RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Misleidende en vergelijkende reclame  

RB 3284

Uitspraak ingezonden door Rutger Stoop en Darya Bondarchuk, Brinkhof.

Prijsdifferentiatie in Google Shopping is geen misleidende reclame

Rechtspraak (NL/EU) 25 feb 2019, RB 3284; C/16/4772285 (123inkt tegen Prindo), https://reclameboek.nl/artikelen/prijsdifferentiatie-in-google-shopping-is-geen-misleidende-reclame

Rechtbank Midden-Nederland 25 februari 2019, IEF18263, Rb 3284; C/16/4772285 (123inkt tegen Prindo). Kort geding. 123inkt en Prindo houden zich beide bezig met de verkoop van printerbenodigdheden en kantoorartikelen via webshops. Beide ondernemingen bieden hun producten aan via Google Shopping. 123inkt is van mening dat Prindo zich bij het gebruik van Google Shopping schuldig maakt aan misleidende reclame, misleidende (oneerlijke) handelspraktijken en misleidende vergelijkende reclame omdat Prindo op haar eigen site hogere prijzen hanteert dan bij prijsvergelijkingen van Google Shopping. De rechtbank overweegt met betrekking tot de misleidende reclame dat Prindo onrechtmatig handelt indien de mededeling in een of meer opzichten misleidend is. Volgens 123inkt is dit het geval nu (bij Google Shopping) nergens melding wordt gemaakt van het feit dat de getoonde prijs in feite een actie betreft. De voorzieningenrechter volgt 123inkt echter niet in dit verweer en overweegt dat een ondernemer in beginsel vrij is om zijn producten aan te bieden waar hij wil tegen de prijs die hij wil. Daarnaast kunnen klanten van Prindo het product gewoon bestellen, en krijgen zij deze dan ook geleverd tegen de in Google Shopping getoonde prijs. Nu 123inkt zich met betrekking tot haar vorderingen die zien op misleidende (oneerlijke) handelspraktijken en misleidende vergelijkende reclame op dezelfde feiten beroept, wijst de rechter ook alle vorderingen van 123print af. Daarnaast wordt 123inkt veroordeeld in de proceskosten.

RB 2371

Fair Play toezegging NVM misleidend want biedt geen garantie

RCC 5 maart 2015, RB 2371, dossiernr. 2014/00480 (Fair Play NVM)
Misleiding. Aanbeveling. De uiting: Het betreft een krantenadvertentie met de aanhef: “Wij spelen Fair Play”. Daarin staat onder het kopje: “De NVM erecode: úw garantie voor eerlijk zakendoen bij aankoop of verkoop van een huis” onder meer: “Als u een huis gaat kopen of verkopen kies dan een makelaar die is aangesloten bij de NVM. Want de NVM hanteert eigen Fair Play regels, de NVM Erecode, waar iedere NVM-makelaar zich aan moet houden. Zo mag hij bijvoorbeeld niet gelijktijdig voor de aankopende en verkopende partij optreden (…). Aan een NVM-makelaar die zich niet aan de Erecode houdt, delen wij een gepaste ‘kaart’ uit. Maar gelukkig komt dat zelden voor, zodat u de garantie heeft dat een NVM-makelaar deskundig, onafhankelijk en alleen in úw belang optreedt” (…)”.

De klacht:

Adverteerder lijkt de consument te willen beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken, maar treedt niet op bij schending van de NVM Erecode. Klager maakt met name bezwaar tegen de slogan “Wij spelen Fair Play”.

Klager verwijst naar de inhoud van zijn bij de klacht overgelegde brief van 30 juni 2014 aan de NVM. Daaruit blijkt -zo stelt klager- dat de NVM op de hoogte is van een aantal ernstige overtredingen door NVM-kantoren, maar dat niet-naleving van de regels wordt gedoogd. De reclame ‘Fair Play’ acht klager dan ook misleidend voor de consument en de vastgoedmarkt.

