RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Promotionele acties  

RB 1243

HEMA Altijd-prijzen

CVB Aanbeveling bevestigd met wijziging gronden 21 december 2011, dossiernr. 2011/00920 (Hema Brood Ältijd "1,25")

Twee weken tevoren stond bij hetzelfde brood: “altijd 1.00”. Ondanks de belofte dat de prijs gelijk zou blijven, is deze met 25% gestegen. Klager wijst er nog op dat de “altijd ….. aanduidingen” zijn te vinden door de hele winkel, niet alleen bij het brood.

Het oordeel van het College
 
1. Grief 1 is gebaseerd op de stelling dat de klacht en de reclame-uitingen zijn uitge­breid en dat de Commissie bij haar beslissing ten onrechte aanvullende informatie heeft betrokken. Dienaan­gaan­de is van belang dat de klacht specifiek betrekking heeft op het gebruik van het woord “altijd” in combinatie met de prijs van brood en het feit dat die prijs in de loop van de tijd kan wijzigen. Anders dan HEMA veron­derstelt, is de­ze klacht niet uitge­breid. Evenmin heeft de Commissie de reclame-uitingen “uitgebreid”. Hetgeen door geïn­timeerde in eerste aanleg ter vergadering is aan­ge­voerd, te we­ten dat ook vanwege de mogelijkheid van een tijdelijke prijsverla­ging niet kan wor­den ge­zegd dat het brood “altijd” voor de vermelde prijs wordt ver­kocht, kan slechts worden aan­gemerkt als een nadere onderbou­wing van de klacht. Dat voor brood geen sprake is geweest van een tijdelijke prijsverlaging, doet in dit verband niet ter zake. Nu HEMA ter ver­ga­­de­ring op de nadere onderbouwing door geïntimeerde heeft kunnen reage­ren, was er voor de Commissie ook geen aan­lei­ding om deze onderbouwing bij haar beslissing buiten be­schou­wing te laten. Grief 1 treft der­hal­ve geen doel.
 
2. Grief 2 betreft de vraag of de vermelding in de bestreden uitingen van het woord “altijd” in combinatie met de prijs van een heel bruin brood meebrengt dat deze uitingen in strijd met de waarheid zijn. HEMA heeft toegelicht dat zij ernaar streeft een prijs met de vermelding “altijd” zo lang mogelijk te hanteren, en in ieder geval een aantal jaren. Deze vermelding wordt alleen gebruikt voor basisartikelen met een groot volume. Het betreffende soort brood is, naar HEMA onweersproken heeft ge­steld, gedurende vier jaar voor € 1,-- verkocht en kost nu € 1,25.

3. Blijkens het voorgaande geeft HEMA een specifieke invulling aan het woord “altijd” in combinatie met de prijs van het brood, te weten dat die prijs zo lang mogelijk ge­handhaafd wordt maar wel kan worden gewijzigd indien zij dat nodig acht. Deze invulling wijkt af van de letterlijke betekenis van het woord “altijd”, nu dit woord een situatie weergeeft die nooit verandert. Op zichzelf genomen is het toelaatbaar in reclame-uitingen aan woorden of begrippen een specifieke invulling te geven die afwijkt van de gebrui­kelijke betekenis, maar de consument dient in dat geval wel duidelijk over die bijzondere invulling te worden geïnformeerd. Niet gesteld of ge­bleken is echter dat in de gewraakte reclame-uitingen enige uitleg over die invulling staat. Evenmin kan, anders dan HEMA stelt, de consument bij voorbaat met die specifieke invulling bekend worden ver­on­dersteld. Weliswaar ligt het niet voor de hand dat de prijs van een product nooit zou kunnen veranderen, maar HEMA geeft de consument geen informatie over de omstandigheden waaronder zij de prijs kan aanpassen en de frequentie waarin dat gebeurt.
 
4. Niet gezegd kan worden dat sprake is van kennelijke overdrij­ving. De consument kan im­mers niet weten dat de vermelding “altijd” in combinatie met de prijs van het brood slechts is bedoeld om op overdreven wijze aan te geven dat het brood “zo lang mogelijk” dezelfde prijs houdt. Wel ziet het College in hetgeen HEMA heeft aan­gevoerd aanleiding de uitingen niet in strijd met de waarheid te achten. HEMA heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met de uitingen niet heeft bedoeld te zeggen dat de prijs van het brood nooit zal kunnen stijgen.
 
