekbelasting’, welke kosten dienen te worden beschouwd als additionele, ter plaatse te betalen kosten waarop in de uiting wordt gewezen en welke kosten in de overige documenten nader worden toegelicht.
 
Weliswaar is derhalve sprake van een onjuiste benaming van deze kosten in het document dat klaagster ter plaatse op Bali ontving, maar niet kan worden gezegd dat hiermee de gewraakte reclame-uiting op dit punt onjuist dan wel misleidend is. Immers zijn de prijzen van de in de uiting genoemde reis inclusief luchthavenbelasting en kan, voor wat betreft de ter plaatse te betalen vertrekbelasting, nu dit een variabele kostenpost betreft, in de uiting worden volstaan met het noemen van ‘additionele kosten’ en een verwijzing naar de website.

RB 1253

Voucher-RCC zaken

RCC 19 december 2011, dossiernr. 2011/00897 (Pixum Geen 50% korting op fotoboek Pixum)

Het betreft (1)  een link op Google naar de website www.pixum.nl/fotoboek, waarin staat “50% Korting op Fotoboeken” en “Fotoboek maken met 50% korting!” en (2) de uiting op de website www.pixum.nl met als kop “50% Korting op een Pixum Fotoboek groot met hardcover”.

In de onder 2 genoemde uiting op de website www.pixum.nl wordt naar het oordeel van de Commissie voldoende duidelijk gemaakt dat de aanbieding “50% korting” alleen betrekking heeft op het daar omschreven Pixum fotoboek, formaat groot (staand), met hardcover en 26 pagina’s. Deze beperking blijkt niet uit de onder 1 genoemde uiting op Google, waar zonder voorbehoud wordt meegedeeld “50% Korting op Fotoboeken” en “Fotoboek maken met 50% korting!”.

Gelet op het vorenstaande gaat de onder 1 genoemde uiting op Google gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door deze uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Vz RCC 21 december 2011, dossiernr. 2011/01148 (Niet geldig op gehele assortiment korting niet geldig op gehele assortiment)

Het betreft een voucher van adverteerder betreffende de actie “10€ korting op uw bestelling bij Zalando”. Aan de onderzijde van de voucher staat onder meer “Geldig op het gehele assortiment”. Nu blijkt dat enkele merken zijn uitgesloten.

De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal toewijzen. Hij overweegt daartoe het volgende.

 

Als erkend is komen vast te staan dat, hoewel in de bestreden uiting staat dat de kortingsactie geldig is op het gehele assortiment, in werkelijkheid verschillende merken van de actie uitgesloten zijn. De uiting gaat derhalve gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de voorzitter de uiting misleidend en om die reden oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Dat sprake is van een zetfout neemt het misleidende karakter van de bestreden uiting niet weg, nu niet kan worden gezegd dat het  een duidelijke fout betreft.

RCC 20 december 2011, dossiernr. 2011/01060-I (Roompot bij 15 vakantieparken weekend/midweek of week boeken?)

Groupondeal (uiting).Alleen in de 3 in Duitsland gelegen vakantieparken kan men een accommodatie voor één week boeken. In de andere parken kan men alleen een midweek of een weekend boeken. Nu het niet in alle 15 parken mogelijk is om ook een accommodatie voor een week te boeken, is de uiting misleidend. Voorts is niet weersproken dat het op de voucher genoemde bedrag van € 330,00 een reëel beeld geeft van de waarde die de voucher vertegenwoordigt.
 
Op grond van bovenstaande overweging is in de uiting voor de gemiddelde consument onvolledige en onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RCC 20 december 2011, Dossiernr. 2011/01099-I (groupon/air fast tickets)

Het betreft de website www.groupon.nl waarop een voucher ter waarde van € 29,00 wordt aangeboden, waarmee men een vliegticket bij Air Fast Tickets kan kopen. Klaagster kwam op de website voor bijkomende belastingen en toeslagen alleen bedragen van € 175,- tegen. Gelet hierop acht zij het onjuist om te spreken over een bedrag van “gemiddeld  € 80,-”.

Adverteerder sub 1 noemt slechts 6 bestemmingen waarvan de bijkomende kosten liggen rond de € 80,-. Adverteerder sub 2 voert aan dat genoemd bedrag van € 80,- slechts bij benadering aangeeft aan welk bedrag men, ter zake van de bijkomende kosten, moet denken. In de uiting staat echter dat de bijkomende kosten “gemiddeld € 80,- voor een retourticket” bedragen en de juistheid daarvan is door de adverteerders niet aangetoond.