In de brief van 30 juni 2014 aan de NVM vraagt klager waarom “de consument toch een goed gevoel bij een NVM-makelaar zou moeten krijgen, in het geval dat NVM-makelaars wel gelijktijdig voor de aankopende en verkopende partij (kunnen) optreden”. Bij twee door klager genoemde NVM-makelaars is er naar zijn mening sprake van schijn en is de onafhankelijkheid niet gewaarborgd. Ter toelichting hiervan stelt klager onder meer het volgende.

1. De ene makelaar is al jaren (mede-)eigenaar van de andere makelaar.

2. Beide makelaars houden al jarenlang kantoor in hetzelfde pand.

3. Bij de twee kantoren van de ene makelaar zijn nagenoeg dezelfde medewerkers werkzaam als bij de andere makelaar.

4. Indien de naam van één van de vestigingen van de ene makelaar wordt ingetoetst, verschijnt de naam van een onderdeel van de andere makelaar.

Het oordeel:

Klager heeft gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de bestreden advertentie waarin onder de aanhef “Wij spelen Fair Play” onder meer staat:

“De NVM erecode: úw garantie voor eerlijk zakendoen bij aankoop of verkoop van een huis” en

“Aan een NVM-makelaar die zich niet aan de Erecode houdt, delen wij een gepaste ‘kaart’ uit. Maar gelukkig komt dat zelden voor, zodat u de garantie heeft dat een NVM-makelaar deskundig, onafhankelijk en alleen in úw belang optreedt” (…)”.

Meer in het bijzonder heeft klager met betrekking tot twee door hem genoemde NVM-makelaars in twijfel getrokken dat er sprake is van onafhankelijk optreden, dit onder verwijzing (in de punten 1 tot en met 4 van “De klacht” hierboven) naar volgens klager bestaande eigendomsverhoudingen en omstandigheden waaronder de betreffende makelaars werkzaam zijn.

Vervolgens is adverteerder niet inhoudelijk op klagers stellingen ingegaan. Adverteerder heeft volstaan met de mededeling dat klager ter onderbouwing van zijn stellingen geen stukken heeft overgelegd. Voorts heeft adverteerder verwezen naar de mogelijkheid om een klacht in te dienen in het kader van de tuchtrechtspraak van de NVM en gesteld dat dat klachten van klager, ingediend bij tuchtrechtsprekende colleges binnen de NVM, ook in hoger beroep ongegrond zijn verklaard. Niet is gesteld of gebleken dat deze ongegrond verklaarde klachten zijn gebaseerd op de stellingen die klager in de onderhavige procedure inneemt.

Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder, mede gelet op de gemotiveerde stellingen van klager, niet voldoende aannemelijk gemaakt dat men “de garantie” heeft “dat een NVM-makelaar deskundig, onafhankelijk en alleen in úw belang optreedt”.

Een enkele verwijzing naar het geldende tuchtrecht is daartoe in het licht van deze stellingen onvoldoende. In zoverre acht de Commissie de uiting te absoluut en daardoor onjuist. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

 

RB 2041

“Overbodig-campagne” Ziggo misleidend

College van Beroep 30 januari 2014, dossiernummer 2013/00955 (Ziggo/Reggefiber)

Vergelijkende reclame. Misleidend. Aanbeveling. Wanneer Reggefiber een dergelijke ‘vraagbundelingscampagne’ organiseert in een gebied waar Ziggo haar kabelnetwerk exploiteert, blijkt Ziggo te reageren met de “Overbodig-campagne”. Reggefiber bestrijdt het oordeel van de Commissie met betrekking tot de volgende uitingen: • de flyer voor zover het betreft de mededeling: “Waarom doet Ziggo niet mee aan het glasvezelnetwerk? Ziggo heeft een eigen glasvezelkabelnetwerk.” en de mededeling: Overstappen is dus overbodig.”• de abriposter voor zover het betreft de mededeling: “Overbodig. Wat je al hebt, heb je niet nodig. Baarn is met kabel net zo goed voorbereid op de toekomst als met glasvezel.” Beiden uitingen worden beoordeeld aan de hand van artikel 13 NRC. Het College vernietigt de bestreden beslissing en acht de bestreden uitingen in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC en beveelt Ziggo aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

7. Het College acht het aannemelijk dat de flyer de gemiddelde consument kan beïnvloeden bij de keuze om belangstelling te uiten voor de aanleg van een FttH-netwerk. Het is immers heel goed mogelijk dat deze consument door de inhoud van de flyer zal afzien van het uiten van dergelijke belangstelling, in de - onjuiste - veronderstelling dat een FttH-netwerk geen toegevoegde waarde heeft vergeleken met het Ziggo-netwerk. [..]