5. Nu in de uitingen, waarin sprake is van een uitnodiging tot aankoop, geen enkele invulling aan het begrip “altijd” wordt gegeven, en de consument niet bekend kan worden veron­dersteld met de bijzondere beteke­nis die HEMA daaraan toekent, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Neder­landse Reclame Code (NRC). Door het ontbreken van een toelichting over die in­vul­ling mist de gemiddelde consument essentiële infor­ma­tie die hij nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Het College acht het in dit ver­band aan­nemelijk dat door het ontbreken van die informatie bij de consument de in­druk wordt gewekt dat bij HEMA de prijs van het desbetreffende brood lager is dan el­ders, omdat de prijs “altijd” hetzelfde blijft, ook als elders de prijzen stijgen. In wer­ke­lijkheid echter is er voor HEMA geen beletsel om de prijs aan te pas­sen in­dien zij dat nood­za­kelijk acht. Aldus kan de gemiddelde consument ertoe wor­den gebracht een be­sluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had geno­men. Om die reden zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
6. Derhalve wordt beslist als volgt.
 
De beslissing
 
Bevestigt de bestreden beslissing met wijziging van gronden en met dien verstande dat de gewraakte uitingen in strijd met artikel 7 NRC zijn.

RB 1242

Vuelling "alles inbegrepen"

CVB Aanbeveling met ALERT bevestigd, 21 december 2011, dossiernr. 2011/00813 (Vuelling "Alles inbegrepen")

Het betreft een uiting op de website www.vueling.com/NL/.
Daarin staat onder het kopje “Prijzen kalender” onder meer:
“Om de goedkoopste vluchten te vinden, die je het beste uitkomen, geven we je een overzicht van de huidige prijzen voor de gekozen maanden. Prijs per traject. ALLES INBEGREPEN”.

Extra bijkomende kosten onvermeld:toeslag reis 9,50 p/p (tarieven creditcard betaling)

Het oordeel van het College
 
1. Het College stelt ten aanzien van de omvang van het beroep voorop dat de Com­missie de klacht gegrond heeft geacht op basis van de primaire grondslag daarvan. Deze grondslag is specifiek gebaseerd op hetgeen onder III sub 1 RR is bepaald, en dan meer in het bijzonder op de verplichting voor een aanbieder (Vueling) om prijzen te publi­ceren inclusief de op het mo­ment van pu­blicatie bekende vaste on­vermijdbare (dat wil zeg­gen: bij­komende, on­losmakelijk aan de dienst verbonden) kosten die voor de aangeboden diensten moeten worden betaald. Omdat de Com­missie de primaire grondslag van de klacht gegrond heeft bevonden, is zij, zoals ook in de beslissing staat, niet meer toe­ge­komen aan het­geen Vueling subsidiair en tertiair in eerste aanleg heeft aangevoerd.

2. Het voorgaande brengt mee dat in be­roep dient te wor­den beoordeeld of de Com­missie terecht op basis van de primaire grondslag van de klacht aan Vueling een aan­be­veling heeft ge­daan. Indien dat het geval is, kan het­geen Vueling in beroep aanvoert met be­trekking tot de subsidiaire en tertiaire grondslagen van de klacht in deze procedure niet meer aan de orde zijn. Nu grief 1 kennelijk specifiek op die grond­sla­gen ziet, zal het College in de eerste plaats beoor­delen of grief 2 doel treft.
 
3. Vast staat dat Vueling voor elke wijze van betaling kosten in rekening brengt, met uitzondering van de betaling die plaatsvindt met een Visa Vueling credit card. Het College begrijpt het standpunt van Vueling aldus, dat nu niet in alle gevallen voor de be­taling kosten in rekening worden gebracht, deze kosten geen vaste onvermijd­ba­re kosten zijn als bedoeld in het bepaalde onder III sub 1 RR. Geïntimeerde stelt echter dat de toeslag die Vueling voor de betaling in rekening brengt, vrijwel niet te vermijden is, nu de Visa Vueling credit card een betaalmethode is waarover men in Nederland niet beschikt. In dit verband is van belang dat de Visa Vueling credit card door de Spaanse bank La Caixa wordt ver­strekt. Gelet op de naam daarvan gaat het College ervan uit dat de Visa Vueling credit card een bijzonder soort credit card is, die vooral is bedoeld om daarmee vluch­ten met Vueling te betalen. Deze credit card kan bij La Caixa of via internet kan wor­den aangevraagd.
 