 Op grond van bovenstaande overweging is in de uiting voor de gemiddelde consument onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

 

RB 1246

Proefstuderen met oud lesmateriaal

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/01024 (LOI Proefstuderen oud lesmateriaal)

Klager voert aan dat, in tegenspraak met bovenstaande zinsneden in de brochure, het lesmateriaal gedateerd is en - voor de doorsnee cursist niet duidelijke - fouten bevat, de persoonlijke begeleiding louter via internet geschiedt en de kennis van de docenten niet up-to-date is.

Naar het oordeel van de Commissie leidt het gegeven dat het lesmateriaal van deze cursus niet geheel up-to-date is er echter niet toe dat de brochure die betrekking heeft op het gehele cursusaanbod van LOI om die reden als misleidend moet worden beschouwd. De Commissie overweegt daartoe, aan de hand van de onder “De klacht” weergegeven bestreden tekstgedeeltes, het navolgende.

Waar in de brochure wordt gesproken over de kwaliteit van het lesmateriaal en de opleidingen wordt de overtuiging van LOI over de kwaliteit in algemene zin van het cursusaanbod weergegeven, wat niet ontoelaatbaar is. Niet is gesteld of gebleken dat de kwaliteit van het LOI cursusmateriaal in het algemeen onvoldoende is.
Met betrekking tot de bestreden zinsnede dat LOI “meer dan enig ander instituut tijd en moeite (steekt) in de ontwikkeling van het lesmateriaal”, in de brochure gevolgd door de tekst “en de digitale leeromgeving”, overweegt de Commissie dat zij de juistheid van deze mededeling, mede gelet op de context, voldoende aannemelijk acht geworden.
De klacht dat LOI ten onrechte stelt “de beste docenten” te selecteren treft geen doel, nu bij de aanduiding “beste” kennelijk sprake is van enige in reclame gebruikelijke overdrijving. Daarbij speelt een rol dat “de beste docenten” geen concreet en meetbaar gegeven is.
De Commissie acht het niet onjuist de begeleiding door docenten die via internet plaatsvindt aan te duiden als “persoonlijke begeleiding”.
Ten slotte geeft de mededeling “…een boeiende opleiding, waar u ook na afloop veel aan zult hebben” naar het oordeel van de Commissie de verwachting van LOI weer en bevat deze geen “garantie”.

RB 1243

HEMA Altijd-prijzen

CVB Aanbeveling bevestigd met wijziging gronden 21 december 2011, dossiernr. 2011/00920 (Hema Brood Ältijd "1,25")

Twee weken tevoren stond bij hetzelfde brood: “altijd 1.00”. Ondanks de belofte dat de prijs gelijk zou blijven, is deze met 25% gestegen. Klager wijst er nog op dat de “altijd ….. aanduidingen” zijn te vinden door de hele winkel, niet alleen bij het brood.

Het oordeel van het College
 
1. Grief 1 is gebaseerd op de stelling dat de klacht en de reclame-uitingen zijn uitge­breid en dat de Commissie bij haar beslissing ten onrechte aanvullende informatie heeft betrokken. Dienaan­gaan­de is van belang dat de klacht specifiek betrekking heeft op het gebruik van het woord “altijd” in combinatie met de prijs van brood en het feit dat die prijs in de loop van de tijd kan wijzigen. Anders dan HEMA veron­derstelt, is de­ze klacht niet uitge­breid. Evenmin heeft de Commissie de reclame-uitingen “uitgebreid”. Hetgeen door geïn­timeerde in eerste aanleg ter vergadering is aan­ge­voerd, te we­ten dat ook vanwege de mogelijkheid van een tijdelijke prijsverla­ging niet kan wor­den ge­zegd dat het brood “altijd” voor de vermelde prijs wordt ver­kocht, kan slechts worden aan­gemerkt als een nadere onderbou­wing van de klacht. Dat voor brood geen sprake is geweest van een tijdelijke prijsverlaging, doet in dit verband niet ter zake. Nu HEMA ter ver­ga­­de­ring op de nadere onderbouwing door geïntimeerde heeft kunnen reage­ren, was er voor de Commissie ook geen aan­lei­ding om deze onderbouwing bij haar beslissing buiten be­schou­wing te laten. Grief 1 treft der­hal­ve geen doel.
 
2. Grief 2 betreft de vraag of de vermelding in de bestreden uitingen van het woord “altijd” in combinatie met de prijs van een heel bruin brood meebrengt dat deze uitingen in strijd met de waarheid zijn. HEMA heeft toegelicht dat zij ernaar streeft een prijs met de vermelding “altijd” zo lang mogelijk te hanteren, en in ieder geval een aantal jaren. Deze vermelding wordt alleen gebruikt voor basisartikelen met een groot volume. Het betreffende soort brood is, naar HEMA onweersproken heeft ge­steld, gedurende vier jaar voor € 1,-- verkocht en kost nu € 1,25.