8. Het voorgaande impliceert dat de boodschap dat het door Reggefiber eventueel aan te leggen FttH-netwerk “overbodig” is, eveneens misleidend dient te worden geacht. Ook deze boodschap kan in feite niet los worden gezien van de mededelingen die Ziggo doet over “de aanleg van een 2e glasvezelnetwerk” en het feit dat zij over een “eigen glasvezelkabelnetwerk” beschikt en de suggestie dat de Ziggo-klant geen voordelen van het door Reggefiber aan te leggen FttH-netwerk hoeft te verwachten. [..] Door de misleidende suggestie dat de netwerken van partijen geen wezenlijke verschillen vertonen en de aanleg van een nieuw FttH-netwerk door Reggefiber in dat opzicht “overbodig” is, kan de gemiddelde consument ertoe worden gebracht af te zien van het uiten van belangstelling voor laatstgenoemd netwerk, hetgeen de kans op de aanleg van dit netwerk en de mogelijkheid te kunnen “overstappen” verkleint. Ook in dat opzicht acht het College de flyer misleidend in de zin van artikel 8.2 aanhef en onder a NRC en in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

9. Voormeld oordeel geldt ook voor de abriposter. Deze uiting verkondigt in feite dezelfde boodschap als de flyer. Door een situatie te schetsen waarin een verkoper een product aanbiedt dat de koper al duidelijk zichtbaar in bezit heeft en daarbij het woord “overbodig” te gebruiken, wordt immers wederom de suggestie gewekt dat het door Reggefiber aan te leggen FttH-netwerk in feite identiek is aan het Ziggo-netwerk en geen voordelen biedt voor de consument. Ook deze uiting dient op grond van het voorgaande in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC te worden geacht.[..]

10.  De grieven treffen blijkens het voorgaande doel voor zover de klacht is gebaseerd op misleiding in verband met de mededelingen ten aanzien waarvan de Commissie de klacht heeft afgewezen, voor zover daartegen beroep is ingesteld.[..]

12. In het incidenteel appel geldt eveneens als maatstaf de eisen die zijn opgenomen in artikel 13 NRC. Meer in het bijzonder dient beoordeeld te worden of de Commissie terecht de informatie in punt 6 van de flyer met betrekking tot de keuzevrijheid van de consument misleidend heeft geacht. [..]

De beslissing in het principaal appel [30 januari 2014]
Het College vernietigt de bestreden beslissing voor zover in het principaal appel aan de orde, te weten ten aanzien van het oordeel van de Commissie als in die beslissing vermeld onder II tweede alinea, en onder IV. Het College acht de bestreden uitingen ook in zoverre in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC en beveelt Ziggo aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De beslissing in het incidenteel appel [30 januari 2014]
Het College bekrachtigt de beslissing van de Commissie voor zover in incidenteel appel aan de orde.

RB 2010

Richtlijn vergelijkende reclame medische (zelfzorg)hulpmiddelen met -geneesmiddelen

Richtlijn vergelijkende reclame medische (zelfzorg)hulpmiddelen met (zelfzorg)geneesmiddelen, versie: December 2013 Binnen de zelfzorg is de markt voor medische hulpmiddelen sterk in beweging. Relatief veel, recente productintroducties binnen de zelfzorg hebben de wettelijke status van medisch hulpmiddel. Er wordt derhalve relatief veel promotie voor medische hulpmiddelen gemaakt. Sinds 2009 is de Code Publieksreclame Medische zelfzorg Hulpmiddelen (CPMH1 ) van kracht. Deze Code stelt binnen de zelfregulering kaders en regels voor verantwoorde reclame. Eind 2010 is deze Code met onder meer adverteerders geevalueerd. Dit heeft geleid tot een nieuwe versie van de CPMH die begin 2011 van kracht is geworden. De Keuringsraad KOAG/KAG krijgt steeds vaker (reclame-)uitingen ter beoordeling, waarbij medische hulpmiddelen worden vergeleken met geneesmiddelen Deze richtlijn geeft, binnen de het huidige wettelijke en zelfregulerende kader, een richtlijn voor vergelijkende reclame met medische hulpmiddelen om zo verantwoorde reclame mogelijk te maken en te houden.