4. Niet gesteld of gebleken is dat de Visa Vueling credit card inmiddels voor de Neder­landse consument een gang­baar be­taal­middel betreft. Het gaat om een credit card van een Spaanse bank die blijkbaar met een Spaanse luchtvaartmaatschappij ver­band houdt. Niet aannemelijk is dat de Nederlandse consument aan een dergelijke credit card de voorkeur geeft boven de in Nederland gebruikelijke credit cards. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de Nederlandse con­su­ment deze kaart aan­schaft en daar­mee bij Vueling beta­lin­gen doet. Uitgangspunt is daarom dat, indien de Neder­landse con­sument bij Vueling een reis boekt, dat ge­beurt met de in Neder­land ge­bruikelijke betaal­mid­delen. Voor die betalingen zijn krachtens de voorwaar­den van Vueling altijd de hiervoor bedoelde boekings­toe­slagen verschuldigd.
 
5. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van het College de wijze waarop Vueling in de gewraakte reclame-uiting informatie over de prijs geeft, niet correct en duide­­lijk. De in die uiting bedoelde uitzondering waarbij geen betalingstoeslag hoeft te worden betaald, is voor de Nederlandse consument immers niet relevant en wekt bij deze consument ten onrechte de indruk dat die toeslag optioneel is. Nu de ver­plich­ting tot betaling van die toeslag niet direct uit de uiting blijkt, heeft de Com­mis­sie deze terecht in strijd met het bepaalde onder III RR geacht.
 
6. Blijkens het voorgaande treft grief 2 geen doel. Dit impliceert tevens dat niet meer hoeft te worden ingegaan op grief 1. Derhalve dient te worden beslist als volgt.
 
De beslissing
 
Bevestigt de beslissing van de Commissie.
 
Regeling: RRA III. sub 1.

RB 1241

Laagste prijsgarantie alleen beperkt aantal concurrenten

CVB Aanbeveling met ALERT bevestigd, 21 december 2011, dossiernr. 2011/00866 (BCC Laagste prijsgarantie alleen voor beperkt aantal concurrenten)

In't kort: het oordeel van het College: bevestigd de aanbeveling van de commissie. Ook verwijzing naar algemene voorwaarden in het Burgerlijk Wetboek leidt niet tot een ander oordeel.
 
1.
Grief 1 is gebaseerd op de stelling dat de consument door de televisiecommercial er niet toe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen. Het Col­lege verwerpt deze stelling. In de televisiecommercial garandeert BCC met zoveel woorden dat zij de “aller-, allerlaagste” prijzen heeft en dat als de consument binnen een bepaalde termijn een bij BCC gekocht product elders goedkoper vindt, het prijs­verschil wordt vergoed. In de televisiecommercial laat de BCC-verkoper zelfs weten dat BCC zelf bij een lagere prijs de koper zal weten te vinden. De gemiddelde con­sument zal deze mededelingen zo op­vat­­ten dat alle pro­ducten behorend tot het as­sortiment van BCC bij laatstgenoemde het goedkoopst zijn dan wel vallen onder het systeem van “low pricing” of “beste prijs garantie” (hierna: laagste prijs­garantie). In vertrouwen hierop zal de con­su­ment kun­nen beslui­ten een bepaald product bij BCC te kopen zonder zich vooraf te oriën­te­ren op de prijzen die andere aanbieders voor dat product han­teren.
 