3. Blijkens het voorgaande geeft HEMA een specifieke invulling aan het woord “altijd” in combinatie met de prijs van het brood, te weten dat die prijs zo lang mogelijk ge­handhaafd wordt maar wel kan worden gewijzigd indien zij dat nodig acht. Deze invulling wijkt af van de letterlijke betekenis van het woord “altijd”, nu dit woord een situatie weergeeft die nooit verandert. Op zichzelf genomen is het toelaatbaar in reclame-uitingen aan woorden of begrippen een specifieke invulling te geven die afwijkt van de gebrui­kelijke betekenis, maar de consument dient in dat geval wel duidelijk over die bijzondere invulling te worden geïnformeerd. Niet gesteld of ge­bleken is echter dat in de gewraakte reclame-uitingen enige uitleg over die invulling staat. Evenmin kan, anders dan HEMA stelt, de consument bij voorbaat met die specifieke invulling bekend worden ver­on­dersteld. Weliswaar ligt het niet voor de hand dat de prijs van een product nooit zou kunnen veranderen, maar HEMA geeft de consument geen informatie over de omstandigheden waaronder zij de prijs kan aanpassen en de frequentie waarin dat gebeurt.
 
4. Niet gezegd kan worden dat sprake is van kennelijke overdrij­ving. De consument kan im­mers niet weten dat de vermelding “altijd” in combinatie met de prijs van het brood slechts is bedoeld om op overdreven wijze aan te geven dat het brood “zo lang mogelijk” dezelfde prijs houdt. Wel ziet het College in hetgeen HEMA heeft aan­gevoerd aanleiding de uitingen niet in strijd met de waarheid te achten. HEMA heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met de uitingen niet heeft bedoeld te zeggen dat de prijs van het brood nooit zal kunnen stijgen.
 
5. Nu in de uitingen, waarin sprake is van een uitnodiging tot aankoop, geen enkele invulling aan het begrip “altijd” wordt gegeven, en de consument niet bekend kan worden veron­dersteld met de bijzondere beteke­nis die HEMA daaraan toekent, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Neder­landse Reclame Code (NRC). Door het ontbreken van een toelichting over die in­vul­ling mist de gemiddelde consument essentiële infor­ma­tie die hij nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Het College acht het in dit ver­band aan­nemelijk dat door het ontbreken van die informatie bij de consument de in­druk wordt gewekt dat bij HEMA de prijs van het desbetreffende brood lager is dan el­ders, omdat de prijs “altijd” hetzelfde blijft, ook als elders de prijzen stijgen. In wer­ke­lijkheid echter is er voor HEMA geen beletsel om de prijs aan te pas­sen in­dien zij dat nood­za­kelijk acht. Aldus kan de gemiddelde consument ertoe wor­den gebracht een be­sluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had geno­men. Om die reden zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
6. Derhalve wordt beslist als volgt.
 
De beslissing
 
Bevestigt de bestreden beslissing met wijziging van gronden en met dien verstande dat de gewraakte uitingen in strijd met artikel 7 NRC zijn.

RB 1242

Vuelling "alles inbegrepen"

CVB Aanbeveling met ALERT bevestigd, 21 december 2011, dossiernr. 2011/00813 (Vuelling "Alles inbegrepen")

Het betreft een uiting op de website www.vueling.com/NL/.
Daarin staat onder het kopje “Prijzen kalender” onder meer:
“Om de goedkoopste vluchten te vinden, die je het beste uitkomen, geven we je een overzicht van de huidige prijzen voor de gekozen maanden. Prijs per traject. ALLES INBEGREPEN”.

Extra bijkomende kosten onvermeld:toeslag reis 9,50 p/p (tarieven creditcard betaling)

Het oordeel van het College
 
1. Het College stelt ten aanzien van de omvang van het beroep voorop dat de Com­missie de klacht gegrond heeft geacht op basis van de primaire grondslag daarvan. Deze grondslag is specifiek gebaseerd op hetgeen onder III sub 1 RR is bepaald, en dan meer in het bijzonder op de verplichting voor een aanbieder (Vueling) om prijzen te publi­ceren inclusief de op het mo­ment van pu­blicatie bekende vaste on­vermijdbare (dat wil zeg­gen: bij­komende, on­losmakelijk aan de dienst verbonden) kosten die voor de aangeboden diensten moeten worden betaald. Omdat de Com­missie de primaire grondslag van de klacht gegrond heeft bevonden, is zij, zoals ook in de beslissing staat, niet meer toe­ge­komen aan het­geen Vueling subsidiair en tertiair in eerste aanleg heeft aangevoerd.