Kort samengevat:

  • Vergelijkende reclame van een medisch hulpmiddel met een zelfzorg geneesmiddel is mogelijk;
  • De vergelijking mag niet over de therapeutische werking mag gaan, maar kan wel op alle andere eigenschappen betrekking hebben;
  • Bij de toetsing door de Keuringsraad op plausibiliteit, moet adverteerder
    een objectieve, wetenschappelijke onderbouwing aanleveren.
RB 1739

Voldoende blijk van een stelling 'gratis energie door de zon'

Vzr. RCC 22 april 2013, dossiernr. 2013/00246 (Gratis energie door de zon)
Solar PanelsMisleidende reclame. Zwarte lijst. Drukpers. Het betreft een advertentie in De Schelde Post waarin adverteerder zonnepanelen aanprijst onder de aanhef 'Gratis energie door de zon'. Klager is van mening dat deze mededeling misleidend is.

De voorzitter is van oordeel dat van misleiding geen sprake is. In zijn geheel bezien, blijkt uit de advertentie voldoende dat adverteerder slechts stelt dat door de zon geleverde energie gratis is.

RB 1727

Hoogste slagingspercentage zonder nadere toelichting is onvoldoende duidelijk

RCC 4 april 2013, dossiernr. 2013/00113 (Jongepier Mobility Masters)

Digitale marketing. Betreft een uiting op www.jongepier.nl waarin staat: 'landelijke dekking' en 'Hoogste slagingspercentage'. Elders staat 'cursuskosten fase 1 en 2 van € 4489,00 nu voor € 3590,00 uw voordeel € 899,00'. Klager voert aan dat de mededeling van het slagingspercentage en landelijke dekking onjuist is en daardoor misleidend. Tevens legt klager een lijst over met 4 door andere gehanteerde prijzen waarbij hij bestrijdt dat voor een instructeursopleiding de aangeboden prijs van Jongepier kan worden gehanteerd. Verkoop onder de kostprijs is zijns inziens onmogelijk en niet toegestaan.

Niet duidelijk is dat hier is bedoeld het hoogste slagingspercentage van de twee grootste aanbieders van rijinstructeur opleidingen, terwijl er kleinere opleiders zijn, met hogere slagingspercentages. De Commissie acht de uiting voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk ten aanzien van de voordelen die de opleiding van adverteerder biedt. De uiting is misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Klager heeft zijn stelling ten aanzien van de 'landelijke dekking' onvoldoende onderbouwd. Dit onderdeel van de klacht wordt ongegrond verklaard.

Ad a.
In de bestreden uiting staat zonder nadere toelichting: “Hoogste slagingspercentage”. Niet duidelijk is dat hier is bedoeld het hoogste slagingspercentage van de twee grootste aanbieders van rijinstructeur opleidingen, terwijl er kleinere opleiders zijn, met hogere slagingspercentages. Wat dit betreft acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk ten aanzien van de voordelen die de opleiding van adverteerder biedt. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
Ad b.
Klager heeft zijn stelling, dat de mededeling “Landelijke dekking” onjuist is, niet onderbouwd. Gelet hierop en nu adverteerder onweersproken heeft meegedeeld dat zij haar opleidingen in heel Nederland aanbiedt, acht de Commissie dit onderdeel van de klacht ongegrond.
RB 1724

Onveilige wensballonnen en onjuiste productinformatie

Rechtbank Rotterdam 4 april 2013, LJN BZ8322 (Warenwetboetes onveilige wensballonnen)
Rechtspraak.nl: Warenwetboetes in verband met onveilige wensballonnen en onjuiste productinformatie. Eén van de twee boetes wordt gehandhaafd.