2.
In het laatste geval zal de consument evenwel niet altijd aanspraak kunnen maken op de laagste prijsgarantie van BCC. Deze garantie is namelijk beperkt tot de door BCC ge­selecteer­de aanbieders. Het betreft een gelimiteerd aantal winkel(keten)s die volgens BCC met haar organisatie vergelijkbaar zijn. Het College onderschrijft het oordeel van de Com­mis­sie dat het hier om een belangrijke beperking gaat. Als feit van al­ge­mene bekend­heid geldt dat de consument steeds vaker producten via in­ternet koopt. In veel gevallen zullen door voornoemde beperking deze aanko­pen zijn uitgesloten van de laagste prijsgarantie. Het­zelfde geldt voor aankopen bij aan­bieders die niet behoren tot de groep van door BCC geselec­teer­de winkelketens. Deze beperking blijkt niet uit de televisie­commercial. De commer­cial heeft immers een absolute en algemene strek­king en zal daarom door de ge­mid­delde consument zo worden op­gevat, dat de laagste prijsgarantie voor wille­keu­rig welke aanbieder geldt, derhalve ook voor be­drij­ven buiten de groep van winkel(keten)s waartoe de laagste prijsgarantie is be­perkt. Niet aannemelijk is geworden dat deze consument
uit eigen wetenschap op de hoogte is van het feit dat er aanzien­lijke beperkingen
gelden voor een beroep op de laagste prijsgarantie van BCC, laat staan dat hij weet wat deze inhouden.
3.
Dat er sprake is van een beperking in de aanbieders waar het product moet zijn gekocht om aanspraak te kunnen maken op de laagste prijsgarantie van BCC, blijkt ook niet uit de enkele verwijzing in de televisiecommercial naar de voorwaarden op www.bcc.nl. Op zichzelf genomen kan, zoals BCC terecht aanvoert, de gemiddelde consument niet verwachten dat in een televisiecommercial alle voorwaarden volle­dig worden vermeld, maar dat neemt niet weg dat die consument wel tijdig moet worden geïnformeerd over het feit dat er een belan­­grijke be­perkende voorwaarde van toepassing is, teneinde te voorkomen dat bij hem onjuiste verwach­tin­gen wor­den gewekt en hij als gevolg daarvan een besluit tot een transactie kan nemen dat hij niet zou hebben genomen indien deze essentiële informatie tijdig aan hem zou zijn ver­strekt. Het voor de reclame gebruikte medium televisie biedt welis­waar in beperkte mate ruimte voor het verstrekken van deze informatie, maar het College acht het desondanks zeer wel moge­lijk in de televisiecommercial de consument voldoende te informeren over het bestaan van bedoelde beperking.
 
4.
Aan het voorgaande doet niet af dat, zoals BCC stelt, in haar winkels folders lig­gen waarin informatie over de laagste prijsgarantie staat. De televisiecommer­cial is im­mers een zelfstandige reclame-uiting die, los van de in de winkels te verstrekken in­formatie, aan de bepalingen van de Nederlandse Reclame Code dient te voldoen.
Ook de verwijzing door BCC naar de regeling van de algemene voor­waar­den in het Burgerlijk Wetboek leidt niet tot een ander oordeel. Deze regeling betreft immers de contractuele relatie tussen partijen, welke regeling los staat van de in deze procedu­re te beantwoorden vraag of sprake is van oneerlijke recla­me. Met de Com­mis­­sie is het College van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beant­woord. Het College zal daarom het oordeel van de Commissie bekrach­tigen, ook voor zover het betreft het onder de aandacht van een breed publiek brengen van de beslissing.
 
5.
Derhalve wordt beslist als volgt.
 
De beslissing
 
Bevestigt de beslissing van de Commissie.
Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.3 aanhef
NRc (nieuw) art. 8.3 onder c.

RB 1221

Beware the link

RCC Uitspraak 8 november 2011, dossiernr. 2011/00362 (Actiecoupon Panasonic)

Met samenvatting van Eva Rog-den Ouden, Hoogenraad & Haak advocaten.

Panasonic heeft tijdens een actie essentiële informatieve achtergehouden (nl. sluitingsdatum actie) die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit te nemen over een transactie. Klager doet mee aan de actie via een bij Google gevonden link - namelijk www.actiecoupon.nl/p3d/ (van Online Retail Service B.V.). Bij aanschaf van een Panasonic 3D TV werd via deze site een ‘3D Blu-ray speler’ en een Avatar film cadeau gedaan. Daarvoor moest klager een aantal gegevens en e-mails uitprinten en naar adverteerder opsturen. Achteraf blijkt echter dat de actieperiode al was verlopen, waardoor klager niet (meer) in aanmerking kwam voor de aanbieding. Klager is hierover niet geïnformeerd op de website die hij via Google had gevonden. Ook de actievoorwaarden waren niet op die website vermeld. Volgens klager is dit misleidend.