2. Het voorgaande brengt mee dat in be­roep dient te wor­den beoordeeld of de Com­missie terecht op basis van de primaire grondslag van de klacht aan Vueling een aan­be­veling heeft ge­daan. Indien dat het geval is, kan het­geen Vueling in beroep aanvoert met be­trekking tot de subsidiaire en tertiaire grondslagen van de klacht in deze procedure niet meer aan de orde zijn. Nu grief 1 kennelijk specifiek op die grond­sla­gen ziet, zal het College in de eerste plaats beoor­delen of grief 2 doel treft.
 
3. Vast staat dat Vueling voor elke wijze van betaling kosten in rekening brengt, met uitzondering van de betaling die plaatsvindt met een Visa Vueling credit card. Het College begrijpt het standpunt van Vueling aldus, dat nu niet in alle gevallen voor de be­taling kosten in rekening worden gebracht, deze kosten geen vaste onvermijd­ba­re kosten zijn als bedoeld in het bepaalde onder III sub 1 RR. Geïntimeerde stelt echter dat de toeslag die Vueling voor de betaling in rekening brengt, vrijwel niet te vermijden is, nu de Visa Vueling credit card een betaalmethode is waarover men in Nederland niet beschikt. In dit verband is van belang dat de Visa Vueling credit card door de Spaanse bank La Caixa wordt ver­strekt. Gelet op de naam daarvan gaat het College ervan uit dat de Visa Vueling credit card een bijzonder soort credit card is, die vooral is bedoeld om daarmee vluch­ten met Vueling te betalen. Deze credit card kan bij La Caixa of via internet kan wor­den aangevraagd.
 
4. Niet gesteld of gebleken is dat de Visa Vueling credit card inmiddels voor de Neder­landse consument een gang­baar be­taal­middel betreft. Het gaat om een credit card van een Spaanse bank die blijkbaar met een Spaanse luchtvaartmaatschappij ver­band houdt. Niet aannemelijk is dat de Nederlandse consument aan een dergelijke credit card de voorkeur geeft boven de in Nederland gebruikelijke credit cards. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de Nederlandse con­su­ment deze kaart aan­schaft en daar­mee bij Vueling beta­lin­gen doet. Uitgangspunt is daarom dat, indien de Neder­landse con­sument bij Vueling een reis boekt, dat ge­beurt met de in Neder­land ge­bruikelijke betaal­mid­delen. Voor die betalingen zijn krachtens de voorwaar­den van Vueling altijd de hiervoor bedoelde boekings­toe­slagen verschuldigd.
 
5. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van het College de wijze waarop Vueling in de gewraakte reclame-uiting informatie over de prijs geeft, niet correct en duide­­lijk. De in die uiting bedoelde uitzondering waarbij geen betalingstoeslag hoeft te worden betaald, is voor de Nederlandse consument immers niet relevant en wekt bij deze consument ten onrechte de indruk dat die toeslag optioneel is. Nu de ver­plich­ting tot betaling van die toeslag niet direct uit de uiting blijkt, heeft de Com­mis­sie deze terecht in strijd met het bepaalde onder III RR geacht.
 
6. Blijkens het voorgaande treft grief 2 geen doel. Dit impliceert tevens dat niet meer hoeft te worden ingegaan op grief 1. Derhalve dient te worden beslist als volgt.
 
De beslissing
 
Bevestigt de beslissing van de Commissie.
 
Regeling: RRA III. sub 1.

RB 1241

Laagste prijsgarantie alleen beperkt aantal concurrenten

CVB Aanbeveling met ALERT bevestigd, 21 december 2011, dossiernr. 2011/00866 (BCC Laagste prijsgarantie alleen voor beperkt aantal concurrenten)

In't kort: het oordeel van het College: bevestigd de aanbeveling van de commissie. Ook verwijzing naar algemene voorwaarden in het Burgerlijk Wetboek leidt niet tot een ander oordeel.
 