De omvang van dit geding is beperkt tot het bestreden besluit dat ziet op de handhaving van twee bestuurlijke boetes wegens gedragingen van eiser in de onderzoeksperiode juni 2010 tot en met november 2010, zoals is vermeld in het primaire besluit van 1 juli 2011. Hieruit volgt tevens dat de diverse beroepsgronden van eiser die zien op door hem gestelde gedragingen die hebben geleid tot het risicoanalyserapport van VWA niet ter zake doen in deze procedure en dat de klachten van eiser ter zake het afhandelen van zijn verzoeken om goedkeuring van de aangepaste ballonnen dit zelfde lot delen.

Gelet op de voorhanden stukken en hetgeen ter zitting is verklaard moet de rechtbank constateren dat de gedragingen die in het proces-verbaal van de controleambtenaar van 8 april 2011 zijn aangeduid als constatering 2 en constatering 3 buiten de onderzoeksperiode juni 2010 tot en met november 2010 vallen. De test van drie wensballonnen of gelukslampionnen die plaatsvond op 8 maart 2011 had betrekking op ballonnen die door eiser waren aangeleverd in februari 2011, derhalve op een tijdstip na de onderzoeksperiode. Dat die ballonnen zijn verhandeld in de periode in geding is niet komen vast te staan. Eiser heeft immers onbetwist gesteld dat hij achtereenvolgens verschillende soorten wensballonnen heeft verhandeld.

Ten aanzien van de vermelding op de website van eiser dat de ballonnen voldoen aan de wettelijke eisen komt uit de stukken slechts naar voren dat een dergelijke vermelding plaatshad in 2011, dus niet ook ten tijde in geding. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van één van de twee boetes in stand.

4.2. Gelet op de voorhanden stukken en hetgeen ter zitting is verklaard moet de rechtbank constateren dat de gedragingen die in het proces-verbaal van Spanjerberg van 8 april 2011 zijn aangeduid als constatering 2 en constatering 3 buiten de onderzoeksperiode juni 2010 tot en met november 2010 vallen. De test van drie wensballonnen of gelukslampionnen die plaatsvond op 8 maart 2011 had betrekking op ballonnen die door eiser waren aangeleverd in februari 2011, derhalve op een tijdstip na de onderzoeksperiode. Dat die ballonnen zijn verhandeld in de periode in geding is niet komen vast te staan. Eiser heeft immers onbetwist gesteld dat hij achtereenvolgens verschillende soorten wensballonnen heeft verhandeld. Ten aanzien van de vermelding op de website van eiser dat de ballonnen voldoen aan de wettelijke eisen komt uit de stukken slechts naar voren dat een dergelijke vermelding plaatshad in 2011, dus niet ook ten tijde in geding.

4.3. De minister heeft derhalve ten onrechte die constateringen betrokken in de onderhavige besluitvorming. Het bestreden besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking, zodat het beroep gegrond is. De beroepsgronden die betrekking hebben op het vertrouwensbeginsel en op veronderstelde manipulatie van bewijs van de op 8 maart 2011 geteste ballonnen hoeven derhalve geen bespreking meer.

5.5. Met betrekking tot de overtreding van artikel 18, aanhef en onder a, van de Warenwet is de rechtbank van oordeel dat de minister bevoegd was het per 9 november 2010 van toepassing zijnde tarief van € 795,00 toe te passen, nu de onderzochte wensballon is verkocht op 12 november 2010, dus na de tariefswijziging. De minister heeft evenwel voor de overtreding van artikel 18, aanhef en onder a, van de Warenwet een bestuurlijke boete van € 525,00 opgelegd, overigens zonder dat hij toepassing heeft willen geven aan artikel 5:46, derde lid, van de Awb. Nu de rechtbank met de minister geen aanleiding ziet voor (verdere) matiging op de voet van artikel 5:46, derde lid, van de Awb, is eiser door de vaststelling van de boetehoogte door de minister niet benadeeld.

5.6. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten voor zover daarin de bestuurlijke boete van € 525,00 wegens overtreding van artikel 18, aanhef en onder a, van de Warenwet is gehandhaafd. Zij ziet aanleiding het besluit van 1 juli 2011 te herroepen voor zover dit besluit ziet op de oplegging van een bestuurlijke boete van € 795,00 wegens overtreding van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder b, van de Warenwet. Voorts bepaalt zij dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit.