Panasonic stelt dat de voorwaarden en de actieperiode van deze actie duidelijk en intensief via verschillende mediakanalen gecommuniceerd. Volgens Panasonic heeft zij op geen enkele manier de link via Google naar buiten gebracht. Met andere woorden, Panasonic vindt dat zij niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de inhoud van de link die klager via Google heeft gevonden. Panasonic wordt door de RCC in een tussenbeslissing in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken over het (niet) bestaan van een samenwerkingsverband met deze website.

Panasonic stelt nog steeds dat geen samenwerkingsverband bestaat met de actiewebsite. Klager heeft echter, na enig speurwerk, ontdekt dat de eigenaar van de betreffende website www.actiecoupon.com (Buspro) wel degelijk samenwerkt met Panasonic en vaker acties voor Panasonic organiseert. Volgens de RCC heeft Panasonic onvoldoende weersproken dat Buspro in opdracht van verweerder werkt (namelijk alleen via een inhoudelijke e-mail “buiten het dossier om” en de RCC slaat daar geen acht op). De Commissie is van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van Panasonic is om er op toe te zien dat reclame van een in opdracht van haar uitgevoerde actie in overeenstemming is met de Nederlandse Reclame Code. Panasonic houdt essentiële informatie achter die de gemiddelde consument nodig heeft om en geïnformeerd besluit over een transactie te nemen en handelt in strijd met artikel 7 en 8.3 aanhef en onder c NRC.

RB 1210

Retour gedeelte aankoopbedrag

RCC 4 november 2011, dossiernr. 2011/00860 (Braun / Oral B retour gedeelte aankoopbedrag niet mogelijk)

Een te downloaden reclamefolder waar via de website kortings/retourmogelijkheid na aanschaf wordt aangeboden. Een paarse tandenborstel komt (blijkbaar) niet in aanmerking voor de actie. Het terugvorderen van het bedrag wordt moeilijk gemaakt, zo stelt klager, omdat IBAN en BIC-nummers worden gevraagd.

Adverteerder erkend de ongelukkige afwikkeling, echter de voorwaarden zijn eveneens online te raadplegen, de kleur van de tandenborstel doet er niet toe.

Commissie: De extra handeling van invullen van bankgegevens is geen onoverkomelijke belemmering om tot €50 retour te ontvangen. Verder:

Adverteerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een fout van klager bij het invullen van het formulier of van een andere omstandigheid die geen afbreuk doet aan de juistheid van de uiting. Aldus gaat de uiting naar het oordeel van de Commissie gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van het bestaan van een specifiek prijsvoordeel als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1209

Groupon maakt advies en korting niet aannemelijk

RCC 4 november 2011, dossiernr. 2011/00890 (groupon juistheid adviesprijs en korting van 47% niet aannemelijk gemaakt).

Promotionele actie. Aanbieding op website www.groupon.nl van een “Olympus VG 130 14 megapixels met verschillende accessoires verkrijgbaar (waarde tot € 199)” voor het bedrag “vanaf € 79,00” en met “korting 47%”: De normale prijs van deze camera bij hetzelfde bedrijf als waar de camera via Groupon wordt gekocht, is € 82,95. Bij een andere aanbieder kost de camera zonder Groupon-korting zelfs maar € 78. Er is dus geen sprake van een korting van 47%. Adviesprijs, zo luidt het verweer is €149.

Commissie: Adverteerder heeft aangevoerd bij de mededeling dat 47% korting wordt verleend te zijn uitgegaan van de adviesprijs van de aangeboden digitale camera,  die volgens adverteerder € 149 bedraagt. Nu klager gemotiveerd heeft bestreden dat de actieprijs van(af) € 79 daadwerkelijk een korting van 47% ten opzichte van de normale prijs betekent, ligt het op de weg van adverteerder de juistheid van de door haar gehanteerde ‘adviesprijs’ en de beweerdelijk verleende korting aannemelijk te maken. Hierin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet geslaagd.
 