1.
Grief 1 is gebaseerd op de stelling dat de consument door de televisiecommercial er niet toe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen. Het Col­lege verwerpt deze stelling. In de televisiecommercial garandeert BCC met zoveel woorden dat zij de “aller-, allerlaagste” prijzen heeft en dat als de consument binnen een bepaalde termijn een bij BCC gekocht product elders goedkoper vindt, het prijs­verschil wordt vergoed. In de televisiecommercial laat de BCC-verkoper zelfs weten dat BCC zelf bij een lagere prijs de koper zal weten te vinden. De gemiddelde con­sument zal deze mededelingen zo op­vat­­ten dat alle pro­ducten behorend tot het as­sortiment van BCC bij laatstgenoemde het goedkoopst zijn dan wel vallen onder het systeem van “low pricing” of “beste prijs garantie” (hierna: laagste prijs­garantie). In vertrouwen hierop zal de con­su­ment kun­nen beslui­ten een bepaald product bij BCC te kopen zonder zich vooraf te oriën­te­ren op de prijzen die andere aanbieders voor dat product han­teren.
 

2.
In het laatste geval zal de consument evenwel niet altijd aanspraak kunnen maken op de laagste prijsgarantie van BCC. Deze garantie is namelijk beperkt tot de door BCC ge­selecteer­de aanbieders. Het betreft een gelimiteerd aantal winkel(keten)s die volgens BCC met haar organisatie vergelijkbaar zijn. Het College onderschrijft het oordeel van de Com­mis­sie dat het hier om een belangrijke beperking gaat. Als feit van al­ge­mene bekend­heid geldt dat de consument steeds vaker producten via in­ternet koopt. In veel gevallen zullen door voornoemde beperking deze aanko­pen zijn uitgesloten van de laagste prijsgarantie. Het­zelfde geldt voor aankopen bij aan­bieders die niet behoren tot de groep van door BCC geselec­teer­de winkelketens. Deze beperking blijkt niet uit de televisie­commercial. De commer­cial heeft immers een absolute en algemene strek­king en zal daarom door de ge­mid­delde consument zo worden op­gevat, dat de laagste prijsgarantie voor wille­keu­rig welke aanbieder geldt, derhalve ook voor be­drij­ven buiten de groep van winkel(keten)s waartoe de laagste prijsgarantie is be­perkt. Niet aannemelijk is geworden dat deze consument
uit eigen wetenschap op de hoogte is van het feit dat er aanzien­lijke beperkingen
gelden voor een beroep op de laagste prijsgarantie van BCC, laat staan dat hij weet wat deze inhouden.
3.
Dat er sprake is van een beperking in de aanbieders waar het product moet zijn gekocht om aanspraak te kunnen maken op de laagste prijsgarantie van BCC, blijkt ook niet uit de enkele verwijzing in de televisiecommercial naar de voorwaarden op www.bcc.nl. Op zichzelf genomen kan, zoals BCC terecht aanvoert, de gemiddelde consument niet verwachten dat in een televisiecommercial alle voorwaarden volle­dig worden vermeld, maar dat neemt niet weg dat die consument wel tijdig moet worden geïnformeerd over het feit dat er een belan­­grijke be­perkende voorwaarde van toepassing is, teneinde te voorkomen dat bij hem onjuiste verwach­tin­gen wor­den gewekt en hij als gevolg daarvan een besluit tot een transactie kan nemen dat hij niet zou hebben genomen indien deze essentiële informatie tijdig aan hem zou zijn ver­strekt. Het voor de reclame gebruikte medium televisie biedt welis­waar in beperkte mate ruimte voor het verstrekken van deze informatie, maar het College acht het desondanks zeer wel moge­lijk in de televisiecommercial de consument voldoende te informeren over het bestaan van bedoelde beperking.
 
4.
Aan het voorgaande doet niet af dat, zoals BCC stelt, in haar winkels folders lig­gen waarin informatie over de laagste prijsgarantie staat. De televisiecommer­cial is im­mers een zelfstandige reclame-uiting die, los van de in de winkels te verstrekken in­formatie, aan de bepalingen van de Nederlandse Reclame Code dient te voldoen.
Ook de verwijzing door BCC naar de regeling van de algemene voor­waar­den in het Burgerlijk Wetboek leidt niet tot een ander oordeel. Deze regeling betreft immers de contractuele relatie tussen partijen, welke regeling los staat van de in deze procedu­re te beantwoorden vraag of sprake is van oneerlijke recla­me. Met de Com­mis­­sie is het College van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beant­woord. Het College zal daarom het oordeel van de Commissie bekrach­tigen, ook voor zover het betreft het onder de aandacht van een breed publiek brengen van de beslissing.
 
5.
Derhalve wordt beslist als volgt.
 
De beslissing
 
Bevestigt de beslissing van de Commissie.
Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.3 aanhef
NRc (nieuw) art. 8.3 onder c.