RB 1723

Positieve resultaat wordt toegeschreven aan andere therapie

Rechtbank Oost-Nederland 13 maart 2013, LJN BZ6680 (OrthoPharma B.V. tegen Centrum voor Gezondheid WelenZijn Gelderse Vallei V.O.F.)
Misleidende reclame. Concurrentiebeding. OrthoPharma ontwikkelt en produceert orthomoleculaire gezondheidsproducten en voedingssupplementen. Tevens ontwikkelt zij hiervoor behandelingsplannen en therapieën. Deze zaak heeft betrekking op de therapiecombinatie Momentum, zijnde een afslankprogramma. OrthoPharma, WELenZIJN en distributeur Beau Ligne B.V. hebben op 3 maart 2010 een overeenkomst gesloten, waarbij OrthoPharma aan WELenZIJN als Consulent het niet-overdraagbare exclusieve recht heeft verleend om de OrthoPharma  producten in een aangewezen rayon te verkopen. Hierbij is er een concurrentiebeding opgenomen. Beau Ligne heeft in november 2011 een concept voor een nieuwe aanstellingsovereenkomst voorgelegd, welke WELenZIJN niet heeft ondertekend. WELenZIJN heeft vervolgens een eigen therapieconcept ontwikkeld, de WEZtherapie. OrthoPharma vordert een verklaring voor recht dat WELenZIJN het concurrentiebeding heeft overtreden en onrechtmatig jegens OrthoPharma heeft gehandeld door het gebruik van misleidende reclame.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft OrthoPharma als eerse haar contractuele verbintenissen inzake de vermarkting van het product geschonden en kan derhalve WELenZIJN niet verwijten dat zij met een concurrerend product de markt op gaan. Het concurrentiebeding is niet geschonden. Dit geldt niet voor de vordering met betrekking tot misleidende reclame. Nu WELenZIJN stelt dat referenties op haar websites zien op de therapieën waarbij al dan niet het product Momentum is gebruikt, terwijl in het kader van de WEZtherapie een ander product wordt verkocht. Dit is misleidend. Het relevante publiek zal het positieve resultaat toeschrijven aan de WEZtherapie, terwijl deze ten dele hadden moeten worden toegeschreven aan het product Momentum van OrthoPharma. WELenZIJN heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld jegens OrthoPharma. De partijen worden derhalve beide gedeeltelijk in het ongelijk gesteld.

4.6.  OrthoPharma heeft dus zelf als eerste haar contractuele verbintenissen inzake de vermarkting van het product geschonden en zij kan dan WELenZIJN niet verwijten dat WELenZIJN met een concurrerend product de markt op gaat. De consequentie is dat de gevorderde verklaring voor recht inzake de overtreding van het concurrentiebeding moet worden afgewezen, evenals de hierop gebaseerde vordering tot schadevergoeding.

4.7.  Dit geldt niet voor de vorderingen inzake de misleidende reclame. Deze vorderingen zijn immers niet alleen op het contract gebaseerd, maar ook op een onrechtmatige daad, en wel die van artikel 6:194 BW. Met de lijst van ervaringen van klanten op haar website, die teruggaan tot 17 juni 2010, suggereert WELenZIJN dat het allemaal ervaringen betreft met haar WEZtherapie en afvallen als resultaat. Nu WELenZIJN zelf stelt dat die referenties zien op therapieën waarbij al dan niet het product Momentum is gebruikt, terwijl in het kader van de nieuwe WEZtherapie een ander product wordt verkocht, is deze reclame misleidend, omdat het daarvoor in aanmerking komende publiek het positieve resultaat (afvallen) geheel of in overwegende mate zal toeschrijven aan de nieuwe WEZ-therapie en de nieuwe supplementen, die in 2010 en 2011 nog niet ontwikkeld waren, terwijl die positieve ervaringen minst genomen ten dele hadden moeten worden toegeschreven aan het product Momentum van OrthoPharma.
RB 567
  • 1 - 9 van 9