Gelet hierop is de uiting voor de gemiddelde consument onjuist ten aanzien van het bestaan van een specifiek prijsvoordeel als bedoeld in artikel 8.2 onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1199

Bewijs actieproducten wel aanwezig

CVB 10 november 2011, dossiernr. 2011/00307 (kruidvat / 4 flessen fructies €5,00 product niet aanwezig)

Bewijs ten aanzien van hoeveelheden actieproducten in specifiek filiaal gedurende de gehele actieperiode. Het betreft de voor de periode 22 t/m 27 maart 2011 aangekondigde aanbieding van 4 stuks Fructis shampoo of conditioner voor € 5,00 in de huis-aan-huis verspreide folder van Kruidvat. In citaten:

Oordeel van de Commissie:
Op basis van het totale en het gemiddelde aantal verkochte actieproducten valt echter niet te beoordelen of de voor een afzonderlijk filiaal beschikbare voorraad redelijk was. Nu klaagster bekend heeft gemaakt welk Kruidvat-filiaal door haar is bezocht, had het op de weg van adverteerder gelegen na te gaan welke voorraad Fructis actieproducten voor dit filiaal beschikbaar was. Adverteerder heeft dit achterwege gelaten. Gelet hierop acht de Commissie niet aannemelijk geworden dat de aangeprezen Fructis actieproducten in voldoende mate aanwezig zijn geweest in het Kruidvat-filiaal Dijkcentrum te Roosendaal.

Tussenbeslissing 3. Nu geïnti­meerde concreet heeft geklaagd over het feit dat, naar zij stelt, in het door haar bezochte filiaal gedurende de gehele actieperiode geen Fructis actieproducten te koop waren, alsmede dat deze producten tijdens de actie ook niet werden aange­vuld, terwijl de actieproducten daarna weer in de schappen lagen, lag het op grond van het voorgaande op de weg van Kruidvat om aanne­melijk te ma­ken dat in het des­betreffende filiaal tijdens de ac­tie de Fructis actieproduc­ten kon­den wor­den ge­kocht. Kruid­vat diende daartoe gegevens van het desbetreffende filiaal over te leg­gen. Uit die gege­vens zou dienen te blijken dat de actie­producten in het filiaal aan­we­zig waren in een hoe­veelheid die, rekening houdend met het product, de omvang van de voor het pro­duct gevoerde reclame en de aan­geboden prijs redelijk is.

4. Kruidvat heeft tot op heden geen inlichtingen verschaft over de voorraad Fructis actieproducten in het desbetreffende filiaal. Het College acht het aangewezen om Kruid­vat alsnog in staat te stellen door middel van stukken aannemelijk te maken dat gedurende de actieperiode in het desbetreffende filiaal de Fructis actie­pro­ducten in voldoende mate te koop waren.

Eindbeslissing 5. Voorts is het College van oordeel dat uit de overgelegde gegevens blijkt dat de actieproducten in het desbetreffende filiaal aanwezig waren in een hoeveelheid die, rekening houdend met het product, de omvang van de voor het product gevoer­de reclame en de aangeboden prijs, redelijk is. Hierbij acht het College met name van belang dat er bij het einde van de actie een voorraad van 48 actieproducten was, waarbij bovendien ook nog diverse combinaties mogelijk waren.

RB 1180

Achteraf opsturen van actievoorwaarden

Rechtbank Amsterdam 28 oktober 2011, LJN BU2117 

Actievoorwaarden. Overeenkomst tot levering gas en elektriciteit. Vordering tot betaling. Beroep van leverancier op actievoorwaarden wordt afgewezen omdat deze niet bij sluiten van de overeenkomst bekend zijn gemaakt. Leverancier heeft mogelijk bijgedragen aan voortijdige beëindiging van overeenkomst, zodat geen aanspraak kan worden gemaakt op opzegvergoeding.

[eiseres] ziet echter over het hoofd dat een dergelijke voorwaarde om gelding te hebben direct bij het sluiten van de overeenkomst bekend moet worden gemaakt en dat het achteraf opsturen van zg. Actievoorwaarden of Algemene Voorwaarden dit verzuim niet kan repareren

7. Op het verweer van [gedaagde] ten aanzien van de 1000 kWh heeft [eiseres] gezegd dat dat alleen gold wanneer [gedaagde] minstens een jaar klant van [eiseres] zou blijven. [gedaagde] heeft echter de overeenkomst na vier maanden beëindigd. [eiseres] ziet echter over het hoofd dat een dergelijke voorwaarde om gelding te hebben direct bij het sluiten van de overeenkomst bekend moet worden gemaakt en dat het achteraf opsturen van zg. Actievoorwaarden of Algemene Voorwaarden dit verzuim niet kan repareren. Nu niet is gesteld door [eiseres] dat de medewerkster van [eiseres] bij het telefonisch sluiten van de overeenkomst deze voorwaarde bekend heeft gemaakt wordt hier niet van uitgegaan, zodat er geen reden is om ten aanzien van dit punt de geluidsopname te gaan beluisteren die is gemaakt van het sluiten van de overeenkomst.

RB 1172

Ledenwerving NPL

CVB 18 oktober 2011, Dossiernr. 2011/00629 (Veronicagids - Activeer geluksnummer naar Veronica-actie = ledenwerven NPL)

In navolging van RCC 24 augustus 2011. In Veronica Magazine staat een geluksnummer waarmee aan ´gratis kans´ kan worden geactiveerd, echter dit lijkt in een later stadium meer op een ledenwervingsactie voor de Nationale Postcode Loterij. Omissie (dan wel te laat gegeven essentiële informatie).

Naar door adverteerders is erkend, diende men, om op de in de uiting genoemde website www.veronicamagazine.nl-zomer ‘gratis kans’ te maken op ‘grandioze prijzen’, op deze site eerst het ‘opt-in’ vakje met de tekst: “De Nationale Postcode Loterij mag mij per telefoon benaderen voor acties van de loterij” aan te vinken.

Het voorgaande wordt niet in de bestreden reclame-uiting vermeld. Weliswaar is onderin de uiting, naast het logo van Veronica Magazine, tevens het logo van de Postcode Loterij afgebeeld en staat in kleine letters tussen de logo’s in dat men, om mee te doen ‘al je gegevens’ moet invullen ‘om kans te maken op één van de prijzen’, maar niet blijkt daaruit dat men, om naar deze prijzen mee te kunnen dingen, verplicht wordt om ermee in te stemmen om door NPL telefonisch te worden benaderd voor haar acties.

De Commissie is van oordeel dat deze informatie voor de consument essentieel is om een goed geïnformeerd besluit te nemen met betrekking tot de keuze om al dan niet mee te dingen naar de prijzen en dat deze informatie daarom in de uiting had moeten staan.

RCC: omissie dan wel te laat verstrekken van essentiële informatie.

CVB bekrachtigd beslissing van RCC, in citaten:

 

1. In de onderhavige uiting wordt de lezer opgeroepen zijn “wincode” op de actieweb­site van adverteerder te activeren. In de uiting staat niet dat activeren uitsluitend mogelijk is indien men toestemming aan de NPL geeft om telefonisch door haar te worden benaderd voor acties. Deze voorwaarde staat evenmin bij de in de uiting vermelde verkorte actievoorwaarden. Als gevolg hiervan zal de consument niet op het bestaan van deze voorwaarde bedacht zijn. Deze voorwaarde blijkt ook niet uit de vermel­ding van de naam van de NPL in de uiting. Weliswaar kan de consument uit dit laatste afleiden dat de actie in combinatie met de NPL wordt georganiseerd, maar niet dat men voor deelname aan de actie moet instemmen met telefoni­sche benadering door de NPL. Pas door de actiewebsite te bezoeken en/of de ac­tie­voor­waarden op internet te bekijken, kan men zien dat deze voorwaarde wordt gesteld.
 
2. Het College onderschrijft het oordeel van de Commissie dat de reclame-uiting op grond van het voorgaande mis­leidend is. De voorwaarde dat men toestemming aan de NPL moet geven om telefonisch door haar benaderd te worden voor acties, dient naar het oordeel van het College te worden beschouwd als een belangrijke beper­king ten aanzien van de mogelijkheid om aan de actie mee te doen, en der­halve als essentiële in­forma­tie die reeds in de reclame-uiting had dienen te worden vermeld.
 
3. Dat sprake is van essentiële informatie volgt ook uit de omstandigheid dat de consument door bedoelde voorwaar­de wordt ge­dwon­gen in te stem­men met tele­mar­keting door de NPL, óók indien hij zich heeft aan­ge­meld voor het zo­ge­naamde Bel-me-niet Re­gis­ter. De voor­waarde impliceert derhalve dat in voor­komende gevallen ten gunste van de NPL een uitzondering wordt gemaakt op het verbod als bedoeld in artikel 11.7 lid 9 van de Telecommunicatiewet, welke be­paling luidt als volgt: “Het is verboden om communicatie als bedoeld in het vijfde lid over te brengen aan een abonnee die door opname van zijn contactgegevens in het register te kennen heeft gegeven deze ongevraagde communicatie niet te willen ontvangen.”
 
4. Het College acht het aannemelijk dat het ontbreken van informatie over bedoelde voor­waarde van invloed kan zijn op het besluit van de gemiddelde consument om aan de actie deel te nemen, en dientengevolge ertoe kan leiden dat die consument aan de actie besluit deel te nemen terwijl hij dat niet zou hebben gedaan indien hij reeds in de reclame-uiting over bedoel­de voorwaarde juist zou zijn geïnformeerd. In dat geval stelt de con­sument zich bloot aan een indringende wijze van reclame ma­ken met als mogelijk gevolg dat hij gaat deelnemen aan de Nationale Postcode Lo­terij. Dat de informatie over de voorwaarde wel op de actiewebsi­te en in de volledige actie­voor­waar­den staat, kan aan het misleidende karakter van de reclame-uiting die het ge­volg is van het ontbreken van deze infor­matie niet in betekenende mate afdoen.

RB 1162

Waardebon voor volgend bezoek

RCC 3 oktober 2011, Dossiernr. 2011/00773 (Vakantieveilingen.nl Waardebon t.w.v. €24,50 bij volgend saunabezoek =vrijkaartje voor 2e persoon)

Klager heeft op de website van VakantieVeilingen.nl geboden op een veiling van een sauna-arrangement van Sauna de Veluwe. Hierbij werd een waardebon van € 24,50 aangeboden bij een volgend saunabezoek. De waardebon bleek echter een vrijkaartje te zijn voor een tweede persoon bij een volgend bezoek. Dit blijkt niet uit het aanbod. De waardebon is daarom niet duidelijk en daardoor misleidend.

Verweer Emesa: De consu­ment had uit de context, met name de veilingprijs, kunnen afleiden dat er voorwaarden verbonden zouden zijn aan de waardebon. De consument kan zich over deze voorwaar­den laten informeren. De veilingtekst is inmiddels aangepast.

Verweer Sauna & Beauty de Veluwe: De klacht betreft de bonus bij het sauna-arrangement namelijk een waardebon ter waar­de van € 24,50 te besteden bij een volgend bezoek aan Sauna & Beauty de Veluwe. De mededeling “ter waarde van” is niet gelijk aan “vrij te besteden”. Verder betreft het een arrangement voor twee personen dat door klager wordt gebruikt voor één persoon.

Commissie: uitleg dat bon uitsluitend kan worden gebruik om bij een volgend bezoek als betalende klant een andere persoon zonder bijbetaling mee te nemen, lig niet voor de hand. Geen duidelijke informatie, misleidend en oneerlijk. Aanbeveling volgt.

Adverteerders bieden in de reclame-uiting een sauna-arrangement aan voor twee per­sonen , inclusief een waardebon ter waarde van 24,50, te besteden bij een volgend bezoek aan Sauna & Beauty de Veluwe. In de uiting staat geen informatie over de wijze waarop de waardebon dient te worden besteed. Evenmin wordt daarnaar verwezen.

 

De Commissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de gemiddelde consu­ment geen rekening hoeft te houden met het feit dat adverteerder de woorden “inclusief waardebon (…) te besteden bij een volgend bezoek” aldus uitlegt, dat de waardebon uitsluitend kan worden gebruikt om bij een volgend bezoek als betalende klant een an­de­re persoon zonder bijbetaling te kunnen meenemen. Deze uitleg ligt naar het oordeel van de Commissie in het onderhavige geval ook niet voor de hand. Hierbij is van belang dat in de reclame-uiting staat dat bij Sauna & Beauty de Veluwe optionele behan­delin­gen en lunches te verkrijgen zijn, hetgeen de suggestie wekt dat de waardebon ook voor derge­lijke doeleinden kan worden gebruikt. Uit het enkele feit dat het arrangement is bedoeld voor twee personen bij het eerste bezoek, zal de gemiddelde consument niet afleiden dat de waarbon slechts op de hiervoor omschreven wijze kan worden verzilverd. Ook de veilingprijs wijst hier onvoldoende duidelijk op.

 

Blijkens het voorgaande is geen duidelijke informatie verstrekt over de voornaamste kenmerken van de waardebon als bedoeld onder artikel 8.2 van de Nederlandse Re­clame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.